CVDR70171_1Verordening inzake werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van telecommunicatiekabelsnlregelingBeek2018-11-20BeekOnbekendTelecommunicatieverordening kabels gemeente BeekTelecommunicatiewet, art. 5.2, lid 4Gemeentewet, art. 149gemeenteraadbestuur en recht1999-05-27De tekst in dit document is vrij van auteursrecht en
databankrecht2000-01-01Nieuwe regelingOnbekendIndien de bekendmaking van deze regeling vóór 22-12-2010 niet heeft plaatsgevonden, dan geldt de bekendmaking in de Maas- en Geleenbode van 22-12-2010 als officiële bekendmaking van deze regeling zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht.Verordening inzake werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van telecommunicatiekabelsTelecommunicatieverordening kabels.De raad van de gemeente Beek;Gelet op artikel 5.2, vierde lid, van de Telecommunicatiewet en artikel 149
van de Gemeentewet;B E S L U I T :vast te stellen de volgende verordening: Verordening inzake werkzaamheden in
verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van
telecommunicatiekabels;1.Begripsomschrijvingen.In deze verordening wordt verstaan onder:a.wet : Telecommunicatiewet;b.openbaar telecommunicatienetwerk : Telecommunicatienetwerk als genoemd in
artikel 1.1, onder g, van de wet;c.omroepnetwerk : Omroepnetwerk als genoemd in artikel 1.1, onder o, van de
wet;d.kabels : Kabels, genoemd in artikel 1.1, onder r, van de wete.openbare gronden : Openbare wegen en wateren, als genoemd inartikel 1.1, onder s, van de wetf.aanbieder : Aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerkof een omroepnetwerk; g.werkzaamheden : Werkzaamheden in verband met de aanleg,instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar
telecommunicatienetwerk of van een omroepnetwerk in en op openbare
gronden;h.gedoogplichtige : Degene op wie een gedoogplicht rust als bedoeldin artikel 5 . 1 , eerste lid, van de wet;i.college : College van burgemeester en wethouders;j.melding : Melding als bedoeld in artikel 5.2, derde lid,aanhef en onder a, van de wet;k.instemmingsbesluit : Besluit van het college als bedoeld in artikel5.2, derde lid, aanhef en onder b, van de wet.2.Tijdstip van melding van voorgenomen werkzaamheden.Een aanbieder die werkzaamheden wil verrichten, meldt in ieder geval acht
weken voor de aanvang van de werkzaamheden het voornemen daartoe bij het
college.3.Melding werkzaamheden,
Voor de melding maakt de aanbieder gebruik van een daartoe door het
college vastgesteld formulier.
Bij de melding verstrekt de aanbieder in ieder geval de volgende
gegevens:
de door de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie
Autoriteit afgegeven registratie;
een uittreksel uit het handelsregister van de Kemer van
Koophandel;
naam, adres en telefoonnummer van degene die de kabel in
eigendom heeft, degene die de kabel beheert en degene die de kabel exploiteert;
een opgave van de soort kabel en het beoogde gebruik;
welke belanghebbenden en instanties vooraf in kennis worden
gesteld van de voorgenomen datum van aanvang, beëindiging en
de aard van de werkzaamheden;
een uitvoeringsplan met daarin opgenomen:
een opgave van het gewenste tracé. Het tracé dient
te zijn ingetekend op de grootschalige basiskaart
Nederland (GBKN), schaal 1:500 of 1:1,000, met
daarop aangegeven een doorsnede van de te graven
sleuf met zowel de bestaande alsmede de nieuw te
leggen kabels;
een opgave van bestaande kabels en leidingen van
derden binnen de afstand van 1 meter aan weerszijden
van de te graven sleuf;
een opgave van de objecten die ten tijde van de
werkzaamheden worden geplaatst, alsmede van de
situering daarvan;
een omschrijving van eventuele opbrekingen;
de doorsnede van de kabel of kabelgoot;
de lengte en breedte van de kabelsleuf;
een opgave van straatmeubilair, verkeersborden,
bomen e.d. ter plaatse van de werkzaamheden en de
situering daarvan;
de maatregelen voor de bereikbaarheid van in de
openbare gronden aanwezige kabels en leidingen;
het voorgenomen tijdstip van aanvang en beëindiging
van de werkzaamheden;
naam, adres en telefoonnummer van de aannemer(s) of
onderaannemer(s) die belast is (zijn) met de
werkzaamheden en van een contactpersoon ten tijde
van de uitvoering van de werkzaamheden.
Indien de werkzaamheden mede betrekking hebben op gronden
van een andere gedoogplichtige dan de gemeente, wordt
uiterlijk vier weken na ontvangst van de melding, als
genoemd in het eerste lid, het college schriftelijk in
kennis gesteld van de uitkomsten van het overleg tussen de
aanbieder en de andere gedoogplichtige.
Het college kan nadere regels stellen inzake de gegevens die
bij de melding worden verstrekt.
4.Voorschriften en beperkingen bij instemming.
