CVDR348834_1Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet 2015 Gemeente HarlingennlregelingHarlingen2017-08-17HarlingenGemeenteblad 2015, 574Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet 2015 gemeente Harlingenartikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Participatiewet,artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers enartikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;gelet op de artikelen 8a, eerste lid, aanhef en onder a, c, d en e, en tweede lid, 10a, zesde lid en 10b, vierde lid, van de Participatiewet ende artikelen 34, eerste lid, onderdeel a, 35, aanhef en onder a en 36, eerste lid van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers ende artikelen 34, eerste lid, onderdeel a, 35, aanhef en onder a en 36, eerste lid van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers;gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel d en artikel 60b van de Participatiewet;gelet op artikel 8b van de Participatiewet,artikel 35 lid 1 sub c van de Wet inkomensvoorziening ouderen gedeeltelijke arbeidsongeschikte werknemers enartikel 35 lid 1 sub c van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en tweede lid, van de Participatiewet;gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel c, en derde lid, van de Participatiewet;gelet op artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet;gelet op artikel 8a, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet,artikel 34, eerste lid onderdeel e van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers enartikel 34, eerste lid, onderdeel e van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers;gemeenteraadmaatschappelijke zorg en welzijn2014-12-03De tekst in dit document is vrij van auteursrecht en
databankrecht2015-01-012015-02-20OnbekendOnbekendGeenGeenVerordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet 2015 Gemeente HarlingenGelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 28 oktober
2014gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Participatiewet, artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen; gelet op de artikelen 8a, eerste lid, aanhef en onder a, c, d en e, en
tweede lid, 10a, zesde lid en 10b, vierde lid, van de Participatiewet en de artikelen 34, eerste lid, onderdeel a, 35, aanhef en onder a en 36,
eerste lid van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte werknemers en de artikelen 34, eerste lid, onderdeel a, 35, aanhef en onder a en 36,
eerste lid van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte gewezen werknemers; gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel d en artikel 60b van de
Participatiewet; gelet op artikel 8b van de Participatiewet, artikel 35 lid 1 sub c van de Wet inkomensvoorziening ouderen gedeeltelijke
arbeidsongeschikte werknemers en artikel 35 lid 1 sub c van de Wet inkomensvoorziening oudere en
gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen; gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en tweede lid, van de
Participatiewet; gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel c, en derde lid, van de
Participatiewet; gelet op artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet; gelet op artikel 8a, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet, artikel 34, eerste lid onderdeel e van de Wet inkomensvoorziening oudere en
gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en artikel 34, eerste lid, onderdeel e van de Wet inkomensvoorziening oudere en
gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers;gezien het advies van de Gezamenlijke commissie Mens & Bestuur en
Omgevingoverwegende dat het noodzakelijk is de bestrijding van het ten onrechte
ontvangen van bijstand en inkomensvoorzieningen, alsmede van misbruik en
oneigenlijk gebruik van de Participatiewet, de IOAW en de IOAZ bij
verordening te regelen;dat het van belang wordt geacht om aan personen van 21 jaar of ouder doch
jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die langdurig een laag inkomen
hebben gehad, die geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in
artikel 34 bezitten, die geen uitzicht hebben op inkomensverbetering en die
tevens woonachtig zijn in de gemeente Harlingen financieel te
ondersteunen;dat het van belang wordt geacht om aan personen van 18 jaar of ouder, die
recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wsf 2000 of een
tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wtos, die geen in aanmerking
te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 bezit en waarvan is vastgesteld
dat die persoon met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van
het wettelijk minimumloon doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie
heeft financieel te ondersteunen;1.Algemene bepalingen1.Begripsbepalingen1.Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet
nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de
Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).2.In deze verordening wordt verstaan onder:
college: college van burgemeester en wethouders gemeente
Harlingen, tenzij een bevoegdheid van het college bij
gemeenschappelijke regeling is gedelegeerd aan het dagelijks
bestuur van de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Noardwest Fryslân;
inkomen: totaal van het inkomen, bedoeld in artikel 32 van
de Participatiewet, en de algemene bijstand;
peildatum: datum waarop een persoon individuele
inkomenstoeslag aanvraagt;
referteperiode: periode van drie jaar voorafgaand aan de
peildatum.
