CVDR84300_2Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelasting 2012nlregelingCulemborg2018-07-10CulemborgCulemborgCulemborgse Courant 21-12-2011Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelasting 2012Artikelen 225, 234 en 235 van de Gemeentewetgemeenteraadfinanciën en economie2011-12-15De tekst in dit document is vrij van auteursrecht en
databankrecht2012-01-012012-01-01nieuwe regelingGeen.Geen.Geen.Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelasting 2012De gemeenteraad van de gemeente Culemborg; gelezen het voorstel van het
college van burgemeester en wethouders nr. 1101996/793; gelet artikel 225,
234 en 235 van de Gemeentewet; besluit vast te stellen de volgende
verordening:“Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelasting 2012”1BegripsomschrijvingenVoor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten
staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is
voor en gebruikt wordt tot onmiddellijk in- of uitstappen van
personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken van enig
gewicht en/of enige omvang, op binnen de gemeente gelegen voor het
openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit
doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is
verboden:
houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een
voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een
motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de
Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van
opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam
het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het
parkeren in het register was ingeschreven;
parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van
verzamelparkeermeters, centrale computer voor het verlenen van
diensten op het gebied van telefonische betaling bestemd voor
registratie van parkeerbewegingen, en hetgeen naar maatschappelijke
opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan:
vergunning: een door burgemeester en wethouders verleende
vergunning, krachtens welke het is toegestaan een voertuig te
parkeren op de daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of
belanghebbendenplaatsen;
vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een
vergunning is verleend;
dag: een kalenderdag;
maand: een kalendermaand;
jaar: een kalenderjaar;
bewonersvergunning: een vergunning als bedoeld in de
Parkeerverordening, die uitsluitend aan een bewoner van het daarin
omschreven gebied wordt verleend;
belanghebbendenvergunning: een vergunning als bedoeld in de
Parkeerverordening, die uitsluitend aan een belanghebbende van het
daarin omschreven gebied wordt verleend.
2Belastbaar feitOnder de naam parkeerbelasting worden de volgende belastingen geheven:
een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij,
dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen
door burgemeester en wethouders te bepalen, plaats, tijdstip en
wijze;
een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning
voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning
aangegeven plaats en wijze.
3Belastingplicht
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van
degene die het voertuig heeft geparkeerd.
Als degene die het voertuig heeft geparkeerd, wordt mede
aangemerkt:
degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft de
belasting te willen voldoen;
zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel
2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het
voertuig, met dien verstande dat:
indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst
wordt overlegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren
ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de
houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig
heeft geparkeerd;
indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan
ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig
heeft geparkeerd.
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven
van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, van dit
artikel als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt
aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het
parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig gebruik heeft
gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen
voorkomen.
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van
degene die de vergunning heeft aangevraagd.
4VrijstellingDe belasting wordt niet geheven ter zake van:
voertuigen voorzien van een geldige europese
gehandicaptenparkeerkaart, mits deze parkeerkaart met de daartoe
bestemde zijde op een van buitenaf duidelijk leesbare plaats direct
achter de voorruit van het voertuig is geplaatst en het voertuig op
een algemene gehandicaptenparkeerplaats staat;
voertuigen van huisartsen en verloskundigen die visites maken, mits
deze voertuigen als zodanig herkenbaar zijn;
aanhangwagens als bedoeld in artikel 1, onder a, van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990, voor een periode van maximaal
drie aaneengesloten dagen;
ambulances, voertuigen van politie en brandweer voor zover deze
voertuigen voor het uitoefenen van de dienst worden gebruikt, mits
deze voertuigen als zodanig herkenbaar zijn;
5Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvakDe maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn
vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende
tarieventabel.6Ontstaan van de belastingschuld
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij
de aanvang van het parkeren.
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op
het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.
7Wijze van heffing en termijn van betaling
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, voor het parkeren op
parkeerapparatuurplaatsen, wordt geheven bij wege van voldoening op
aangifte bij de aanvang van het parkeren.
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven op
andere wijze en moet worden betaald op het tijdstip waarop de
vergunning wordt verleend.
Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt het in werking stellen
van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met
inachtneming van de door burgemeester en wethouders gestelde
voorschriften als voldoening op aangifte aangemerkt.
8Ontheffing van parkeerbelasting
Ontheffing van parkeerbelasting wordt uitsluitend op schriftelijke
aanvraag verleend.
Indien een vergunning wordt ingetrokken of vervalt, wordt op
aanvraag ontheffing van parkeerbelasting verleend over de nog niet
ingetrokken volle maanden waarop de vergunning betrekking
heeft.
Indien als gevolg van maatregelen getroffen door of met instemming
van burgemeester en wethouders de vergunninghouder over een gedeelte
van het tijdvak waarvoor de vergunning geldt, geen gebruik kan maken
van de vergunning, wordt de ontheffing van parkeerbelasting verleend
over het aantal volle maanden gedurende welke dat niet mogelijk is
geweest.
Indien voor een voertuig parkeerbelasting als genoemd in hoofdstuk 2
van de bij deze verordening behorende tarieventabel naar een
jaartarief is geheven en aannemelijk is dat niet of slechts
gedurende een gedeelte van de desbetreffende periode van de
parkeermogelijkheid gebruik kan worden gemaakt, wordt op aanvraag
ontheffing van parkeerbelasting verleend. Het bedrag van de
ontheffing wordt berekend door bij het jaartarief het aantal
verstreken en aangevangen maanden tegen het maandtarief daarop in
mindering te brengen.
Ontheffing van parkeerbelasting wordt niet verleend indien het
bedrag daarvan minder zou bedragen dan 2 maal 1/12 deel van het voor
de betreffende vergunning geldende jaarbedrag.
9Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsenDe aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen
betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden
geparkeerd, geschiedt door burgemeester en wethouders.10KostenDe kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in
artikel 2, onderdeel a, bedragen € 54,00.11KwijtscheldingBij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding
verleend.12Nadere regels door burgemeester en wethoudersBurgemeester en wethouders kunnen nadere regels geven met betrekking tot de
heffing en de invordering van de parkeerbelasting.13Inwerkingtreding en citeertitel
De “Verordening parkeerbelastingen 2011” vastgesteld op 9 december
2010, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde
datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van
toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum
hebben voorgedaan.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag van
de maand na de datum van bekendmaking.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012.
Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening
parkeerbelasting 2012”.
Aldus besloten in de vergadering van de Raad, gehouden op 15 december 2011De griffier, De voorzitter,P. Peters R. van Schelven