Het college kan aan het instemmingsbesluit voorschriften en
beperkingen verbinden in het belang van de:
openbare orde;
het voorkomen of beperken van schade of overlast;
de bruikbaarheid van de openbare gronden;
het veilig en doelmatig gebruik van de openbare
gronden;
het doelmatig beheer en onderhoud van de openbare
gronden;
de belemmering van doelmatig beheer en onderhoud van de
openbare gronden;
de bescherming van het uiterlijk aanzien van de
omgeving;
de bescherming van groenvoorzieningen.
Ter bescherming van de belangen als genoemd ir. het eerste lid, kan
het college in ieder geval aan het instemmingsbesluit voorschriften
of beperkingen verbinden over het medegebruik van voorzieningen,
zoals kabelgoten en geleidingen en een zekerheidsstelling voor de
nakoming van verplichtingen die gesteld zijn bij de voorschriften en
beperkingen aan het instemmingsbesluit.
De wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en
opruiming van kabels en medegebruik van voorzieningen dient te
geschieden conform de terzake geldende gemeentelijke
richtlijnen.
Inzake de beheer- en degeneratiekosten geldt de vigerende regeling
met betrekking tot het leggen van kabels in de openbare ruimte van
de gemeente Beek.
5.Schadevergoedingen.1.De vergoedingen van beheer- en degeneratiekosten inzake straatwerk,
bedoeld in artikel 5.4 in de wet geschiedt overeenkomstig de regeling
tussen VNG en KPN-Telecom;2.Het college van Burgemeester en wethouders stellen de grondslag vast
voor de berekening van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde
schadevergoeding.6.Zakelijk karakter instemmingsbesluit.Indien de kabel wordt overgedragen aan een nieuwe aanbieder gaan de rechten
en plichten die betrekking hebben op de kabel van de oude aanbieder over op
de nieuwe aanbieder.7.Melding wijziging.De aanbieder stelt het college onverwijld in kennis van het feit dat het
eigendom, de exploitatie of het beheer van de kabel verandert of het feit
dat de kabel niet langer ten dienste van een openbaar
telecommunicatienetwerk of van een omroepnetwerk in of op openbare
gronden.8.Revisietekeningen.De aanbieder dient om niet op eerste aanvraag van of namens het college van
burgemeester en wethouders de meest actuele revisiegegevens digitaal aan de
gemeente Beek ter beschikking te stellen.9.Aanvraag voor een ander dan openbaar netwerk.Aanvragen van aanbieders die een ander netwerk aanleggen dan een openbaar
telecommunicatienetwerk of omroepnetwerk worden geweigerd.10.Overgangsbepaling.De aanwezigheid van kabels en kabelwerken in of op openbare gronden,
voorzover deze zijn aangelegd met toepassing van hoofdstuk VI van de Wet op
de telecommunicatievoorzieningen, dient door de aanbieders binnen een jaar
na inwerkingtreding van deze verordening te worden gemeld aan het college
via het aanmeldingsformulier als genoemd in artikel 3, tweede lid.11.Inwerkingtreding.Deze verordening treedt in werking met ingang van de datum van
inwerkingtreding van artikel 5.2, vierde lid, van de wet.12.Citeertitel.Deze verordening wordt aangehaald als: Telecommunicatieverordening kabels
gemeente Beek. Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 27 mei 1999.De raad voornoemd,De secretaris, De voorzitter.Drs J.H.M. Jürgens Drs. A.M.J. CremersToelichting telecommunicatie verordening.1. Begripsomschrijvingen.a.Wet.De verordening is gebaseerd op de Telecommunicatiewet (TW}. Deze wet is de
opvolger van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen, die op zijn beurt
de Telegraaf- en Telefoonwet van 1 9 04 heeft vervangen. b.Openbare telecommunicatienetwerk.Een openbaar telecommunicatienetwerk wordt in artikel 1, onder g, TW
omschreven als een telecommunicatienetwerk dav onder meer de verrichting van
openbare telecommunicatiediensten wordt gebruikt of een
telecommunicatienetwerk waarmee aan het publiek de mogelijkheid tot
overdracht van signalen tussen netwerkaansluitpunten ter beschikking gesteld
wordt. Deze omschrijving valt in twee delen uiteen. In de eerste plaats
geldt dat een openbaar telecommunicatienetwerk wordt gebruikt voor de
verrichting van openbare telecommunicatiediensten. Dit betekent dat de
betreffende telecommunicatiedienst beschikbaar is voor het publiek. Deze
dienst wordt openbaar aangeboden en is beschikbaar voor eenieder die van dat
aanbod gebruik wil maken. Dit betekent dat telecommunicatiediensten die
uitsluitend beschikbaar zijn voor leden van een besloten gebruikersgroep,
niet openbaar zijn. Het kan bijvoorbeeld gaan om een besloten netwerk op een
bedrijventerrein.In het tweede deel van de omschrijving wordt gesproken over de "mogelijkheid
tot overdracht van signalen tussen netwerkaansluitpunten". Hiermee wordt
onder meer gedoeld op huurlijnen. Een huurlijn wordt in de TW in artikel 1,
onder i, gedefinieerd als het aan het publiek ter beschikking stellen van
transparant transmissiecapaciteit tussen twee netwerkaansluitpuntenvan een
telecommunicatienetwerk, zonder routeringsfuncties waarover gebruikers
kunnen beschikken als onderdeel van de geleverde huurlijn.Met een voorbeeld zal worden verduidelijkt wat hiermee precies wordt
bedoeld. Stel dat een bedrijf twee filialen met elkaar wil verbinden door
middel van een kabel voor telecommunicatie en dataverkeer. De kabel is voor
exclusief gebruik van het bedrijf. Er doen zich twee mogelijkheden
voor:
het bedrijf neemt een aanbieder van openbare
telecommunicatienetwerken in de arm. Die zorgt ervoor dat de kabel
wordt gelegd en exploiteert deze in het vervolg. Het bedrijf huurt
vervolgens de lijn. Deze huurlijn is te beschouwen als een openbaar
telecommunicatienetwerk en moet dus worden gedoogd;
het bedrijf laat in eigen beheer en voor eigen kosten de kabel
leggen en exploiteert de lijn zelf.