2.De aanvraag en de voorwaarden2.Indienen verzoekEen verzoek als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de
Participatiewet, wordt ingediend door middel van een door het dagelijks
bestuur vastgesteld aanvraagformulierformulier en onder overlegging van
de op het aanvraagformulier genoemde bescheiden.3.Langdurig laag inkomenEen persoon heeft een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36,
eerste lid, van de Participatiewet als gedurende de referteperiode het
in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 110% van de
toepasselijke bijstandsnorm.3.Hoogte van de toeslag4.Hoogte individuele inkomenstoeslag1.Een individuele inkomenstoeslag bedraagt per kalenderjaar:
€ 237,00 voor een alleenstaande;
€ 305,00 voor een alleenstaande ouder;
€ 339,00 voor gehuwden.
2.Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele
inkomenstoeslag ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid, van de
Participatiewet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor
een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als
alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.3.Voor toepassing van het eerste en tweede lid is de situatie op de
peildatum bepalend.4.De bedragen genoemd in het eerste lid worden jaarlijks geïndexeerd
overeenkomstig de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex
volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. De bedragen worden
naar boven afgerond op hele euro’s.4.Slotbepalingen5.Onvoorziene gevallenHet dagelijks bestuur kan in die gevallen waarin deze verordening niet
voorziet op grond van individuele bijzondere omstandigheden afwijkend
beslissen.6.InwerkingtredingDeze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.7.CiteertitelDeze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele
inkomenstoeslag Participatiewet 2015 gemeente Harlingen. Toelichting Algemeen Aan de bijstand ligt het uitgangspunt ten grondslag dat het normbedrag, bedoeld
ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan met inbegrip van
een component reservering, in beginsel toereikend is. Toch kan de financiële positie
van mensen die langdurig op een minimuminkomen zijn aangewezen onder druk komen
te staan als er na verloop van tijd geen enkel perspectief lijkt te zijn om door
inkomen uit arbeid het inkomen te verhogen. Om die reden is bij de invoering van
de Wet werk en bijstand (hierna: WWB) in 2004 de langdurigheidstoeslag in het
leven geroepen. Sinds 1 januari 2009 is de langdurigheidstoeslag
gedecentraliseerd. Ook is de langdurigheidstoeslag sinds die datum een
bijzondere vorm van (categoriale) bijzondere bijstand. Per 1 januari 2015
vervangt de individuele inkomenstoeslag de langdurigheidstoeslag. Sindsdien is het verlenen
van de toeslag geen gebonden bevoegdheid meer, maar een discretionaire bevoegdheid. Dit betekent dat het college van burgemeester en wethouders, (hierna college) een
individuele inkomenstoeslag kan verlenen als een persoon voldoet aan de
voorwaarden daarvoor. Het college kan in beleidsregels aangeven welke groepen
niet in aanmerking komen voor individuele inkomenstoeslag en in welke gevallen
personen uitzicht hebben op inkomensverbetering. Hierbij kan bijvoorbeeld worden
gedacht aan personen aan wie in de referteperiode een maatregel is opgelegd
wegens een schending van een arbeidsverplichting of een
re-integratieverplichting of aan personen die uit 's Rijks kas bekostigd
onderwijs volgen.Vast te leggen regels in verordeningDe individuele inkomenstoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is
een inkomensondersteunende maatregel voor bepaalde personen die langdurig een laag
inkomen hebben en daarbij, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen
uitzicht hebben op inkomensverbetering (artikel 36, eerste lid, van de
Participatiewet). Bij verordening moeten regels vastgesteld worden over het
verlenen van een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de
Participatiewet. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de wijze
waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’.
Op grond van deze verordening is geen sprake van een laag inkomen bij een
inkomen hoger dan 105% van de toepasselijke bijstandsnorm. Daarnaast
moet bij verordening de hoogte van de individuele inkomenstoeslag bepaald
worden. Het college kan in (wetsinterpreterende) beleidsregels aangeven wanneer
sprake is van 'geen uitzicht op inkomensverbetering'. Gelet op de tekst van
artikel 8, tweede lid, van de Participatiewet hoeft dit criterium niet te worden
vastgelegd in de verordening. Bij de beoordeling van het criterium 'geen
uitzicht op inkomensverbetering' moet het college rekening houden met de
omstandigheden van de persoon. In artikel 36, tweede lid, van de Participatiewet
is bepaald dat tot die omstandigheden in ieder geval worden gerekend: - de krachten en bekwaamheden van de persoon, en - de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te
komen.OvergangsrechtPer 1 januari 2015 vervangt de individuele inkomenstoeslag de
langdurigheidstoeslag. Het is niet nodig om in deze verordening overgangsrecht
op te nemen met betrekking tot eerder verstrekte langdurigheidstoeslagen, omdat artikel 78z van de Participatiewet
voorziet in algemeen overgangsrecht met betrekking tot de wijzigingen in de Participatiewet
als gevolg van de inwerkingtreding van de Invoeringswet Participatiewet en de
Wet maatregelen WWB op 1 januari 2015. De individuele inkomenstoeslag en
voorheen de langdurigheidstoeslag worden immers toegekend tegen een peildatum.
