CVDR102644_1Verordening op de heffing en inning van precariobelasting 2011nlregelingMaasdriel2018-05-01MaasdrielBrabants Dagblad, 27-05-2011Verordening precariobelasting 2011Gemeentewet, art. 228gemeenteraadfinanciën en economie2011-05-26De tekst in dit document is vrij van auteursrecht en
databankrecht2011-05-292012-12-31Nieuwe regelingOnbekendGeenGeenVerordening precariobelasting 2011De raad van de gemeente Maasdriel;gezien het voorstel van het college van 10 mei 2011;gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;besluit:vast te stellen de volgende verordening: Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2011.1BegripsbepalingenDeze verordening verstaat onder:
maand: een kalendermaand;
jaar: een kalenderjaar;
vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een
gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een
persoon één of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare
dienst bestemde gemeentegrond mag hebben.
2Belastbaar feitOnder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake
van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst
bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij
behorende tarieventabel.3Belastingplicht1.De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de
voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde
gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp
of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde
gemeentegrond aanwezig zijn.2.In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een
vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de
voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde
gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens
rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij
blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven
voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.4VrijstellingenDe precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:
voorwerpen, waarvan de gemeente ter zake van het gebruik van de voor
de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de
voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229,
eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel waarvoor een
privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen en is betaald;
voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom,
bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in
gebruik zijn bij een derde;
voorwerpen, welke op grond van een wettelijk voorschrift, een
overeenkomst of anderszins rechtens moeten worden gedoogd;
buizen in de grond tot lozing van fecaliën, huishoud- of
hemelwater.
5Maatstaf van heffing en belastingtariefDe precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven
opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met
inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.6Berekening van de precariobelasting1.Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een
in de tarieventabel genoemde lengtemaat een gedeelte daarvan als volle
eenheid aangemerkt.2.Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het
voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst
bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de
precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning,
tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere of
langere periode heeft voorgedaan.3.Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende
tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de
voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.4.In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt voor de berekening van
de precariobelasting een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een
maand.5.Indien het belastingtijdvak een langere periode dan een maand omvat,
wordt het maandtarief per maand toegepast.7Belastingtijdvak1.In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het
hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven de openbare
dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode
waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een
kalenderjaaroverschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het
belastingtijdvak gelijk is aan het tijdvak 1 juni 2011 tot en met 31
december 2011.2.In andere dan de in het eerste lid genoemde gevallen, is het
belastingtijdvak de in het tijdvak 1 juni 2011 tot en met 31 december
2011 gelegen aaneengesloten periode van een aantal maanden of gedeelten
daarvan gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of voor heeft
gedaan.8Wijze van heffingDe belasting wordt bij wege van aanslag geheven.9Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang1.De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of,
zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.2.Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt,
is de precariobelasting verschuldigd voor zoveel zesde gedeelten van de
voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de
aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden
overblijven.3.Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt,
bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel zesde gedeelten van de voor
dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na het einde
van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij
blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan €
10,00.4.Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet geheven.10Termijn van betaling1.In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990
moeten de aanslagen betaald worden in twee gelijke termijnen waarvan de
eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in
de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee
maanden later.2.De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid
gestelde termijnen.11KwijtscheldingBij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding
verleend.12Nadere regels door het college van burgemeester en wethoudersHet college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting.13Inwerkingtreding en citeertitel1.Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die
van de bekendmaking.2.De datum van ingang van de heffing is 1 juni 2011.14CiteertitelDeze verordening kan worden aangehaald als "Verordening precariobelasting
2011".Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 26 mei 2011.De gemeenteraad voornoemd,de griffierJ.F.van Zutphende voorzitterD.W.de CloeTarieventabel, behorende bij de verordening precariobelasting
2011Hoofdstuk 1: Leidingen, kabels en buizen
Tarief per maandTarief 1 juni 2011 tot en met 31 december 20111.1Het tarief bedraagt voor kabels, leidingen en buizenPer strekkende meter€ 0,32€ 2,24
Behorende bij het raadsbesluit van 26 mei 2011.De griffierJ.F.van Zutphen