CVDR43793_6Algemene plaatselijke verordening gemeente Heumen 2009nlregelingHeumen2018-12-27HeumenGemeentebladAlgemene plaatselijke verordening gemeente Heumen 2009, APV 2009Gemeentewet, art. 149Gemeentewet, art. 149Drank en Horecawet, art. 4Drank en Horecawet, art. 25aDrank en Horecawet, art. 25dgemeenteraadopenbare orde en veiligheid2015-07-09De tekst in dit document is vrij van auteursrecht en
databankrecht2015-08-012019-01-011. het toevoegen van de artikelen1:9 en 1:10, met het oog opde lex silencio positivo; 2. het wijzigen van artikel 2:12 inzake het maken en veranderen van een uitweg; 3. het toevoegen van de artikel 2:24, lid 2, onder f, 2:26 en 2:26a-2:26e in verband met bevelsbevoegdheden inzake evenementen, waaronder mede begrepen voetbalwedstrijden met betaald voetbal-organisaties; 4. het wijzigen van de artikel 2:39 en 2:40 in verband met wijzigingen in de Wet op de Kansspelen; 5. het wijzigen van artikel 2:48, 2:57 en 2:58 in verband met wijzigingen van de Drank- en horecawet en met het oog op vereenvoudiging en handhaafbaarheid; 6. het toevoegen van de artikelen 2:66-2:68 ter bestrijding van heleing van goederen; 7. het toevoegen van artikel 2:79 waarmee een gebiedsontzegging krachtens APV mogelijk wordt gemaakt; 8. het wijzigingen van de artikelen 4:2 en 4:3 waarbij aan de geluidsnormen andere waarden zijn gekoppeld; 9. het wijzigen van de artikelen 5:15 en 5:16 door deze samen te voegen en te vereenvoudigen; 10. tekstuele wijzigingen in de artikelen 1:1, 2:11, lid 4 , 2:60, lid 2, 4:2, lid 2, 5:9, lid 1, 5:24, lid 4 en 5:26, lid 3.05 06 B1GeenRegeling is gewijzigd d.m.v. een wijzigingsverordeningexb-2017-45500exb-2017-45501exb-2017-45502exb-2017-45503Algemene plaatselijke verordening gemeente Heumen 20091.Algemene bepalingen1:1BegripsbepalingenIn deze verordening wordt verstaan onder:
openbare plaats:hetgeen in artikel 1 van de Wet openbare
manifestaties daaronder wordt verstaan;
weg: weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de
Wegenverkeerswet 1994;
openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op
andere wijze toegankelijk zijn;
Bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen waarvan de raad of het
college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heumen de
grenzen heeft vastgesteld overeenkomstig artikel 27, tweede lid,
van de Wegenwet, bij hun besluit van 23 mei 1996 (kom Malden),
25 mei 2000 (kom Overasselt), 28 maart 2002 (kom Heumen) en 22
mei 2003 (kom Molenhoek)
rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft
krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;
bouwwerk: bouwwerk als bedoeld in artikel 1 van de
Bouwverordening;
gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c,
van de Woningwet;
handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of
diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang
te dienen;
bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste
lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1:2Beslistermijn1.Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een
vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst
van de aanvraag.2.Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken
verlengen.3.In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag
om een vergunning als bedoeld in artikel 2:10, vierde lid, artikel 2:11, artikel 4:11
of artikel 4:15. 1:3Indiening aanvraag1.Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt
ingediend minder dan drie weken vóór het tijdstip waarop de
aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het
bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen.2.Voor bepaalde, door het bestuursorgaan aan te wijzen, vergunningen
of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden
verlengd tot ten hoogste acht weken.3.Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt
ingediend eerder dan een half jaar vóór het tijdstip waarop de
aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het
bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen.1:4Voorschriften en beperkingen1.Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen
worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts
tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de
vergunning of ontheffing is vereist.2.Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is
verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te
komen.1:5Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffingDe vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens
deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning zich
daartegen verzet.1:6Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffingDe vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens
zijn verstrekt;
indien op grond van een verandering van de omstandigheden of
inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of
vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het
belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of
ontheffing is vereist;
indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden
voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;
indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt
gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij het
ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke
termijn;
indien de houder dit verzoekt.
1:7TermijnenDe vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de
vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning
of ontheffing zich daartegen verzet.1:8WeigeringsgrondenDe vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde
bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:
de openbare orde;
de openbare veiligheid;
de volksgezondheid;
de bescherming van het milieu.
1:9Toepassing lex silencio positivo voor dienstenGelet op het bepaalde in artikel 28 van de Dienstenwet is paragraaf
4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij
niet tijdig beslissen) van toepassing op de vergunning, ontheffing of
vrijstelling zoals bedoeld in:
Artikel 2:9 Straatartiest;
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen,
beschadigen en veranderen van een weg;
Artikel 2:64 Bijen;
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het
verkoopregister;
Artikel 4:15 Omgevingsvergunning voor handelsreclame;
Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen;
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen;
Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt;
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden;
Artikel 5:36 Verboden plaatsen.
1:10Geen toepassng lex silencio positivo voor dienstenGelet op het bepaalde in artikel 28 van de Dienstenwet is paragraaf
4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve
beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing op de
vergunning, ontheffing of vrijstelling zoals bedoeld in:
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden;
Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan een openbare
plaats in strijd met de publieke functie ervan;
Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn;
Artikel 2:25 Evenement;
Artikel 2:28 Exploitatievergunning horecabedrijf;
Artikel 2:29 Sluitingstijd;
Artikel 2:39 Speelgelegenheden;
Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren;
Artikel 3:4 Seksinrichtingen;
Artikel 4:6 Overige geluidhinder;
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.;
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden;
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten
inrichtingen of anderszins vuur te stoken.
2.Openbare orde1.Bestrijding van ongeregeldheden2:1Samenscholing en ongeregeldheden1.Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een
samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag
aanleiding te geven tot ongeregeldheden.2.Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval
waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij
een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis
waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan
wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is
verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te
vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te
verwijderen.3.Het is verboden zich te begeven of te bevinden op openbare
plaatsen die door of vanwege het bevoegde bestuursorgaan in het
belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van
ongeregeldheden zijn afgezet.4.De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het derde lid
gestelde verbod.5.Het bepaalde in de voorgaande leden geldt niet voor betogingen,
vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke
samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.2.Betoging2:2Optochten(gereserveerd)2:3Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen1.Hij die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging
te houden, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten
minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk
kennis aan de burgemeester.2.De kennisgeving bevat:
naam en adres van degene die de betoging houdt;
het doel van de betoging;
de datum waarop de betoging wordt gehouden en het
tijdstip van aanvang en van beëindiging;
de plaats en, voorzover van toepassing, de route en de
plaats van beëindiging;
voorzover van toepassing, de wijze van
samenstelling;
maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen
om een regelmatig verloop te bevorderen.
3.Hij die de kennisgeving doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin
het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.4.Indien het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op
een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een
algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan
uiterlijk 12.00 uur op de aan de dag van dat tijdstip
voorafgaande werkdag.5.De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in het
eerste lid genoemde termijn verkorten en een mondelinge
kennisgeving in behandeling nemen.2:4Afwijking termijn (vervallen)(opgenomen in artikel 2:3)2:5Te verstrekken gegevens (vervallen)(opgenomen in artikel 2:3)3.Verspreiden van gedrukte stukken2:6Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken
of afbeeldingen1.Het is verboden gedrukte of geschreven stukken dan wel
afbeeldingen onder publiek te verspreiden dan wel openlijk aan
te bieden op door het college aangewezen openbare plaatsen.2.Het college kan de werking van het verbod beperken tot bepaalde
dagen en uren.3.Het verbod geldt niet voor het huis-aan-huis verspreiden of het
aan huis bezorgen van gedrukte of geschreven stukken en
afbeeldingen.4.Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid
gestelde verbod.4.Vertoningen e.d. op de weg2:7Feest, muziek en wedstrijd e.d.(vervallen)2:8Dienstverlening(vervallen)2:9Straatartiest e.d.1.Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest,
straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op
door de burgemeester in het belang van de openbare orde, de
openbare veiligheid, de volksgezondheid en het milieu aangewezen
openbare plaatsen.2.De burgemeester kan de werking van het verbod beperken tot
bepaalde dagen en uren.3.De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.5.Bruikbaarheid en aanzien van de weg2:10vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg
in strijd met de publieke functie van de weg
Het is verboden zonder voorafgaande vergunning van het
college de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan
overeenkomstig de publieke functie daarvan.
Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden
geweigerd:
indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de
weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de
weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan,
dan wel een belemmering kan vormen voor het
doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf,
hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan
redelijke eisen van welstand;
in het belang van de voorkoming of beperking van
overlast voor gebruikers van de in de nabijheid
gelegen onroerende zaak.
Het is verboden op, aan, over of boven de weg een voorwerp
of stof waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te
plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun
omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging
schade toebrengen aan de weg, gevaar opleveren voor de
bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig
gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het
doelmatig beheer en onderhoud van de weg.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor
het in het eerste lid bedoelde gebruik, voor zover dit een
activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid,
onder j. of onder k. van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht.
2:10Aafbakeningsbepalingen en uitzonderingen1.Het verbod in het eerste lid van het vorige artikel geldt niet
voor:
evenementen als bedoeld in artikel 2:24;
terrassen als bedoeld in artikel 2:28, vijfde lid;
standplaatsen als bedoeld in artikel 5:18.
vlaggen, wimpels en vlaggenstokken indien ze geen gevaar
of hinder kunnen opleveren voor personen of goederen en niet voor
commerciële doeleinden worden gebruikt;
zonneschermen, voorzover ze zijn aangebracht boven het
voor voetgangers bestemde gedeelte van de weg en voorzover:
elk onderdeel zich hoger dan 2,2 meter boven dat
gedeelte bevindt; en
elk onderdeel, in welke stand het scherm ook
staat, zich op meer dan 0,5 meter van het voor het rijverkeer bestemde gedeelte
van de weg bevindt, en;
elk onderdeel, in welke stand het scherm ook
staat, minder dan 1,5 meter buiten de opgaande gevel reikt;
de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze
kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan. Degene die
de werkzaamheden verricht of doet verrichten draagt er zorg voor dat onmiddellijk
na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen
van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is;
uitstallingen in een overdekt winkelcentrum.
2.
Het verbod in het eerste lid van het vorige artikel
geldt tevens niet voor voorwerpen of stoffen waarop
gedachten of gevoelens worden geopenbaard.
Het verbod in het eerste lid van het vorige artikel
geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp
wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken
of het Provinciaal wegenreglement.
