CVDR81663_1Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraadnlregelingLoppersum2018-03-20LoppersumGeenReglement van Orde voor de gemeenteraad 2011Gemeentewet; artikel 16gemeenteraadbestuur en recht2010-12-13De tekst in dit document is vrij van auteursrecht en
databankrecht2011-01-01Nieuwe regelingOnbekendGeenReglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraadDe raad van de gemeente Loppersum;gelezen het voorstel van het presidium 30 november 2010;gelet op het bepaalde in artikel 16 van de Gemeentewet;b e s l u i t :vast te stellen het “REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE VERGADERINGEN EN ANDERE WERKZAAMHEDEN VAN
DE GEMEENTERAAD1ALGEMENE BEPALINGEN1BegripsomschrijvingenIn dit reglement wordt verstaan onder:
voorzitter: de voorzitter van de raad of diens vervanger;
amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerp-verordening
of ontwerp-beslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te
worden opgenomen;
subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig
amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen
in het amendement, waarop het betrekking heeft;
motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp
waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;
voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de
vergadering;
initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een
ander voorstel.
2De voorzitterDe voorzitter is belast met:
het leiden van de vergadering;
het handhaven van de orde;
het doen naleven van het reglement van orde;
hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder
opdraagt.
3De griffier1.De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.2.Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen
door de loco-griffier of, bij diens afwezigheid, door een door de
raad daartoe aangewezen ambtenaar.3.Hij kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd,
aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.3aDe gemeentesecretarisDe raad kan het college verzoeken de gemeentesecretaris in de
vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de
beraadslagingen als bedoeld in dit reglement. 3bHet presidium1.De raad heeft een presidium.2.Lid van het presidium zijn de voorzitter van de raad en de
fractievoorzitters, of hun vervangers.3.De griffier of zijn vervanger en de gemeentesecretaris of zijn
vervanger zijn in elke vergadering van het presidium aanwezig.4.Het presidium heeft naast de taken opgenomen in de artikelen 6, 8,
8a, 12, 17, 39, en 40 van deze verordening, als taak aanbevelingen
te doen aan de raad inzake de organisatie van de werkzaamheden van
de raad en de raadscommissie2TOELATING VAN NIEUWE LEDEN; BENOEMING WETHOUDERS FRACTIES4Onderzoek van de geloofsbrieven; de beëdiging;
benoeming wethouders
Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de
raad een commissie in bestaande uit drie leden van de raad.
De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop
betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en de
processen-verbaal van de stembureaus.
De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven
schriftelijk verslag uit aan de raad en doet daarbij een
voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding
gemaakt van een minderheidsstandpunt.
Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten
leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad
in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de
Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte
af te leggen.
In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de
voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de
vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt
beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af
te leggen.
Bij de benoeming van een wethouder wordt overeenkomstig het
eerste lid een commissie ingesteld welke onderzoekt of de
kandidaat voldoet aan de eisen van de Gemeentewet. De
werkwijze van deze commissie is overeenkomstig het tweede
lid.
5De fracties
De leden van de raad, die door het centraal stembureau op
dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij
de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is
onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt
dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.
Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was
geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als
naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was
geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de
raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de
raad wil voeren.
De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en
als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig
mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.
a. Indien:
één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie
gaan optreden;
twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;
één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een
andere fractie;
wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan
de voorzitter.b.Met de onder a. beschreven veranderde situatie wordt rekening
gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na
de mededeling daarvan.
3DE
VERGADERINGENParagraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen.Artikel 6 De vergaderfrequentie
De vergaderingen van de raad vinden in de regel plaats op
maandag en beginnen om 19.30 uur.
De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en
aanvangsuur bepalen of een andere dan de gebruikelijke
vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er
sprake is van een spoedeisende situatie, overleg in het
presidium.
Artikel 7 De oproep
De voorzitter zendt ten minste tien dagen voor een
vergadering de leden van de raad een schriftelijke oproep
onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de
vergadering.
De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met
uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van
de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met
de schriftelijke oproep aan de leden van de raad
verzonden.
Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld
in artikel 8, tweede lid, worden deze agenda en de daarbij
behorende stukken met uitzondering van de in artikel 25,
eerste en tweede lid van de Gemeentewet bedoelde stukken, zo
spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de
vergadering aan de leden van de raad gezonden.
