CVDR354704_1Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2015nlregelingAlblasserdam2018-04-17AlblasserdamGemeenteblad, 09-01-2015Verordening onroerende-zaakbelastingen 2015Gemeentewet, artikelen 220 tot en met 220hgemeenteraadfinanciën en economie2014-12-16De tekst in dit document is vrij van auteursrecht en
databankrecht2015-01-102016-01-01Nieuwe regelingVoorstel B&W 2014-11-17GeenGeenVerordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen
2015De raad van de gemeente Alblasserdam;gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17
november 2014;gelet op de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet;b e s l u i t vast te stellen de:Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen
20151Belastingplicht1.Onder de naam 'onroerende-zaakbelastingen' worden ter zake van
binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen
geheven:
een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het
kalenderjaar een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot
woning dient, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt
recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen:
gebruikersbelasting;
een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het
kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft
krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verder te
noemen: eigenarenbelasting.
2.Bij de gebruikersbelasting wordt:
gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak
in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene
die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel
in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de belasting als
zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is
gegeven;
het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor
volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die
die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene
die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is
bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan
wie die zaak ter beschikking is gesteld.
3.Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende
krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij
het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie
kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen
genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.2Belastingobject1.Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in
hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken.2.Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde
die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken
is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden
toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning
dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.3Maatstaf van heffing1.De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet
waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde
waarde voor het kalenderjaar bedoeld in artikel 1. 2.Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is
vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering
onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak
bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of
krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet
waardering onroerende zaken. 4Vrijstellingen1.In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de
heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet
reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde
waarde, de waarde van:
ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig
geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open
grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die
bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van
gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te
gebruiken;
glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de
kweek of teelt van gewassen, voorzover de ondergrond daarvan
bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond;
onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de
openbare eredienst of voor het houden van openbare
bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en
ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende
zaken die dienen als woning;
één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de
voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat
voldoet aan de bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur te stellen voorwaarden, met uitzondering van de
daarop voorkomende gebouwde eigendommen;
natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen,
heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die
door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke
zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van
natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;
openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer
per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;
waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden
beheerd door organen, instellingen of diensten van
publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de
delen van zodanige werken die dienen als woning;
werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en
ander afvalwater en die worden beheerd door organen,
instellingen of diensten van publiekrechtelijke
rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige
werken die dienen als woning;
werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden
afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die
werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als
gebouwde eigendommen zijn aan te merken.
onroerende zaken voor zover die bestemd zijn te worden
gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met
uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die
bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven van
onderwijs;
straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde
eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst
ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste
van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals
lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten,
fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;
plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in
beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens
eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van delen
van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;
begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering
van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als
woning;
gebouwde eigendommen met inbegrip van de ondergrond en
ongebouwde eigendommen welke in hoofdzaak zijn bestemd voor
de uitoefening van de activiteiten van verenigingen waarop
in principe de ‘Algemene Subsidieverordening’ van de
gemeente Alblasserdam van toepassing is.
2.De vrijstelling met betrekking tot de in onderdeel j van het eerste
lid bedoelde onroerende zaken voor de eigenarenbelasting geldt niet
voor zover de gemeente van die zaken niet het genot heeft krachtens
eigendom, bezit of beperkt recht.3.In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de
heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting buiten aanmerking
gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in
hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan
woondoeleinden.5Belastingtarieven1.Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de
heffingsmaatstaf. Het percentage bedraagt voor:
de gebruikersbelasting 0,2086 %;
bij de eigenarenbelasting:
voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning
dienen 0,1353 %;
voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot
woning dienen 0,2754 %.
2.Indien de heffingsmaatstaf beneden € 12.000,- blijft, wordt geen
belasting geheven.3.Het bedrag van de belasting wordt per belastingaanslag naar beneden
afgerond op gehele euro's.6Wijze van heffingDe belastingen worden bij wege van aanslag geheven.7Termijnen van betaling1.In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990
moet de aanslag worden betaald uiterlijk drie maanden na de
dagtekening van het aanslagbiljet.2.In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van
de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het
aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan meer is dan
€ 90,-- en minder dan € 2.500,--, en zolang de verschuldigde
bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden
afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke
termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van
het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand
later.8Nadere regels door het college van burgemeester en
wethoudersHet college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en de invordering van de
onroerende-zaakbelastingen.9Inwerkingtreding en citeertitel
De 'Verordening onroerende-zaakbelastingen 2014’ van 17 december
2013, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid
genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat
zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor
die datum hebben voorgedaan.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag
na die van de bekendmaking.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening
onroerende-zaakbelastingen 2015'.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente
Alblasserdam van 16 december 2014.De voorzitter, De griffier,