De weigeringsgrond van het tweede lid, onder a, van het
vorige artikel geldt niet voor zover in het daarin
geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de
Wegenverkeerswet.
De weigeringsgrond van het tweede lid, onder b, van het
vorige artikel geldt niet voor bouwwerken;
De weigeringsgrond van het tweede lid, onder c, van het
vorige artikel geldt niet voor zover in het geregelde
onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
3.Het bevoegde bestuursorgaan kan in het belang van de openbare
orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen ten
aanzien van terrassen en uitstallingen. 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en
veranderen van een weg1.Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning een
weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een
weg te graven of te spitten, aard of breedte van de
wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen
in de wijze van aanleg van een weg.2.De vergunning wordt verleend:
als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, indien
de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan,
beheersverordening, exploitatieplan of
voorbereidingsbesluit;
door het college in de overige gevallen.
3.Het verbod in het eerste lid geldt niet voor overheden bij het
uitvoeren van hun publieke taak.4.Het verbod in het eerste lid is voorts niet van toepassing op
situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht
, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Omgevingsverordening
Gelderland, de waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de
daarop gebaseerde Algemene Verordening Ondergrondse
Infrastructuren gemeente Heumen 2014.2:12Omgevingsvergunning voor het maken, veranderen van een
uitweg1.Het is verboden zonder vergunning van het college een uitweg te
maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande
uitweg naar de weg. 2.In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 wordt de vergunning
slechts geweigerd:
ter voorkoming van gevaar voor het verkeer op de
weg;
indien de uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van een
openbare parkeerplaats;
indien door de uitweg het openbaar groen op
onaanvaardbare wijze wordt aangetast, of
indien er sprake is van een uitweg van een perceel dat
al door een andere uitweg wordt ontsloten en de aanleg
van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare
parkeerplaats of het openbaar groen.
3.Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties
waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken,
de Waterschapskeur of de Omgevingsverordening Gelderland.6.Veiligheid op de weg2:13Veroorzaken van gladheid (vervallen)2:14Winkelwagentjes1.De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter
beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van
winkelwaren over de weg, is verplicht ze te voorzien van de naam
van het bedrijf of een ander herkenningsteken, en de in de
omgeving van dat bedrijf door het publiek op een openbare plaats
achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen
verwijderen.2.Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover in het
daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet
milieubeheer.2:15Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerpHet is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te
hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht
wordt belemmerd of daaraan op andere wijze hinder of gevaar wordt
toegebracht. 2:16Openen straatkolken e.d.Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een
straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die
behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te
maken of af te dekken.2:17Kelderingangen e.d.(vervallen)2:18Rookverbod in bossen en natuurterreinen1.Het is verboden te roken in bossen, op heide of veengronden dan
wel in duingebieden of binnen een afstand van dertig meter
daarvan gedurende een door het college aangewezen periode.2.Het is verboden in bossen, op heide of veengronden dan wel in
duingebieden of binnen een afstand van honderd meter daarvan,
voorzover het de open lucht betreft, brandende of smeulende
voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten
liggen.3.Het in het eerste en tweede lid gestelde verbod geldt niet
voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door
artikel 429, aanhef en onder 3, van het Wetboek van
Strafrecht.4.Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet
voorzover het roken plaatsvindt in gebouwen en aangrenzende
erven.2:19Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
Het is verboden op, aan of boven het voor voetgangers of
(brom)fietsers bestemde deel van de weg op enigerlei wijze
prikkeldraad, schrikdraad, puntdraad of andere scherpe
voorwerpen aan te brengen of te hebben hangen lager dan 2,2
meter boven dat gedeelte van de weg.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor
prikkeldraad, schrikdraad, puntdraad ofandere scherpe
voorwerpen, die op grotere afstand dan 0,25 m. uit de
uiterste boord van deweg, op van de weg af gerichte delen
van een afscheiding zijn aangebracht.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weg verstaan
wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het
daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van
de Wegenverkeerswet 1994.
2:20Vallende voorwerpen(vervallen)2:21Voorzieningen voor verkeer en verlichting1.De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat
op of aan dat bouwwerk voorwerpen, borden of voorzieningen ten
behoeve van het verkeer of de openbare verlichting worden
aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.2.Het bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde
onderwerp wordt voorzien door de Waterstaatswet 1900, de
Onteigeningswet, of de Belemmeringenwet Privaatrecht.2:22Objecten onder hoogspanningslijn1.Het is verboden binnen een afstand van zes meter aan weerszijden
van voor stroomgeleiding bestemde draden van bovengrondse
hoogspanningslijnen voorwerpen, opgaand houtgewas of andere
objecten, die niet zijn aan te merken als bouwwerken, hoger dan
twee meter te plaatsen of te hebben.2.Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod
ontheffing verlenen indien de elektrische spanning van de
bovengrondse hoogspanningslijn dat toelaat.3.Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor objecten
die deel uitmaken van de hoogspanningslijn.2:23Veiligheid op het ijs1.Het is verboden:
voor het publiek toegankelijke ijsvlakten te
beschadigen, te verontreinigen, te versperren of het
verkeer daarop op enige andere wijze te belemmeren of in
gevaar te brengen;
bakens of andere voorwerpen ten behoeve van de
veiligheid geplaatst op de onder a bedoelde ijsvlakten
te verplaatsen, weg te nemen, te beschadigen of op enige
andere wijze het gebruik daarvan te verijdelen of te
belemmeren.
2.Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde
onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht of de
Provinciale vaarwegenverordening .7.Evenementen2:24Begripsbepaling1.In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor
publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering
van:
bioscoopvoorstellingen;
markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h,
van de Gemeentewet en artikel 5:22 van deze
verordening;
kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
het in een inrichting in de zin van de Drank en
Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in
de Wet openbare manifestaties;
activiteiten als bedoeld in artikel 2:9 en 2:39 van deze
verordening
2.Onder evenement wordt mede verstaan:
een herdenkingsplechtigheid;
een braderie;
een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in
artikel 2:3 van deze verordening, op de weg;
een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de
weg;
een klein evenement
Een voetbalwedstrijd als bedoeld in artikel 2:26c van
deze verordening, met dien verstande dat voor deze
evenementen met een melding kan worden volstaan.
3.Onder klein evenement wordt verstaan een straatfeest of
buurtbarbecue op een dag.2:25Evenement1.Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een
evenement te organiseren.2.Geen vergunning is vereist voor een klein evenement,
indien:
het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan
50 personen;
het evenement tussen 10:00 en 23:00
uur plaats vindt;
geen muziek ten gehore wordt gebracht voor
10.00 uur of na 23.00
uur;
het evenement niet plaatsvindt op de rijbaan,
(brom)fietspad of parkeerplaats of anderszins een
belemmering vormt voor het verkeer en de
hulpdiensten;
slechts kleine objecten worden geplaatst met een
oppervlakte van minder dan 10 m2 per object;
er een organisator is;
de organisator vier weken voorafgaand
aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de
burgemeester.
3.De burgemeester kan binnen 14 dagen na
ontvangst van de melding besluiten het organiseren van een
evenement als bedoeld in het tweede lid te verbieden, indien
daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de
volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.4.Het verbod van het eerste lid geldt niet voor een wedstrijd op
of aan de weg, voorzover in het geregelde onderwerp wordt
voorzien door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet
1994.2:26Ordeverstoring1.Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.2.Eenieder is verplicht bij evenementen alle aanwijzingen van
ambtenaren van politie en brandweer in het belang van de
openbare orde en/of veiligheid direct en stipt op te
volgen.2:26aBeëindiing evenement1.De burgemeester kan, indien het belang van de openbare orde,
veiligheid, zedelijkheid of gezondheid dit vordert, het bevel
geven een evenement te beëindigen.2.Degene die een evenement organiseert of bij dat evenement
feitelijk de leiding heeft, is verplicht:
dat evenement onverwijld te beëindigen indien de
burgemeester hiertoe een bevel geeft;
ervoor te zorgen dat, nadat het onder a. bedoelde bevel
door de burgemeester is gegeven, geen publiek meer tot
het evenement wordt toegelaten;
ervoor te zorgen dat ambtenaren van politie te allen
tijde toegang hebben tot het evenement.
3.Indien een evenement gepaard gaat of dreigt te gaan met een
ernstige verstoring van de openbare orde is degene die een
evenement organiseert of bij dat evenement feitelijk de leiding
heeft, verplicht op bevel van een ambtenaar van politie het
evenement onverwijld te beëindigen en geen publiek meer tot het
evenement toe te laten.4.Het is verboden aanwezig te zijn bij een evenement ten aanzien
waarvan een bevel als bedoeld in het eerste lid of het derde lid
gegeven is.2:26bVerwijderplichtIndien een evenement is verboden of een bevel tot beëindiging als
bedoeld in artikel 2.26a is gegeven, is eenieder die zich op de
plaats of in de directe nabijheid van het evenement bevindt op
eerste vordering van een ambtenaar van politie verplicht zich direct
te verwijderen in de door die ambtenaar bevolen richting2:26cWedstrijden met betaald-voetbalorganisatiesVoor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder
voetbalwedstrijd: een voetbalwedstrijd die wordt georganiseerd op
een speelterrein in de gemeente Heumen en waarbij ten minste één
betaald-voetbalorganisatie is betrokken.2:26dOrde in verband met voetbalwedstrijdenVanaf vier uur voor het vastgestelde begin tot vier uur na afloop
van een voetbalwedstrijd als bedoeld in artikel 2.26c is het niet
toegestaan voorwerpen mee te voeren waarvan redelijkerwijs kan
worden aangenomen dat deze zijn bedoeld om de openbare orde te
verstoren.2:26eVerwijderingsplicht voetbalsupportersPersonen, die zich op de dag van een voetbalwedstrijd als bedoeld in
artikel 2.26c door kleding, uitrusting of gedragingen manifesteren
als voetbalsupporters, en de openbare orde verstoren dan wel tegen
wie het vermoeden bestaat dat zij voornemens zijn de orde te
verstoren, zijn verplicht zich op een daartoe strekkend bevel van
een ambtenaar van politie met inachtneming van diens aanwijzingen
naar een in het bevel aangegeven plaats dan wel buiten de
gemeentegrenzen te begeven.8.Toezicht op horecabedrijven2:27BegripsbepalingenIn deze afdeling wordt verstaan onder:
horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten
ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij
bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden
geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie
worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in
ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café,
cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis.
Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit
bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden;
terras: een buiten de besloten ruimte van de inrichting
liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of
zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding
dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe
consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
2:28Exploitatievergunning horecabedrijf1.Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder
vergunning van de burgemeester.2.De burgemeester weigert de vergunning indien de vestiging of
exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend
bestemmingsplan.3.In afwijking van artikel 1:8 kan de burgemeester kan de
vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn
oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in
de omgeving van het horecabedrijf of openbare orde op
ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.4.Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde
weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter
van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of
zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning,
waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal
komen te staan door de exploitatie.5.Het eerste lid geldt niet voor een horecabedrijf in een winkel
als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voorzover de
horeca een nevenactiviteit is van de winkelactiviteit;6.Voor het horecabedrijf als bedoeld in het vijfde lid gelden
dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.7.Voorts geldt het eerste lid niet voor:
een horecabedrijf in zorginstellingen;
een horecabedrijf in musea;
2:29Sluitingstijd1.Het is de exploitant verboden het horecabedrijf voor bezoekers
geopend te hebben, of bezoekers in het horecabedrijf te laten
verblijven: op maandag tot en met vrijdag tussen 01.00 uur en
06.00 uur, en op zaterdag en zondag tussen 02.00 uur en 06.00
uur.2.De burgemeester kan door middel van een vergunningvoorschrift
andere sluitingstijden vaststellen voor een afzonderlijk
horecabedrijf of een daartoe behorend terras.3.Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voorzover in
het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door op de Wet
milieubeheer gebaseerde voorschriften.2:30Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting1.De burgemeester kan in het belang van de openbare orde,
veiligheid, zedelijkheid of gezondheid of in geval van
bijzondere omstandigheden voor een of meer horecabedrijven
tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2:29 geldende
sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.2.Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover in het
daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 13b van
de Opiumwet.2:31Aanwezigheid in gesloten horecabedrijfHet is bezoekers verboden zich in een horecabedrijf te bevinden
gedurende de tijd dat het bedrijf krachtens artikel 2:29 of
ingevolge een op grond van artikel 2:30 genomen besluit gesloten
dient te zijn.2:32Handel in horecabedrijven1.In dit artikel wordt onder handelaar verstaan: de handelaar als
bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op
grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van
Strafrecht.2.De exploitant van een horecabedrijf laat niet toe dat een
handelaar of een voor hem handelend persoon in dat bedrijf enig
voorwerp verwerft, verkoopt of op enig andere wijze
overdraagt.2:33OrdeverstoringHet is verboden in een horecabedrijf de orde te verstoren.2:34Het college als bevoegd bestuursorgaanIndien een horecabedrijf geen inrichting is in de zin van artikel
174 van de Gemeentewet, treedt het college op als bevoegd
bestuursorgaan voor de toepassing van artikel 2:28 tot en met
2:318aBijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de
Drank- en Horecawet2:34aBegripsbepalingIn deze afdeling wordt verstaan onder:
alcoholhoudende drank,
horecabedrijf,
horecalocaliteit,
inrichting,
paracommerciële rechtspersoon,
sterke drank,
slijtersbedrijf en
zwak-alcoholhoudende drank, dat wat daaronder wordt
verstaan in de Drank- en Horecawet.
Bijeenkomst van persoonlijke aard: een bijeenkomst, waarbij
alcoholhoudende drank wordt genuttigd, die geen direct
verband houdt met de statutaire activiteiten van de
paracommerciële instelling. Voorbeelden van bijeenkomsten
van persoonlijke aard zijn bruiloften, recepties bij
jubilea, verjaardagsfeesten, barbecues, bedrijfsfeesten,
koffietafels, condoleancebijeenkomsten en dergelijke.
2:34bRegulering paracommerciële rechtspersonen1.Een paracommerciële rechtspersoon kan alcoholhoudende drank
uitsluitend verstrekken dagelijks van 12.00 uur tot 01.00
uur.2.Een paracommerciële rechtspersoon verstrekt geen alcoholhoudende
drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en tijdens
bijeenkomsten die gericht zijn op personen welke niet of niet
rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende
rechtspersoon betrokken zijn.2:34cVoorwaarden en beperkingen voor horecabedrijven en
slijtersbedrijvenDe burgemeester kan in het belang van de handhaving van de openbare
orde, de veiligheid, de zedelijkheid of de volksgezondheid aan een
vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet
voorschriften verbinden en de vergunning beperken tot het
verstrekken van zwakalcoholhoudende drank.2:34dVerbod 'happy hours'Het is verboden in een horecalokaliteit of op een terras
bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te
verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een
periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die daar
gewoonlijk wordt gevraagd.9.Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van
nachtverblijf2:35BegripsbepalingIn deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet
besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan
personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot
kamperen wordt verschaft.2:36Kennisgeving exploitatieDegene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de
exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is
verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te
geven aan de burgemeester.2:37Nachtregister(vervallen)2:38Verschaffing gegevens nachtregister(vervallen)10.Toezicht op speelgelegenheden2:39Speelgelegenheden1.Dit artikel verstaat onder speelgelegenheid: een voor het
publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een
omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden
enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare
voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren. 2.Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een
speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het
verbod is niet van toepassing op:
speelautomatenhallen waarvoor op grond van artikel 30c,
eerste lid, onder b, van de Wet op de kansspelen
vergunning is verleend;
speelgelegenheden waarvoor de minister van Veiligheid en
Justitie of de Kamer van Koophandel bevoeg is vergunning
te verlenen;
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om
het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet
op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op
speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op
de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel I,
onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
3.Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester
de vergunning: :
indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de
woon- en leefsituatie in de omgeving van de
speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare
wijze nadelig wordt beïnvloed door de exploitatie van de
speelgelegenheid;
indien de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd
is met een geldend bestemmingsplan.
2:40Speelautomaten1.In dit artikel wordt verstaan onder:
Wet: de Wet op de kansspelen;
kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30c
van de Wet;
hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in
artikel 30d van de Wet;
laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in
artikel 30e van de Wet.
2.In hoogdrempelige inrichtingen zijn maximaal 2 kansspelautomaten
toegestaan. 3.In laagdrempelige inrichtingen zijn kansspelautomaten niet
toegestaan.11.Maatregelen tegen overlast en baldadigheid2:41Betreden gesloten woning of lokaal1.Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet
gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of
een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.2.Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet
gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal,
een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het
publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te
betreden.3.Deze verboden gelden niet voor personen wier aanwezigheid in de
woning of het lokaal wegens dringende reden noodzakelijk
is.2:42Plakken en kladden1.Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een
onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is te bekrassen
of te bekladden.2.Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de
rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een
onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:
een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of
aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere
wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;
met kalk, krijt, teer of een kleur of verfstof een
afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te
doen aanbrengen.
3.Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing
indien gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.4.Het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van
meningsuitingen en bekendmakingen.5.Het is verboden de in het vierde lid bedoelde aanplakborden te
gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame.6.Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van
meningsuitingen en bekendmakingen, die geen betrekking mogen
hebben op de inhoud van de meningsuitingen en
bekendmakingen.7.De houder van de in het tweede lid bedoelde schriftelijke
toestemming is verplicht die aan een opsporingsambtenaar op
diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.2:43Vervoer plakgereedschap e.d.1.Het is verboden op de weg of openbaar water te vervoeren of bij
zich te hebben enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer,
kleur of verfstof of verfgereedschap.2.Dit verbod is niet van toepassing, indien de genoemde materialen
of gereedschappen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor
handelingen als verboden in artikel 2:42.2:44Vervoer inbrekerswerktuigen1.Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te
vervoeren of bij zich te hebben.2.Het verbod is niet van toepassing indien de genoemde
gereedschappen, voorwerpen of middelen niet zijn gebruikt of
niet zijn bestemd voor de in het eerste lid bedoelde
handelingen.2:45Betreden van plantsoenen e.d.Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden zonder
ontheffing van het college zich te bevinden in of op bij de gemeente
in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen,
groenstroken of grasperken, buiten de daarin gelegen wegen of
paden.2:46Rijden over bermen e.d.(vervallen)2:47Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen1.Het is verboden :
op een openbare plaats te klimmen of zich te bevinden op
een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare
toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere
afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd
straatmeubilair;
zich op een openbare plaats zodanig op te houden dat aan
weggebruikers of bewoners van nabij de weg gelegen
woningen onnodig overlast of hinder wordt
veroorzaakt
2.Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde
onderwerp wordt voorzien door artikel 424, 426bis of 431 van het
Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet
1994.2:48Verboden drankgebruik1.Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben
bereikt verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van
een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te
gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met
alcoholhoudende drank bij zich te hebben.2.Het bepaalde in het eerst lid geldt niet voor:
Een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als
bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet.
De plaats, niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld
onder a, waarvoor een hontheffing geldt krachtens
artikel 35 van de Drank en horecawet.
2:49Verboden gedrag bij of in gebouwen
Het is verboden:
zich zonder redelijk doel in een portiek of poort op
te houden;
zonder redelijk doel in, op of tegen een raamkozijn
of een drempel van een gebouw te zitten of te
liggen.
Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van
flatgebouwen, appartementsgebouwen en soortgelijke
meergezinshuizen en van gebouwen die voor publiek
toegankelijk zijn, verboden zich zonder redelijk doel te
bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde
ruimte van zo'n gebouw.
2:50Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke
ruimtenHet is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen
hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek
toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar
vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere
soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te
verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de
desbetreffende ruimte is bestemd.2:51Neerzetten van fietsen e.d.Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te
plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur,
de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek
indien:
dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de
gebruiker van dat gebouw of dat portiek;
daardoor die ingang versperd wordt.
2:52Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein
e.d.Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen
uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een
door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een
markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden
wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers
van het terrein.2:53Bespieden van personen(vervallen)2:54Bewakingsapparatuur(gereserveerd)2:55Nodeloos alarmeren (gereserveerd)2:56Alarminstallaties(gereserveerd)2:57Loslopende honden1.Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te
laten verblijven of te laten lopen:
binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zonder dat
die hond is aangelijnd;
op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als
zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of
speelweide of op een andere door het college aangewezen
plaats;
2.Het verbod in het eerste lid, aanhef en onder a, is niet van
toepassing op door het college aangewezen
hondenuitlaatvoorzieningen. 3.Het verbod in het eerste lid, aanhef en onder a en b geldt niet
voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn
handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat
begeleiden en deze vanwege de uitoefening van zijn taak
niet-aangelijnd moet werken. Het verbod in het eerste lid,
aanhef en onder a geldt tevens niet voor zover de eigenaar of
houder van een hond in opleiding taken oefent waarvoor een hond
niet-aangelijnd moet zijn. 2:58Verontreiniging door honden
Degene die zich met een hond op een openbare plaats binnen
de bebouwde kom begeeft is verplicht ervoor te zorgen dat de
uitwerpselen van die hond onmiddellijk worden verwijderd.
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op
door het college aangewezen hondenuitlaatvoorzieningen.
