Referendumverordening voor de gemeente Zutphen 2005

Geldend van 01-01-2006 t/m 14-10-2015

Intitulé

Referendumverordening voor de gemeente Zutphen 2005

De raad van de gemeente Zutphen,

gelezen het voorstel van de fracties van D66 en SP van 21 oktober 2005 met nummer Griffie 11271;

gelet op artikel 149 Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de hierna volgende Referendumverordening voor de gemeente Zutphen 2005.

A. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Referendum: de raadgevende of correctief-raadgevende volksstemming, waarbij kiesgerechtigden zich uitspreken over een door de raad te nemen besluit of genomen besluit;

  • b.

    Een voorstel aan de raad: een in de raad aanhangig voorstel van het college, dan wel een initiatiefvoorstel als bedoeld in artikel 36 van het Reglement van orde;

  • c.

    Kiezer: de kiesgerechtigde als bedoeld in artikel 15 lid 2;

  • d.

    Raad: de raad van de gemeente Zutphen;

  • e.

    College: het college van burgemeester en wethouders van Zutphen;

  • f.

    Reglement van orde: het Reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Zutphen 2005.

Artikel 2 Strekking van deze verordening

Deze verordening stelt regels voor twee typen referenda:

  • a.

    Een raadgevend referendum op initiatief van de raad, zoals bedoeld in artikel 7.

  • b.

    Een correctief raadgevend referendum op initiatief van inwoners van Zutphen, zoals bedoeld in artikel 9.

Artikel 3 Toepassingsgebied

Een referendum wordt gehouden onder de kiezers van het gehele grondgebied van de gemeente Zutphen.

B. Onderwerpen van een referendum

Artikel 4 Onderwerp van referendum

Een referendum kan worden gehouden over voorstellen aan of beslissingen van de raad.

Artikel 5 Onderwerpen waarover een referendum niet mogelijk is

Een referendum wordt niet gehouden over de volgende onderwerpen:

  • a.

    Een voorstel aan of een besluit van de raad als orgaan voor bezwaar en (administratief) beroep, alsmede besluiten tot het voeren van rechtsgedingen;

  • b.

    Een voorstel aan of een besluit van de raad over individuele kwesties, zoals subsidiebeschikkingen, vergunningen, ontheffingen, benoemingen, ontslagen, schorsingen, kwijtscheldingen, schenkingen, besluiten over rechtspositionele aangelegenheden aangaande de griffier of griffiemedewerkers;

  • c.

    Een voorstel aan of een besluit van de raad tot het vaststellen van de begroting, de voorjaarsnota en de (...)jaarrekening, alsmede tot de vaststelling van gemeentelijke tarieven, heffingen en belastingen;

  • d.

    Een voorstel aan of een besluit van de raad die, naar het oordeel van de raad, hun grondslag vinden in een eerder genomen beslissing waarover een referendum is gehouden;

  • e.

    Een voorstel aan of een besluit van de raad waarin de raad als gevolg van regels van hogere overheden of de wetgever weinig of geen beleidsvrijheid heeft;

  • f.

    Een voorstel aan of een besluit van de raad in het kader van deze verordening;

  • g.

    Een voorstel aan of een besluit van de raad waarvan de raad van mening is dat er andere dan bovengenoemde dringende redenen zijn om geen referendum te houden.

C. Initiatief tot een referendum

Artikel 6 De raad besluit over het houden van een referendum

Een referendum kan alleen worden gehouden indien de raad daartoe heeft besloten.

Hoofdstuk C1 Initiatief van de raad

Artikel 7 Referendum op initiatief van de raad

Op verzoek van een raadslid of het college kan de raad besluiten tot het houden van een raadgevend referendum over een voorstel aan de raad.

Artikel 8 Procedure referendum op initiatief van de raad

  • 1. Het verzoek als bedoeld in het vorige artikel wordt schriftelijk gedaan bij de voorzitter van de raad.

  • 2. De raad beslist over het verzoek in de eerstvolgende vergadering waarvoor een oproep als bedoeld in artikel 3:1 van het Reglement van orde wordt verzonden.

