CVDR50450_6Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2013nlregelingDe Wolden2015-05-13De Wolden<a title="Wolder
Courant" href="http://www.dewolden.nl">Wolder
Courant</a>Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2013Artikel 8, lid 1, sub b Wet werk en bijstandArtikel 18 Wet werk en bijstandgemeenteraadmaatschappelijke zorg en welzijn2013-01-31De tekst in dit document is vrij van auteursrecht en
databankrecht2013-02-152015-01-01Gewijzigde regelgeving2013 - I / 11Geen.Geen.Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2013De raad van de gemeente DE WOLDEN;gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 januari 2013,
inzake vaststelling van de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand
gemeente De Wolden 2013;gelet op artikel 8, eerste lid, onderdelen b en i, en artikel 18 van de Wet
werk en bijstand;overwegende dat het noodzakelijk is de Maatregelverordeningen in het kader
van de Wet werk en bijstand in overeenstemming te brengen met de Wet
aanscherping handhaving- en sanctiebeleid SZW-wetgeving;besluit vast te stellen de hierna volgende verordening:Maatregelenverordening Wet werk en bijstand De Wolden 2013.11Algemene bepalingen1Begripsbepalingen 1. In deze verordening wordt verstaan onder: a. wet: de Wet werk en bijstand (WWB); b. Bbz: het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004; c. college: het college van burgemeester en wethouders van de
gemeente De Wolden; d. algemene bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel
b, van de wet; e. bijzondere bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel
d, van de wet; f. bijstand: algemene bijstand en bijzondere bijstand; g. bijstandsnorm: de bijstandsnorm bedoeld in artikel 5, onderdeel
c, van de wet; h. netto bijstand: de bijstand zonder de verhoging op grond van
artikel 19, vierde lid, of artikel 35, achtste lid, van de wet; i. maatregel: het verlagen van de bijstand of de
langdurigheidstoeslag op grond van artikel 18, tweede lid, van de
wet; 2. De begripsbepalingen van de wet zijn op deze verordening van
toepassing, tenzij daarvan uitdrukkelijk wordt afgeweken.2Het opleggen van een maatregel 1. Indien de belanghebbende tekortschietend besef van
verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan
wel de uit de wet of de artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet
structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende
verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het
zich jegens het college zeer ernstig misdragen, legt het college een
maatregel op. 2. Een maatregel bedoeld in het eerste lid wordt afgestemd op de
ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de
gedraging verweten kan worden en de omstandigheden waarin hij
verkeert. 3. Bij het opleggen van een maatregel wordt deze verordening in
acht genomen, onverminderd de bevoegdheid van het college om de
hoogte of de duur van een maatregel met toepassing van het tweede
lid afwijkend vast te stellen.3Afzien van een maatregel 1. Het college legt geen maatregel op indien: a. elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; b. de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die
gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging
een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van
die gedraging ten onrechte bijstand is verleend. 2. Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel als
daarvoor dringende redenen aanwezig zijn. 3. Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op
grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan
schriftelijk mededeling gedaan.4Horen van de belanghebbende 1. Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in
de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen. 2. Het horen van de belanghebbende kan achterwege worden gelaten
als: a. de vereiste spoed zich daartegen verzet; b. de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn
zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe
feiten of omstandigheden hebben voorgedaan; c. de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het
college, of van een derde aan wie het college met toepassing van
artikel 7 van de wet werkzaamheden in het kader van de wet heeft
uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te
verstrekken als bedoeld in artikel 17 van de wet; d. het horen van de belanghebbende redelijkerwijs niet noodzakelijk
is voor de vaststelling van de ernst van de gedraging, van de mate
van verwijtbaarheid en van de persoonlijke omstandigheden van de
belanghebbende. 3. Voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel c, wordt met
het niet binnen de gestelde termijn verstrekken van inlichtingen
gelijkgesteld, het geen gevolg geven aan een oproep voor een
onderzoek dat in het kader van de wet noodzakelijk geacht kan
worden, waaronder begrepen de medewerking aan een huisbezoek.5Berekeningsgrondslag 1. De maatregel wordt toegepast op de bijstandsnorm. 2. In afwijking van het eerste lid kan de maatregel ook worden
toegepast op de bijzondere bijstand als: a. aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met
toepassing van artikel 12 van de wet; b. de verwijtbare gedraging van de belanghebbende, in relatie tot
zijn recht op bijzondere bijstand, daar aanleiding toe geeft.6De hoogte en duur van de maatregel 1. Voor de bepaling van de hoogte en duur van de maatregelen wordt,
onverminderd het bepaalde in artikel 2, derde lid, van deze
verordening, een categorie-indeling gehanteerd. 2. De hoogte en duur van de maatregel zijn voor de onderscheiden
categorieën: a. eerste categorie: vijf procent van de bijstandsnorm gedurende
een maand; b. tweede categorie: tien procent van de bijstandsnorm gedurende
een maand; c. derde categorie: twintig procent van de bijstandsnorm gedurende
een maand; d. vierde categorie: veertig procent van de bijstandsnorm gedurende
een maand; e. vijfde categorie: honderd procent van de bijstandsnorm gedurende
een maand. 3. De duur of de hoogte van de maatregel wordt verdubbeld als de
belanghebbende zich binnen twaalf maanden na de bekendmaking van een
besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt
aan een verwijtbare gedraging uit dezelfde of een hogere categorie.