2:58aVerontreiniging door paarden1.De eigenaar of houder van een paard is verplicht ervoor te
zorgen dat dat paard zich niet van uitwerpselen ontdoet:
op een gedeelte van de weg dat bestemd is of mede
bestemd voor het verkeer van voetgangers;
op de weg binnen de bebouwde kom, behoudens op een door
het college aangewezen plaats;
op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als
zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak,
speelweide of sportterrein;
op een andere door het college aangewezen plaats.
2.De strafbaarheid wegens overtreding van het in het eerste lid
gestelde gebod wordt opgeheven indien de eigenaar of houder van
het paard er zorg voor draagt dat de uitwerpselen onmiddellijk
worden verwijderd.2:59Gevaarlijke honden1.Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te
laten verblijven of te laten lopen op een openbare plaats of op
het terrein van een ander:
anders dan kort aangelijnd nadat het college aan de
eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die
hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijngebod
in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk
vindt;
anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf
nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft
bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk
acht en een aanlijn en muilkorfgebod in verband met het
gedrag van die hond noodzakelijk vindt.
2.In afwijking van artikel 2:57, eerste lid onder c, geldt voor
het bepaalde in het eerste lid bovendien dat de hond voorzien
moet zijn van een optisch leesbaar, niet- verwijderbaar
identificatiekenmerk in het oor of de buikwand.3.In het eerste lid wordt verstaan onder:
muilkorf: een muilkorf als bedoeld in artikel 1, onder
d, van de Regeling agressieve dieren;
kort aanlijnen: aanlijnen van een hond met een lijn met
een lengte, gemeten van hand tot halsband, die niet
langer is dan 1,50 meter.
4.Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde
onderwerp wordt voorzien door de Regeling agressieve
dieren.2:60Houden van hinderlijke of schadelijke dieren1.Het is verboden op door het college ter voorkoming of opheffing
van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen
plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet
milieubeheer, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:
aanwezig te hebben;
aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de
door het college in het aanwijzingsbesluit gestelde
regels;
aanwezig te hebben in een groter aantal dan in die
aanwijzing is aangegeven.
2.Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen
binnen een plaats die krachtens het eerste lid is aangewezen,
ontheffing verlenen van een of meer verboden bedoeld in het
eerste lid. 2:61Wilde dieren(gereserveerd)2:62Loslopend veeDe rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een weg liggend
weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een
deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige
maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan
bereiken.2:63Duiven(gereserveerd)2:64Bijen1.Het is verboden bijen te houden:
binnen een afstand van dertig meter van woningen of
andere gebouwen waar overdag mensen verblijven;
binnen een afstand van dertig meter van de weg.
2.Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet indien op een
afstand van ten hoogste zes meter vanaf de korven of kasten een
afscheiding is aangebracht van twee meter hoogte of zoveel hoger
als noodzakelijk is om het laag uit- en invliegen van de bijen
te voorkomen.3.Het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod geldt
niet voorzover de bijenhouder rechthebbende is op de woningen of
gebouwen als bedoeld in dat lid.4.Het in het eerste lid, aanhef en onder b, gestelde verbod geldt
niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien
door het Provinciaal wegenreglement.5.Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod
ontheffing verlenen.2:65BedelarijHet is verboden in door het college aangewezen gebieden op of aan de
weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw te bedelen om
geld of andere zaken.12.Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen2:66Begripsbepaling In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: de handelaar als
bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond
van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.2:67Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle
gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op
andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of
namens de burgemeester gewaarmerkt register en daarin
vermeldt hij onverwijld:
het volgnummer van de aantekening met betrekking tot
het goed;
de datum van verkoop of overdracht van het goed;
een omschrijving van het goed, daaronder begrepen -
voor zover dat mogelijk is - soort, merk en nummer
van het goed;
de verkoopprijs of andere voorwaarden voor
overdracht van het goed;
de naam en het adres van degene die het goed heeft
verkregen.
De burgemeester is bevoegd vrijstelling te verlenen van deze
verplichtingen.
2:68Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek
van Strafrecht De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te
stellen:
dat hij het beroep van handelaar uitoefent met
vermelding van zijn woonadres en het adres van de
bij zijn onderneming behorende vestiging;
van een verandering van de onder a, sub 1, bedoelde
adressen
als hij het beroep van handelaar niet langer
uitoefent;
dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs
van een misdrijf afkomstig is of voor de
rechthebbende verloren is gegaan.
de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of
register ter inzage te geven;
aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben
waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk
zichtbaar zijn;
een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie
dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed
verkregen is
2:69Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
(vervallen)2:70Handel in horecabedrijven (vervallen)(Dit artikel is verplaatst naar afdeling 8 (Toezicht op
horecabedrijven) onder artikel 2:32).13.Vuurwerk2:71BegripsbepalingenIn deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk:
Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende
nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel
vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.2:72Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de
verkoopdagen(vervallen)2:73Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de
jaarwisseling1.Het is verboden consumentenvuurwerk te bezigen op een door het
college in het belang van de voorkoming van gevaar, schade of
overlast aangewezen plaats.2.Het is verboden consumentenvuurwerk op een openbare plaats te
bezigen als dat gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.3.De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet
voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door
artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van
Strafrecht.14.Drugsoverlast2:74Drugshandel op straatOnverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan
de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich
op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en
weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als
bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende
waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te
verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.15.Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en
cameratoezicht op openbare plaatsen en gebiedsontzegging.2:75Bestuurlijke ophoudingDe burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet
besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen
groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze
personen het bepaalde in artikel 2:1 of 2:47 of 2:48 of 2:49 of 2:50
of 2:73 van de Algemene plaatselijke verordening groepsgewijs niet
naleven.2:76VeiligheidsrisicogebiedenDe burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet
bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens,
dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied,
met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande
gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als
veiligheidsrisicogebied.2:77Cameratoezicht op openbare plaatsen1.De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de
Gemeentewet besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een
bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare
plaats.2.De burgemeester heeft de bevoegdheid als bedoeld in het eerste
lid eveneens ten aanzien van andere openbare plaatsen:
parkeerterreinen
2:78Gebruik (metaal)detector1.Het is verboden op de weg, openbaar water of op een voor het
publiek toegankelijke plaats een (metaal)detector of enig ander
voorwerp, waarmede explosieven en/of wapens kunnen worden
opgespoord, bij zich te hebben.2.Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op
de Explosieven Opruimingsdienst.3.Burgemeester en wethouders kunnen van het verbod onder 1 van dit
artikel, ontheffing verlenen.2:79Gebiedsontzeggingen1.De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het
voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken
van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van
personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een
persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende
handelingen verricht een bevel geven zich gedurende ten hoogste
vierentwintig uur niet in een of meer bepaalde delen van de
gemeente op een openbare plaats op te houden.2.Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de
burgemeester aan een persoon aan wie tenminste eenmaal een bevel
als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw strafbare
feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een
bevel geven zich gedurende ten hoogste twaalf weken niet in een
of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op
te houden. 3.Een bevel krachtens het tweede lid kan slechts worden gegeven
als het strafbare feit of de openbare orde verstorende handeling
binnen zes maanden na het geven van een eerder bevel, gegeven op
grond van het eerste of tweede lid, plaatsvindt.4.De burgemeester beperkt de in het eerste of tweede lid gestelde
bevelen, als hij dat in verband met de persoonlijke
omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De
burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van
een bevel.3.Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.1.Begripsbepalingen3:1BegripsbepalingenIn dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten
van seksuele handelingen met een ander tegen
vergoeding;
prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het
verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen
vergoeding;
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten
ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij
bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of
vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een
seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub
of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een
erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met
elkaar;
escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of
rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij
bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere
plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten
ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van
erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te
worden verkocht of verhuurd;
exploitant: de natuurlijke persoon of personen of
rechtspersoon of rechtspersonen die een seksinrichting of
escortbedrijf exploiteert, dan wel exploiteren en de tot
vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen
bevoegde natuurlijke persoon of personen;
beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de
onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent, dan wel
uitoefenen in een seksinrichting of escortbedrijf;
bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met
uitzondering van:
de exploitant;
de beheerder;
de prostituee;
het personeel dat in de seksinrichting werkzaam
is;
toezichthouders die zijn aangewezen op grond van
artikel 6.2 van deze verordening;
andere personen wier aanwezigheid in de
seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk
is.
3:2Bevoegd bestuursorgaanIn dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het
college of, voorzover het betreft voor het publiek openstaande
gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van
de Gemeentewet, de burgemeester.3:3Nadere regelsMet het oog op de in artikel 3:13 genoemde belangen, kan het college
over de uitoefening van de bevoegdheden zoals genoemd in dit
hoofdstuk nadere regels vaststellen.2.Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en
dergelijke3:4Seksinrichtingen1.Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te
exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegd
bestuursorgaan.2.In de aanvraag om vergunning en in de vergunning wordt in ieder
geval vermeld:
de persoonsgegevens van de exploitant;
de persoonsgegevens van de beheerder; en
de aard van de seksinrichting of het escortbedrijf.
3:5Gedragseisen exploitant en beheerder1.De exploitant en de beheerder:
staat niet onder curatele en is niet ontzet uit de
ouderlijke macht of de voogdij;
is niet in enig opzicht van slecht levensgedrag; en
heeft de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.
2.Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en
de beheerder niet:
met toepassing van de artikel 37 van het Wetboek van
Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of
met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van
Strafrecht ter beschikking gesteld;
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld
tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden
of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse
Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter
wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een
bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67,
eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is
toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee
rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot
een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of
tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9,
eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht,
wegens dan wel mede wegens overtreding van:
bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en
Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de
Wet arbeid vreemdelingen;
de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b,
242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273a, 300 tot
en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429 quater en
453 van het Wetboek van Strafrecht;
de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede
artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163
van de Wegenverkeerswet 1994;
de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en
30b van de Wet op de kansspelen;
de artikelen 2 en 3 van de Wet op de
weerkorpsen;
de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en
munitie.
3.Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk
gesteld:
vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in
artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van
Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de
Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom
minder dan 375 euro bedraagt;
een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke
straf.
4.De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt:
bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf
de datum van beslissing op de aanvraag van de
vergunning;
bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf
de datum van de intrekking van deze vergunning.
5.De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar
geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of
escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde
bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in
artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is
dat hem terzake geen verwijt treft.3:6Sluitingstijden1.Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te
hebben en daarin bezoekers toe te laten of te laten
verblijven:
op maandag tot en met vrijdag tussen 01.00 en 06.00
uur;
op zaterdag en zondag tussen 02.00 en 06.00 uur.
