CVDR92586_1LandschapsverordeningnlregelingMidden-Drenthe2011-03-14Midden-Drenthegemeenteberichten 28 december 2011Landschapsverordeningartt.147, 149 Gemeentewetgemeenteraadmilieu1993-12-16De tekst in dit document is vrij van auteursrecht en
databankrecht2012-01-051994-01-012021-02-18OnbekendOnbekendGeenLandschapsverordeningOpslagplaatsen en ontsierende voorwerpen11.Het is de eigenaar of gebruiker van enige onroerende zaak verboden
op deze zaak anders dan binnenshuis te hebben of de aanwezigheid toe
te laten van:
een stort-, berg-, bewaar-, opslag-, of verzamelplaats van
oud metaal, glas, afbraak, puin, afval, lompen en
restproducten;
één of meer voer-, vaar-, werk- of vliegtuigen en onderdelen
daarvan, die aan hun normale bestemming zijn onttrokken of
voor hun normale bestemming onbruikbaar zijn, dan wel in
onvoldoende staat van onderhoud en in kennelijk
verwaarloosde toestand verkeren.
2.Het in het eerste lid gestelde verbod is met van toepassing op:
opslag- of verzamelplaatsen van afbraak, puin en andere oude
bouwmaterialen op een onroerende zaak, waarop of waaraan
onderhouds-, herstel-, bouw- of sloopwerkzaamheden worden
uitgevoerd, mits deze materialen voor de uitvoering van de
genoemde werkzaamheden aan bouwwerken nodig zijn, of van het
bouwwerk waaraan de werkzaamheden worden verricht, afkomstig
zijn, en de opslag- of verzamelplaats met langer wordt
gebruikt dan voor de uitvoering van genoemde werkzaamheden
strikt noodzakelijk is.
asbakken, vuilnisemmers en afvalcontainers op onroerende
zaken, waarin van deze zaken afkomstig huisvuil en ander
afval is verzameld.
21.Het is de eigenaar of gebruiker van enige onroerende zaak verboden
zonder vergunning van burgemeester en wethouders op deze zaak,
anders dan binnenshuis, niet onder het verbod gesteld in artikel 1
vallende voer-, vaar- en werktuigen en onderdelen daarvan kennelijk
ten verkoop in voorraad te hebben of met het oog op die verkoop ten
toon te stellen, dan wel toe te laten dat de onroerende zaak
daarvoor wordt gebezigd.2.Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op de
bebouwde kom van Beilen zoals deze door Gedeputeerde Staten
krachtens artikel 8 van de Wegenverkeerswet is of wordt
vastgesteld.3De verboden gesteld in de artikelen 1 en 2 zijn niet van
toepassing:
indien de in die artikelen genoemde zaken en/of de geheel of
gedeeltelijk daaromheen of daarlangs aangebrachte afscheidingen
of afschermingen niet zichtbaar zijn vanaf een openbare weg, een
openbaar vaarwater of een andere openbare toegankelijke plaats,
spoorwegen daaronder begrepen;
ten aanzien van onroerende zaken indien en voorzover deze op
grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening zijn aangewezen voor
doeleinden waaronder die als bedoeld in de artikelen 1 en 2 zijn
begrepen;
indien en voorzover daarin bij of krachtens de Afvalstoffenwet,
de Wet milieubeheer of de Kampeerwet is voorzien.
41.Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het verbod
gesteld in artikel 1 indien naar hun oordeel de in dat artikel
genoemde zaken of de geheel of gedeeltelijk daaromheen of daarlangs
aangebrachte afscheidingen of afschermingen geen ontoelaatbare
schade toebrengen aan de schoonheid van het dorpsbeeld of van het
landschap.2.Onder schade in dit artikel bedoeld wordt mede begrepen de schade
aan de schoonheid van het dorpsbeeld of van het landschap, die is
ontstaan of waarvan het ontstaan redelijkerwijs te verwachten is
tengevolge van verontreiniging van de bodem die verband houdt met de
aanwezigheid van de in artikel 1 genoemde zaken.3.Burgemeester en wethouders kunnen aan de ontheffing bedoeld in het
eerste lid, ook nadat deze is verleend, voorschriften verbinden ter
voorkoming van schade aan de schoonheid van het dorpsbeeld of van
het landschap.4.Burgemeester en wethouders kunnen aan de ontheffing bedoeld in het
eerste lid intrekken indien:
de daaraan verbonden voorschriften niet worden
nageleefd;
dit anderszins met het oog op de bescherming van de
schoonheid van het dorpsbeeld of van het landschap naar hun
oordeel nodig is.
