CVDR385744_1Algemene subsidieverordening gemeente Montfoort 2016nlregelingMontfoort2018-03-27MontfoortIJsselbode, 22-12-2015Algemene subsidieverordening gemeente Montfoort 2016Gemeentewet, art. 149gemeenteraadbestuur en recht2015-12-14De tekst in dit document is vrij van auteursrecht en
databankrecht2016-01-01nieuwe regeling202683GeenGeenAlgemene subsidieverordening gemeente Montfoort 2016De raad van de gemeente Montfoort;gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van
Montfoort van 3 november 2015, zaaknummer 202683;gelet op het door de raad vastgestelde subsidiebeleid;gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet
bestuursrecht;BESLUIT:vast te stellen de volgende verordening:ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE MONTFOORT 20161.Begripsomschrijvingen-Awb: de Algemene wet bestuursrecht.-College: het college van burgemeester en wethouders van Montfoort.-Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit
of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de
Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de
artikelen 106, derde lid, 107, 108 en 109 van het Verdrag heeft
vastgesteld.-Interne markt: de gemeenschappelijke markt van de Europese Unie waarin
het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is
gewaarborgd , zoals bepaald in het Verdrag.-Onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van
financiering, die een economische activiteit uitoefent.-Subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten
hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies.-Subsidieverlening: het toekennen van subsidie voor een bepaalde
activiteit (ingevolge afdeling 4.2.3 Awb), waardoor de aanvrager een
aanspraak krijgt op financiële middelen, mits hij daadwerkelijk de
gesubsidieerde activiteit verricht en zich aan de eventueel aan hem
opgelegde verplichtingen houdt.-Subsidievaststelling: het definitief besluit dat de aanvrager subsidie
ontvangt (ingevolge afdeling 4.2.5 Awb) ter hoogte van een bepaald
bedrag, hetgeen het college tot uitbetaling verplicht. -Verdrag: Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie.2.Reikwijdte1.Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door
het college voor activiteiten binnen de beleidsterreinen die vallen
onder de door de raad in de programmabegroting vastgestelde programma’s,
met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening
een uitputtende regeling is getroffen en subsidies waarvoor op grond van
artikel 4:23, derde lid, van de Awb geen wettelijke grondslag nodig is.
2.Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is
kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van
toepassing is. 3.SubsidieregelingenTer uitvoering van het door de raad vastgestelde beleid stelt het college
een nadere regeling (hierna te noemen: subsidieregeling) vast. Voor zover
van toepassing, wordt hierin bepaald welke kosten voor subsidie in
aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen
worden uitbetaald. 4.Europees steunkaderVoor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader
noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregelingen afwijken van deze
verordening en deze aanvullen.5.Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud1.De raad stelt jaarlijks, met de vaststelling van de begroting, per
programma een subsidieplafond voor het volgende kalenderjaar vast. 2.Het college bepaalt jaarlijks, met de vaststelling van het in artikel 6
omschreven subsidieoverzicht, de wijze van verdeling van de betrokken
subsidies. 3.De raad kan een subsidieplafond verlagen:
als het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het
betrokken jaar is goedgekeurd; of
als de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking
heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het
betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.
4.Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd
overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van
verlaging.5.Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of
goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen
op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de
verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.6.Subsidieoverzicht1.Het college besluit eenmaal per jaar tot de vaststelling van een
overzicht waarin onder andere de activiteiten en instellingen zijn
opgenomen die de gemeente in het jaar waarop het subsidieoverzicht
betrekking heeft op enigerlei wijze voornemens is te subsidiëren.2.Het concept subsidieoverzicht ligt gedurende 14 dagen ter inzage in het
stadhuis, teneinde de in het subsidieoverzicht genoemde instellingen de
gelegenheid te geven schriftelijk hun zienswijze kenbaar te maken. Het
concept wordt tevens door het college ter kennisneming aan het
raadsforum Samenleving aangeboden. De instellingen kunnen hun zienswijze
mondeling toelichten in het Forum Samenleving.3.Nadat de raad de begroting heeft vastgesteld en na afloop van de periode
van inzage, echter voor 31 december, stelt het college het
subsidieoverzicht voor het daaropvolgende kalenderjaar vast.4.In het subsidieoverzicht wordt tenminste opgenomen:
een overzicht van het gemeentelijk beleid met betrekking tot de
in het subsidieoverzicht genoemde beleidsterreinen;
een overzicht van de hoogte van de subsidieplafonds voor het
jaar waarop de in het overzicht opgenomen subsidieaanvragen
betrekking hebben;
een opgaaf van alle structurele subsidieaanvragen, welke
betrekking hebben op de desbetreffende beleidsterreinen;
besluitvorming, zowel positieve als negatieve, over de
structurele en incidentele subsidieverlening per de in het
subsidieoverzicht opgenomen subsidieaanvraag.