2.Het bevoegd bestuursorgaan kan door middel van een voorschrift
als bedoeld in artikel 1:4 voor een afzonderlijke seksinrichting
andere sluitingstijden vaststellen.3.Het is bezoekers van een seksinrichting verboden zich daarin te
bevinden gedurende de tijd dat die seksinrichting krachtens het
eerste lid of tweede lid, dan wel krachtens artikel 3.7, eerste
lid, gesloten dient te zijn.4.Het in het eerste tot en met derde lid bepaalde geldt niet
voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door
de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.3:7Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke)
sluiting1.Met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen
of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk
kan het bevoegd bestuursorgaan:
tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3:6, eerste of
tweede lid, geldende sluitingsuren vaststellen;
van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet
tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting
bevelen.
2.Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet
bestuursrecht, maakt het bevoegd bestuursorgaan het in het
eerste lid bedoelde besluit openbaar bekend overeenkomstig
artikel 3:42 Algemene wet bestuursrecht.3:8Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en
beheerder1.Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te
hebben, zonder dat de ingevolge artikel 3:4 op de vergunning
vermelde exploitant of beheerder in de seksinrichting aanwezig
is.2.De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in
de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder
geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven
tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke
vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX
(heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van
Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en
munitie; en
geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in
strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid
vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
3:9Straatprostitutie1.Het is verboden, door handelingen, houding, woord, gebaar of op
andere wijze, passanten tot prostitutie te bewegen, uit te
nodigen dan wel aan te lokken:
op of aan andere dan door het college aangewezen wegen
of gebieden;
gedurende andere dan door het college vastgestelde
tijden.
2.Met het oog op de naleving van het in het eerste lid gestelde
verbod, kan door politieambtenaren het bevel worden gegeven zich
onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.3.Met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen
kan door politieambtenaren aan personen die zich bevinden op de
wegen en gedurende de tijden bedoeld in het eerste lid, het
bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting
te verwijderen.4.De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:13, tweede
lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een
bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit
verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een
openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en
op de tijden bedoeld in het eerste lid.5.De burgemeester beperkt het in het vierde lid genoemde verbod
indien dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van
betrokkene noodzakelijk is.6.Het is verboden zich te gedragen in strijd met een door de
burgemeester opgelegd verbod als bedoeld in het vierde lid.3:10SekswinkelsHet is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een
sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de
openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of
delen van de gemeente.3:11Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van
erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en
dergelijke1.Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin
of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of
geschreven stukken dan wel afbeeldingen van
erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan
te bieden of aan te brengen:
indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende
heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen,
aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de
woon- en leefomgeving in gevaar brengt;
anders dan overeenkomstig de door het bevoegd
bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of de
woon- en leefomgeving gestelde regels.
2.Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op
het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen,
opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan
wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en
gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de
Grondwet.3.Beslissingstermijn; weigeringsgronden3:12Beslissingstermijn1.Het bevoegd bestuursorgaan neemt het besluit op de aanvraag om
vergunning bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, binnen twaalf
weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.2.Het bevoegd bestuursorgaan kan zijn besluit voor ten hoogste
twaalf weken verdagen.3:13Weigeringsgronden1.De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt
geweigerd indien:
de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in
artikel 3:5 gestelde eisen;
de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of
het escortbedrijf in strijd is met een geldend
bestemmingsplan, stadsvernieuwingsplan of
leefmilieuverordening;
er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het
escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in
strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht
of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen
of de Vreemdelingenwet bepaalde.
2.In afwijking van artikel 1:8 kan de vergunning bedoeld in
artikel 3:4, eerste lid, dan wel de aanwijzing of vaststelling
bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, worden geweigerd in het
belang van:
de openbare orde;
het voorkomen of beperken van overlast;
het voorkomen of beperken van aantasting van het woon-
en leefklimaat;
de veiligheid van personen of goederen;
de verkeersvrijheid of – veiligheid;
de gezondheid of zedelijkheid;
de arbeidsomstandigheden van de prostituee.
4.Beëindiging exploitatie; wijziging beheer3:14Beëindiging exploitatie1.De vergunning vervalt zodra de ingevolge artikel 3:4 op de
vergunning vermelde exploitant, de exploitatie van de
seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft
beëindigd.2.Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie,
geeft de exploitant daarvan schriftelijk kennis aan het bevoegd
bestuursorgaan.3:15Wijziging beheer1.Indien een beheerder als bedoeld in artikel 3:1, onder g, het
beheer in de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft
beëindigd, geeft de exploitant daarvan binnen een week na de
feitelijke beëindiging van het beheer schriftelijk kennis aan
het bevoegd bestuursorgaan.2.Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder,
indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant
heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de
wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel
3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige
toepassing.3.In afwachting van het besluit bedoeld in het tweede lid, kan het
beheer worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder zodra de
exploitant een aanvraag als bedoeld in het tweede lid heeft
ingediend, totdat over de aanvraag is besloten.5.Overgangsbepaling3:16Overgangsbepaling(gereserveerd)4.Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het
uiterlijk aanzien van de gemeente1.Geluidhinder en verlichting4:1Begripsbepalingendeze afdeling wordt verstaan onder:
Besluit: het Besluit algemene regels voor inrichtingen
milieubeheer;
inrichting: inrichting type A of type B als bedoeld in het
Besluit;
houder van een inrichting: degene die als eigenaar,
bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting
drijft;
collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan
één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;
incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die
gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;
geluidsgevoelige gebouwen: woningen en gebouwen die op grond
van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als
geluidsgevoelige gebouwen met uitzondering van gebouwen
behorende bij de betreffende inrichting;
geluidsgevoelige terreinen: terreinen die op grond van
artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als
geluidsgevoelige terreinen met uitzondering van terreinen
behorende bij de betreffende inrichting;
onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is
versterkt.
4:2Aanwijzing collectieve festiviteiten1.De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20
van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening gelden niet
voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve
festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of
dagdelen.2.De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van
sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148,
eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college
per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten
gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.3.In een aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid, kan
het college bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in een of
meer van de volgende delen:
Malden,
Heumen,
Overasselt,
Nederasselt.
4.Het college maakt de aanwijzing ten minste vier weken voor het
begin van een nieuw kalenderjaar bekend.5.Het college kan wanneer een collectieve festiviteit
redelijkerwijs niet te voorzien was, een festiviteit terstond
als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid
aanwijzen.6.Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau Lar, LT veroorzaakt
door de inrichting bedraagt niet meer dan 60 dB(A) voor het
bebouwde gedeelte en niet meer dan 80dB(A) voor de buitenruimte
van de inrichting, gemeten op 1,5 meter afstand van de gevel van
geluidsgevoelige gebouwen en op een hoogte van 1,5 meter. 7.De geluidswaarde als bedoeld in het zesde lid is inclusief
onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege
muziekcorrectie. Tevens worden bedrijfsduurcorrectie en
gevelcorrectie buiten beschouwing gelaten. 8.Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore
brengen van extra muziek – hoger dan de geluidsnorm als bedoeld
in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel
4.5 van deze verordening – uiterlijk om 01.00 uur te worden
beëindigd.4:3Kennisgeving incidentele festiviteiten1.Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele
festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de
geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van
het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van
toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste
twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college
daarvan in kennis heeft gesteld.2.Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 4
incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer
aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel
4.113 , eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits
de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de
aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft
gesteld.3.Het college stelt een formulier vast voor het doen van een
kennisgeving.4.De kennisgeving wordt geacht te zijn gedaan wanneer het
formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is
ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.5.De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het
college op verzoek van de houder van een inrichting een
incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien
was, terstond toestaat.6.Het LAeq (> 1 minuut) (het
gemiddelde geluidniveau gemeten over ten minste 1 minuut)
veroorzaakt door activiteiten in de gebouwen van de inrichting
mag ter plaatse van geluidgevoelige bestemmingen niet meer
bedragen dan 60 dB(A) en 73 dB(C). 7.Het LAeq (> 1 minuut) (het
gemiddelde geluidniveau gemeten over ten minste 1 minuut)
veroorzaakt door activiteiten buiten de gebouwen van de
inrichting mag ter plaatse van geluidgevoelige bestemmingen niet
meer bedragen dan 80 dB(A) en 93 dB(C). 8.De niveaus genoemd in het zesde en zevende lid gelden op 1,5
meter voor de gevel van geluidgevoelige objecten en gemeten op
1,5 meter hoogte. 9.De geluidswaarden zoals bedoeld in het zesde en zevende lid zijn
inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) toeslag
vanwege muziekcorrectie. Tevens worden bedrijfsduurcorrectie en
gevelcorrectie buiten beschouwing gelaten. 10.Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore
brengen van extra muziek – hoger dan de geluidsnorm als bedoeld
in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel
4:5 van deze verordening – uiterlijk om 01.00 uur te worden
beëindigd.11.Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid blijven ramen en
deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van
personen of goederen. 4:4Verboden incidentele festiviteiten(vervallen)4:5Onversterkte muziek
Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek, zoals
bedoeld in artikel 2.18, eerste lid onder f en vijfde lid
van het Besluit binnen inrichtingen is de onder e. opgenomen
tabel van toepassing, met dien verstande dat:
de in de tabel aangegeven waarden binnen in- of
aanpandige gevoelige gebouwen niet gelden indien de
gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen
toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren
of doen uitvoeren van geluidsmetingen;
de in de tabel aangegeven waarden op de gevel ook
gelden bij gevoelige terreinen op de grens van het
terrein;
de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen,
voor zover het woningen betreft, gelden in
geluidsgevoelige ruimten en verblijfsruimten;
bij het bepalen van de geluidsniveaus zoals vermeld
in de tabel geen bedrijfsduurcorrectie wordt
toegepast.
Tabel
7.00 – 19.00 uur19.00 – 23.00 uur23.00 – 7.00 uurLAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen50 dB(A)45 dB(A)40 dB(A)LAr,LT in in- en aanpandige gevoelige
gebouwen35 dB(A)30 dB(A)25 dB(A)LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen70 dB(A)65 dB(A)60 dB(A)LAmax in in- en aanpandige gevoelige
gebouwen55 dB(A)50 dB(A)45 dB(A)
Voor de duur van vier uur in de week is onversterkte muziek,
vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten,
harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting
gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de
genoemde geluidsniveaus in het eerste lid. Indien versterkte
elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen,
wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en
is het Besluit van toepassing.
Het eerste lid geldt niet indien artikel 4:2 of artikel 4:3
van deze verordening van toepassing is.