Het betreft een niet-openbaar netwerk, waarvoor de gemeente niet
gedoogplichtig is.c.Omroepnetwerk.Een omroepnetwerk wordt in artikel 1, onder o, TW omschreven als technische
inrichting, of onderdelen daarvan, die worden gebruikt om met gebruik van
kabels of radioverbindingen tussen punten programma’s te verspreiden naar
een of meer bij anderen in gebruik zijn gronden, woningen of niet tot woning
dienende gebouwen. In de meeste gevallen zal het gaan om het
kabeltelevisienetwerk, met behulp waarvan radio- en televisieprogramma's
worden doorgegeven. De aanbieder van een omroepnetwerk kan via ditzelfde netwerk ook openbare
telecommunicatiediensten aanbieden, dan wel het netwerk als openbaar
telecommunicatienetwerk gebruiken. Voor beide activiteiten is een
afzonderlijke registratie verplicht.d.Kabels.Onder het begrip kabels vallen, overeenkomstig artikel 1.1, onder r, TW,
niet alleen de feitelijke kabels, maar ook de ondersteuningswerken,
beschermingswerken en signaalinrichtingen. Tevens worden tot het begrip
kabels gerekend: de inrichtingen bestemd om daarin verbinding tot stand te
brengen tussen kabels in, op of boven openbare gronden enerzijds en kabels
in gebouwen en daarmee één geheel vormende gronden anderzijds, dan wel
tussen laatstgenoemde kabels onderling. Of een bepaald object dat een
telecomaanbieder wil aanbrengen onder de omschrijving van het begrip kabels
valt, is in de eerste plaats een technisch vraagstuk. Daarnaast moet ook
worden bezien welke objecten gemeenten in het verleden hebben gedoogd.
Materieel bezien moet onder de TW namelijk hetzelfde worden gedoogd als
onder de Wet op de telecommunicatievoorzieningen (WTV). Formeel bezien valt
op dat de letterlijke omschrijving van het begrip kabels in de TW is
verruimd ten opzichte van de omschrijving uit de WTV. Dit komt doordat nu
ook kabelwerken onder de omschrijving van kabels zijn gebracht, terwijl deze
in de WTV afzonderlijk waren gedefinieerd. De kabelwerken uit de WTV moesten
echter ook worden gedoogd. De invoering van de TW betekent op dit punt dus
geen verruiming van de mogelijkheden voor aanbieders om objecten te
plaatsen.Onder de TW vallen alleen openbare kabels. Werkzaamheden aan andere
telecomkabels kunnen onder het vergunningenregime van de algemene
plaatselijke verordening (APV) vallen; zie bijvoorbeeld artikel 2.1.5.2
model-APV van de VNG.e.Openbare gronden.In artikel 1, onder s, TW wordt het begrip openbare gronden beschreven.
