CVDR435309_1Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2017nlregelingGeldrop-Mierlo2017-12-28Geldrop-MierloGemeenteblad 2016 Nr. 184953Verordening rioolheffing 2017artikel 228a van de Gemeentewetartikel 15.33 van de Wet Milieubeheergemeenteraadfinanciën en economie2016-12-19De tekst in dit document is vrij van auteursrecht en
databankrecht2017-01-052018-01-01Nieuwe regelingRV GM 2016-023740Verordening rioolheffing 2017GeenVerordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2017Verordening rioolheffing 2017De raad van de gemeente Geldrop-Mierlo;voorgenomen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders RV
GM2016-023740 d.d. 15 november;overwegende, dat jaarlijks de belastingverordeningen voor het volgende
belastingjaar aangepast en vastgesteld worden op basis van het
begrotingsbeleid;gehoord de Algemene Kamer op 8 december 2016;gelet op artikel 228a van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet
Milieubeheer;besluit :vast te stellen de volgende verordening:Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing
2017.(Verordening rioolheffing 2017).1BegripsomschrijvingenDeze verordening verstaat onder:a perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte
daarvan;b gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen
voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater,
hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de
gemeente;c verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf
betrekking heeft.d water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater,
grondwater of oppervlaktewater;e gebruik maken: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet
Milieubeheer.2Aard van de belastingOnder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter
bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en
bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk
afvalwater; en
de inzameling en afvloeiend hemelwater en de verwerking van het
ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde
structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de
grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te
beperken.
3Belastbaar feit en belastingplicht1De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van
waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt
afgevoerd.2 Met betrekking tot de belasting wordt als gebruiker aangemerkt: a. degene
die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens
eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt; b ingeval een
gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor
gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
4Zelfstandige gedeeltenIndien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling
bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de
belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien
verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel
worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.5Maatstaf van heffing1De belastingwordt geheven naar het aantal kubieke meters water
dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd.2 Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters
leidingwater en grondwater dat in de laatste aan het begin van het
belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd
of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van
twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang
bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor
een volle maand gerekend. 3 Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die
pompinstallatie zijn voorzien van een: a watermeter, waarvan de hoeveelheid
opgepompt water kan worden afgelezen, of b bedrijfsurenteller, waarvan het
aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is
geweest kan worden afgelezen. De eerste volzin is niet van toepassing indien
vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige
andere wettelijke bepaling.4 Voor zover de gegevens, als bedoeld in het tweede lid, niet bekend zijn,
wordt het waterverbruik door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van
de Gemeentewet bedoelde ambtenaar vastgesteld op basis van het waterverbruik
van vergelijkbare objecten.5 De op de voet van het tweede lid berekende hoeveelheid toegevoerd of
gepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die aantoonbaar niet
is afgevoerd. Vermindering als gevolg van het besproeien van een tuin of
landerijen vindt niet plaats 6BelastingtarievenHet belastingtarief bedraagt:a bij een waterverbruik van 0 tot en met 200 m3 € 169,80;b bij een waterverbruik van 201 m3 tot en met 500 m3 € 226,20;c bij een waterverbruik van meer dan 500 m³ voor elke volle eenheid van
500m³ of gedeelte daarvan per belastingjaar € 226,20.7BelastingjaarHet belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.8Wijze van heffingDe rechten worden bij wege van een aanslag geheven.9Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang1De belastingen zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar
of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.2 Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van
het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel
twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde belastingbedrag als
er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle
kalendermaanden overblijven.3 Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor de belasting
in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing
voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde
belastingbedrag als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog
volle kalendermaanden overblijven.4 Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de
belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander eigendom
in gebruik neemt.10Termijnen van betaling1.In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990
moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de
eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in
de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee
maanden later. Indien de aanslag in één keer wordt betaald, moet dit
vóór de eerste vervaldag.2.In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, ingeval het
totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, zolang de
verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso
kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in
acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de
dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen
telkens een maand later.3.De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande
leden gestelde termijnen.11Nadere regels door het college van burgemeester en wethoudersHet college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en invordering van de rioolheffing.12Inwerkingtreding en citeertitel1De ‘Verordening rioolheffing 2016’ van 23 november 2015, wordt
ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van
de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de
belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die
van de bekendmaking.3 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.4 Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening rioolheffing 2017’. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raadvan de gemeente Geldrop-Mierlo d.d. 19 december 2016De raad voornoemd,G.A.A. van Luijn, B.H.M. Link,griffier voorzitter