4:6Overige geluidhinder1.Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet
milieubeheer of het Besluit toestellen of geluidsapparaten in
werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige
wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder
wordt veroorzaakt.2.Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.3.Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde
onderwerp wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de
Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit
of de Provinciale milieuverordening.4:6a(Geluid)hinder door dierenDegene die buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer
de zorg heeft voor een dier, moet voorkomen dat dit voor een
omwonende of overigens voor de omgeving (geluid)hinder
veroorzaakt.4:6b(Geluid)hinder door bromfietsen e.d.Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet
milieubeheer zich met een motorvoertuig of een bromfiets zodanig te
gedragen, dat daardoor voor een omwonende of overigens voor de
omgeving (geluid)hinder ontstaat.4:6c(Geluid)hinder door vrachtauto’s1.Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet
milieubeheer een vrachtauto als bedoeld in artikel 1, onder a,
van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens op zodanige
wijze te laden of te lossen dat daardoor voor een omwonende of
overigens voor de omgeving (geluid)hinder wordt
veroorzaakt.2.Het college kan van het in het eerste lid bepaalde ontheffing
verlenen.4:6dRoutering1.Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet
milieubeheer met een vrachtauto, als bedoeld in artikel 4:6d,
waarvan het ledig gewicht vermeerderd met het laadvermogen meer
bedraagt dan 3.500 kg of die met inbegrip van de lading een
lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2
meter, tussen 23.00 en 07.00 uur op een andere dan door het
college bij openbaar bekend te maken besluit aangewezen weg te
rijden.2.Het college kan van het in het eerste lid bepaalde ontheffing
verlenen.4:6eGeluidskanonnen1.Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet
milieubeheer een geluidskanon in gebruik te hebben.2.Het college kan van het in het eerste lid bepaalde ontheffing
verlenen.2.Bodem-, weg- en milieuverontreiniging4:7Straatvegen(vervallen)4:8Natuurlijke behoefte doenHet is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn
natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.4:9Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen
en putten buiten gebouwenSloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten
gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar
oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder
voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.3.Het bewaren van houtopstanden4:10.Begripsomschrijvingen1.In deze afdeling wordt verstaan onder:
houtopstand: hakhout, een houtwal of een of meer
bomen;
hakhout: een of meer bomen die na te zijn geveld,
opnieuw op de stronk uitlopen;
boom: een houtig opgaand gewas met een dwarsdoorsnede
van de stam van minimaal 10 cm op 1,3 m hoogte boven het
maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de
dwarsdoorsnede van de dikste stam;
iepziekte: de aantasting van iepen door de schimmel
Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi
(Buism.) C. Moreau);
iepenspintkever: het insect, in elk
ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus
scolytus (F.) en Scolytus multistriatus (Marsh) en
Scolytus pygmaeus.
lijst van beeldbepalende bomen: lijst waarop bijzondere
beschermwaardige houtopstanden en boomstructuren zijn
opgenomen;
boomstructuur: lijnvormige beplanting van houtopstanden
die een functioneel geheel vormen.
2.In deze afdeling wordt onder vellen mede verstaan: rooien, met
inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen
die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van
houtopstand ten gevolge kunnen hebben.4:11(Omgevings)vergunning voor het vellen van
houtopstanden1.Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag
houtopstand te vellen of te doen vellen die staan vermeld op de
lijst van beldbepalende bomen (bijlage 1).2.Het bevoegd gezag kan de in het eerste lid bedoelde vergunning
slechts dan verlenen indien:
de vitaliteit van de houtopstand zo slecht is, dat
instandhouding niet langer verantwoord is voor de
omgeving of;
een zwaarwegend maatschappelijk belang zwaarder weegt
dan het belang van het behoud van de houtopstand
of;
de instandhouding van de houtopstand dermate hoge
onderhoudskosten oplevert dat instandhouding geen
duurzame oplossing is of;
de instandhouding van de houtopstand aan het woon- en
tuingenot dermate veel hinder toebrengt dat
instandhouding redelijkerwijs niet kan worden gevergd en
aannemelijk is dat er geen andere wijze is dan het
vellen van de houtopstand.
3.Het verbod in het eerste lid geldt niet voor houtopstand die
moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens
een aanschrijving of last van het bevoegd gezag, zulks
onverminderd het bepaalde in artikel 4:12.4.Het verbod in het eerste lid geldt tevens niet voor het
periodiek knotten als noodzakelijke beheermaatregel bij knot- of
leibomen ter uitvoering van het regulier onderhoud.4:12Herplant-/instandhoudingsplichtIndien een houtopstand waarop het verbod tot vellen zoals
bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning
van het bevoegd gezag is geveld dan wel op andere wijze is
tenietgedaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde
van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan
degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen
bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten
overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen
binnen een door het bevoegd gezag te stellen termijn.4:12aBestrijding iepziekte1.Indien zich op een terrein een of meer iepen bevinden die naar
het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren voor
verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van
iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door
het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij de
aanschrijving vast te stellen termijn:a.indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;b.de iepen te ontschorsen en de schors te vernietigen;c.of de niet-ontschorste iepen of delen daarvan te vernietigen
of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt
voorkomen.2.Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan, met uitzondering
van geheel ontschorst iepenhout en iepenhout met een doorsnede
kleiner dan 4 cm, voorhanden of in voorraad te hebben of te
vervoeren. Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van dit
verbod.4:12bNoodkap1.Het bevoegd gezag kan toestemming geven voor noodkap in het
gevalb zich de urgentie tot onmiddellijke kap voordoet. Het
besluit treedt indien nodig onmiddellijk in werking en wordt in
dat geval binnen vijf werkdagen schriftelijk bekend
gemaakt.2.Van noodkap is in ieder geval sprake indien:
de houtopstand wegens ziekte besmettingsgevaar oplevert
of
het een dode/terminale/onstabiele boom betreft die direct
gevaar oplevert voor bebouwing, bewoners, gebruikers van het perceel of
weggebruikers.
4.Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast4:13Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen
enz.1.Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten
een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de
openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het
uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing
van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare
gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te
plaatsen of aanwezig te hebben:
onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming
onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen
daarvan;
bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen
daarvan;
kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4:22 of
onderdelen daarvan, indien het plaatsen of aanwezig
hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of
anderszins voor een commercieel doel;
mestopslag, gierkelder of andere verzamelplaatsen van
vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of
ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude
metalen.
2.Het is verboden op een door het college aangewezen plaats een
bepaald voorwerp of bepaalde stof op te slaan, te plaatsen of
aanwezig te hebben.3.Het college kan bij de aanwijzing als bedoeld in het eerste en
tweede lid nadere regels stellen.4.Het in dit artikel bepaalde geldt niet voorzover in het daarin
geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet ruimtelijke
ordening of de Provinciale Verordening.4:14Stankoverlast door gebruik van meststoffen
(vervallen)4:15Omgevingsvergunning voor handelsreclame1.Het is verboden om zonder vergunning van het bevoegd gezag op of
aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren met
behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke
vorm dan ook, die vanaf de weg zichtbaar is.2.Het verbod geldt niet voor onverlichte:
opschriften, aankondigingen of afbeeldingen in het
inwendig gedeelte van een onroerende zaak, die niet
kennelijk gericht zijn op zichtbaarheid vanaf de
weg;
opschriften of aankondigingen op of aan onroerende
zaken, daartoe aangewezen door de overheid;
opschriften of aankondigingen kleiner dan 0,50 m2 en de
langste zijde korter dan 1 meter die betrekking hebben
op:
een openbare verkoping of een aanbieding ter
verkoop, verhuur of verpachting van een onroerende
zaak, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis
hebben;
het beroep, de dienst of het bedrijf dat in of
op de onroerende zaak wordt uitgeoefend of
waarvoor die zaak is bestemd.
opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van
in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van
degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het
bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn
aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde
bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke
betekenis hebben;
opschriften of aankondigingen op of aan onroerende zaken
dienstbaar aan het openbaar vervoer, indien deze zijn
aangebracht ten dienste van dat vervoer.
3.Het verbod in het eerste lid geldt niet voor opschriften of
aankondigingen van kennelijk tijdelijke aard, voor zolang zij
feitelijke betekenis hebben, mits:
van het aanbrengen ervan tevoren schriftelijk
kennisgeving is gedaan aan het college;
het college niet binnen twee weken na ontvangst van die
kennisgeving van enig bezwaar heeft doen blijken;
deze opschriften of aankondigingen niet langer dan negen
weken op de onroerende zaak aanwezig zijn.
4.Het is verboden door een opschrift, aankondiging of afbeelding
als bedoeld in het tweede en derde lid de veiligheid van het
verkeer in gevaar te brengen of ernstige hinder voor de omgeving
te veroorzaken.5.Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden
geweigerd:
indien de handelsreclame, hetzij op zichzelf, hetzij in
verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen
van welstand of in strijd is met de natuur- en
landschappelijke waarde;
in het belang van de verkeersveiligheid;
in het belang van de voorkoming of beperking van
overlast voor gebruikers van een in de nabijheid gelegen
onroerende zaak.
6.Het verbod in het eerste lid geldt niet:
voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt
voorzien door de Provinciale landschapsverordening;
voor bouwwerken in de zin van de Woningwet;
voor de weigeringsgrond van het vijfde lid, onder c,
voor zover in het daarin geregeldeonderwerp wordt
voorzien door de Wet milieubeheer.
4:16Vergunningsplicht lichtreclame(gereserveerd)5.Kamperen buiten kampeerterreinen4:17BegripsbepalingIn deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: Een onderkomen
of voertuig waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40
van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel
gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief
nachtverblijf.4:18Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen1.Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf
kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een
kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan is bestemd
of mede bestemd.2.Het verbod geldt niet voor het plaatsen van kampeermiddelen voor
eigen gebruik door de rechthebbende op een terrein.3.Het college kan ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld
in het eerste lid.4.Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8. kan de ontheffing
worden geweigerd in het belang van:
de bescherming van natuur en landschap;
de bescherming van een stadsgezicht.
4:19Aanwijzing kampeerplaatsen1.Het college kan plaatsen aanwijzen waarop het verbod van artikel
4:18, eerste lid niet geldt.2.Het college kan daarbij nadere regels stellen in het belang van
de gronden, genoemd in artikel 4:18, vierde lid.5.Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente1.Parkeerexcessen5:1BegripsbepalingenIn deze afdeling wordt verstaan onder:
voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al,
van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV
1990) met uitzondering van kleine wagens zoals: kruiwagens,
kinderwagens en rolstoelen;
parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac, van
het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV
1990).
5:2Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.1.Onder verhuren als bedoeld in dit artikel wordt mede
verstaan:
het gebruiken van een voertuig voor het geven van
lessen;
het gebruiken van een voertuig voor het vervoeren van
personen tegen betaling
2.Tot de voertuigen als bedoeld in dit artikel worden niet
gerekend:
voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden
worden verricht die in totaal niet meer dan een uur
vergen, en dit gedurende de tijd die nodig is en
gebruikt wordt voor deze werkzaamheden;
voertuigen voor persoonlijk gebruik van de in het derde
lid bedoelde persoon.