Hiertoe worden berekend openbare wegen, met inbegrip van de daartoe
behorende stoepen, glooiingen, bermen, sloten, bruggen, viaducten, tunnels,
duikers, beschoeiingen en andere werken, alsmede wateren met de daartoe
behorende bruggen, plantsoenen, pleinen en andere plaatsen, die voor
eenieder toegankelijk zijn. Onder het begrip openbare gronden wordt ook het
begrip weg, zoals gebruikt wordt in de model-APV van de VNG, begrepen. Het
begrip openbare gronden is echter ruimer dan het begrip weg uit de
model-APV, aangezien hieronder ook de wateren met de daarbij behorende
bruggen, plantsoenen, pleinen en andere plaatsen die voor eenieder
toegankelijk zijn worden gerekend.f.Aanbieder.Het begrip aanbieder wordt gedefinieerd als een aanbieder van een openbaar
telecommunicatienetwerk of een omroepnetwerk. Voor deze aanbieders geldt de
verplichting, zoals genoemd in artikel 5.2, derde lid, TW om voorafgaand aan
de aanvang van werkzaamheden ten behoeve van een openbaar telecommunicatie
of omroepnetwerk deze werkzaamheden te melden en vervolgens een
instemmingsbesluit van het college van burgemeester en wethouders af te
wachten.g.Werkzaamheden.Werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van
kabels ten dienste van een openbaar telecommunicatienetwerk of van een
omroepnetwerk in en op openbare gronden betreffen ook de werkzaamheden die
verband houden met het medegebruik van voorzieningen. Bij het medegebruik
van voorzieningen moet onder andere gedacht worden aan het medegebruik van
kabelgoten of geleidingen. Voor dergelijke werkzaamheden geldt ook de
meldingsplicht en is eerst een instemmingsbesluit vereist voordat zij mogen
worden uitgevoerd. Over het medegebruik van voorzieningen wordt nader
ingegaan bij de toelichting op artikel 4.h.Gedoogplichtige.In artikel 5.1 , eerste lid, TW wordt bepaald dat eenieder verplicht is om
de aanleg en instandhouding van kabels ten dienste van een openbaar
telecommunicatienetwerk of een omroepnetwerk in en op openbare gronden,
alsmede de opruiming daarvan, te gedogen. De beheerders van openbare gronden
moeten dus goedvinden ('gedogen') dat aanbieders van een opE^nbaar
telecommunicatienetwerk of een omroepnetwerk kabels in hun grond leggen. Tot
de beheerders van het openbare gebied behoren gemeenten, provincies,
waterschappen, het Rijk en particulieren in het bezit van openbare
grond.i.College.Ten behoeve van de leesbaarheid van de verordening wordt het college van
burgemeester en wethouders aangeduid met het college. Waar in hoofdstuk 5
van de TW wordt gesproken over 'het college', wordt OPTA bedoeld, en niet
het college van burgemeester en wethouders.j . + k. Melding en
instemmingsbesluit.In artikel 5.2, derde lid, TW staat dat een aanbieder van een openbaar
telecommunicatienetwerk of van een omroepnetwerk slechts overgaat tot het
verrichten van werkzaamheden indien deze:
het voornemen daartoe heeft gemeld bij burgemeester en wethouders
van de desbetreffende gemeente, en
van burgemeester en wethouders instemming heeft verkregen over
tijdstip, plaats en werkwijze van uitvoering van de
werkzaamheden.
Deze bepaling brengt met zich mee dat een aanbieder niet met de
werkzaamheden mag beginnen voordat bij instemming daarvoor heeft verkregen
van het college van burgemeester en wethouders.2.Tijdstip van melding.In artikel 5.2, vierde lid, TW is bepaald dat de gemeenteraad bij
verordening in ieder geval regels stelt inzake het tijdstip, voorafgaand aan
het verrichten van werkzaamheden waarop de melding uiterlijk moet zijn
gedaan. Artikel 2 van de verordening is hier een nadere uitwerking van.
Gekozen is voor een termijn van acht weken. Deze termijn sluit aan bij de
termijn als genoemd in artikel 4:13, tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht (Awb). Dit staat het college van burgemeester en wethouders
echter niet in de weg om eerder, bijvoorbeeld na drie weken, op een melding
te besluiten. Het staat de gemeente vrij om een andere termijn dan acht weken in de
verordening op te nemen.Wordt gekozen om in de verordening een korts re termijn op te nemen, dan
wordt aanbevolen om deze termijn ook als beslistermijn te hanteren. Het zou
immers onlogisch zijn indien twee weken voor de voorgenomen aanvang van de
werkzaamheden een melding moet worden ingediend, terwijl binnen die termijn
nog geen uitsluitsel kan worden gegeven over de instemming.Het tijdstip van melding voorafgaand aan de aanvang van de werkzaamheden zou
ook afhankelijk gesteld kunnen worden van de plaats van de werkzaamheden.
Het is voorstelbaar dat voor een graafwerkzaamheid in het centrum van de
gemeente meer coördinatie van de zijde van de gemeente nodig is dan voor een
graafwerkzaamheid in het buitengebied van de gemeente. Bij werkzaamheden in
het centrum of op een hoofdroute door de gemeente moeten al dikwijls
verkeersmaatregelen worden getroffen of andere voorzieningen. Om die reden
heeft de gemeente voor de coördinatie van die werkzaamheden meer tijd nodig.
Artikel 2 zou daarom kunnen worden uitgebreid met een lid, luidende:Als werkzaamheden worden verricht op hoofdroutes en in het centrumgebied,
zoals omschreven op de bijgevoegde kaart, of als bij werkzaamheden meerdere
gedoogplichtigen zijn betrokken, wordt de melding uiterlijk 15 weken voor de
aanvang van de werkzaamheden gemeld bij het college.Vanzelfsprekend dient in dat geval een kaart van de gemeente met daarop
getekend de hoofdroutes of het centrumgebied tezamen met de verordening te
worden vastgesteld.3.Melding.Artikel 5.2, vierde lid, TW bepaalt onder meer dat de gemeenteraad bij
verordening in ieder geval regels vaststelt over de gegevens die bij de
melding moeten worden verstrekt, waaronder een uitvoeringsplan. Artikel 3
van de verordening is hiervan een nadere uitwerking. Gegevens die op basis
van artikel 4:2 van de Awb, zoals de dagtekening van de aanvraag, moeten
worden vermeld, zijn niet nog eens opgenomen in de opsomming van artikel 3.
