Verordening artikel 213a Gemeentewet (Onderzoeksverordening gemeente Zwolle)

Geldend van 01-08-2017 t/m heden

Intitulé

Verordening artikel 213a Gemeentewet (Onderzoeksverordening gemeente Zwolle)

Gemeente Zwolle, bekendmaking verordening artikel 213A Gemeentewet.

De Raad van de gemeente Zwolle heeft in de vergadering van 12 juni 2017 de verordening artikel 213A Gemeentewet vastgesteld. Deze verordening treedt 1 augustus 2017 in werking en heeft betrekking op de gemeente Zwolle. Bovendien ligt de verordening ter inzage bij de informatiebalie in het Stadskantoor en is de verordening te raadplegen via www.zwolle.nl/bestuur/verordeningen en beleidsregels.

VERORDENING VOOR PERIODIEK ONDERZOEK DOOR HET COLLEGE NAAR DE DOELMATIGHEID EN DOELTREFFENDHEID VAN HET DOOR HET COLLEGE GEVOERDE BESTUUR (Verordening artikel 213A Gemeentewet)

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Doelmatigheid : de mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten worden gerealiseerd met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen, of met de beschikbare middelen zo veel mogelijk resultaat wordt bereikt.

  • b.

    Doeltreffendheid : de mate waarin met de geleverde prestaties de gestelde doelen of de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid daadwerkelijk worden behaald.

Artikel 2. Onderzoeksplan

  • 1.

    Het college geeft bij de aanbieding van de begroting in een onderzoeksplan aan welk periodiek onderzoek wordt verricht in dat jaar.

  • 2.

    In het onderzoeksplan wordt aangegeven :

    • het organisatieonderdeel of het proces dat wordt onderzocht

    • de wijze waarop het onderzoek wordt opgezet, waarbij aandacht zal worden besteed aan de vraagstelling, de onderzoeksmethode, de doorlooptijd en de wijze van uitvoering

    • de kosten, alsmede welke budgetten in de begroting zijn opgenomen voor de uitvoering van onderzoeken.

Artikel 3. Rapportage en gevolgtrekking

  • 1.

    De uitkomsten van een onderzoek worden vastgelegd in een rapportage aan de raad.

  • 2.

    Op basis van de resultaten van ieder onderzoek stelt het college indien nodig een plan van verbetering op. De rapportage en het plan van verbetering worden ter kennisgeving aan de raad en de gemeentelijke rekenkamer aangeboden. Het college neemt op basis van het plan van verbetering organisatorische maatregelen.

  • 3.

    Het college geeft in een evaluatie na een jaar aan hoe de verbeteringen zijn gerealiseerd. Deze evaluatie wordt ter kennisgeving aan de raad en de gemeentelijke rekenkamer aangeboden.

Artikel 4. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking per 1 augustus 2017.

Artikel 5. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: “Onderzoeksverordening gemeente Zwolle”.

ALGEMENE TOELICHTING OP DE VERORDENING

Artikel 213a Gemeentewet (zie box) verplicht tot periodiek onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het door het college gevoerde bestuur. Anders dan het onderzoek door de rekenkamer gaat het hierbij om een zelfonderzoek. Toetsing op doelmatigheid en doeltreffendheid van het gemeentelijk beleid is van groot belang voor de algemene oordeelsvorming over het gevoerde beleid. Met de instelling van de onderzoeken wordt beoogd de transparantie van gemeentelijk handelen te vergroten, en daardoor doelmatiger en doeltreffender te werken en de publieke verantwoording daarover te versterken. Alle zaken die voor een doelmatig en doeltreffend bestuur van belang zijn kunnen daarbij aan de orde komen.

Artikel 213a Gemeentewet

  • 1.

    Het college verricht periodiek onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het door hem gevoerde bestuur. De raad stelt bij verordening regels hierover.

  • 2.

    Het college brengt schriftelijk verslag uit aan de raad van de resultaten van de onderzoeken.

  • 3.

    Het college stelt de rekenkamer of, indien geen rekenkamer is ingesteld, personen die de rekenkamerfunctie uitoefenen, tijdig op de hoogte van de onderzoeken die hij doet instellen en zendt (hem) haar, onderscheidenlijk hen, een afschrift van een verslag als bedoeld in het tweede lid.