3.Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een
gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te
slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:
drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn
toevertrouwd, op de weg te parkeren binnen een cirkel
met een straal van ... meter met als middelpunt een van
deze voertuigen;
de weg als werkplaats voor voertuigen te gebruiken.
4.Het college kan ontheffing van het verbod verlenen.5:3Te koop aanbieden van voertuigen1.Het is verboden op een door het college aangewezen weg een
voertuig te parkeren met het kennelijke doel het te koop aan te
bieden of te verhandelen.2.Het college kan ontheffing van het verbod verlenen.5:4Defecte voertuigen(vervallen)5:5Voertuigwrakken1.Het is verboden een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende
staat van onderhoud en tevens in een kennelijk verwaarloosde
toestand verkeert op de weg te parkeren.2.Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde
onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.5:6Kampeermiddelen e.a.1.Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins
voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:
langer dan op drie achtereenvolgende dagen te plaatsen
of te hebben op een door het college aangewezen weg,
waar dit naar zijn oordeel buitensporig is met het oog
op de verdeling van beschikbare parkeerruimte of
schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de
gemeente;
op een door het college aangewezen plaats te parkeren,
waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het
uiterlijk aanzien van de gemeente.
2.Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid,
aanhef en onder a, gestelde verbod.3.Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voorzover in
het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het
Provinciaal wegenreglement of de Provinciale
landschapsverordening.5:7Parkeren van reclamevoertuigen1.Het is verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding
van handelsreclame, op de weg te parkeren met het kennelijk doel
om daarmee handelsreclame te maken.2.Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.5:8Parkeren van grote voertuigen1.Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading,
een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan
2,4 meter te parkeren op een door het college aangewezen plaats,
waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk
aanzien van de gemeente.2.Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading,
een lengte heeft van meer dan 6 meter te parkeren op een door
het college aangewezen weg, waar dit parkeren naar zijn oordeel
buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare
parkeerruimte.3.Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet op werkdagen
van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00
uur.4.Het college kan van de in het eerste en tweede lid gestelde
verboden ontheffing verlenen.5:9Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen1.Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een
lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4
meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander
dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor
het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op
hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of
overlast wordt aangedaan.2.Het verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is voor en
gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de
aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is.5:10Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen
(gereserveerd)5:11Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen1.Het is verboden met een voertuig te rijden door of deze te doen
of te laten staan in een park of plantsoen of een van
gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook.2.Dit verbod is niet van toepassing:
op de weg;
op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden
door of vanwege de overheid;
op voertuigen, waarmee standplaats wordt of is ingenomen
op terreinen die voor dit doel zijn bestemd.
3.Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.5:12Overlast van fiets of bromfietsHet college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het
belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of
opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare
gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de
daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.2.Collecteren5:13Inzameling van geld of goederen1.Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare
inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een
intekenlijst aan te bieden.2.Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan:
het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend
geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van
diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te
kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst
geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is
bestemd.3.Het verbod geldt niet voor een inzameling die in besloten kring
gehouden wordt.3.Venten5:14Begripsbepaling1.In deze afdeling wordt onder venten verstaan: het in de
uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen
of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden op een
openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis;2.Onder venten wordt niet verstaan:
het aan huis afleveren van goederen door of vanwege
degene die dit doet ter exploitatie van zijn winkel als
bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;
het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van
goederen dan wel het aanbieden van diensten op
jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160,
eerste lid, onder h, van de Gemeentewet of op
snuffelmarkten als bedoeld in artikel 5:22;
het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van
goederen dan wel het aanbieden van diensten op een
standplaats als bedoeld in artikel 5:17.
5:15Ventverbod1.Het is verboden te venten op door het college in het belang van
de openbare orde aangewezen dagen en uren.2.Venten is in ieder geval verboden op de hieronder aangewezen
genoemde dagen en uren;
op zondagen, met uitzondering van het venten van snacks
en ijs tussen 12.00 uur en 22.00 uur;
van maandag tot en met zaterdag tussen 22.00 uur en 8.00
uur.
3.Het verbod als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor zover
in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5
van de Wegenverkeerswet.4.Het verbod bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op
het venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten
en gevoelens worden geopenbaard.5:16Vrijheid van meningsuiting(vervallen)4.Standplaatsen5:17Begripsbepaling1.In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een
vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats
te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel
diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen,
zoals een kraam, een wagen of een tafel.2.Onder standplaats wordt niet verstaan:
een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld
in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de
Gemeentewet;
een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel
2:24.
5:18Standplaatsvergunning en weigeringsgronden1.Het is verboden zonder vergunning van het college een
standplaats in te nemen of te hebben.2.Het college weigert de vergunning wegens strijd met een geldend
bestemmingsplan.3.Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning
worden geweigerd:
indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in
verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van
redelijke welstand;
indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de
gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs
te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning
voor een standplaats voor het verkopen van goederen een
redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse
in gevaar komt.
5:19Toestemming rechthebbendeHet is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat
daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is
ingenomen.5:20Afbakeningsbepalingen1.Het verbod van artikel 5:18, eerste lid geldt niet voor zover in
het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer
rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement.2.De weigeringsgrond van artikel 5:18, derde lid, onder a, geldt
niet voor bouwwerken.5.Snuffelmarkten5:22Begripsbepaling1.In deze afdeling wordt verstaan onder snuffelmarkt: een markt in
een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk
tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten
worden aangeboden vanaf een standplaats.2.Onder een snuffelmarkt wordt niet verstaan:
een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160,
eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;
een evenement als bedoeld in artikel 2:24.
5:23Organiseren van een snuffelmarkt1.Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een
snuffelmarkt te organiseren.2.Het verbod geldt niet voor ruimten die uitsluitend dan wel
nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik zijn als winkel in de
zin van de Winkeltijdenwet.3.De burgemeester weigert de vergunning wegens strijd met een
geldend bestemmingsplan.6.Openbaar water5:24Voorwerpen op, in of boven openbaar water1.Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water
verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven
openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien
dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van
bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het
openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan,
dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en
onderhoud van het openbaar water.2.Degene die voornemens is een steiger, een meerpaal of een ander
voorwerp met een permanent karakter op, in of boven openbaar
water te plaatsen, doet daarvan uiterlijk twee weken tevoren een
aan het college.3.De melding bevat in ieder geval naam, adres en contactgegevens
van de melder, en een beschrijving van de aard en omvang van het
voorwerp.4.Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties
waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de
Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet
beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale
vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop
gebaseerde Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren
gemeente Heumen 2014.5:25Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen1.Het is verboden met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te
hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te
stellen op door het college aangewezen gedeelten van openbaar
water.2.Het college kan aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen
van een ligplaats met dan wel voor een vaartuig op niet
krachtens het eerste lid aangewezen gedeelten van openbaar
water:
nadere regels stellen in het belang van de openbare
orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het
aanzien van de gemeente;
beperkingen stellen naar soort en aantal
vaartuigen.
3.Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin
geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, het
Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer
rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverordening of
de Provinciale landschapsverordening.5:26Aanwijzingen ligplaats1.Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5:25
bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig
aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of
gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde,
volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van
de gemeente.2.De rechthebbende op een vaartuig is verplicht alle door of
vanwege het college gegeven aanwijzingen met betrekking tot het
innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te
volgen.3.Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt
voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer
rijkswaterstaatswerken, het Binnenvaartpolitiereglement, de
Waterwet of de Provinciale vaarwegenverordening of de
Provinciale landschapsverordening. 5:27Verbod innemen ligplaatsHet is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar
te stellen in strijd met het krachtens artikel 5:26, tweede lid
bepaalde.5:28Beschadigen van waterstaatswerken1.Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan
te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde
openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden,
beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers,
pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen,
bakens of sluizen.2.Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde
onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het
Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer
rijkswaterstaatswerken of de Provinciale
vaarwegenverordening.5:29ReddingsmiddelenHet is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en
daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een
ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.5:30Veiligheid op het water1.Het is aan een ieder die zich als bader of zwemmer in het
openbaar water ophoudt, verboden zich zodanig te gedragen dat
het scheepvaartverkeer daarvan hinder of gevaar kan
ondervinden.2.Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde
onderwerp wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement,
de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Provinciale
vaarwegenverordening.5:31Overlast aan vaartuigen1.Het is verboden zonder redelijk doel zich vast te houden aan een
vaartuig in openbaar water, daarop te klimmen of zich daarop of
daarin te begeven of te bevinden.2.Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een
vaartuig, liggend in of aan een openbaar water, los te
maken.7.Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in
natuurgebieden5:32Crossterreinen1.Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een
motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een
bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd
dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of
proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te
nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het
kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.2.Het college kan terreinen aanwijzen waarvoor het verbod niet van
toepassing is. Het kan daarbij regels stellen voor het gebruik
van deze terreinen:
in het belang van het voorkomen of beperken van
overlast;
in het belang van de bescherming van het uiterlijk
aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere
milieuwaarden;
in het belang van de veiligheid van de deelnemers van de
in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van
het publiek.
3.Voor de toepassing van het eerste lid wordt dat onder weg
verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder
verstaat.4.Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin
geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer of
het Besluit geluidproductie sportmotoren.5:33Beperking verkeer in natuurgebieden1.Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke
natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik
beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een
motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld
in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.2.Het college kan terreinen aanwijzen waarvoor het in het eerste
lid gestelde verbod niet van toepassing is. Het kan daarbij
regels stellen ten aanzien van het gebruik van deze
terreinen:
in het belang van het voorkomen van overlast;
in het belang van de bescherming van natuur- of
milieuwaarden;
in het belang van de veiligheid van het publiek.
3.Het verbod in het eerste lid geldt niet voor bestuurders van
motorvoertuigen en bromfietsen en voor fietsers of berijders van
paarden:
ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige
hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste
lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
door de minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen
hulpverleningsdiensten;
die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of
exploitatie van de terreinen als in het eerste lid
bedoeld;
die worden gebruikt in verband met werken die krachtens
wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd;
van de zakelijk gerechtigden, huurders en pachters van
percelen die gelegen zijn binnen de terreinen als in het
eerste lid bedoeld;
voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de
verzorging van de onder d bedoelde personen.
4.Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet:
op wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b,
van de Wegenverkeerswet 1994;
binnen de bij of krachtens de Provinciale verordening
'Stiltegebieden' aangewezen stiltegebieden, ten aanzien
van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening
zijn aangewezen als 'toestel'.
