CVDR28770_1Verordening Wet Inburgering gemeente HattemnlregelingHattem2017-10-24HattemHattemDijkpoorter, 28-04-2010Verordening Wet Inburgering gemeente HattemWet inburgering, art. 8gemeenteraadmaatschappelijke zorg en welzijn2007-02-19De tekst in dit document is vrij van auteursrecht en
databankrecht2010-05-06nieuwe regelingOnbekend.Geen.Geen.Verordening Wet Inburgering gemeente HattemNo.: 6Onderwerp:Verordening Wet Inburgering---------------------------------------De raad der gemeente Hattem;gelezen het voorstel van het college d.d. 9 februari 2007, no. 6;gelet op artikel 8 van de Wet Inburgering;overwegende dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de
informatievoorziening, alsmede het aanbod van, en de toegang tot
inburgeringvoorzieningen;b e s l u i t :
In te stemmen met de nota ´Invoering Nieuwe Wet Inburgering 2007´.
Daarbij kennis te nemen van de toezegging van het college dat er een
tussenrapportage plaatsvindt voor 1 juni 2007 waarin ook de
financiële kaders worden voorgelegd.
Vast te stellen de navolgende “Verordening Wet Inburgering gemeente
Hattem.”
1.Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking1Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
het college: het college van burgemeester en
wethouders;
de wet: de Wet inburgering;
De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende
regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze
verordening worden gebruikt.
2De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen
Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op
een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over
hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod
van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.
Het college beoordeelt tenminste eens in de 2 jaren de
doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking
aan de inburgeringsplichtigen en rapporteert daarover aan de
raad.
2.Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening3Bepalen van de doelgroepenHet college bepaalt de groepen inburgeringsplichtigen waaraan hij bij
voorrang een inburgeringsvoorziening kan aanbieden op basis van de
volgende criteria (in willekeurige volgorde):
Aanwezigheid algemene bijstandsuitkering of een uitkering op
grond van de sociale zekerheidswetten of sociale
zekerheidsregelingen zoals aangewezen bij algemene maatregel van
bestuur,
Afwezigheid van inkomsten uit werk van meer dan 12 uren per week
en algemene bijstandsuitkering of een uitkering op basis van de
sociale zekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen.
Zorg over minderjarige kinderen
Eigen aanmelding, gemotiveerdheid
4De samenstelling van de inburgeringsvoorziening
Het college stemt de inburgeringsvoorziening af op het
startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden
en de maatschappelijke positie van de
inburgeringsplichtige.
Indien de inburgeringsplichtige ook een voorziening gericht op
arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg
voor dat de inburgeringsvoorziening en de voorziening gericht op
arbeidsinschakeling op elkaar worden afgestemd.
Bij een inburgeringsplichtige die geestelijke bedienaar is,
stemt het college de inburgeringsvoorziening bovendien af op de
sociaal-maatschappelijke en de geestelijke, godsdienstige of
levensbeschouwelijke taken die hij vervult in de Nederlandse
samenleving.
Een inburgeringsvoorziening kan, naast datgene dat in de wet is
geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:
Trajectbegeleiding
Maatschappelijke begeleiding
Praktijkcomponent passend bij het niveau en persoonlijke
situatie van de
inburgeringsplichtige
5De inning van de eigen bijdrage
De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet
wordt in ten hoogste 12 termijnen betaald.
Het college legt in de beschikking tot toekenning van een
inburgeringsvoorziening de termijnen van betaling vast. Als het
college de eigen bijdrage wil verrekenen met de algemene
bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.
6Opleggen van verplichtingenHet college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking één of meer
van de volgende verplichtingen opleggen:
Het deelnemen aan de aangeboden inburgeringsvoorziening
Het deelnemen aan gesprekken met de klantmanager en/of
trajectbegeleider
Het deelnemen aan het inburgeringsexamen op het tijdstip dat
door het college is bepaald
Het melden indien door ziekte dan wel door andere omstandigheden
niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden
voldaan
Het meewerken aan onderzoek om belastbaarheid te bepalen.
3.Het aanbod van een inburgeringsvoorziening7De procedure van het doen van een aanbod
Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of
tweede lid, van de wet in een gesprek met de
inburgeringsplichtige. Het aanbod wordt tevens toegezonden op
het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke
basisadministratie is ingeschreven.
In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de
inburgeringsvoorziening die wordt aangeboden en van de rechten
en verplichtingen die aan de inburgeringsvoorziening worden
verbonden.