De verplichting om deze gegevens te verstrekken volgt immers rechtstreeks
uit de Awb.In artikel 3, eerste lid, is het gebruik van een aanmeldingsformulier
voorgeschreven. Een ordelijke en efficiënte afhandeling van de aanvraag
wordt immers bevorderd door de gebruikmaking van een speciaal daartoe
bestemd formulier.In de opsomming uit het tweede lid van artikel 3 wordt allereerst de
registratie, afgegeven door de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie
Autoriteit (OPTA} genoemd. De OPTA is per 1 augustus 1997 ingesteld in
verband met de liberalisering van de Europese telecommunicatiemarkt. De
taken van de OPTA zijn: toezicht op de telecommunicatiemarkt, beslechting
van geschillen, uitgifte van nummers en de registratie van
marktpartijen.Een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel wordt
genoemd in de opsomming van artikel 3. Indien getwijfeld wordt of de
werkzaamheden gedoogd moeten worden, vormt de inschrijving bij de Kamer van
Koophandel namelijk een aanwijzing voor het vermoeden dat het bedrijf in
ieder geval openbare telecommunicatiediensten aanbeidt en daarmee dat hun
werkzaamheden, werkzaamheden aan een te gedogen openbare kabel kunnen
zijn.Van belang is verder of er sprake is van een huurlijn. Om die reden wordt
bij de melding gevraagd aan te geven om wat voor soort kabel het gaat. Een
huurlijn is te beschouwen als een openbaar telecommunicatienetwerk en moet
dus worden gedoogd. Lijnen in eigen beheer of voor eigen exploitatie vormen
een niet-openbaar netwerk. De gemeente is voor deze lijnen niet
gedoogplichtig op grond van de wet. Voor werkzaamheden aan deze lijnen dient
een vergunning op grond van de APV te worden verleend; zie bijvoorbeeld
artikel 2.1.5.2 model-APV van de VNG.Tevens moet worden aangegeven wie vooraf in kennis worden gesteld van de
voorgenomen werkzaamheden. Gedacht kan worden aan burgers of ondernemers die
overlast zullen ondervinden van de werkzaamheden. In sommige gevallen kan
het ook noodzakelijk zijn dat de politie en de brandweer op de hoogte worden
gesteld. Dit zal zich vooral voordoen wanneer de werkzaamheden met
wegversperringen gepaard gaan. Uit het uitvoeringsplan moet voorts blijken op welke wijze de werkzaamheden
worden uitgevoerd.Van belang is onder andere dat de kabels zo worden aangelegd dat de
bereikbaarheid voor in de grond reeds aanwezige kabels blijft behouden. Om
die reden is het van belang waar de kabelsleuf precies word gesitueerd.Het derde lid ziet op de situatie dat de werkzaamheden ook betrekking hebben
op gronden van andere gedoogpüchtigen. In dat geval dienen ook de belangen
van deze gedoogpüchtigen bij het instemmingsbesluit te worden betrokken. Uit
artikel 5.2, eerste en tweede lid, TW vloeit immers voort dat de gemeente
met de coördinatie wordt belast van de werkzaamheden aan telecommunicatie-
en omroepnetwerken binnen haar grondgebied en dat de gemeente hierbij andere
belangen moet betrekking. Gelet hierop is in het derde lid van artikel 3 van
de verordening opgenomen dat de uitkomst van het overleg tussen de
aanbieders en de andere gedoogplichtigen uiterlijk vier weken na ontvangst
van de melding aan het college van burgemeester en wethouders wordt gemeld.
De aanbieder kan op deze wijze tegelijkertijd met de melding aan het college
van burgemeester en wethouders de andere gedoogplichtigen benaderen. Om geen
discussie te krijgen over de aanvang van de vier weken termijn is het aan te
bevelen om na ontvangst van de melding een ontvangstbevestiging te sturen.
