CVDR53089_2Erfgoedverordening 2010 Gemeente BeeknlregelingBeek2018-11-20BeekMaas- en Geleenbode, 06-02-2013Erfgoedverordening 2010 Gemeente BeekGemeentewet, art. 149Monumentenwet 1988, art. 12, 15 en 38Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, art. 2.1 en 2.2gemeenteraadruimtelijke ordening, verkeer en vervoer2013-01-24De tekst in dit document is vrij van auteursrecht en
databankrecht2013-02-072013-02-07Intrekking12bij01174Deze regeling vervangt de Erfgoedverordening 2009 gemeente BeekErfgoedverordening 2010 Gemeente BeekERFGOEDVERORDENINGgezien het voorstel van het college van 20 juli 2010;gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de artikelen 12, 15 en 38 van
de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht;besluit vast te stellen de volgende Erfgoedverordening 2010
gemeente Beek1.Algemeen1.BegripsbepalingenDeze verordening verstaat onder:
gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als
beschermd gemeentelijk monument aangewezen:
zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid,
betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische
waarde;
terrein dat van algemeen belang is wegens een daar
aanwezige zaak bedoeld onder 1;
gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn
geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als
gemeentelijk monument aangewezen zaken of terreinen bedoeld in
onderdeel a;
beschermd monument: beschermd monument als bedoeld in artikel
1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht;
monumentencommissie: de op basis van art.15 Monumentenwet 1988
ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit
eigen beweging te adviseren over de toepassing van de
Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht,
de verordening en het monumentenbeleid;
gemeentelijke archeologische waardenkaart: topografische kaart
van het gemeentelijke grondgebied of delen van het grondgebied,
waarop archeologische monumenten en archeologische
verwachtingsgebieden zijn aangegeven;
landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden:
landelijke kaart met een schaal van 1:50.000, die op basis van
geomorfologische gegevens, de kans weergeeft op de aanwezigheid
van archeologische vindplaatsen, waarbij onderscheid wordt
gemaakt in hoge, middelhoge, lage en zeer lage trefkans;
provinciale Archeologische Monumentenkaart: topografische kaart
van (delen van) het provinciale grondgebied, waarop
archeologische monumenten en archeologische gebieden zijn
aangegeven;
archeologisch verwachtingsgebied: gebied, aangegeven op de
archeologische waardenkaart, waarvan is aangegeven dat in
bepaalde mate archeologische vondsten of sporen te verwachten
zijn;
hoge verwachtingswaarde: grote kans op archeologische vondsten
of informatie;
middelhoge verwachtingswaarde: gemiddelde kans op archeologische
vondsten of informatie;
lage verwachtingswaarde: kleine kans op archeologische vondsten
of informatie;
plan van aanpak: plan dat weergeeft hoe een archeologische
uitvoerder de vragen zoals omschreven in het programma van eisen
denkt te gaan beantwoorden;
programma van eisen: programma dat door het college wordt
vastgesteld en waarmee kaders worden gesteld voor het ontwerp en
de uitvoering van archeologisch onderzoek.
gemeentelijke beleidsadvieskaart: kaart behorende bij de
archeologische paragraaf van het bestemmingsplan.
bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
het college: het college van burgemeester en wethouders van de
gemeente….
vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1,
eerste lid, of 2.2 van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht.
Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
2.Aanwijzing gemeentelijke monumenten2.Het gebruik van het monumentBij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het
gebruik van het monument.3.De aanwijzing tot gemeentelijk monument1.Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een
monument aanwijzen als gemeentelijk monument.2.Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het
college advies aan de monumentencommissie.3.Voordat het college een monument met een religieuze bestemming dat
uitsluitend of in overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening
van de eredienst, als gemeentelijk monument aanwijst, voert hij
overleg met de eigenaar.4.De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond
van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op
grond van de monumentenverordening van de provincie Limburg.4.VoorbeschermingMet ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de
kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als gemeentelijk monument
ontvangt tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in
artikel 7 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt
geregistreerd, zijn de artikelen 10 tot en met 14 van overeenkomstige
toepassing.5.Termijnen advies en aanwijzingsbesluit1.De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen 6 weken na
ontvangst van het verzoek van het college.2.Het college beslist binnen 6 weken na ontvangst van het advies van
de monumentencommissie.6.Mededeling aanwijzingsbesluitDe aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld
aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend
staan.7.Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst1.Het college registreert het gemeentelijke monument op de
gemeentelijke monumentenlijst.2.De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding,
de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een
beschrijving van het gemeentelijke monument.8.Wijzigen van de aanwijzing1.Het college kan al dan niet op aanvraag van een belanghebbende de
aanwijzing wijzigen.2.Artikel 3, tweede en derde lid, alsmede artikel 4, 5 en 6 zijn van
overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.3.Indien de wijziging naar het oordeel van het college van
ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing, als
bedoeld in lid 2, achterwege.4.De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke
monumentenlijst aangetekend.9.Intrekken van de aanwijzing1.Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede
lid, en artikel 5 van overeenkomstige toepassing.2.De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing
wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988.3.De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst
geregistreerd.3.Instandhouding van gemeentelijke monumentale zaken10.Instandhoudingbepaling1.Het is verboden een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1,
onder a, sub 1, te beschadigen of te vernielen.2.Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag:
een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder
a, sub 1, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in
enig opzicht te wijzigen;
een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder
a, sub 1, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken
op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar
gebracht.
3.Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede lid,
gelden niet indien het college nadere regels stelt met betrekking
tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd.4.Het bevoegd gezag verleent, met betrekking tot een
monument met een religieuze bestemming, geen vergunning als bedoeld
in het tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar indien en
voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen
van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding
zijn.11.De schriftelijke aanvraagEen aanvraag als bedoeld in artikel 4.2. Besluit omgevingsrecht voor een
vergunning als bedoeld in artikel 10 en de daarbij te overleggen
gegevens en bescheiden worden in drievoud ingediend. 12.Termijnen advies1.Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de
ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument
aan de monumentencommissie voor advies.2.Binnen 6 weken na de datum van verzending van het afschrift brengt
de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan het college.13.WeigeringsgrondenDe vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de
monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het
bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument. 14.Intrekken van de vergunningDe vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:
blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of
onvolledige opgave is verleend;
de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich
zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument
zwaarder dient te wegen.
4.BESCHERMDE monumenten15.Vergunning voor beschermd monument1.Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de
ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd monument aan
de monumentencommissie.2.De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag
binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.5.Instandhouding van archeologische terreinen16.Instandhoudingbepaling1.Het is verboden om in een archeologisch monument, bedoeld in artikel
1, onder a, sub 2 of een archeologisch verwachtingsgebied, bedoeld
in artikel 1, onder h, de bodem dieper dan 30 cm onder de
oppervlakte te verstoren.2.Het verbod in lid 1 is niet van toepassing indien;
het een verstoring betreft van een archeologisch monument of
archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de
provinciale Archeologische Monumentenkaart of de landelijke
Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, en waarbij die
verstoring plaatsvindt:
in een gebied met lage archeologische
verwachtingswaarde en het te verstoren gebied
kleiner is dan 10.000 m2, of;
in een gebied met een middelhoge archeologische
verwachtingswaarde en het te verstoren gebied
kleiner is dan 2.500 m2, of;
in een gebied met hoge archeologische
verwachtingswaarde en het te verstoren gebied
kleiner is dan 2.500 m2.
in het geldend bestemmingsplan bepalingen zijn opgenomen
omtrent archeologische monumentenzorg.
sprake is van een activiteit als bedoeld in artikel 2.12,
eerste en tweede lid, van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht en hierin voorschriften zijn opgenomen
omtrent archeologische monumentenzorg.