Artikel 8 De agenda
Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt het
presidium de voorlopige agenda van de vergadering vast.
Hierbij wordt aangegeven welke stukken opiniërend dan wel
besluitvormend zijn.
In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden
van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de
aanvang van een vergadering een aanvullende agenda
opstellen.
Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast.
Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de
raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de
agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.
Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare
beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp terug
verwijzen naar het college of om nadere inlichtingen of
advies vragen.
Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan
de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten
wijzigen.
Door het presidium wordt een planning opgesteld van de
agendapunten die in de eerstvolgende vier maanden in de
commissie en de raad aan de orde komen. Elke twee maanden
wordt deze planning geactualiseerd.
Artikel 8a De wethouders
Het presidium kan de wethouders uitnodigen om in de
vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel
te nemen.
Indien een wethouder bij een raadsvergadering aanwezig wil
zijn en wil deelnemen aan de beraadslagingen, doet hij
hiertoe voor de vaststelling van de voorlopige agenda een
verzoek aan de voorzitter van het presidium.
Voor de verzending van de schriftelijke oproep beslist het
presidium op het verzoek.
Artikel 9 Ter inzage leggen van stukken
Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of
voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het
verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder in het
gemeentehuis ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van de
terinzage legging melding in de openbare kennisgeving
bedoeld in artikel 10. Indien na het verzenden van de
schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt
hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo
mogelijk in een openbare kennisgeving.
Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet
buiten het gemeentehuis gebracht.
Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of
tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd,
blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder
berusting van de griffier en verleent de griffier de leden
van de raad inzage.
Artikel 10 Openbare kennisgeving
De vergadering wordt door aankondiging in een regionaal blad
en zo mogelijk door plaatsing op de internetsite van de
gemeente bekend gemaakt.
De openbare kennisgeving vermeldt:
de datum, aanvangstijd, plaats en de agenda van de
vergadering;
de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige
agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien.Paragraaf 2 Orde van de vergaderingArtikel 11 De presentielijstBij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de
raad onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke
vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de
griffier door ondertekening vastgesteld.Artikel 12 De zitplaatsen
De voorzitter, de leden van de raad en de griffier
hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na
overleg in het presidium bij aanvang van iedere
nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.
Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter
de indeling herzien na overleg in het
presidium.
De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de
wethouders, secretaris en overige personen, die voor
de vergadering zijn uitgenodigd.
Artikel 13 Opening vergadering; quorum
De voorzitter opent de vergadering op het
vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet
vereiste aantal leden van de raad blijkens de
presentielijst aanwezig is.
Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip
niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt
de voorzitter, na voorlezing van de namen van de
afwezige leden, dag en uur van de volgende
vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de
Gemeentewet.
Artikel 14 spreekrecht burgers
Na de opening van de vergadering inventariseert de
voorzitter welke burgers op de publieke tribune bij
de griffier hebben gemeld het woord te willen voeren
over opiniërende geagendeerde of niet-geagendeerde
onderwerpen.
Burgers kunnen bij niet-geagendeerde onderwerpen het
woord voeren bij het agendapunt spreekrecht voor
burgers of in het geval van geagendeerde opiniërende
onderwerpen bij het agendapunt in kwestie.
Het woord kan niet gevoerd worden over:
een besluit van het gemeentebestuur waartegen
bezwaar en beroep openstaat of heeft
opengestaan;
benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen
van personen;
een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van
de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden
ingediend.
Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken,
meldt dit tot uiterlijk 12.00 uur op de vergaderdag
zelf aan de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn
naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp
waarover hij het woord wil voeren.
Eventueel door inspreker te stellen vragen worden bij
voorkeur ook uiterlijk 12.00 uur op de vergaderdag zelf ter
kennis van de griffier gebracht.
De voorzitter geeft het woord op volgorde van
aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde
afwijken, indien dit in het belang is van de orde
van de vergadering.
Het publiek heeft bij elk agendapunt twee keer de
gelegenheid het woord te voeren. De eerste keer
direct bij het begin van de behandeling van het
agendapunt, de tweede keer nadat de raadsleden in
eerste termijn aan het woord zijn geweest.
De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem
dit heeft verleend. De voorzitter of een lid doet
een voorstel voor de behandeling van de inbreng van
de burger.