Zaken die na de peildatum gebeuren hebben geen betekenis voor het recht op een
dergelijke toeslag. Wie op een datum gelegen vóór 1 januari 2015 op basis van de
toepasselijke verordening recht had op langdurigheidstoeslag, behoudt dat
onverkort, ongeacht of hij voldoet aan de voorwaarden die per 1 januari 2015
zijn gesteld in artikel 36 van de Participatiewet en deze verordening.
Toekenning van het recht op individuele inkomenstoeslag op een datum gelegen op
of ná 1 januari 2015 is uitsluitend mogelijk als wordt voldaan aan de in artikel
36 van de Participatiewet en deze verordening opgenomen voorwaarden.Wijziging leefvormDe leefvorm (alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwd) van een persoon kan
wijzigen binnen de referteperiode. Dit is bijvoorbeeld het geval indien gehuwden
individuele inkomenstoeslag aanvragen, maar zij over een gedeelte van de
referteperiode als alleenstaande moeten worden aangemerkt. Personen moeten dan
ook over dat deel van de referteperiode aan de voorwaarden voldoen om voor
individuele inkomenstoeslag in aanmerking te komen. Gehuwden moeten immers zowel
gezamenlijk als afzonderlijk aan de voorwaarden voldoen.Artikelsgewijze toelichtingArtikel 1. BegripsbepalingenBegrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet of Algemene wet
bestuursrecht (hierna: Awb) worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze
verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.InkomenMet inkomen wordt bedoeld het inkomen zoals bedoeld in artikel 32 van de
Participatiewet. In afwijking hiervan wordt algemene bijstand voor de
beoordeling van het recht op individuele inkomenstoeslag ook in aanmerking
genomen als inkomen. Bijzondere bijstand kan niet als inkomen in aanmerking
worden genomen. Aangezien individuele inkomenstoeslag een vorm van bijzondere
bijstand is, is het niet nodig expliciet te bepalen dat een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag buiten beschouwing moet worden gelaten bij de
vaststelling van het inkomen. Het wordt niet wenselijk geacht een eerder
verstrekte individuele inkomens-toeslag in aanmerking te nemen als inkomen,
omdat dit het ongewenst effect kan hebben dat een persoon geen recht op een
individuele inkomenstoeslag heeft omdat hij een te hoog inkomen heeft gehad in
de referteperiode vanwege een eerder verstrekte toeslag. Wat voor een eerder
verstrekte individuele inkomenstoeslag geldt, dat geldt ook voor een eerder
verstrekte langdurigheidstoeslag op grond van de WWB zoals die luidde vóór 1 januari
2015.PeildatumDe peildatum is de datum waarop een persoon individuele inkomenstoeslag
aanvraagt (artikel 1 van deze verordening). Het gaat om de datum waarop een
persoon langdurig een laag inkomen heeft, geen in aanmerking te nemen vermogen
heeft als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet en, gelet op de
omstandigheden van die persoon, geen uitzicht op inkomensverbetering heeft. De
peildatum komt meestal overeen met de meldingsdatum. De peildatum kan in
beginsel niet liggen vóór de dag waarop een persoon zich heeft gemeld om
individuele inkomenstoeslag aan te vragen, tenzij sprake is van bijzondere
omstandigheden. Dit volgt uit artikel 44, eerste lid, van de Participatiewet en
de jurisprudentie rondom artikel 44 van de Participatiewet.ReferteperiodeVerder is bepaald wat onder de referteperiode moet worden verstaan: een periode
van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum. Zie ook de toelichting bij artikel
3 onder ‘Langdurig’.Artikel 2. Indienen verzoekDe Wet maatregelen WWB heeft artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet
dusdaniggewijzigd dat een persoon een verzoek tot verlening van individuele
inkomenstoeslag kanindienen. Voorheen was de langdurigheidstoeslag alleen op aanvraag verkrijgbaar.
Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een persoon, een besluit te nemen
(artikel 1:3, derde lid, van de Awb). Een aanvraag dient in beginsel
schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 Awb).Om onduidelijkheid te voorkomen over de wijze waarop het verzoek moet worden
ingediend, bepaalt artikel 2 van deze verordening dat het verzoek moet worden
gedaan middels een door het college vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan
gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan
om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend
door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de
dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel
4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en
bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij
redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb).
Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om
individuele inkomenstoeslag zoals bedoeld in artikel 36 van de
Participatiewet.Artikel 3. Langdurig laag inkomen Van belang bij het bepalen wat een langdurig laag inkomen is, is wat onder
‘langdurig’ en onder ‘laag’ wordt verstaan.Langdurig De door het algemeen bestuur vastgestelde langdurige periode voorafgaand aan de
peil-datum, wordt aangeduid als referteperiode. De referteperiode is vastgesteld
in artikel 1 van deze verordening.Laag inkomenEen inkomen is laag als het niet hoger is dan 105% van de toepasselijke
bijstandsnorm.De vraag of het inkomen van een persoon gedurende de referteperiode niet hoger
is dan het langdurig lage inkomen van 105% van de toepasselijke bijstandsnorm,
zal niet al te rigide mogen worden beoordeeld. Een marginale overschrijding van dit lage inkomen moet
worden genegeerd.[1] Gaat het inkomen van een persoon
gedurende (een deel van) de referteperiode de toepasselijke bijstandsnorm
maandelijks met een gering bedrag te boven, dan is geen sprake meer van een
marginale overschrijding van de bijstandsnorm die niet aan toekenning van een
individuele inkomenstoeslag in de weg staat. Er is immers geen sprake van een
incidentele geringe overschrijding van de bijstandsnorm of van te verwaarlozen
bedragen van enkele eurocenten.[2] In nadere regelgeving wordt het begrip
een gering bedrag nader omschreven.Artikel 4. Hoogte individuele inkomenstoeslag Bij de hoogte van de individuele inkomenstoeslag wordt onderscheid gemaakt
tussen eenalleenstaande, een alleenstaande ouder en gehuwden. GehuwdenBij gehuwden moet in het oog worden gehouden dat het recht op individuele
inkomenstoeslag de gehuwden gezamenlijk toekomt. Worden personen op de peildatum
als gehuwden aangemerkt, dan moeten beide gehuwden voldoen aan de voorwaarden
van artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet. Voldoet één van hen niet aan
deze voorwaarden, dan bestaat voor beiden geen recht op individuele
inkomenstoeslag.[3]Is één van de echtgenoten uitgesloten van het recht op individuele
inkomenstoeslag, anders dan vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden van
artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet, dan komt de rechthebbende partner wel in aanmerking voor een
individuele inkomenstoeslag. Het gaat hier om een partner die op een van de in
artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet genoemde gronden geen
recht heeft op bijstand. Als slechts één partner recht heeft op individuele
inkomenstoeslag, komt deze rechthebbende partner in aanmerking voor een
individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of
alleenstaande ouder zou gelden. Dat is geregeld in het tweede lid.IndexeringIn het vierde lid is een indexeringsbepaling opgenomen. Deze bepaling voorkomt
dat de verordening telkens opnieuw moet worden vastgesteld, enkel voor indexatie van de
bedragen. Het is van belang de nieuwe bedragen (na indexatie) duidelijk te
communiceren.Artikel 5. Onvoorziene gevallen In deze verordening zijn de hoofdlijnen voor de inkomenstoeslag vastgelegd. Er
kunnen zich echter concrete situaties voordoen waarin deze verordening niet
voorziet. Dit artikel bepaalt dat het college in dergelijke situaties beslist in
afwijking van deze verordening. Redelijkheid is hierbij het uitgangspunt. Bij de besluitvorming dient in de
geest van de wet en de verordening gehandeld te worden.Artikel 6. Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015. Vanaf die
datum is in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet de
verordeningsopdracht voor de gemeenteraad neergelegd om regels in de verordening vast te stellen over het
verlenen van een individuele inkomenstoeslag.Artikel 7. Citeertitel Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.[1] CRvB 19-08-2008, nrs. 06/1163 WWB e.a.,
ECLI:NL:CRVB:2008:BE8918 en CRvB 15-02-2011, nr. 08/5141 WWB,
ECLI:NL:CRVB:2011:BP5532.[2] (CRvB 27-03-2012, nr. 10/2488 WWB, ECLI:NL:CRVB:2012:BW0068 en
CRvB 31-07-2012, nr. 12/1825 WWB, ECLI:NL:CRVB:2012:BX7178.[3] CRvB 13-07-2010, nr. 08/2345 WWB,
ECLI:NL:CRVB:2010:BN2529.