Voordat tot instemming wordt besloten, dient het resultaat van dit overleg
bij de gemeente bekend te zijn. Deze procedure draagt bij aan een redelijke
afdoeningtermijn door het college van burgemeester en wethouders. Indien de
belangen van de andere gedoogplichtigen niet overeenkomen met de belangen
van de gemeente, ligt het vervolgens op de weg van het college
vanburgemeester en wethouders om de belangen zo goed mogelijk tegen elkaar
afte wegen. Daartoe zou bijvoorbeeld van de zijde van de gemeente een
overleg kunnen worden geëntameerd met alle betrokkenen, waaronder in ieder
geval de aanbieders en de andere gedoogplichtigen. Indien de partijen er
niet in onderling overleg uitkomen, moet het college van burgemeester en
wethouders na afweging van alle belangen een beslissing nemen. In het vierde lid is opgenomen dat het college nadere regels kan stellen
voor de gegevens die bij de melding worden verstrekt. Het is mogelijk dat
het college bij werkzaamheden in het centrum andere eisen stelt aan het
uitvoeringsplan dan bij werkzaamheden in het buitengebied. Door het stellen
van nadere regels kan hierin onderscheid worden gemaakt. De bevoegdheid tot
het stellen van nadere regels is gebaseerd op artikel 156, derde lid, van de
Gemeentewet. Indien het college bij een individuele melding meent dat er
onvoldoende gegevens zijn overgelegd om een beslissing te nemen over de
instemming, kan het op basis van artikel 4:5 van de Awb nadere gegevens
opvragen.4. Voorschriften en beperkingen bij instemming.Uit artikel 5.2, tweede Md, TW volgt dat de gemeente bij de coördinatie
andere werkzaamheden en andere belangen waarin de TW niet voorziet, moet
betrekken. Gedacht kan worden aan de belangen zoals genoemd in het eerste
lid van artikel 5 van de verordening. Bij de formulering van deze belangen
is aansluiting gezocht bij de terminologie uit de model-APV van de VNG.De belangenafweging kan ertoe leiden dat aan het instemmingsbesluit
voorschriften of beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften of
beperkingen mogen niet zodanig belemmerd werken dat niet meer gesproken zou
kunnen worden van de gedoogplicht van de gemeente. Een dergelijk aanpak zou
in strijd zijn met de Telecommunicatiewet. Artikel 5.2, tweede lid, TW
bepaalt immers dat de coördinatie niet mag leiden tot een zodanige
vertraging van voorgenomen werkzaamheden dat redelijkerwijs niet meer kan
worden gesproken van gedogen.In het instemmingsbesluit kan het tijdstip van aanvang van de werkzaamheden
op enige tijd na het tijdstip van de melding van de voorgenomen aanvang
worden gesteld. De gedoogplicht wordt hierdoor in beginsel niet geschonden.
In de Nota naar aanleiding van het verslag van 29 december 1997 zegt de
minister hierover: "Of die tijdstip één maand of zes maanden verder weg kan
zijn gelegen is niet aan de wetgever om voor eens en altijd te bepalen. Van
gemeente tot gemeente, maar zelfs binnen een gemeente kunnen de
omstandigheden verschillen. Denk hierbij aan omstandigheden als: buitenwijk,
centrum, soort grond, wanneer meest recente opbreking."De wetgever heeft gelet op deze diversiteit geen termijn willen stellen
waarbinnen met de werkzaamheden moet zijn begonnen. Het college van
burgemeester en wethouders zal daarom voor elke concrete situatie moeten
afwegen of op de voorgenomen aanvangsdatum van de werkzaamheden ook
daadwerkelijk een aanvang kan worden gemaakt.De coördinatieplicht brengt met zich mee dat vanuit de gemeenten zo veel
mogelijk onderzocht wordt of verschillende verzoeken tot werkzaamheden in de
openbare grond niet kunnen worden gecombineerd. Dit voorkomt dat een weg
bijvoorbeeld om het halfjaar wordt opengebroken. Voor bijvoorbeeld burgers,
ondernemers etc. kan dit veel overlast met zich meebrengen. Daarnaast kan
het ook in het belang van de aanbieders zijn om gezamenlijk de kosten van
het openbreken van de grond te dragen.Niet alleen beperkingen in de tijd kunnen aan het instemmingsbesluit worden
verbonden, maar ook voorschriften of beperkingen omtrent de wijze van
uitvoering. Een bepaald traject van de kabel kan, gelet op de belangen die
genoemd worden in het eerste lid, op grote bezwaren stuiten. Het is dan van
belang om samen met de aanbieder te onderzoeken of de kabel ook via een
ander traject kan worden aangelegd. De gemeente kan vervolgens instemming
geven voor een van de melding afwijkend traject.Werkzaamheden ten behoeve van huisaansluitingen komen dikwijls in een
gemeente voor. Deze kleine werkzaamheden dienen op grond van de TW te worden
gemeld aan de gemeente. Om te voorkomen dat de gemeente voor elke
huisaansluiting een apart instemmingsbesluit moet nemen, kan in het
instemmingsbesluit voor het "moedertraject" worden opgenomen dat de
instemming ook geldt voor toekomstige huisaansluitingen. Door in een
voorschrift te bepalen dat werkzaamheden hiervoor vooraf moeten worden
gemeld aan het college van burgemeester en wethouders, blijft de gemeente op
de hoogte van waar en wanneer de openbare grond wordt opengebroken.Er kan ook een voorschrift aan het instemmingsbesluit worden verbonden
waarin wordt geregeld hoe te handelen bij storingen aan het
telecommunicatie- en omroepnetwerk. Indien zich een storing voordoet, dient
deze immers dikwijls direct verholpen te worden. Het vooraf melden en het
wachten op voorafgaande instemming is dan niet in alle gevallen mogelijk.
