CVDR262928_1Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidivenlregelingAchtkarspelen2013-02-28AchtkarspelenOnbekendOnbekendOnbekendgemeenteraadbestuur en recht2013-02-14De tekst in dit document is vrij van auteursrecht en
databankrecht2013-01-012014-01-01OnbekendOnbekendGeenVerordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Gemeente Achtkarspelen Verordeningverrekening bestuurlijke boete
bij recidive Dienst Werk en Inkomen “De Wâlden”Januari 2013Gemeente Achtkarspelen de Raad van de gemeente Achtkarspelen;gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. @, met
overneming van de daarin vermelde motieven, gelet op het bepaalde in artikel 8, lid 1, sub i van de Wet Werk en
Bijstand,besluitvast te stellen: de Verordening verrekening bestuurlijke boete bij
recidive1.Algemene bepalingen1Begrippen
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en
die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekening
als in de Wet Werk en Bijstand (WWB), de Algemene wet
bestuursrecht (Awb) en het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering.
In deze verordening wordt verstaan onder:
de WWB: de Wet
Werk en Bijstand.
het college: het college van burgemeester en wethouders van
de gemeente Achtkarspelen.
de gemeenteraad: de gemeenteraad van de gemeente
Achtkarspelen.
de recidiveboete: de bestuurlijke boete als bedoeld in
artikel 18a, lid 5 van de WWB.
het verrekenen: de verrekening als bedoeld in artikel 60,
lid 4 van de WWB.
2.Bescherming beslagvrije voet bij verrekening wegens recidive 2Verrekenen in relatie tot een beslagvrije voet
Het college verrekent de recidiveboete met de uitkering
gedurende één maand zonder inachtneming van de beslagvrije
voet.
Aansluitend op de verrekening als bedoeld in het eerste lid
verrekent het college de recidiveboete in de daarop volgende
twee maanden op een dusdanige wijze dat belanghebbende blijft
beschikken over een inkomen ter hoogte van 80% van de
toepasselijke bijstandsnorm.
Tot het inkomen, bedoeld in lid 2 van dit artikel worden ook
middelen gerekend als bedoeld in artikel 31, lid 2, sub n en r
van de WWB.
In afwijking van lid 1 wordt in het geval van inwonende
minderjarige kinderen ook gedurende de eerste maand verrekend op
een dusdanige wijze dat belanghebbende blijft beschikken over
een inkomen ter hoogte van 80% van de toepasselijke
bijstandsnorm.
3Verrekenen met inachtneming beslagvrije voet In afwijking van artikel 2 verrekent het college de recidiveboete met
inachtneming van de beslagvrije voet indien: a. aannemelijk is dat
verrekening op de wijze, bedoeld in artikel 2, lid 1 zou leiden tot
uithuiszetting van belanghebbende en diens gezin; of b. anderszins
sprake is van dringende redenen. 4Eerder opgelegde bestuurlijke
boetesDe artikelen 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing
op de verrekening van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 18a, lid 1 van de WWB indien
en voor zover deze boete nog niet is betaald op het moment van
verrekening van de recidiveboete. 3.Slotbepalingen5InwerkingtredingDeze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.
6Citeertitel Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening verrekening
bestuurlijke boete bij recidive. Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente
Achtkarspelen op De Raad voornoemd, de Raadsgriffier, de Voorzitter,mr. R. van der Heide P. AdemaToelichting Verordening verrekening bestuurlijke boete bij
recidiveAlgemeenOp 1 januari 2013 is de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid
SZW-wetgeving in werking getreden. Voor de WWB introduceert deze wet de
bestuurlijke boete bij een schending van de inlichtingenplicht. Het college is
verplicht de bestuurlijke boete met de lopende uitkering te verrekenen. In
beginsel moet bij deze verrekening de bescherming van de beslagvrije voet in
acht worden genomen. Is echter sprake van een bestuurlijke boete wegens
recidive, dan kan het college besluiten gedurende maximaal drie maanden ook over
de beslagvrije voet te verrekenen. De WWB verplicht de gemeenteraad in een verordening nadere regels te stellen
over de uitoefening van de bevoegdheid tot verrekening als het gaat om een
bestuurlijke boete wegens recidive. Gemeenten krijgen daarmee de ruimte om een
afweging te maken van situaties of omstandigheden waarin het tijdelijk buiten
werking stellen van de beslagvrije voet niet proportioneel wordt geacht. Terugvordering en invordering van kosten van bijstand of bestuurlijke boetes,
blijft voor het overige een bevoegdheid van het college. Het is dus aan het
college om hierover nadere (beleids)regels vast te stellen. Het verrekenen van
de recidiveboete vormt hierop de enige uitzondering. In het kader van pseudoverrekening kunnen gemeenten te maken krijgen met
verzoeken van andere gemeenten om een door hen opgelegde recidiveboete te
verrekenen. Het college dat de boete heeft opgelegd zal in dat geval aangeven in
hoeverre het de beslagvrije voet in acht wil nemen (volgens de regels van zijn
gemeentelijke verordening). De gemeente die de uitkering verstrekt, volgt dit