De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt
binnen twee weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod
aanvaardt.
Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het
college binnen twee weken na ontvangst van deze mededeling het
besluit tot toekenning van de inburgeringsvoorziening,
overeenkomstig het gedane aanbod.
8De inhoud van de beschikkingHet besluit tot toekenning van een inburgeringsvoorziening bevat in
ieder geval:
een omschrijving van de inburgeringsvoorziening, met inbegrip
van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;
in geval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van start
gaat waarbinnen het inburgeringsexamen moet worden behaald,
bedoeld in artikel 26 van de wet van start gaat;
de datum waarop het inburgeringsexamen moet zijn behaald;
de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage.
4.De bestuurlijke boete9De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende
overtredingen
De bestuurlijke boete bedraagt maximaal € 250 indien de
inburgeringsplichtige geen gehoor geeft aan de oproep, bedoeld
in artikel 25, eerste of tweede lid van de wet of geen of
onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in
artikel 25, vierde lid, van de wet. Bij deze bestuurlijke boete
gelden de volgende schema´s voor opbouw boete:Verschijnen op intake
GedragingBestuurlijke boete1e keer niet verschijnenWaarschuwingsbrief + nieuwe afspraak2e keer niet verschijnenBestuurlijke boete € 25,-3e keer niet verschijnenBestuurlijke boete: € 100,-4e keer en vaker niet verschijnenBestuurlijke boete: € 250,- per keer
Verzetten van afspraak
GedragingBestuurlijke boete1e keer verzettenNieuwe afspraak binnen 4 weken2e keer verzettenWaarschuwingsbrief + nieuwe afspraak3e keer verzettenBestuurlijke boete € 25,-4e keer verzettenBestuurlijke boete € 100,-5e keer en vaker verzettenBestuurlijke boete € 250,- per keer
Niet meewerken tijdens intake
GedragingHandhaving1e keer niet meewerkenWaarschuwingsbrief + nieuwe afspraak2e keer niet meewerkenBestuurlijke boete € 100,-3e keer en vaker niet meewerkenBestuurlijke boete € 250,- per keer
De bestuurlijke boete bedraagt maximaal € 500 indien de
inburgeringsplichtige onvoldoende medewerking verleent aan de
uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening,
bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de bij
verordening vastgestelde verplichtingen in het kader van deze
voorziening, bedoeld in artikel 23, derde lid, van de wet. Bij
deze bestuurlijke boete geldt het volgende schema bij opbouw
boete:
GedragingBestuurlijke boete1e keer niet meewerkenGesprek + Waarschuwingsbrief2e keer niet meewerkenBestuurlijke boete € 150,-3e keer niet meewerkenBestuurlijke boete € 500,- + stopzetten traject
De bestuurlijke boete bedraagt maximaal € 500 indien de
inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid,
van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op
grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet
verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.
De bestuurlijke boete bedraagt maximaal € 1.000,- indien de
inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond
van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het
inburgeringsexamen heeft behaald. Bij de bestuurlijke boetes als
bedoeld in lid 3 en 4 geldt het volgende schema bij opbouw
boetes:
GedragingHandhaving1e keer niet halen binnen termijnWaarschuwingsbrief + hersteltermijn2e keer niet halen binnen termijnBestuurlijke boete € 250,-3e keer niet halen binnen termijnBestuurlijke boete € 500,-4e keer en vaker niet halen binnen termijnBestuurlijke boete € 1.000,- per keer
5.Slotbepalingen10HardheidsclausuleHet college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende
afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de
verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.11InwerkingtredingDeze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2007. 12CiteertitelDe verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet inburgering
gemeente Hattem.Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad der gemeente
Hattem, gehouden op 19 februari 2007.De raad voornoemd, , voorzitter. , griffier.Algemene toelichtingDe Wet inburgering (WI) treedt op 1 januari 2007 in werking en komt in
de plaats van de Wet inburgering nieuwkomers (Win) en de verschillende
oudkomersregelingen. De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel
alle vreemdelingen van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen
en mogen verblijven. Bij het invulling geven aan de inburgeringverplichting staat de eigen
verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de
inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen
inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen.
Aan de inburgeringverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen
is behaald (een resultaatsverplichting). Gemeenten krijgen in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo
hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen in de gemeente
goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze
wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan bepaalde groepen
inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Een
inburgeringsvoorziening leidt inburgeringsplichtigen toe naar het
inburgeringsexamen. Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van
inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke
boete opleggen als een inburgeringspichtige zich verwijtbaar niet houdt
aan de verplichtingen die voor hem gelden. In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening
regels te stellen over de volgende onderwerpen:
Regels over de informatieverstrekking door de gemeente aan
inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit
hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang
tot inburgeringsvoorzieningen (artikel 8 WI).