Periodiek onderzoek

Het college moet periodiek toetsen of bij de uitvoering van het gemeentelijk beleid wordt voldaan aan de eisen van doelmatig en doeltreffend bestuur. Ook dient het college periodiek te onderzoeken of de inrichting van de gemeentelijke organisatie (in brede zin, de personeelsformatie, de informatievoorziening, de administratieve organisatie) en het gemeentelijk middelenbeheer aan de gestelde eisen voldoet. Het interne functioneren van derden die betrokken zijn bij de uitvoering van het gemeentelijk beleid (bijvoorbeeld een gemeenschappelijke regeling of een privaatrechtelijke rechtspersoon waarin de gemeente deelneemt, of een gesubsidieerde instelling of opdrachtnemer die taken uitoefent) valt niet onder de reikwijdte van artikel 213a Gemeentewet. Wél kan vanuit het oogpunt van de gemeente in het kader van artikel 213a de vraag aan de orde zijn of de bij die derden gekozen wijze van taakuitoefening doeltreffend en doelmatig is.

Het is in de Gemeentewet de verantwoordelijkheid van de raad om regels te stellen die waarborgen dat deze onderzoeksverplichting op een zinvolle wijze wordt ingevuld.

Relatie met de lokale rekenkamer

Het verkrijgen van inzicht in de doelmatigheid en doeltreffendheid vereist voortdurend informatie en aandacht. Om onderzoek naar een doelmatig en doeltreffend beheer mogelijk te maken, dient het college een aantal (organisatorische) maatregelen te treffen.

De controle op en de evaluatie van de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid en het beheer geschieden dus primair door het college zelf. Daarnaast doet de lokale rekenkamer onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid en het beheer. De rekenkamer kan op grond van het gestelde in artikel 213a Gemeentewet gebruik maken van de resultaten van de onderzoeken van het college. Ook kan de rekenkamer zonodig een tweede oordeel geven, als ze van mening is dat over een bepaald onderwerp een onafhankelijk oordeel moet worden gegeven.

Onderwerp van onderzoek

Zoals uit het artikel blijkt moet worden onderzocht of de gemeente bereikt wat zij wilde bereiken (doeltreffendheid) en of dit tegen zo laag mogelijke kosten is gebeurd (doelmatigheid).

Onderwerp van de onderzoeken is het door het college gevoerde bestuur. De kaders en doelen die de raad gesteld heeft kunnen niet los gezien worden van het bestuur dat het college voert. Deze kaders hebben immers invloed op de mate waarin een doelmatig en doeltreffend bestuur mogelijk is. Het door de raad geformuleerde beleid zal dus, als dat relevant is, kunnen worden betrokken in het onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid.

De onderzoeken kunnen verschillende onderwerpen en vormen hebben. Te denken valt aan het meten van de effecten van begrotingsprogramma’s, aan de hand van tevoren bepaalde indicatoren. Dat kunnen meetbare en telbare prestaties zijn. Ook kan worden gedacht aan meningspeilingen in enigerlei vorm en andere ‘zachtere’ meetmethoden. Naast de vraag óf de doelstellingen zijn gehaald kan worden onderzocht of dat gebeurd is met een zo efficiënt mogelijk gebruik van middelen.

Een andere activiteit die in het kader van onderzoek zou kunnen plaatsvinden, is het doorlichten van de beheersprocessen, zoals de doelmatigheid van de interne controle.

Regels voor periodiek onderzoek

Het college is verplicht de onderzoeken te verrichten en hiervan verslag uit te brengen. De rol van de raad bij deze onderzoeken is een kaderstellende. De verordening die de raad vaststelt, conform artikel 213a Gemeentewet, bevat deze kaders. De raad bepaalt in hoofdlijnen de regels in deze verordening, waaraan het college moet voldoen. De raad stelt ook vast hoe hij over de onderzoeken geïnformeerd wordt. De verordening is op deze uitgangspunten gebaseerd.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING OP DE VERORDENING

Artikel 2. Onderzoeksplan

De onderzoeken naar de doelmatigheid betreffen onderzoeken naar de uitvoering van het beleid en het beheer van middelen.

Basis voor deze onderzoeken vormt de opzet van de preventieve-periodieke doorlichting, welke opzet momenteel wordt ontwikkeld.

De uitvoering van deze onderzoeken wordt gedaan door de eigen organisatie. Deze onderzoeken richten zich op de organisatieonderdelen van de gemeente. Een tweede ingang voor de doelmatigheidsonderzoeken is de procesgang. Hiervoor kan men kijken naar de gemeentelijke taken. Het voordeel hiervan is dat ook de doelmatigheid van de uitvoering van gemeentelijk beleid en het beheer van middelen door derden object van onderzoek kan zijn.