C2 Initiatief van de bevolking

Artikel 9 Referendum op initiatief van de bevolking

Op verzoek van kiezers kan de raad besluiten tot het houden van een correctief raadplegend referendum over een genomen raadsbesluit.

Artikel 10 Procedure referendum op initiatief van de bevolking

  • 1. Over een raadsbesluit dat in beginsel voor een referendum in aanmerking komt, kan binnen twee weken na bekendmaking van dat besluit een schriftelijk inleidend verzoek daartoe, zoals bedoeld in de artikelen 7 en 9, worden gedaan.

  • 2. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt ingediend bij het college. Het is gedateerd, vermeldt om welk besluit van de raad het gaat en bevat de namen, voorletters, adressen en handtekeningen van ten minste vijfenzeventig kiezers.

  • 3. Het college beoordeelt het inleidende verzoek:

    • a.

      indien niet aan de voorwaarden van het tweede lid is voldaan, besluit het college tot afwijzing van het inleidend verzoek en deelt deze beslissing zo spoedig mogelijk aan de raad mee.

    • b.

      indien wel aan de voorwaarden van het tweede lid is voldaan, schort het college, voor zover het daartoe bevoegd is, de uitvoering van het betreffende raadsbesluit op en geeft uitvoering aan het vierde tot en met het zesde lid van dit artikel.

  • 4. Het college geeft zo spoedig mogelijk na zijn besluit overeenkomstig lid 3 onder b. openbaar kennis van de mogelijkheid van kiezers tot het steunen van een aanvraag voor een referendum. Het stelt daartoe een formulier vast, waarop tenminste de naam, de voorletters en het adres van de aanvragers, alsmede hun handtekening moeten worden ingevuld. Het college geeft regels voor het indienen van ingevulde formulieren.

  • 5. De termijn waarbinnen formulieren tot het steunen van de aanvraag voor het referendum kunnen worden ingediend is zes weken na de openbare kennisgeving als bedoeld in het vierde lid.

  • 6. Het college beoordeelt de ingediende formulieren bedoeld in het vijfde lid:

    • a.

      indien het aantal ontvangen geldige formulieren minimaal tweemaal de kiesdrempel (dat is het aantal stemmen dat nodig zou zijn voor twee raadszetels) van de laatst gehouden verkiezingen voor de gemeenteraad bedraagt, doet het college zo spoedig mogelijk een voorstel aan de raad tot het houden van een referendum.

    • b.

      indien het aantal ontvangen geldige formulieren minder dan tweemaal de kiesdrempel van de laatst gehouden verkiezingen voor de gemeenteraad bedraagt, doet het college zo spoedig mogelijk een voorstel aan de raad om de aanvraag van het referendum af te wijzen.

Artikel 11 De beslissing van de raad over het houden van een referendum

  • 1. De raad neemt uiterlijk binnen vier weken na een voorstel van het college, zoals bedoeld in artikel 10, zesde lid onder a. of b., een beslissing of er wel of niet een referendum zal worden gehouden.

  • 2. Indien de raad afwijzend beslist op een voorstel zoals bedoeld in artikel 10, zesde lid onder a., doet hij dat voldoende gemotiveerd.

D. De vraagstelling van een referendum

Artikel 12 De vraagstelling van het referendum

  • 1. De raad beslist over de vraagstelling en de antwoordcategorieën van een referendum.

  • 2. Als regel luidt de vraagstelling, zowel bij een referendum als bedoeld in artikel 7 als in artikel 9, als volgt: “Bent u het eens met het raadsvoorstel c.q. raadsbesluit?”. Op deze vraag is slechts een antwoord “ja” of “nee” mogelijk.

  • 3. In bijzondere gevallen kan de raad gemotiveerd van de regel in het tweede lid afwijken.

E. Het verloop van een referendum

Artikel 13 Uitvoering

  • 1. Het college is belast met de uitvoering van het raadsbesluit tot het houden van een referendum.

  • 2. Nadat de raad ingevolge artikel 11 heeft besloten een referendum te houden, bepaalt het college, gehoord de betrokken raadscommissie, de datum van het referendum, die ligt binnen drie maanden na het raadsbesluit.