verzoek in beginsel op en is hierin "lijdend". Mocht de beslagvrije voet niet
gerespecteerd worden, dan kan de belanghebbende het college waarvan hij
uitkering ontvangt, verzoeken de beslagvrije voet tóch in acht te nemen. In
artikel 60b, lid 2 van de WWB is geregeld dat het college die de uitkering
verstrekt, de bevoegdheid heeft aan dit verzoek van belanghebbende tegemoet te
komen. Het ligt voor de hand dat het college bij de beslissing op dit verzoek
handelt analoog aan de regels die in de eigen gemeentelijke verordening zijn
vastgelegd. Artikelsgewijze toelichtingArtikel 1. Begrippen Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de WWB, Awb of de
Gemeentewet niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dat geldt ook
voor begrippen die zijn omschreven in het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering, waarbij het in deze verordening in het bijzonder gaat om het
begrip "beslagvrije voet". Het niet afzonderlijk definiëren voorkomt dat in
geval van wijziging van de betreffende definities in de betreffende wetten ook
de verordening moet worden aangepast.lid 2, sub e: het verrekenenDe WWB kent een ruimer begrip van verrekenen van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering. Daarom is hiervoor een aparte begripsbepaling opgenomen in de
verordening. Artikel 2. Verrekenen in relatie tot een beslagvrije voetUitgangspunt van deze verordening is dat volledige verrekening met de
beslagvrije voet plaatsvindt gedurende de eerste maand. Gedurende de tweede en
derde maand is 80% van de toepasselijke bijstandsnorm vrij van verrekening. Dat
uitgangspunt is vastgelegd in het tweede lid van dit artikel. Met deze opzet wordt aan de ene kant uiting gegeven aan het principe dat fraude
niet mag lonen. Aan de andere kant wordt toch rekening gehouden met de mogelijke
maatschappelijke consequenties van het tijdelijk buiten werking stellen van de
beslagvrije voet. Een maand zonder inkomsten zal in de meeste gevallen te
overbruggen zijn. Na deze maand blijft een belanghebbende voor de daarop
volgende twee maanden in ieder geval over voldoende middelen beschikken om
bepaalde lasten te kunnen voldoen. Een belanghebbende kan inkomsten uit arbeid hebben die op grond van artikel 31,
lid 2, sub n of r van de WWB (deels) worden vrijgelaten voor de algemene
bijstand. Bij verrekening van een recidiveboete tot 80% van de bijstandsnorm,
tellen deze inkomsten echter gewoon mee. Het college laat deze inkomsten dus
niet buiten beschouwing bij de beoordeling van de vraag of een belanghebbende
nog over voldoende inkomen beschikt. Dit is geregeld in het derde lid. Lid 4 stelt dat in het geval dat er sprake is van inwonende minderjarige
kinderen, ook gedurende de eerste maand 80% van de toepasselijke bijstandsnorm
wordt vrijgesteld van verrekening. De reden hiervoor is dat het college het
onverantwoordelijk acht dat inwonende minderjarige kinderen de dupe worden van
het gedrag van hun ouders. Het college acht het van zeer groot belang dat
kinderen zo min mogelijk worden belemmerd in hun maatschappelijke participatie
door de financiële situatie van hun ouders. Artikel 3. Verrekenen met inachtneming beslagvrije voetHoewel het hier gaat om een herhaaldelijke schending van de inlichtingenplicht,
zijn situaties denkbaar waarin volledige verrekening met de beslagvrije voet
niet aanvaardbaar wordt geacht. Die situaties komen aan de orde in artikel 3.
Het gaat daarbij altijd om individuele omstandigheden waar het college aan zal
moeten toetsen. In onderdeel a is geregeld dat geen verrekening met de beslagvrije voet
plaatsvindt als dit zou kunnen leiden tot huisuitzetting van belanghebbende.
Voorkomen moet worden dat een belanghebbende door de volledige verrekening op
straat komt te staan, aangezien hierdoor de problemen en maatschappelijke kosten
alleen maar groter worden. Ook bij de aanwezigheid van dringende redenen houdt het college rekening met de
bescherming van de beslagvrije voet (onderdeel b). Van dringende redenen is niet
snel sprake. Het moet gaan om zeer bijzondere omstandigheden, waarbij de
behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende en diens gezinsleden verkeren
op geen enkele andere wijze te verhelpen zijn. Het enkele feit dat het
belanghebbende door de verrekening aan middelen ontbreekt om in het bestaan te
voorzien, is op zich geen voldoende voorwaarde om te kunnen spreken van
dringende redenen. Artikel 4. Eerder opgelegde bestuurlijke boetesIn artikel 60b, lid 3 van de WWB is bepaald dat de bevoegdheid om te verrekenen
met de beslagvrije voet ook van toepassing is op eerder opgelegde bestuurlijke
boetes voor zover op het moment van verrekening van de recidiveboete, die
eerdere boetes nog niet (volledig) zijn betaald. Mocht het college die eerdere,
nog openstaande boetes gaan verrekenen, dan regelt artikel 4 dat de bepalingen
in deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn. Artikel 6. Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013.Artikel 7. CiteertitelIn dit artikel is de citeertitel neergelegd van deze verordening