het college nadere regels stelt met betrekking tot de
uitvoering van werkzaamheden die leiden tot een verstoring
van een archeologisch monument of archeologisch
verwachtingsgebied als aangegeven op gemeentelijke
archeologische waardenkaart of de gemeentelijke
beleidsadvieskaart, dan wel bij het ontbreken daarvan,de
provinciale Archeologische Monumentenkaart of de landelijke
Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden;
een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde
van het te verstoren terrein naar het oordeel van het
bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit
blijkt dat:
het behoud van de archeologische waarden in
voldoende mate kan worden geborgd; of
de archeologische waarden door de verstoring niet
onevenredig worden geschaad; of
in het geheel geen archeologische waarden aanwezig
zijn.
17.Opgravingen en begeleiding1.Indien binnen het grondgebied van de gemeente Beek onderzoek wordt
uitgevoerd in het kader van het doen van opgravingen in de zin van
artikel 1 sub h Monumentenwet 1988, dient, onverminderd de overige
bepalingen van deze wet:
het college een programma van eisen vast te stellen als
bedoeld in artikel 1 onder m, waarbij nadere regels worden
gesteld ten aanzien van het onderzoek.
de verstoorder, voorafgaande aan het onderzoek, een plan van
aanpak als bedoeld in artikel 1 onder l van deze verordening
ter goedkeuring aan het bevoegd gezag te overleggen,.
2.In de nadere regels neemt het college bepalingen op met betrekking
tot het toezicht op de feitelijke uitvoering van het plan van
aanpak. Tijdens het onderzoek dienen aanwijzingen van het college in
acht te worden genomen.3.Om te kunnen beoordelen of het plan van aanpak aan het programma van
eisen en eventuele nadere regels voldoet, vraagt het bevoegd gezag
advies aan een deskundige, zoals omschreven in de Wet op de
Archeologische monumentenzorg.18.ProcedureDe bepalingen uit artikel 11, 12, 13 en 14 zijn van overeenkomstige
toepassing op de bepalingen uit artikel 16, tweede lid, onder e, en
artikel 17, eerste lid, onder b.6Overige bepalingen19.Tegemoetkoming in schadeIndien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal
lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort
te blijven, kent het bevoegd gezag hem op zijn aanvraag een naar
billijkheid te bepalen tegemoetkoming toe, indien de schade in relatie
staat tot:
de weigering van het bevoegd gezag een vergunning als bedoeld in
artikel 10 te verlenen;
de voorschriften door het bevoegd gezag verbonden aan een
vergunning als bedoeld in artikel 10;
de door het college nader te stellen regels als bedoeld in
artikel 10, derde lid;
de door het college nader te stellen regels als bedoeld in
artikel 16, tweede lid, onder d;
een aanwijzing als bedoeld in artikel 17, tweede lid, tweede
volzin.
20.StrafbepalingDegene, die handelt in strijd met het derde lid van artikel 10 en
artikel 16 met uitzondering van het bepaalde in het tweede lid, onder e,
van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede
categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.21.Toezichthouders1.Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze
verordening zijn de bij besluit van het college dan wel de burgemeester
aan te wijzen personen belast.7.Slotbepalingen22.Intrekken oude regelingDe Erfgoedverordening 2009 gemeente Beek wordt ingetrokken.23.Overgangsrecht1.De op grond van de onder artikel 22 ingetrokken Erfgoedverordening
2009 gemeente Beek aangewezen en geregistreerde gemeentelijke
monumenten, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn
overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.2.Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding
van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in
artikel 22 ingetrokken verordening.24.InwerkingtredingDeze verordening treedt in werking de dag na publicatie van de
bekendmaking van het besluit tot vaststelling25.CiteertitelDeze verordening wordt aangehaald als Erfgoedverordening 2010 Gemeente
BeekAldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 23 september
2010.De voorzitter,Drs. A.M.J. CremersDe griffier,Drs. G.H.M. Erven