Elke spreker voert voorafgaand aan de eerste termijn
hoogstens vijf minuten en na de eerste termijn
hoogstens drie minuten het woord en stopt met
spreken, zodra de voorzitter hem op het verstrijken
van zijn spreektijd wijst. In bijzondere gevallen,
indien de raad dat nodig vindt, kan een langere
termijn worden toegestaan. De voorzitter is bevoegd
in gevallen, waarvan hij van mening is, dat de goede
gang van zaken verstoord wordt, de spreektijd te
bekorten.
Wanneer beantwoording van gestelde vragen niet
tijdens dezelfde vergadering mogelijk is, zal de
betreffende vragensteller binnen dertig dagen
schriftelijk worden ingelicht. De
raadsledenontvangen hiervan een kopie.
Indien een spreker beledigende woorden of gebaren,
tegen wie dan ook, bezigt, wordt hij door de
voorzitter tot orde geroepen.Artikel 15 Primus bij hoofdelijke
stemmingAlvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te
stellen deelt de voorzitter mede, bij welk lid van
de raad, de hoofdelijke stemming zal beginnen.Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de
presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid
begint de hoofdelijke stemming.Artikel 16 De notulen
De ontwerp-notulen van de voorgaande
vergadering worden, zo mogelijk, aan de leden van
de raad toegezonden gelijktijdig met de
schriftelijke oproep. De ontwerp-notulen worden
gelijktijdig aan de overige personen die het woord
gevoerd hebben, toegezonden.
Bij het begin van de vergadering worden de
notulen van de vorige vergadering
vastgesteld.
De leden, de voorzitter, de wethouders, de
griffier en de secretaris hebben het recht, een
voorstel tot verandering aan de raad te doen,
indien de notulen onjuistheden bevatten of niet
duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is.
Een voorstel tot verandering moet voor het
vaststellen van de notulen ter vergadering worden
ingediend.
De notulen moeten inhouden:
de namen van de voorzitter, de griffier, de
bij de vergadering aanwezige leden, alsmede van de
leden die afwezig waren en van de overige personen
die het woord gevoerd hebben;
een vermelding van de zaken die aan de orde
zijn geweest;
een zakelijke samenvatting van het gesprokene
met vermelding van de namen van de aanwezigen die
het woord voerden;
een overzicht van het verloop van elke
stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming
van de namen van de leden die voor of tegen
stemden, onder aantekening van de namen van de
leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van
stemming hebben onthouden;
de tekst van de ter vergadering ingediende
initiatiefvoorstellen en
burgerinitiatiefvoorstellen, voorstellen van orde,
moties, amendementen en subamendementen;
bij het desbetreffende agendapunt de naam en
de hoedanigheid van die personen aan wie het op
grond van het bepaalde in artikel 25 door de raad
is toegestaan deel te nemen aan de
beraadslagingen.
De notulen worden opgesteld onder de zorg van
de griffier.
De vastgestelde notulen worden door de
voorzitter en de griffier ondertekend.
De discussie van de openbare vergadering wordt
opgenomen. De opname wordt gewist nadat de
betreffende notulen zijn vastgesteld.
Aan de hand van de notulen wordt een
besluitenlijst opgesteld. Voor zover de aard en de
inhoud van de besluitvorming zich daartegen niet
verzet, wordt de besluitenlijst zo spoedig
mogelijk na de vergadering openbaar gemaakt door
plaatsing in de regionale media en op de
gemeentelijke website.
Artikel 17 De ingekomen stukken
Bij de raad ingekomen stukken, waaronder
schriftelijke mededelingen van het college aan de
raad, worden op een lijst geplaatst waarover in de
raadkan worden ingesproken. Deze
lijst wordt aan de leden van de raad toegezonden
en ter inzage gelegd.
Na de vaststelling van de notulen stelt de
raad op voorstel van de voorzitter de wijze van
afdoening van de ingekomen stukken vast.
Artikel 18 Spreekregels
De leden van de raad en overige aanwezigen
spreken vanaf hun plaats en richten zich tot de
voorzitter.
Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter
bepalen dat de leden van de raad en de overige
aanwezigen vanaf een andere plaats spreken.
Artikel 19 Volgorde sprekers
Een lid van de raad voert het woord na het aan
de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te
hebben.
De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd,
wanneer een lid van de raad het woord vraagt over
de orde van de vergadering.