Denk bijvoorbeeld aan een storing die zich in het weekend voordoet. Indien
de storing direct verholpen moet worden, is het van belang dat wel achteraf
melding wordt gemaakt van de werkzaamheden. Met het oog daarop kan een
voorschrift aan het instemmingsbesluit worden verbonden dat bepaalt dat
indien bij storingen de daarvoor uit te voeren werkzaamheden niet vooraf
gemeld kunnen worden en het college van burgemeester en wethouders niet
vooraf gevraagd kan worden om instemming, binnen 48 uur na de werkzaamheden
het college alsnog hiervan in kennis wordt gesteld.Bij de kamerbehandeling van de TW heeft de minister gesteld dat de gemeente
een marktpartij kan verplichten om kabelgoten te gebruiken die voor andere
telecomaanbieders toegankelijk zijn. In de verordening wordt uitdrukkelijk
bepaald dat een voorschrift hierover aan het instemmingsbesluit kan worden
verbonden. Dit betekent niet alleen dat een marktpartij door het college van
burgemeester en wethouders kan worden verplicht om van bestaande kabelgoten
gebruik te maken, maar ook dat een marktpartij kan worden verplicht om nog
niet aanwezige kabelgoten te realiseren.Omdat dit grote kosten met zich mee kan brengen voor een aanbieder, moet de
gemeente zich er terdege van bewust zijn dat het verbinden van een dergelijk
voorschrift aan het instemmingsbesluit op een daadkrachtige motivering moet
berusten. Overigens zijn de aanbieders van telecommunicatienetwerken
verplicht, op basis van artikel 5.10, TW, om elkaar medegebruik van
voorzieningen (waaronder kabelgoten) te verlenen, mits daar een redelijke
vergoeding tegenover staat. Dit is echter een zaak waar de gemeente buiten
staat.Ook kan de gemeente een voorschrift of beperking aan het instemmingsbesluit
verbinden waarbij een zekerheid wordt verlangd over de nakoming van bepaalde
verplichtingen. In het bestuursrecht is het verbinden van een financiële
voorwaarde aan een besluit in beginsel toegestaan als daarmee de met het
besluit meespelende belangen worden gediend. Als voorbeeld kan genoemd
worden het verbinden van een voorschrift aan het instemmingsbesluit
inhoudende dat een waarborgsom moet worden gestort om het wegoppervlak weer
in de oude staat terug te brengen.Artikel 5.2, vierde lid, onder c, TW bepaalt dat de gemeenteraad bij
verordening in ieder geval regels vaststelt over de wijze van uitvoering bij
aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming en van medegebruik van
voorzieningen. Gelet hierop moet in het derde lid van artikel 5 een
verwijzing naar de in de gemeente gebruikte technische vereisten worden
opgenomen. Veel gemeenten gebruiken in de praktijk een handboek met
technische gegevens waaraan graafwerkzaamheden moeten voldoen. Een
verwijzing hiernaar in artikel 5 zorgt ervoor dat de wijze van uitvoering
bij aanleg, onderhoud en verplaatsing, alsmede de opruiming van kabels en
het medegebruik van voorzieningen, dient te geschieden conform deze
technische vereisten.De TW laat de publiekrechtelijke bevoegdheden van de gemeente en andere
overheden die zijn gebaseerd op specifieke wettelijke regelingen onverlet.
Dat wil zeggen dat de aanbieder van een telecommunicatie- of omroepnetwerk
bij deze overheden de benodigde vergunningen, ontheffingen etc. dient aan te
vragen (bijvoorbeeld een vergunning op basis van de keur van het waterschap
als de kabel in een dijklichaam wordt aangelegd). Het ontbreken van
dergelijke vergunningen of ontheffingen kan echter geen reden zijn om het
instemmingsbesluit te weigeren.Bekendmaking.Het instemmingsbesluit zal bekendgemaakt moeten worden overeenkomstig
artikel 3:41 Awb.Toezending van het instemmingsbesluit aan de aanvrager, welke meestal de
aanbieder zal zijn, ligt dan in de rede. De Awb vereist niet dat besluiten
die, ingevolge artikel 3 : 4 1 , aan een of meer belanghebbenden zijn
gericht, openbaar bekendgemaakt worden. Indien het gemeentelijk gebruik is
dat dergelijke besluiten toch worden gepubliceerd, zijn ook andere tijdig op
de hoogte van de verlening.Bezwaar, beroep en schadevergoeding.Tegen het instemmingsbesluit kunnen belanghebbenden bezwaar aantekenen bij
het college van burgemeester en wethouders. Vervolgens staat ingevolge
artikel 17.1, TW beroep open op de arrondissementsrechtbank te Rotterdam en
ingevolge artikel 20 van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie
hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBB). Is er
schade veroorzaakt die verband houdt met de gedoogplicht, dan beperkt het
recht op schadevergoeding, ingevolge artikel 5.4, TW, zich voor eigenaren en
beheerders van openbare gronden tot vergoeding van de kosten van de
voorzieningen en van de meerdere kosten van onderhoud.Artikel 5.9, TW bepaalt dat een eis tot schadevergoeaing aanhangig gemaakt
dient te worden bij de kantonrechter in wiens ambtsgebied de onroerende zaak