  • 3. Het college regelt de bestuurlijke en ambtelijke coördinatie.

Artikel 14 Openbare kennisgeving van het referendum

  • 1. Het college brengt het raadsbesluit tot het houden van een referendum ter openbare kennis.

  • 2. Het raadsvoorstel c.q. raadsbesluit waarover het referendum gaat ligt, met eventuele bijbehorende stukken, voor een ieder ter inzage. Hiervan wordt melding gemaakt in de openbare kennisgeving.

Artikel 15 De stemming

  • 1. Ten behoeve van het referendum houdt het college een afzonderlijk kiesregister bij, waarin de kiesgerechtigden voor het referendum worden opgenomen.

  • 2. Kiesgerechtigd zijn diegenen die op de dag van het referendum op grond van de Kieswet kiesgerechtigd zouden zijn voor de verkiezing van de gemeenteraad van Zutphen.

  • 3. Een kiesgerechtigde voor het referendum ontvangt een persoonlijke oproepingskaart.

  • 4. Het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt ook als er sprake is van een combinatie met een verkiezing voor leden van een vertegenwoordigend orgaan.

  • 5. Deelname aan het referendum door middel van een volmacht of in een ander stemlokaal dan waarvoor de oproeping geldt, is mogelijk.

  • 6. De bepalingen van de Kieswet voor wat betreft de raadsverkiezingen zijn overigens, voor zover nodig, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16 Praktische zaken met betrekking tot de stemming

  • 1. Het referendum vindt plaats in de stemlokalen die worden gebruikt voor de stemming bij verkiezing van leden van vertegenwoordigende organen. Indien er geen sprake is van een combinatie met zodanige verkiezingen, kan het college besluiten minder stemlokalen te gebruiken.

  • 2. Het college geeft regels voor de organisatie van het referendum, waaronder begrepen het eventuele gebruik van stemmachines.

  • 3. De stembureaus stellen na de sluiting van het stemlokaal het aantal voor- en tegenstemmers vast, evenals eventueel het aantal ongeldig uitgebrachte stemmen.

  • 4. Het college stelt op basis van de uitslagen van de stembureaus de uitslag van de stemming vast.

F. Geldigheid en uitslag

Artikel 17 Geldigheid van het referendum en vaststelling van de uitslag

  • 1. Het referendum wordt als geldig beschouwd, indien het totaal aantal uitgebrachte geldige stemmen tenminste 2/3 bedraagt van het totaal aantal uitgebrachte geldige stemmen bij de laatst gehouden verkiezingen voor de gemeenteraad.

  • 2. De uitslag van het referendum wordt bepaald op basis van de gewone meerderheid van het totaal aantal uitgebrachte, geldige stemmen. De uitslag wordt openbaar gemaakt.

G. Gevolgen van het referendum

Artikel 18 Referendum op initiatief van de raad

De raad neemt binnen vier weken nadat de uitslag van een referendum als bedoeld in artikel 7 bekend is gemaakt een besluit over het voorstel aan de raad dat voorwerp van het referendum was. Hij betrekt hierbij de uitslag van het referendum en motiveert zijn besluit in relatie tot deze uitslag.

Artikel 19 Referendum op initiatief van de bevolking

  • 1. De raad neemt binnen vier weken nadat de uitslag van een referendum als bedoeld in artikel 9 bekend is gemaakt, overeenkomstig het tweede lid van dit artikel een nieuw besluit over het raadsbesluit dat voorwerp van het referendum was, en waarvan de uitvoering op grond van artikel 10 lid 3. onder b. is opgeschort.

  • 2a indien de uitslag van het referendum aangeeft dat het betreffende raadsbesluit wordt gesteund, bevestigt de raad dit besluit. Het college voert het besluit uit.

  • 2b indien de uitslag van het referendum aangeeft dat het betreffende raadsbesluit niet wordt gesteund, neemt de raad een nieuw besluit. Hij betrekt hierbij de uitslag van het referendum en motiveert zijn besluit in relatie tot deze uitslag.