51.Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning als bedoeld in
artikel 2, eerste lid, slechts weigeren, indien naar hun oordeel de
in dat artikel genoemde zaken of de geheel of gedeeltelijk
daaromheen of daarlangs aangebrachte afscheidingen of afschermingen
ontoelaatbare schade toebrengen aan de schoonheid van het dorpsbeeld
of van het landschap.2.Ten aanzien van de in het vorige lid bedoelde vergunning zijn het
tweede, derde en vierde lid van artikel 4 van overeenkomstige
toepassing.61.Burgemeester en wethouders kunnen, indien zulks naar hun oordeel in
het belang van de schoonheid van het dorpsbeeld of van het landschap
nodig is, de eigenaar of gebruiker van een onroerende zaak bij
aanschrijving gelasten binnen een daarbij te stellen termijn:
ten aanzien van op het goed aanwezige stort-, berg- bewaar-,
opslag- of verzamelplaatsen, uitstallingen daaronder
begrepen, waarop geen verbodsbepalingen van deze
verordening, Afvalstoffenwet, Wet milieubeheer of Kampeerwet
van toepassing is, de bij de aanschrijving aangegeven
voorzieningen te treffen;
op de zaak aanwezige hekken, muren, afrasteringen,
schuttingen en heggen op de bij de aanschrijving aangegeven
wijze te vervangen of te veranderen;
de zaak op de bij de aanschrijving aangegeven wijze in
voldoende staat van onderhoud te brengen.
2.Alvorens een lastgeving, als bedoeld in het eerste lid, te
verstrekken stellen burgemeester en wethouders de eigenaar of
gebruiker van de onroerende zaak in de gelegenheid zijn zienswijze
mondeling of schriftelijk naar voren te brengen.Opschriften; aankondigingen en afbeeldingen71.Het is de eigenaar of gebruiker van enige onroerende zaak verboden
op of aan deze zaak dan wel achter de vensters daarvan, al dan niet
door middel van een roerende zaak, op enigerlei wijze zichtbaar
vanaf een openbare weg, een openbaar vaarwater of een andere
openbare toegankelijke plaats, spoorwegen daaronder begrepen,
opschriften, aankondigingen of afbeeldingen te hebben of de
aanwezigheid daarvan toe te laten.2.Onder afbeeldingen worden mede begrepen voorwerpen van welke aard
ook, bestemd of gebezigd tot reclame.3.Het in het eerste lid gestelde verbod geldt op overeenkomstige wijze
voor de eigenaar of gebruiker van een voer- of vaartuig dat op, aan
of in een openbare weg of een openbaar vaarwater staan- of ligplaats
heeft ingenomen.81.Het verbod gesteld in artikel 7 is niet van toepassing op:
opschriften, uitsluitend vermeldend de naam van de bewoner
van een gebouw of van het gebouw zelve, mits de oppervlakte
van het opschrift niet meer bedraagt dan 1 m2.
afbeeldingen, welke kennelijk tot de stoffering van een
gebouw behoren;
opschriften en aankondigingen, welke zijn aangebracht ter
voldoening aan enig wettelijk voorschrift, mits de in dit
voorschrift genoemde maten niet worden overschreden; worden
geen maximummaten vermeld, dan zal de oppervlakte ten
hoogste 0,50 m2 en de grootste afmeting ten hoogste 1 m.
mogen bedragen;
opschriften en aankondigingen, betrekking hebbende op de
dienst, het beroep of het bedrijf, welke of hetwelk in of op
de onroerende zaak is aangelegd of op de bewoning daarvan,
mits de gezamenlijke oppervlakte van de opschriften en
aankondigingen niet meer bedraagt dan 1 m2;
opschriften, aankondigingen en afbeeldingen van kennelijk
tijdelijke aard gedurende de termijn, dat deze feitelijke
betekenis hebben, doch niet langer dan gedurende vier weken
mits deze verband houden met een activiteit binnen de
gemeente of een aangrenzende gemeente.;
opschriften, aankondigingen en afbeeldingen, die aanwezig
zijn bij in uitvoering zijnde werken en op deze werken
betrekking hebben, gedurende de termijn dat de werken in
uitvoering zijn;
opschriften, aankondigingen en afbeeldingen in een gebouw of
een deel van een gebouw, hetwelk als winkel en/of als
bioscoop, schouwburg, hotel of café-restaurant wordt
gebruikt, mits zij betrekking hebben op het bedrijf, dat
daarin wordt uitgeoefend;
opschriften, aankondigingen en afbeeldingen, houdende
mededelingen, aanwijzingen of waarschuwingen niet kennelijk
uit commerciële overwegingen beogende de aandacht te
vestigen op personen, zaken of diensten;
opschriften, aankondigingen en afbeeldingen welke dienen tot
het openbaren van gedachten of gevoelens, als bedoeld in
artikel 7 van de Grondwet.