Regels met betrekking tot het aanbieden van
inburgeringsvoorzieningen aan bijzondere groepen
inburgeringsplichtigen en over de rechten en plichten van de
inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is
vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid,
WI).
Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die
voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel
35 WI).
Regels over de informatieverstrekking aan
inburgeringsplichtigenArtikel 8 WI bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels
vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan
inburgeringsplichtigen. Het gaat dan om informatie over de
rechten en plichten uit hoofde van de WI en informatie over het
aanbod van inburgeringsvoorzieningen en de toegang tot die
voorzieningen. Regels met betrekking tot het aanbieden van
inburgeringsvoorzieningenHet uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van
de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt
op het inburgeringsexamen. Voor een aantal bijzondere groepen
biedt de wet extra faciliteiten. Gemeenten krijgen de taak om
voor deze groepen inburgeringsplichtigen een
inburgeringsvoorziening aan te bieden. Het gaat om de volgende
vier groepen inburgeringsplichtigen:
nieuw- en oudkomers die een uitkering ontvangen die is
aangewezen in het Besluit inburgering;
oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk of uitkering
hebben;
asielgerechtigde nieuw- en oudkomers;
nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar.
Aan inburgeringsplichtigen die behoren tot de eerste twee
groepen (nieuw- en oudkomers die een uitkering ontvangen en
oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk of uitkering hebben)
kán het college een inburgeringsvoorziening aanbieden (artikel
19, eerste lid, WI). Het college is verplicht een
inburgeringsvoorziening aan te bieden aan alle asielgerechtigde
inburgeringsplichtigen (oud- en nieuwkomers) en aan nieuw- en
oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar (artikel
19, tweede lid, WI). Het aanbod behelst een inburgeringsvoorziening die toe leidt
naar het inburgeringsexamen en het eenmaal gratis afleggen van
dat examen. Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat
een inburgeringsvoorziening ook uit maatschappelijke
begeleiding.De WI draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te
stellen met betrekking tot het aanbieden van
inburgeringsvoorzieningen aan deze vier groepen. In de wet is
ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels
moeten worden gesteld:
De procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen
van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde
lid, onderdeel a, WI).
De criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod
aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a,
WI).
De vaststelling door het college van een passende
inburgeringsvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en
de samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19,
vijfde lid, onderdeel b, WI).
De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een
inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in
ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door
het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen
(artikel 23, derde lid, WI).
Het vaststellen van de bedrag van de bestuurlijke boete Artikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van
de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende
overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt
het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden
opgelegd.Artikelsgewijze toelichting1BegripsomschrijvingenHet tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die
worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit
inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze
verordening.2De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigenDe gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente
goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de
Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke
wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt
georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8 WI dat de gemeenteraad bij
verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de
gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en
plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de
toegang tot inburgeringsvoorzieningen.Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting.
Overeenkomstig de rolverdeling tussen raad en college, stelt de raad in
dit artikel de kaders vast voor een adequate informatievoorziening aan
de inburgeringsplichtigen. Het college is belast met de organisatie van
de informatieverstrekking en legt daarover (periodiek) verantwoording af
aan de raad. Het tweede lid verplicht het college de raad periodiek te rapporteren
over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking
aan de inburgeringsplichtigen. 3Bepalen van de doelgroepenArtikel 19, eerste lid, WI bepaalt dat het college aan twee groepen
inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening kán aanbieden:
inburgeringsplichtigen die algemene bijstand of een uitkering op
grond een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen
socialezekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen
ontvangen;
oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk of uitkering
hebben.
De gemeenteraad moet bij verordening regels stellen met
betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het doen
van een aanbod aan deze twee groepen inburgeringsplichtigen
(artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI). Dit artikel vorm de
uitwerking van deze verplichting. In dit artikel wordt het
college opgedragen om vast te stellen aan welke groepen
inburgeringsplichtigen (binnen de twee doelgroepen van artikel
19, eerste lid, WI) bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan
worden aangeboden. Om te voorkomen dat inburgeringsplichtigen die behoren tot de
groep of groepen die het college heeft aangewezen aan deze
aanwijzing een recht gaan ontlenen op het krijgen van een
aanbod, bepaalt dit artikel dat het college aan de groepen die
hij aanwijst een inburgeringsvoorziening kan aanbieden. De Gemeente Hattem stelt de volgende criteria vast bij het
aanbieden van een inburgeringsvoorziening:
Aanwezigheid algemene bijstandsuitkering of een uitkering op
grond van de sociale zekerheidswetten of
socialezekerheidsregelingen zoals vastgesteld bij algemene
maatregel van bestuur,
Afwezigheid van inkomsten uit arbeid van meer dan 12 uren per
week en algemene bijstandsuitkering of een uitkering op basis
van de sociale zekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen.