is gelegen waaraan schade wordt toegebracht. Hoger beroep tegen de uitspraak
van de kantonrechter is voorts toegestaan. Artikel 5.7, TW regelt de kostenvergoeding in het geval dat de kabels
verplaats moeten worden.Indien de gemeente als gedoogplichtige wil dat kabels worden verplaatst in
verband met de oprichting van een gebouw of de uitvoering van werken, dan
dient de aanbieder dit op eigen kosten te doen. In andere gevallen moeten de
kosten van het verplaatsen worden vergoed aan de aanbieder. Ontstaat een
geschil over de kosten, dan kan de OPTA om een beschikking worden gevraagd,
waartegen beroep openstaat bij de bovengenoemde arrondissementsrechtbank en
hoger beroep bij het CBB.Artikel 5.8, TW geeft een regeling voor bomen en beplanting die hinderlijk
zijn voor de telecommunicatie- of omroepnetwerken. Rechthebbenden van bomen
of beplantingen zijn verplicht te voldoen aan een verzoek van de aanbieder
van een openbaar telecommunicatie- of omroepnetwerk om deze te snoeien of in
te korten indien deze hinderlijk zijn of worden voor de aanleg,
instandhouding en exploitatie van deze netwerken. De OPTA is bevoegd om
bestuursdwang toe te passen indien de rechthebbende niet voldoet aan een
dergelijk verzoek van de aanbieder. De aanbieders kunnen, ingevolge het
derde lid van artikel 5.8, TW, ook zelf tot het opsnoeien of inkorten van
wortels of takken overgaan. Er moet dan wel sprake zijn van ernstige
belemmering of storing van de telecommunicatie. Artikel 5.9, TW bepaalt
verder dat de rechthebbenden ten aanzien van de bomen of beplanting het
recht op schadevergoeding aanhangig kunnen maken bij de kantonrechter. Hoger
beroep hiervan is toegestaan.Ontstaat er een geschil over de gedoogplicht ex artikel 5 . 1 , tweede lid,
TW van interlokale en internationale kabels in niet-openbare gronden, met
uitzondering van huizen en aangrenzende tuinen, dan kan op basis van artikel
5.3, tweede lid, TW de OPTA ats geschillenbeslechter optreden. De OPTA kan
vervolgens een beschikking afgeven waartegen beroep openstaat bij de
Rotterdamse arrondissementsrechtbank en hoger beroep bij het CBB. De wet
kent ten aanzien van deze gedoogplicht geen beperking toe aan de omvang van
het verzoek tot schadevergoeding. Alle schade kan opgevoerd worden in een
procedure voor de kantonrechter. Hoger beroep is hierop mogelijk.Worden kabels boven de grond aangebracht zonder dat deze de grond raken of
in en aan gebouwen bijbehorende gronden, dan is eenieder verplicht om deze
te gedogen. Is er schade geleden, dan kan deze via de bovengenoemde
procedure bij de kantonrechter aanhangig worden gemaakt. In de artikelen 5.5
en 5.9, TW is dit nader geregeld. Handhaving.Indien de aanbieder zonder voorafgaande melding of zonder instemming van het
college van burgemeester en wethouders werkzaamheden verricht, wordt in
strijd gehandeld met artikel 5.2, derde lid, TW. Dit vormt een economisch
delict in de zin van de Wet op de economische delicten (WED). Ook het
handelen in strijd met artikel 5.2, derde lid, inhoudende het handelen in
strijd met het in het instemmingsbesluit ogenomen tijdstip van aanvang of
voltooiing en de wijze van uitvoering, is onder de werking van de WED
gebracht. Handhaving van deze artikelen vindt plaats door de daarvoor in
artikel 17 WED aangewezen ambtenaren.Naast deze strafrechtelijke handhaving is bestuursrechtelijke handhaving
mogelijk. Het college van burgemeester en wethouders kan via een
bestuursdwangprocedure ex artikel 125 Gemeentewet of een dwangsomprocedure
ex artikel 125 Gemeenteweg juncto 5:32 Awb naleving van de bepalingen uit de
verordening afdwingen.5.Schadevergoedingen.Dit artikel spreekt voor zich. Voorkomen wordt dat als gevolg van de
werkzaamheden de gemeente met extra kosten t.a.v. het straatwerk wordt
opgezadeld.6.Zakelijk karakter instemmingsbesluit.Het verdient aanbeveling om aan het instemmingsbesluit een zakelijk karakter
mee te geven. In de situatie dat een nieuw aanbieder van de kabel
gebruikmaakt, is het gewenst dat ook voor hem de voorschriften en
beperkingen gelden die aan het instemmingsbesluit zijn verbonden. Het is
bijvoorbeeld van belang dat cok een nieuwe aanbieder zich houdt aan het
voorschrift over het ruimen van de kabel indien deze niet meer ten dienste
staat van een openbaar telecommunicatie- of omroepnetwerk.Voor de gemeente is het van belang om een actueel overzicht te hebben en te
houden van de ondergrondse infrastructuur. Daarbij gaat het niet alleen om
waar welke kabels liggen, maar ook wie de eigenaar is, de beheerder of de
exploitant. Om deze reden is in de verordening een verplichting opgenomen om
de wijziging van het eigendom, de exploitatie of het beheer van de kabel te
melden. Het eigendom, de exploitatie of het beheer kunnen in verschillende
handen liggen. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat de aanbieder niet alleen
degene