2.De afmetingen van een opschrift, aankondiging of afbeelding worden
gemeten langs de buitenomtrek. De onder- of achtergrond, welke
kennelijk tot het opschrift, de aankondiging of de afbeelding
behoort, wordt hierin begrepen.91.Burgemeester en wethouders kunnen van het verbod vervat in artikel 7
ontheffing verlenen indien daartegen naar hun oordeel uit een
oogpunt van bescherming van de schoonheid van het dorpsbeeld of van
het landschap geen overwegende bezwaren bestaan.2.Het derde en vierde lid van artikel 4 zijn ten aanzien van deze
ontheffing van overeenkomstige toepassing.10Indien een verkoopgelegenheid van motorbrandstof of een opschrift,
aankondiging of afbeelding als bedoeld in artikel 8, in zodanige staat
verkeert, dat naar het oordeel van burgemeester en wethouders daardoor
de schoonheid van het dorpsbeeld of van het landschap wordt geschaad,
kunnen zij de eigenaar of gebruiker van de verkoopgelegenheid of van de
onroerende zaak, waarop of waaraan het opschrift, de aankondiging of de
afbeelding aanwezig is, bij aanschrijving gelasten in deze staat binnen
een daarbij te stellen termijn en op de daarbij aangegeven wijze
verbetering te brengen. Degene, tot wie de aanschrijving is gericht, is
verplicht aan de lastgeving te voldoen, tenzij hij de gewraakte
voorwerpen binnen de in de aanschrijving genoemde termijn heeft
verwijderd.Vergunnings- en ontheffingsaanvragen111.Burgemeester en wethouders kunnen voorschriften geven omtrent de
wijze waarop een vergunning of ontheffing krachtens deze verordening
behoort te worden aangevraagd en welke gegevens daarbij moeten
worden verstrekt.2.Burgemeester en wethouders beslissen omtrent aanvragen om ontheffing
of vergunning binnen twaalf weken. Indien binnen deze termijn geen
beslissing is genomen, wordt de aanvrage geacht te zijn
ingewilligd.Overtredingen12Overtreding van de verbodsbepalingen van deze verordening, waaronder
begrepen het niet binnen de daarbij gestelde termijn voldoen aan een
lastgeving als bedoeld in de artikelen 6 en 10 en niet-naleving van één
of meer aan een vergunning of ontheffing verbonden voorschriften, wordt
gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de
eerste categorie.131.Met het toezicht op en de zorg voor de naleving van de bepalingen
van deze verordening zijn, behalve de bij artikel 141 van het
Wetboek van Strafvordering aangewezen personen, belast de daartoe
door burgemeester en wethouders aangewezen personen.2.Alle in het eerste lid bedoelde personen hebben daartoe tussen
zonsopgang en zonsondergang het recht van vrije toegang tot
onroerende zaken, woningen uitgezonderd.Schadevergoeding141.Indien burgemeester en wethouders een vergunning als bedoeld in
artikel 2 voor het handhaven op een onroerende zaak van in dat
artikel genoemde zaken, die reeds ten tijde van het inwerkingtreden
van deze verordening daarop aanwezig waren, weigeren en de aanvrager
van de vergunning dientengevolge schade lijdt of zal lijden, die
redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te
blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende op andere
wijze is verzekerd, kennen burgemeester en wethouders hem een naar
billijkheid te bepalen tegemoetkoming in de schade toe.2.De tegemoetkoming kan worden toegekend hetzij bij de beslissing tot
weigering van de vergunning, hetzij bij afzonderlijke
beslissing.3.Indien bij de beslissing tot weigering van de vergunning geen
tegemoetkoming is toegekend kan deze worden aangevraagd binnen
twaalf weken nadat de termijn van bezwaar tegen de beslissing tot
weigering van de vergunning is verstreken of, in geval van bezwaar,
daarop is beslist.4.Indien daartoe bijzondere redenen aanwezig zijn kan de gemeenteraad
in andere gevallen dan in het eerste lid bedoeld belanghebbenden een
tegemoetkoming verstrekken in de schade die uit de toepassing van
deze verordening voortvloeit.Slotbepalingen15
Deze verordening kan worden aangehaald als:
"Landschapsverordening" .
Zij treedt in werking met ingang van 1 januari 1994 of zoveel
later de Algemene wet bestuursrecht in werking treedt.
Op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening wordt
de "Verordening tot wering van inbreuk op de schoonheid van de
dorpen en landelijke gebieden in de gemeente Beilen " ,
vastgesteld bij raadsbesluit van 31 mei 1979 en sedertdien
gewijzigd, ingetrokken.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad,gehouden op 16 december 1993,De secretarisR.Timmerde voorzitter,B.de Vries, l.b.