Artikel 20 Aantal spreektermijnen
De beraadslaging over een onderwerp of
voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen,
tenzij de raad anders beslist.
Elke spreektermijn wordt door de voorzitter
afgesloten.
Een lid mag in een termijn niet meer dan één
maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of
voorstel.
Het derde lid is niet van toepassing op:
de rapporteur van een commissie;
het lid dat een (sub)amendement, een motie of
een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat
betreft dat amendement, die motie of dat
voorstel.
Bij de bepaling hoeveel malen een lid over
hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft
gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over
een voorstel van orde.
Artikel 21 SpreektijdEen lid van de raad kan een voorstel doen over de
spreektijd van de leden en de overigeaanwezigen.Artikel 22 Handhaving orde;
schorsing
Een spreker mag in zijn betoog niet worden
gestoord, tenzij:
de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het
opvolgen van dit reglement te herinneren;
een lid van de raad hem interrumpeert. De
voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder
verdere interrupties zijn betoog zal
afronden.
Indien een spreker, zich beledigende of
onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt
van het in behandeling zijnde onderwerp, een
andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan
wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door
de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de
betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan
de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin
zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp
het woord ontzeggen.
De voorzitter kan ter handhaving van de orde
de vergadering voor een door hem te bepalen tijd
schorsen en - indien na de heropening de orde
opnieuw wordt verstoord - de vergadering
sluiten.
De voorzitter kan aan de raad voorstellen om
een lid dat door zijn gedragingen de geregelde
gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in
de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel
wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan
verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo
nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij
herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien
voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de
vergadering worden ontzegd.
Artikel 23 Beraadslaging
De raad kan op voorstel van de voorzitter of
een lid van de raad beslissen over één of meer
onderdelen van een onderwerp of voorstel
afzonderlijk te beraadslagen.
Op verzoek van een lid van de raad of op
voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten
de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd
te schorsen teneinde het college of de leden de
gelegenheid te geven tot onderling nader beraad.
De beraadslagingen worden hervat nadat de
schorsingsperiode verstreken is.
Artikel 24 Deelname aan de beraadslaging door
anderen
De raad kan bepalen dat anderen dan de in de
vergadering aanwezige leden van de raad, de
wethouders, de secretaris, de griffier en de
voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.
Een beslissing daartoe wordt op voorstel van
de voorzitter of één der leden van de raad genomen
alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het
aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt
genomen.
Artikel 25 StemverklaringNa het sluiten van de beraadslaging en voordat de
raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het
recht zijn uit te brengen stem kort te
motiveren.Artikel 26 Beslissing
Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een
onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht,
sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders
beslist.
Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt na
een stemming over eventuele amendementen, de
stemming plaats over het voorstel, zoals het dan
luidt, in zijn geheel, tenzij geen stemming wordt
gevraagd.
Voordat de stemming over het voorstel in zijn
geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het
voorstel over de te nemen eindbeslissing.
Paragraaf 3 Procedures bij stemmingenArtikel 27 Algemene bepalingen over stemming
De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen
stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet
verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder
hoofdelijke stemming is aangenomen.
In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de
notulen vragen, dat zij geacht willen worden te hebben
tegengestemd.
Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet
de voorzitter daarvan mededeling.
De voorzitter (of de griffier) roept de leden van de raad
bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij
het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 15 is
aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de
volgorde van de zitplaatsen en gaat met de wijzers van de
klok mee.
Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig
lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet
onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.
De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of
‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.
Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist,
dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het
volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing
pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de
stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij
zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit
echter geen verandering.
De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming
mede, met vermelding van het aantal voor en tegen
uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van
het genomen besluit.
Artikel 28 Stemming over amendementen en moties
Indien een amendement op een aanhangig voorstel is
ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.
Indien op een amendement een subamendement is ingediend,
wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens
over het amendement.
Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een
aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de
volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt
de regel, dat het meest verstrekkende amendement of
subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.
Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is
ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en
vervolgens over de motie.
Artikel 29 Stemming over personen
Wanneer een stemming over personen voor het doen van een
voordracht of het opstellen van een voordracht of
aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter twee
leden tot stembureau.
Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond
van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht
een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen
identiek te zijn.
Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te
benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op
voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen
worden samengevat op één briefje.
Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde
stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge
het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren.
Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes
vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe
stemming gehouden.
Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld
in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te
hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje
hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld
stembriefje wordt verstaan:
een blanco ingevuld stembriefje;
een ondertekend stembriefje;
een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij
de stemming verschillende vacatures betreft;
een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op
voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is
voorgedragen;
een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd
dan die waartoe de stemming is beperkt.
In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje
beslist de raad, op voorstel van de voorzitter.
Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes
onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.
Artikel 30 Herstemming over personen
Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte
meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming
overgegaan.
Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de
volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde
stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede
stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij
de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee
personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming
uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal
plaatshebben.
Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de
stemmen staken, beslist terstond het lot.
Artikel 31 Beslissing door het lot
Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen
tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de
voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes
geschreven.
Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn
gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal
gedeponeerd en omgeschud.
Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de
stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is
gekozen.
4RECHTEN VAN LEDENArtikel 32 Amendementen
Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de
beraadslagingen amendementen indienen. Een
amendement kan het voorstel inhouden om een
geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te
splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal
plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over
amendementen die ingediend zijn door leden van de
raad, die de presentielijst getekend hebben en in de
vergadering aanwezig zijn.
Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is
bevoegd op het amendement dat door een lid is
ingediend, een wijziging voor te stellen
(subamendement).
Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in
behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk
bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de
voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter
van het voorgestelde - oordeelt, dat met een
mondelinge indiening kan worden volstaan.
Intrekking, door de indiener(s), van het
(sub)amendement is mogelijk, totdat de
besluitvorming door de raad heeft
plaatsgevonden.
Artikel 33 Moties
Ieder lid kan ter vergadering een motie
indienen.
Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen
worden schriftelijk bij de voorzitter worden
ingediend.
De behandeling van een motie over een aanhangig
onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de
beraadslaging over dat onderwerp of voorstel
plaats.
De behandeling van een motie over een niet op de
agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle
op de agenda voorkomende onderwerpen zijn
behandeld.
Artikel 34 Voorstellen van orde
De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen
tijdens de vergadering mondeling een voorstel van
orde doen, dat kort kan worden toegelicht.
Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de
vergadering betreffen.
Over een voorstel van orde beslist de raad
terstond.
Artikel 35 Initiatiefvoorstel
Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling
genomen te kunnen worden schriftelijk bij de
voorzitter worden ingediend.
De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van
de eerstvolgende vergadering, tenzij de
schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In
dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda
van de daaropvolgende vergadering geplaatst.
De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat
alle op de agenda voorkomende voorstellen en
onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt
dat het voorstel met het oog op de orde van de
vergadering tezamen met een ander geagendeerd
voorstel of onderwerp dient te worden behandeld, het
voorstel eerst dient te worden behandeld in de raad
of voor advies naar het college dient te worden
gezonden. In het laatste geval bepaalt de raad in
welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd
wordt.
De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en
behandeling van een voorstel, niet zijnde een
voorstel voor een verordening.
Artikel 35a Collegevoorstel
Een voorstel voor een verordening of een ander
voorstel van het college aan de raad, dat vermeld
staat op de agenda van de raadsvergadering, kan niet
worden ingetrokken zonder toestemming van de
raad.
Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als
bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het
college moet worden gezonden, bepaalt de raad in
welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd
wordt.
Artikel 35b Interpellatie
Het verzoek tot het houden van een interpellatie
wordt, behoudens in naar het oordeel van de
voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur
voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij
de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een
duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover
inlichtingen worden verlangd en de te stellen
vragen.
De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo
spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van
de raad en de wethouders. Bij de behandeling van de
ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering
na indiening van het verzoek wordt het verzoek in
stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip
tijdens de vergadering de interpellatie zal worden
gehouden.
De interpellant voert niet meer dan tweemaal het
woord, de overige leden van de raad, de burgemeester
en de wethouders niet meer dan eenmaal, tenzij de
raad hen hiertoe verlof geeft.
Artikel 36 Schriftelijke vragen van
raadsleden
Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk
geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting
worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of
schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt
verlangd.
De vragen worden bij de voorzitter van de raad
ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo
spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van
de raad en het college worden gebracht.
Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig
mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen,
nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge
beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende
raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen
deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het
verantwoordelijk lid van het college de
vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij
de termijn aangegeven wordt, waarbinnen
beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt
behandeld als een antwoord.