H. Financiële aspecten

Artikel 20 Budget

Tegelijk met een besluit om ingevolge artikel 11 een referendum te houden, besluit de raad tot beschikbaarstelling van voldoende geldmiddelen voor de uitvoering daarvan.

I. Slotbepalingen

Artikel 21 Strafbepalingen

Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft hij die bij de stemming over het referendum:

  • a.

    stembiljetten of volmachtbewijzen namaakt of vervalst, met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • b.

    stembiljetten of volmachtbewijzen die hijzelf heeft nagemaakt of vervalst, of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken, dan wel deze in voorraad heeft met het oogmerk ze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • c.

    als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden.

Artikel 22 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Referendumverordening voor de gemeente Zutphen 2005”.

Artikel 23 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag van de maand, volgende op die waarin de bekendmaking heeft plaatsgevonden.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van

de raad van de gemeente Zutphen,

gehouden op:

De voorzitter, de griffier,

Toelichting op de Referendumverordening voor de gemeente Zutphen 2005

Algemeen

Sinds de Tijdelijke referendumwet door de centrale overheid is ingetrokken, beschikte onze gemeente daardoor niet meer over een referendumverordening. Omdat het in voorkomende gevallen nuttig en noodzakelijk kan zijn dat burgers zich rechtstreeks uitspreken, is deze verordening vastgesteld.Het is een verordening waarvan op voorhand duidelijk is, dat er niet vaak gebruik van zal worden gemaakt. Het houden van een referendum is een tijdrovende en kostbare aangelegenheid, en moet alleen in bijzondere gevallen worden toegepast. Daarbij kan het ten eerste gaan om een raadsbesluit waarvan de raad tevoren de mening van de bevolking wil horen (op initiatief van de raad). Ten tweede kan het gaan om een genomen raadsbesluit, waarvan de bevolking vindt dat hierover haar mening moet worden gevraagd (op initiatief van de bevolking). In beide gevallen is het de raad die de noodzaak afweegt en besluit of er een referendum zal worden gehouden. Een referendum is dus niet afdwingbaar.De verordening regelt beide referendummogelijkheden.

Artikel 1

Dit artikel bevat de uitleg van een aantal begrippen dat in de tekst van de verordening wordt gebruikt.

Artikel 2

In dit artikel wordt duidelijk uiteengezet waarvoor de verordening regels stelt. Het artikel is strikt juridisch gezien wellicht enigszins overbodig, maar het geeft wel in één oogopslag voor de lezer aan wat er aan de orde is.

Artikel 3

De betekenis van dit artikel is, dat een referendum uitsluitend in de hele gemeente kan worden gehouden, dus bijvoorbeeld niet alleen in Leesten, Warnsveld of De Hoven.

Artikel 4

Onderwerpen van een referendum kunnen zijn: raadsbeslissingen of voorstellen aan de raad. Het gebruik van het woord ‘beslissingen’ heeft juridisch gezien de betekenis, dat het kan gaan om meer dan ‘besluiten’ in de zin van artikel 1:3 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht. Ook beslissingen die niet zijn gericht op rechtsgevolg (zoals visies, plannen en feitelijke handelingen) vallen er namelijk onder. Dit geeft in beginsel vrij veel ruimte. De raad kan echter altijd besluiten om, vanwege hem moverende redenen, een verzoek om een referendum af te wijzen (artikelen 6 en 11).

Beslissingen of voorgenomen beslissingen van het college of de burgemeester vallen buiten de werking van deze verordening.

Artikel 5

In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de onderwerpen waarover geen referendum kan worden gehouden. Dit zijn in elk geval besluiten in bezwaar- of beroepsprocedures, over individuele kwesties en over de financiën en belastingen/heffingen van de gemeente. Het begrip ‘individuele kwesties’ wil zeggen: beslissingen die betrekking hebben op individuele personen of instellingen, zoals subsidiebeschikkingen, vergunningen, ontheffingen, besluiten over rechtspositie en dergelijke.

Ook een tweede referendum over hetzelfde onderwerp is niet mogelijk. Vervolgens zijn uitgezonderd onderwerpen waarbij de raad slechts het beleid van andere overheden uitvoert, en waarop dus weinig of geen invloed mogelijk is.