Bij deze onderzoeken is doelmatigheid de insteek, maar doeltreffendheid betreffende de taakuitvoering komt daarbij impliciet dan wel expliciet uiteraard aan de orde.

De onderzoeken specifiek gericht op de doeltreffendheid vinden plaats op basis van het in de programma’s in de begroting geformuleerde beleid. Dit onderzoek kan gehele programma’s omvatten of delen daarvan. Ook kan het paragrafen van de begroting en jaarstukken of delen daarvan omvatten.

De beoogde verbetering van de planning en control in de jaarcyclus moet hiertoe een belangrijke aanzet geven. Meting van de doeltreffendheid is hierbij ingebracht in de reguliere beleidscyclus. In de begroting moeten de doelstellingen helder en toetsbaar zijn geformuleerd. In de verantwoording over de begrotingsuitvoering, zowel tussentijds als via het jaarverslag, wordt helder geformuleerd wat er van de doelstellingen is gerealiseerd. Via de koppeling aan de reguliere beleidscyclus komt de doeltreffendheidsmeting in de breedte aan de orde over alle programma’s heen.

De beslissing wat te onderzoeken is aan het college. Vanzelfsprekend zal de raad willen weten wat de plannen zijn, en ook gelegenheid willen hebben om deze te bespreken en als hij dat nodig acht invloed uit te oefenen. Het onderzoeksplan biedt de mogelijkheid tot bespreking.

Het onderzoeksplan moet een volledig beeld geven van de voorgenomen onderzoeken, zij het uiteraard nog globaal.

De onderzoeken in het onderzoeksplan worden per onderzoek uitgewerkt. Het onderzoeksplan wordt aangeboden aan de raad, en de raad kan het ter bespreking agenderen, maar het wordt door het college vastgesteld. In de verordening lid 2 is aangegeven wat in een onderzoeksplan in ieder geval moet worden opgenomen.

Onderzoeken kunnen in opdracht van het college worden uitgevoerd door het ambtelijke apparaat (al of niet met inbreng van deskundigheid van derden) of door derden. Indien de ambtelijke organisatie de onderzoeken uitvoert zullen in de onderzoeksopzet waarborgen dienen te worden ingebouwd, waarmee de onafhankelijkheid van de analyse en/of adviezen ter verbeteringen worden gegarandeerd. Dat betekent dat het onderzoek wel mag worden uitgevoerd door functionarissen die in hun dagelijks werk betrokken zijn bij het onderzoeksobject. De analyse en de aanbevelingen tot verbetering echter moeten zoveel als mogelijk onafhankelijk tot stand komen en uitgevoerd worden door functionarissen die niet in hun dagelijks werk betrokken zijn bij het onderzoeksobject.

Artikel 3. Rapportage en gevolgtrekking

Met de instelling van de onderzoeken beoogt de gemeente, naast de bevordering van doelmatigheid en doeltreffendheid, de transparantie van gemeentelijk handelen te vergroten en de publieke verantwoording daarover te versterken. De bevindingen van de onderzoeken worden dan ook neergelegd in rapporten voor de raad, zoals voorgeschreven in artikel 213a, tweede lid, van de Gemeentewet. De rapporten dienen volgens artikel 197 tweede lid van de Gemeentewet te worden gevoegd bij de jaarrekening en het jaarverslag. Dat betreft uiteraard de verslagen die lopende het verslagjaar zijn afgerond. Dat sluit echter geenszins uit dat de raad, als hij dat wenst, de rapporten ontvangt zodra ze zijn vastgesteld.

Systematische aandacht voor doelmatigheid en doeltreffendheid impliceert ook het doel om te leren, om te denken over en te streven naar verbetering. Daarom is in deze verordening opgenomen dat (zo nodig) door middel van een plan van verbetering het vervolgtraject moet worden ingezet. De bedrijfsvoering is een zaak van het college. Het is dan ook het college dat maatregelen moet nemen tot verbetering. Het college moet een plan van verbetering opstellen en uitvoeren. Het plan van verbetering wordt uiteraard ook ter kennisgeving aan de raad gestuurd.

Na één jaar stelt het college een evaluatie op waarin wordt aangegeven hoe de verbeteringen zijn gerealiseerd. Aldus wordt bewaakt of het plan tot verbetering daadwerkelijk wordt gerealiseerd. Deze evaluatie gaat ter kennisgeving naar de raad.

Artikel 4. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking per 1 augustus 2017.

Ondertekening