Zorg over minderjarige kinderen
Eigen aanmelding, gemotiveerdheid
De reden dat de inburgeringsplichtigen die voldoen aan één van
de bovengenoemde criteria met voorrang een
inburgeringsvoorziening krijgen aangeboden is gelegen in het
feit dat deze groep (in het bijzonder bij toepassing van
criteria 1 tot en met 3) het meest kwetsbaar is en waarbij een
goede inburgering de maatschappelijke participatie (werk en
opvoeden) zal vergroten. Bij het eerste criterium volgt de Gemeente Hattem de redenatie
van de wet dat werk de hoogste vorm van participatie is en de
integratie bevordert. Dit geldt voor alle
uitkeringsgerechtigden, zowel WWB als UWV-uitkeringen, en om die
reden wordt er bij het gestelde criterium geen onderscheid
gemaakt naar een bepaalde uitkering. Bij het tweede criterium is de grens van 12 uur genoemd omdat
hierbij wordt aangehaakt bij de grens die geldt bij het bepalen
of een persoon een zogenaamde nugger (niet uitkeringsgerechtigde
werkzoekende) is. Het laatste criterium is toegevoegd om hiermee
de groep inburgeringsplichtigen die gemotiveerd is, optimaal te
ondersteunen en stimuleren.4De samenstelling van de inburgeringsvoorzieningIn de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de
vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening,
met in begrip van de totstandkoming en samenstelling van de
inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). In
dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de
opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in
aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening
samen te stellen. In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een
passende inburgeringsvoorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van
de passendheid van een inburgeringsvoorziening, spelen de volgende
factoren een rol:
De kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal
en de Nederlandse samenleving en zijn of haar
leercapaciteit.
De maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of
gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden
gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden
van kinderen.
De persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij
kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de
inburgeringsplichtige moet vervullen.
In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die
een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan
het voordelen opleveren de inburgeringsvoorziening daarmee te
combineren. In één geval bepaalt de Wet inburgering dat de
inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een
reïntegratievoorziening: als een inburgeringsvoorziening wordt
aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd
is of een uitkering ontvangt op grond van een andere
socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die
verplicht is om arbeid om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden,
moet deze voorziening altijd worden gecombineerd met een
voorziening gericht op arbeidsinschakeling (artikel 20, eerste
lid WI). Het college is hiervoor verantwoordelijk (artikel 20,
tweede lid, WI). Beide voorzieningen zullen bij een dergelijk
gecombineerd aanbod op elkaar moeten worden afgestemd. Het
tweede lid van artikel 4 van de verordening draagt het college
op om er voor te zorgen dat de inburgeringsvoorziening en de
voorziening gericht op arbeidsinschakeling op elkaar worden
afgestemd. Aangezien deze voorzieningen in het kader van de
uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of
–regelingen ook door andere partijen dan het college worden
verstrekt, maakt het college afspraken met de verantwoordelijke
uitvoerders van de socialezekerheidswet of –regeling: het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV),
eigenrisicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21 WI). In het derde lid wordt geregeld dat een inburgeringsvoorziening
die wordt aangeboden aan geestelijke bedienaren specifiek wordt
afgestemd op het beroep dat deze uitoefenen en de
maatschappelijke taken die zij in dat verband vervullen. Artikel
19, tweede lid, WI bevat de mogelijkheid om bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur regels te stellen over het aanbod
aan geestelijke bedienaren. Het vierde lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college
als onderdeel van de inburgeringsvoorziening aan
inburgeringsplichtigen kan aanbieden. Voor de Gemeente Hattem
betekent dit dat de trajecten in ieder geval traject – en
maatschappelijke begeleiding en een praktijkcomponent bevatten.