Ook besluiten in het kader van het referendum zelf komen niet voor een referendum in aanmerking.Tenslotte is er onder lid g. een algemene ontsnappingsmogelijkheid opgenomen. Als de raad hiervan gebruik maakt, moet hij dit wel voldoende motiveren.

Artikel 6

De raad wordt in dit artikel aangewezen als bevoegd orgaan om te besluiten over het al of niet houden van een referendum.

Artikel 7

Hier wordt het eerste type referendum geregeld: op initiatief van de raad. Er is sprake van een ‘raadgevend’ referendum. Dat wil zeggen, dat de raad de mening van de bevolking peilt voordat hij een beslissing neemt over het voorstel, maar dat de uitslag niet bindend is.

Artikel 8

Dit artikel geeft de te volgen procedure voor verzoeken om een referendum op initiatief van de raad.

Artikel 9

Hier wordt het tweede type referendum geregeld: op initiatief van de bevolking. Het betreft hier een ‘correctief raadgevend’ referendum. Dat wil zeggen dat het om een reeds genomen raadsbeslissing gaat, die eventueel veranderd zou kunnen worden. ‘Raadgevend’ wil zeggen, dat de uitslag voor de raad niet bindend is.

Artikel 10

Dit artikel geeft de procedure voor een referendum op initiatief van de bevolking. Deze gaat in twee fasen, waarbij het college aangewezen is als orgaan dat met de uitvoering is belast.De leden 1. t/m 3.: eerst moet een inleidend verzoek worden ingediend door minimaal 75 kiezers. Voor wat dit aantal betreft, is aansluiting gezocht bij de drempel voor het indienen van een burgerinitiatief. Een inleidend verzoek moet worden ingediend binnen twee weken nadat het betreffende raadsbesluit bekend is gemaakt, doorgaans in de plaatselijke Zutphense Koerier.

Op het moment dat een besluit is bekendgemaakt, is het ook van kracht. Als er echter binnen twee weken een inleidend verzoek om een referendum bij het college binnenkomt dat voldoet aan de vereisten, dan schort het college op grond van deze verordening de uitvoering van het raadsbesluit op, teneinde de procedure van het referendum te starten. In de tekst van artikel 10 lid 3b staan in dit verband enkele belangrijke woorden, namelijk ‘voor zover het daartoe bevoegd is’. De opschorting kan dus alleen plaatsvinden als dit juridisch gezien mogelijk is. Dit is afhankelijk van het soort besluit. Er zijn namelijk raadsbesluiten – met name verordeningen –die, zodra ze zijn bekendgemaakt, bepaalde rechten of aanspraken verlenen. Het college kan de uitvoering van dergelijke besluiten niet opschorten. In zulke gevallen moet het raadsbesluit dus worden uitgevoerd, en kan een eventuele, voor de tegenstanders positieve uitslag van een referendum, er slechts toe leiden dat het betreffende raadsbesluit weer ongedaan wordt gemaakt. Maar er zijn ook tal van raadsbeslissingen denkbaar die wél opgeschort kunnen worden, zoals beslissingen met eigen beleidsvrijheid, plannen, nota’s en dergelijke.

Voldoet het inleidend verzoek niet aan de vereisten, dan besluit het college dat verzoek af te wijzen en deelt dit mee aan de raad.

De leden 4 t/m 6: vervolgens moet er voldoende steun voor de aanvraag worden geworven. Daartoe zorgt het college voor bekendmaking, voor formulieren en de mogelijkheid om die formulieren in te dienen. De precieze uitvoering van een en ander wordt aan het college overgelaten.

Een verzoek om een referendum te houden is voldoende ondersteund als het aantal geldige formulieren tweemaal de kiesdrempel van de vorige raadsverkiezingen bedraagt. In 2004 bedroeg die 548, dus zouden er minimaal 1096 formulieren ingeleverd moeten worden, wil er sprake zijn van een geldig verzoek om een referendum. Maar dit aantal kan uiteraard per verkiezing variëren.

Het college doet een voorstel aan de raad om positief dan wel negatief te besluiten over het houden van het referendum, afhankelijk van de steun voor het referendum.