Met een besluit waarbij een maatregel is opgelegd wordt
gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van artikel
3, tweede of derde lid. 4. Indien binnen twaalf maanden na de bekendmaking van een besluit
waarbij een maatregel is opgelegd, belanghebbende zich voor een
tweede keer schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging uit
dezelfde of een hogere categorie kan het college aan belanghebbende
een maatregel opleggen van honderd procent van de bijstand gedurende
maximaal drie maanden. Met een besluit waarmee een maatregel is
opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op
grond van dringende redenen als bedoeld in artikel 3, derde
lid. 5. Op grond van bijzondere omstandigheden kan een volgens deze
verordening vastgestelde maatregel, vanaf 20% van de bijstandsnorm,
worden gehalveerd onder gelijktijdige verdubbeling van de duur van
de maatregel.7De wijze van oplegging van de maatregel 1. De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerstvolgende
kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het
opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt.
Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende
bijstandsnorm. 2. In afwijking van het eerste lid, kan de maatregel met
terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de bijstand nog
niet is uitbetaald of van belanghebbende wordt teruggevorderd. 3. Als het recht op bijstand eindigt kan, voor zover het tijdvak
waarover de maatregel is opgelegd nog niet is verstreken, het
resterende deel van de maatregel ten uitvoer worden gelegd, als de
belanghebbende binnen zes maanden na de beëindiging opnieuw
aanspraak op bijstand maakt. 4. Een maatregel wordt voor bepaalde tijd opgelegd. Een maatregel
die voor een periode van meer dan drie maanden wordt opgelegd, wordt
uiterlijk na drie maanden nadat deze ten uitvoer is gelegd,
heroverwogen.8Het besluit tot opleggen van een maatregel In het besluit tot het opleggen van een maatregel worden in elk
geval vermeld: de verwijtbare gedraging, de reden van de maatregel,
de duur van de maatregel, het percentage waarmee de bijstand wordt
verlaagd, het bedrag waarmee de bijstand wordt verlaagd en, indien
van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.
2Maatregelwaardige gedragingen9Niet nakomen plicht tot arbeidsinschakeling Het niet nakomen van een verplichting als bedoeld in artikel 9 van
de wet leidt tot een maatregel waarbij de volgende categorieën
worden onderscheiden, onder vermelding van de hoogte van de
maatregel overeenkomstig artikel 6 lid 2: a. eerste categorie: 5% bij het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het
UWV Werkbedrijf of het niet tijdig laten verlengen van de
registratie; b. tweede categorie: 10% 1. bij het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek
naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling; 2. bij het niet naar vermogen verrichten van maatschappelijk
nuttige activiteiten als tegenprestatie in de zin van artikel 9, lid
1, sub c van de wet. c. derde categorie: 20% 1. bij het niet naar vermogen proberen algemeen geaccepteerde
arbeid te verkrijgen; 2. bij gedragingen die de arbeidsinschakeling belemmeren; 3. bij het niet dan wel onvoldoende meewerken aan het opstellen,
uitvoeren en evalueren van het Plan van Aanpak als bedoeld in
artikel 44a van de wet; 4. bij het niet of onvoldoende verrichten van inspanningen om in de
eigen kosten van het bestaan te voorzien of de mogelijkheid binnen
het regulier onderwijs te onderzoeken gedurende de periode van 4
weken als bedoeld in artikel 41, lid 4 van de wet. d. vierde categorie: 40% 1. bij het niet of in onvoldoende mate gebruik maken van een door
het college aangeboden voorziening als bedoeld in Hoofdstuk 4 van de
Reïntegratieverordening van gemeente De Wolden; 2. ingeval van intrekking van de ontheffing van de
sollicitatieplicht bij een alleenstaande ouder aan wie toepassing
van artikel 9a, lid 1, van de wet is gegeven en waarbij uit houding
en gedrag ondubbelzinnig blijkt, dat de opgelegde verplichtingen als
bedoeld in artikel 9, lid 1, sub b, van de wet niet worden
nagekomen. e. vijfde categorie: 100% 1. bij het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid; 2. bij het door eigen toedoen niet behouden van algemeen