De praktijkcomponent dient zoveel mogelijk te worden afgestemd
op de situatie en het niveau van de inburgeringsplichtige. 5De inning van de eigen bijdrageIn de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op
de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het
college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde
lid, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en
bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden
gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI). In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de
inburgeringsplichtige het recht heeft de eigen bijdrage in maximaal 12
termijnen te betalen. Artikel 24, eerste lid, WI maakt het bij
inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het
college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Als het college
wil overgaan tot verrekening, moet dat worden vastgelegd in de
beschikking tot toekenning van de inburgeringsvoorziening. Als de inburgeringsplichtige een uitkering van het UWV ontvangt, kan het
college het UWV verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te
houden op de uitkering van het UWV (artikel 24, tweede lid, WI). In dit
geval int het UWV de eigen bijdrage ten behoeve van de gemeente. Deze
wijze van verrekening geschiedt door het UWV en niet door de gemeente,
en wordt dus niet in deze verordening geregeld. 6Opleggen van verplichtingenDit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat
bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de
rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een
inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de
bevoegdheid aan het college om de verplichtingen in het artikel aan de
inburgeringsplichtige in het kader van een inburgeringsvoorziening op te
leggen. Het college legt in de beschikking tot de toekenning van de
inburgeringsvoorziening de verplichtingen vast. 7De procedure van het doen van een aanbodDit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die ervoor moeten zorgen
dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van
belang omdat zo’n aanbod de start is van een procedure die – als het
goed is – leidt tot een besluit tot het toekennen van een
inburgeringsvoorziening. In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het
aanbod van een inburgeringsvoorziening aan de inburgeringsplichtige in
eerste instantie in een (intake)gesprek met de inburgeringsplichtige
doet en dat dit aanbod vervolgens schriftelijk wordt toegestuurd naar
het adres waar de inburgeringsplichtige staat ingeschreven in de GBA. Op
deze wijze kan er geen onduidelijk ontstaan over het feit dat het
college de inburgeringsplichtige een aanbod heeft gedaan. Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de
uiteindelijke beschikking (het tweede lid). Hierdoor kan de instemming
met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking
tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening (die eenzijdig door de
gemeente wordt opgelegd). Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud
hebben als het aanbod (het vierde lid).De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de
inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, hij of zij dit schriftelijk
aan de gemeente meedeelt (het derde lid). Een inburgeringsplichtige
hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige
het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het
inburgeringsexamen. In dat geval wordt in een beschikking opgenomen
binnen welke termijn de persoon het inburgeringsexamen moet hebben
behaald. 8De inhoud van de beschikkingHet besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening is een
beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid
heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel
wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten
worden neergelegd.In beschikking zal de toegekende inburgeringsvoorziening, inclusief de
rechten en plichten van de inburgeringsplichtige worden omgeschreven
(onderdeel a). Indien het college een inburgeringsvoorziening vaststelt voor een
oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag
opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van
start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI). Binnen vijf
jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen
hebben behaald. Het ligt voor de hand om deze termijn in te laten gaan
op de datum van de beschikking. De termijn waarbinnen inburgeringsplichtige nieuwkomers het
inburgeringsexamen moeten hebben behaald, vloeit rechtstreeks voort uit
de wet (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van
deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c). In de beschikking kan worden neergelegd dat de inburgeringsplichtige
reeds op een eerder tijdstip moet deelnemen aan het inburgeringexamen
(onderdeel d). Het ligt voor de hand dat deelname aan zo’n examen
verplicht wordt gesteld direct nadat de looptijd van de
inburgeringsvoorziening is afgelopen.In de beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen
bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt
(al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is
geregeld in artikel 5 van de verordening.Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de
verschillende overtredingenArtikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de
bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende
overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de
verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete
vastgelegd. De boetes die in de verordening worden opgenomen, zijn geen gefixeerde
bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete
moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze
aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college
daarbij ook zonodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de
overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, WI). Deze bepaling
brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke
boete zal moeten nagaan of gelet op de individuele omstandigheden van de
betrokken inburgeringsplichtige, afwijking van de hoogte van de
voorgeschreven boete geboden is. Afwijking van de standaardboete kan
zowel een verhoging als een verlaging betekenen, zij het dat de
verhoging het maximumbedrag van artikel 34 WI niet te boven mag
gaan.In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde reïntegratie-
en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging
(bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en
gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van
een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een
maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of
het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere sociale
zekerheidswet of – regeling. Artikel 37 WI bevat een regeling voor de
samenloop van sancties. In dit artikel wordt bepaald dat het college in
dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen. Om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, moeten de
overtredingen zich wel binnen een bepaalde tijdspanne voordoen, in deze
12 maanden.