Artikel 11

De raad beslist naar aanleiding van het verzoek over het houden van het referendum. Die beslissing kan in alle gevallen positief of negatief zijn.

Als de raad, ondanks voldoende steun voor het referendum, toch besluit om geen referendum te houden, dan heeft hij daarvoor een speciale motiveringsplicht.

Artikel 12

De verordening regelt de vraagstelling van een referendum in algemene zin. De hoofdregel is, dat er slechts ja of nee kan worden geantwoord op de vraag of de kiezer het met het (voorgenomen) besluit eens is. In bijzondere gevallen kan de raad anders beslissen, waarbij hij opnieuw een speciale motiveringsplicht heeft.

Artikelen 13 t/m 16

Deze artikelen geven de procedure voor het geval de raad positief besluit over het houden van een referendum. Zij spreken min of meer voor zichzelf.

De uitvoering van het referendum wordt in handen van het college gelegd, dat daarvoor is toegerust: ook verkiezingen worden immers door het college georganiseerd.

De stemming bij een referendum lijkt veel op die bij verkiezingen. Zij kan dan ook eventueel tegelijk met verkiezingen worden gehouden. Een punt dat afwijkt van verkiezingen is, dat een kiezer ook zijn stem kan uitbrengen in een ander stemlokaal dan waarvoor de oproeping geldt.

De procedure eindigt met de vaststelling van de uitslag van de stemming over het referendum.

Artikel 17

Een referendum is ongeldig als er te weinig stemmen zijn uitgebracht. De grens hiervoor ligt bij 2/3 van het aantal geldig uitgebrachte stemmen bij de laatste raadsverkiezingen. In 2004 bedroeg het aantal stemmen 15.901, dus zou het referendum geldig zijn als er 10.601 stemmen waren uitgebracht. Maar, zoals eerder opgemerkt, dit aantal kan per verkiezing fluctueren.

Als het referendum geldig is, wordt er voor de uitslag gekeken naar de gewone meerderheid van stemmen (‘de helft plus één’). Afgaande op de raadsverkiezing van 2004 zouden er dus minimaal 5.301 stemmen ‘ja’ uitgebracht moeten zijn om tot een positieve uitslag te kunnen besluiten.

Het college maakt de uitslag van het referendum openbaar.

Artikel 18 en 19

In deze artikelen wordt geregeld welke gevolgen de raad kan verbinden aan de uitslag van het referendum. In alle gevallen is de raad vrij bij zijn besluitvorming naar aanleiding van het referendum. Hij hoeft de uitslag van het referendum dus niet te volgen.

Als het om een referendum op initiatief van de raad gaat, dus over een voorgenomen raadsbeslissing, dan neemt de raad deze beslissing, waarbij hij de uitslag van het referendum betrekt.

Als het gaat om een referendum op initiatief van de bevolking, dus over een genomen raadsbeslissing, dan kunnen zich twee gevallen voordoen:

  • -

    De uitslag van het referendum steunt de raadsbeslissing. In dat geval vervalt de opschorting van het besluit door het college, en wordt het besluit alsnog uitgevoerd.

  • -

    De uitslag van het referendum steunt de beslissing niet. In dat geval neemt de raad een nieuwe beslissing, waarbij hij de uitslag van het referendum betrekt. Dit kan dus ook de oorspronkelijke beslissing zijn. De raad heeft ook in dat geval een speciale motiveringsplicht voor zijn besluit.

Artikel 20

Zoals eerder opgemerkt, is het houden van een referendum een vrij kostbare aangelegenheid. Het ligt voor de hand dat de raad, zodra hij tot een referendum besluit, ook de nodige financiën beschikbaar stelt.

Artikel 21

De raad kan op grond van artikel 154 lid 1 van de Gemeentewet straf stellen op overtreding van zijn verordeningen. Van deze bevoegdheid wordt in deze verordening gebruik gemaakt voor het geval er sprake is van fraude bij de stemming over het referendum.

Artikelen 22 en 23

Deze artikelen regelen de citeertitel en de inwerkingtreding van de verordening.