geaccepteerde arbeid.10Zeer ernstige misdragingen Als een belanghebbende zich jegens het college zeer ernstig
misdraagt in de zin van artikel 18, tweede lid van de wet, kan dit
leiden tot een maatregel van de vierde categorie.11Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid 1. Gedragingen van de belanghebbende die niet vallen onder artikel
10 van deze verordening, maar wel aangemerkt kunnen worden als
tekortschietend besef van verantwoordelijkheid als bedoeld in
artikel 18 van de wet, leiden tot een maatregel. 2. Het college stelt in beleidsregels vast welke gedragingen kunnen
worden aangemerkt als het betonen van tekortschietend besef van
verantwoordelijkheid, als genoemd in het eerste lid. 3. Een maatregel op grond van het eerste lid wordt zo mogelijk
afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag, met inbegrip van
het onverantwoord bestede vermogen, gerelateerd aan de
netto-bijstand, waarbij de volgende categorieën worden
onderscheiden, onder vermelding van de hoogte van de maatregel
overeenkomstig artikel 6 lid 2: a. benadelingsbedrag nihil of niet vast te stellen: eerste
categorie van 5%; b. een benadelingsbedrag tot € 1000,-- leidt tot een maatregel van
de tweede categorie van 10%; c. een benadelingsbedrag van € 1000,-- tot € 2000,-- leidt tot een
maatregel van de derde categorie van 20%; d. een benadelingsbedrag van € 2000,-- tot € 4000,-- leidt tot een
maatregel van de vierde categorie van 40%; e. een benadelingsbedrag van € 4000,-- of meer leidt tot een
maatregel van de vijfde categorie van 100%.12Maatregel bij verlies van een passende en toereikende
voorliggende voorziening door toepassing van bestuurlijke
boete 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 11 wordt, indien
belanghebbende(n) geen beroep meer kan doen op een passende en
toereikende voorliggende voorziening, omdat deze volledig wordt
verrekend met een bestuurlijke boete in het kader van het bij
herhaling schenden van de inlichtingenplicht een maatregel opgelegd
van 100% gedurende de eerste drie maanden gerekend vanaf de start
van de verrekening. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, wordt de
maatregel in de tweede en derde maand gerekend vanaf de start van de
verrekening gematigd tot 20% indien belanghebbende(n) redelijkerwijs
niet kan beschikken over gelden ter hoogte van ten minste driemaal
de toepasselijke bijstandsnorm.13Uitkeringsgerechtigden waarvan de bijstand via de SVB wordt
verstrekt In afwijking van de vorige artikelen is op de
uitkeringsgerechtigden die op grond van een mandaatregeling van de
Sociale verzekeringsbank (SVB) een uitkering ingevolge de WWB
ontvangen, het maatregelenbeleid van de SVB (zoals gepubliceerd in
de Staatscourant 2006, 121 en 2008, 98) van toepassing.3Slot- en invoeringsbepalingen14Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet
voorziet. 1. In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist
het college. 2. Ter uitvoering van deze verordening kan het college,
onverminderd het bepaalde in artikel 11, tweede lid, nadere
beleidsregels vaststellen.15Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 15 februari
2013 en is van toepassing op gedragingen die plaatsvinden na 15
februari 2013. 2. De Maatregelenverordening Wet werk en bijstand september 2012
wordt ingetrokken met ingang van 15 februari 2013 maar blijft van
toepassing op gedragingen die een schending van de
inlichtingenplicht inhouden zoals bedoeld in artikel 17, eerste lid
van de WWB die: a. hebben plaatsgevonden vóór 1 januari 2013 en niet na 1 januari
2013 voortduren; b. hebben plaatsgevonden vóór 1 januari 2013 en na 1 januari 2013
voortduren maar vóór 15 februari 2013 zijn opgehouden of
geconstateerd, waarbij de maatregel wordt afgestemd op de gedraging
of het benadelingsbedrag over de periode tot uiterlijk 15 februari
2013; en: c. hebben plaatsgevonden vóór 1 januari 2013 en na 1 januari 2013
voortduren maar niet vóór 15 februari 2013 zijn opgehouden of
geconstateerd, waarbij de maatregel wordt afgestemd op de gedraging
of het benadelingsbedrag over de periode tot uiterlijk 15 februari
2013.16Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als: ’Maatregelenverordening Wet
werk en bijstand 2013’. Zuidwolde, 31 januari 2013, De raad voornoemd, griffier, burgemeester, drs. I.J. Gehrke R.T. de Groot1