5.Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid
gestelde verbod.8.Verbod vuur te stoken5:34Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of
anderszins vuur te stoken1.Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden
buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of
anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.2.Het verbod geldt niet voorzover het betreft:
verlichting door middel van kaarsen, fakkels en
dergelijke;
sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, indien
geen afvalstoffen worden verbrand;
vuur voor koken, bakken en braden, voorzover dat geen
gevaar, overlast of hinder voor de omgeving
oplevert.
3.Het college kan van dit verbod ontheffing verlenen.4.Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing
worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.5.Het verbod geldt niet voorzover in het geregelde onderwerp wordt
voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het
Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening.9.Verstrooiing van as5:35BegripsbepalingIn deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing:
het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op
een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een
permanent daartoe bestemd terrein.5:36Verboden plaatsen1.Incidentele asverstrooiing is verboden op:
verharde delen van de weg;
gemeentelijke begraafplaatsen en
crematoriumterreinen.
2.Het college kan een besluit nemen waarin voor een bepaalde
termijn wordt verboden dat op andere plaatsen dan genoemd in het
eerste lid asverstrooiing plaatsvindt.3.Het college kan op verzoek van de nabestaande die zorgdraagt
voor de asbus op grond van bijzondere omstandigheden ontheffing
verlenen van het verbod uit het eerste lid, behoudens de
gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen.5:37Hinder of overlastIncidentele asverstrooiing is verboden indien daardoor hinder of
overlast wordt veroorzaakt voor derden.6.Straf-, overgangs- en slotbepalingen6:1Strafbepaling1.Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de
op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en
beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie
maanden of geldboete van de tweede categorie.2.Lid 1 is niet van toepassing voor zover via de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht de Wet economische delicten van toepassing
is.6:2Toezichthouders1.Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens
deze verordening zijn belast: ambtenaren, medewerkers van de
politie, medewerkers van de gemeenschappelijke gezondheidsdienst en
medewerkers van het bureau Toezicht Milieu Nijmegen.2.Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of
krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan
wel de burgemeester aan te wijzen personen.6:3Binnentreden woningenZij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van
een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven
voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of
veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen,
zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van
de bewoner.6:4Inwerkingtreding nieuwe gewijzigde verordening i.v.m. de
Wabo
De Algemene plaatselijke verordening gemeente Heumen 2007 is
ingetrokken op 1 januari 2010.
De gewijzigde Algemeen plaatselijke verordening gemeente Heumen
2009 wordt bekendgemaakt in de Gelderlander van 1 oktober 2010
en in de Regiodiek van 5 oktober 2010. De gewijzigde verordening
treedt in werking op 1 oktober 2010, zijnde het tijdstip waarop
artikel 2.2. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in
werkingtreedt.
6:5Overgangsbepaling
Besluiten, genomen krachtend de verordening bedoeld in artikel
6:4, eerste lid waaarvoor deze verordening overeenkomstig
besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze
verordening.
Aanvragen om een vergunning als bedoeld in de artikelen 2:10,
vierde lid, 2:11, 4:11 en 4:15 die zijn ingediend vóór de
inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening worden
afgehandeld volgens het recht zoals dat gold vóór het tijdstip
waarop artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
in werking is getreden.
6:6CiteertitelDeze verordening wordt aangehaald als: Algemeen plaatselijke verordening
Heumen 2009, APV 2009.Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente
Heumen.Malden, 30 september 2010DE RAAD VOORNOEMD;De raadsgriffier,L.Bosland.De burgemeester,J.van Zomeren.Uitvoerings- en aanwijzingsbesluiten APVUitvoerings- en aanwijzingsbesluiten APVAanwijzingen APV gemeente Heumen 2004Artikel 1.3 lid 2 aanwijzen vergunningen of ontheffingen waarbij de
termijn van indiening wordt verlengd.Artikel 2.1.3.1 lid 1 aanwijzen (gedeelten van) wegen verbod gedrukte
of geschreven stukken of afbeeldingen te verspreiden.Artikel 2.1.4.3 lid 1 aanwijzen (gedeelten van) wegen verbod als
straatartiest e.d. op te treden.Artikel 2.1.6.6 aanwijzen periode waarin rookverbod natuurterreinen
geldtArtikel 2.1.6.9 lid 1 aanwijzen voorzieningen voor verkeer en
verlichtingArtikel 2.3.1.3 aanwijzing gedeelten van de gemeente of
horecabedrijven waar exploitatievergunningplicht niet geldtArtikel 2.4.2 aanwijzing aanplakbordenArtikel 2.4.8 aanwijzing gebied verbod alcoholhoudende drank te
nuttigenArtikel 2.4.12 aanwijzen uren en plaatsen verbod met een (brom)fiets
zich te bevindenop aangewezen terrein waar een markt e.d. wordt gehoudenArtikel 2.4.17 lid 1 aanwijzen plaats verbod loslopende hondenArtikel 2.4.18 lid 1 aanwijzen plaats verbod verontreiniging door
hondenArtikel 2.4.18.a lid 1 aanwijzen plaats verbod verontreiniging
paardenArtikel 2.4.20 aanwijzen gedeelten gemeente of bepaalde plaatsen
verbod houden van hinderlijke of schadelijke dierenArtikel 2.5.3 aanwijzen ambtenaarArtikel 2.6.3 lid 1 aanwijzen plaats verbod bezigen
consumentenvuurwerkArtikel 2.8.1 aanwijzen groep van personen en plaats bestuurlijke
ophoudingArtikel 2.9.1 aanwijzen gebied als veiligheidsrisicogebiedArtikel 3.2.7 aanwijzen gebieden of delen van de gemeente verbod
exploitatie sekswinkelsArtikel 4.1.2 aanwijzen collectieve festiviteitenArtikel 4.2.2.1 aanwijzen inzamelende instantieArtikel 4.2.2.3 aanwijzen inzamelmiddel of –voorzieningArtikel 4.2.3.3 aanwijzen personen of instanties aan wie bepaald
afval moet worden aangebodenArtikel 4.2.3.8 lid 1 aanwijzen categorieën huishoudelijke
afvalstoffen die zonder inzamelmiddel moeten worden ingezameldArtikel 4.2.4.1 lid 1 aanwijzen andere categorieën afvalstoffen
inzamelverbod behoudens vergunningArtikel 4.2.4.2 aanwijzen andere categorieën afvalstoffen door
inzameldienst in te zamelenArtikel 4.4.5 aanwijzen weggedeelte waarop het i.v.m. straatvegen
verboden is voertuigen te parkerenArtikel 4.6.2 aanwijzen plaatsen, bosgebieden of gedeelten daarvan
verbod plukken bloemen of planten dan wel sprokkelen van houtArtikel 4.7.1 lid 1, 3 aanwijzen verbod opslaan, plaatsen of aanwezig
hebben voertuigen, vaartuigen, mest e.d.Artikel 5.1.2a aanwijzen (gedeelten van) wegen verbod te koop
aanbieden voertuigenArtikel 5.1.5 lid 1 aanwijzen plaats verbod parkeren caravans
e.d.Artikel 5.1.7 lid 1, 2 aanwijzen plaats en weg verbod parkeren grote
voertuigenArtikel 5.1.11 aanwijzen op de weg gelegen plaatsen verbod
(brom)fietsen onbeheerd buiten daarvoor bestemde ruimten of plaatse te laten
staanArtikel 5.3.2 aanwijzen gedeelten openbaar water verbod innemen
ligplaats vaartuigArtikel 5.4.1 lid 2 aanwijzen terreinen waar verbod crossterreinen
niet geldtArtikel 5.4.2 lid 2 aanwijzen terreinen waar verbod rijden
motorvoertuig, bromfiets, fiets of paard in natuurgebieden niet geldtArtikel 6.2 aanwijzen personen die belast zijn met het toezicht op de
naleving van het bepaalde bij of krachtens de APVVastgestelde uitvoerings- en aanwijzingsbesluitenArtikel 2.4.8 aanwijzing gebied verbod alcoholhoudende drank te nuttigen –13 april 1993Artikel 2.6.3 lid 1 aanwijzen plaats verbod bezigen consumentenvuurwerk -20 februari 1989Artikel 4.2.4.2 aanwijzen andere categorieën afvalstoffen door inzameldienst in
te zamelen. Onder oude APV op basis van oud artikelArtikel 5.1.5 lid 1 aanwijzen plaats verbod parkeren caravans e.d. -20 februari 1989Artikel 5.1.7 lid 1, 2 aanwijzen plaats en weg verbod parkeren grote voertuigen
-20 februari 1989Artikel 6.2 aanwijzen personen die belast zijn met het toezicht op de naleving
van het bepaalde bij of krachtens de APV 21 augustus 2001 aanwijzingsbesluit
toezichthouders prostitutie opgesteld.Aanwijzingsbesluiten APVAanwijzingsbesluit van 7 december 2006De aanwijzingsbesluiten zijn uitwerkingen van bevoegdheden, verbodsbepalingen
enz. in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Het besluit maakt duidelijk
in welke situatie of op welke plek een bepaald voorschrift geldt of wie bevoegd
is op te treden.Hieronder worden de besluiten opgesomd.- artikel 2.4.8 (drankgebruik op de openbare weg): verbod is van toepassing in
de bebouwde kommen van de kernen Malden, Heumen, Overasselt en Nederasselt en de
bebouwde kom van Molenhoek, zover die behoort tot de gemeente Heumen, met
uitzondering van de carnavalsperiode.- artikel 5.1.5 (laten staan caravans, aanhangers e.d. op wegen) : idem- artikel 5.1.7 (parkeren grote voertuigen): verbod geldt voor de bebouwde
kommen van de kernen Heumen, Malden, Nederasselt en Overasselt en de bebouwde
kom van Molenhoek, zover die behoort tot de gemeente Heumen,uitgezonderd de gebieden van de bestemmingsplannen De Hoge Brug, Maldens Broek
en Sluisweg.- artikel 2.6.3 (vuurwerk): verbod geldt voor gebied dat is aangegeven als
winkelcentrum in Malden.- artikel 151a Gemeentewet (toezicht op prostitutie): alle politieambtenaren,
werkzaam onder verantwoordelijkheid van de Regiopolitie Gelderland-Zuid zijn
bevoegd als toezichthouder te fungeren.Toelichting APV Geconsolideerde versie okt 2015Geconsolideerde Toelichting AVP 10-20151Criteria en Lijst beeldbepalende bomenBijlage 1 Criteria en Lijst beeldbepalende bomen2Aanwijsbesluit straatartiest (1)Aanwijsbesluit straatartiest (1)3Aanwijsbesluit bedelenBijlage 3 Aanwijsbesluit bedelen