De antwoorden worden door het verantwoordelijk lid
van het college aan de leden van de raad
medegedeeld.
De vragen en antwoorden worden gelijktijdig met de
stukken als bedoeld in artikel 18 aan de leden van
de raad toegezonden.
De vragensteller kan, bij schriftelijke
beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering
en bij mondelinge beantwoording in dezelfde
raadsvergadering, na de behandeling van de op de
agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen
vragen omtrent het door de burgemeester of door het
college gegeven antwoord, tenzij de raad anders
beslist.
Artikel 37 Het vragen van inlichtingen
Indien een lid van de raad over een onderwerp
inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde
lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt,
wordt een verzoek daartoe schriftelijk ingediend bij
het college of de burgemeester.
Een afschrift van dit verzoek wordt door de indiener
in afschrift toegezonden aan de raad.
De verlangde inlichtingen worden mondeling of
schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop
volgende vergadering gegeven.
De gestelde vragen en het antwoord vormen een
agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden
zullen worden gegeven.
5BEGROTING EN REKENINGArtikel 38 Procedure bij de begrotingOnverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de
voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de
vaststelling van de begroting volgens een procedure die de
raad vaststelt.Artikel 39 Procedure bij de jaarrekeningOnverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de
voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het
jaarverslag en de vaststelling van de jaarrekening en van
een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die
de raad vaststelt.6LIDMAATSCHAP VAN ANDERE ORGANISATIESArtikel 40 Verslag; verantwoording
Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester
of de secretaris, die door de gemeenteraad is
aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een
openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk
orgaan, ingesteld op grond van de Wet
gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht (om
in aansluiting op de behandeling van de lijst van
ingekomen stukken òf voor het sluiten van de
vergadering) verslag te doen over zaken die in het
algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door
de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de
voorzitter verwijzen naar de desbetreffende
commissie.
Ieder lid van de raad kan aan een persoon als
bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen
stellen. De regels voor het stellen van
schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 37,
zijn van overeenkomstige toepassing.
Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld
in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen
over zijn wijze van functioneren als zodanig,
besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels
voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in
artikel 38, zijn van overeenkomstige
toepassing.
Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op
andere organisaties of instituties, waarin de raad
één van zijn leden heeft benoemd.
7BESLOTEN VERGADERINGArtikel 41 AlgemeenOp een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit
reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze
bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van
de vergadering.Artikel 42 Notulen
De notulen van een besloten vergadering worden niet
rondgedeeld, maar liggen uitsluitend voor de leden
ter inzage.
Deze notulen worden zo spoedig mogelijk in een
besloten vergadering ter vaststelling aangeboden.
Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit
over het al dan niet openbaar maken van deze
notulen. De vastgestelde notulen worden door de
voorzitter en de griffier ondertekend.
Artikel 43 GeheimhoudingVoor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad
overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of
omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde
geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de
geheimhouding op te heffen.Artikel 44 Opheffing geheimhoudingIndien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid,
artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en
derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding
op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het
orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten
vergadering met het desbetreffende orgaan overleg
gevoerd.8TOEHOORDERS EN PERSArtikel 45 Toehoorders en pers
De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers
kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen
openbare vergaderingen bijwonen.
Het verstoren van de orde is verboden.
Artikel 45a Geluid- en beeldregistratiesDegenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering
geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan
mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn
aanwijzingen.Artikel 46 Verbod gebruik mobiele telefoonsIn de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is
tijdens de vergadering het gebruik, en het stand-by houden
van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die
inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder
toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.9SLOTBEPALINGENArtikel 47 Uitleg reglementIn de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij
twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de
raad op voorstel van de voorzitter.Artikel 48 De inwerkingtreding
Dit gewijzigde reglement treedt in werking op 1
januari 2011.
Op dat tijdstip vervalt het reglement van orde voor
de vergaderingen van de raad van de gemeente
Loppersum, vastgesteld bij raadsbesluit van 26 juni
2006.
Deze verordening kan worden aangehaald als
“Reglement van orde voor de gemeenteraad
2011".
Vastgesteld in de openbare vergaderingvan de raad van de gemeente Loppersumgehouden op 13 december 2010, nr. 8b.De raad voornoemd,A.Rodenboog, voorzitter.A. R.S. Bosma, griffier.