7.Aanvraag
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een rechtspersoon.
Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk of digitaal ingediend
bij het college. Het college kan hiervoor een aanvraagformulier
vaststellen.
Bij de aanvraag legt de aanvrager de volgende gegevens over:
een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie
wordt aangevraagd;
de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden
nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;
een begroting van de inkomsten en uitgaven van de
activiteiten en een balans over het voorgaande jaar.
als de aanvrager een onderneming is:
een opgave van subsidies, vergoedingen of
tegemoetkomingen in welke vorm ook met
staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen
worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de
subsidie wordt aangevraagd
een verklaring als bedoeld in de
de-minimisverordening (de-minimisverklaring);
Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, voegt
een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, alsmede van het
jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar
toe aan de aanvraag.
Bij subsidieregeling en bij afzonderlijk besluit van het college kan
van de voorgaande leden worden afgeweken.
8.Aanvraagtermijn1.Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt
ingediend uiterlijk 1 april voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop
de aanvraag betrekking heeft.2.Andere aanvragen om subsidie worden ingediend uiterlijk 8 weken voordat
de aanvrager begint met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt
aangevraagd.3.Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.9.Beslistermijn1.Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in
artikel 8, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de
aanvraag is ingediend.2.Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in
artikel 8, tweede lid, binnen 8 weken nadat de volledige aanvraag is
ingediend.3.Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld. 10.Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden1.Naast de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet
bestuursrecht weigert het college de subsidie in ieder geval:
als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid,
van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar
is met de interne markt.
als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot
terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de
Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar
met de interne markt is verklaard.
2.Onverminderd het vorige lid kan het college de subsidie verder in ieder
geval weigeren:
als de te subsidiëren activiteiten niet gericht zijn op de
gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan haar
inwoners;
als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het
verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt
gevraagd;
in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van
de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar
bestuur (Wet Bibob);
als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor
subsidie in aanmerking te komen;
als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk
voorschrift;
als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de
Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid,
van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is
met de interne markt;
in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.
3.Het college kan een subsidie in ieder geval intrekken in het geval en
onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering
integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob). 4.Het college vordert een subsidie met rente terug als dit nodig is ter
uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of
een onherroepelijke rechterlijke uitspraak. 11.VerantwoordingVoor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de
verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de
besteding van de subsidie dient te verantwoorden.12.Algemene verplichtingen van subsidieontvanger1.Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de
subsidie is verleend niet of niet geheel zullen worden verricht of dat
niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal
worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat direct aan het
college.2.Een subsidieontvanger informeert het college direct schriftelijk over:
beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging
van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot
ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;
relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische
verhouding met derden;
ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de
subsidie verbonden verplichtingen niet of niet geheel zullen
kunnen worden nagekomen;
wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de
gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of
bestuurders en het doel van de rechtspersoon.
13.Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen1.Aan een beschikking tot subsidieverlening kunnen verplichtingen worden
verbonden met betrekking tot het beheer en gebruik van hetgeen met de
subsidie tot stand is gebracht.2.Bij subsidies vanaf € 50.000 verleend voor activiteiten die meer dan een
jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het
tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan
verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De
verantwoording wordt minimaal één keer per jaar verlangd.14.Eindverantwoording subsidies tot en met € 7.5001.Subsidies tot en met € 7.500 worden door het college:
direct verleend en/of vastgesteld;
ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken nadat de activiteiten
uiterlijk moeten zijn verricht.
2.Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het vorige lid kan de
aanvrager worden verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te
tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn
verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden
verplichtingen. In dat geval vindt de vaststelling plaats binnen 13
weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.3.In geval van verlening van een subsidie van ten hoogste € 7.500,- wordt
een voorschot verstrekt ter hoogte van de verleende subsidie.15.Eindverantwoording subsidies vanaf € 7.5001.Bij subsidies vanaf € 7.500 dient de subsidieontvanger bij het college
een aanvraag tot vaststelling in:
in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt,
uiterlijk op 1 april van het jaar dat volgt op het betrokken
kalenderjaar;
in andere gevallen uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde
activiteiten zijn verricht.
2.De aanvraag tot vaststelling bevat:
een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de
gesubsidieerde activiteiten zijn verricht;
een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan
verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of
jaarrekening);
een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting
daarop; en
een accountantsverklaring, opgesteld door een onafhankelijk
accountant, in geval van een subsidie vanaf € 50.000.
3.Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld en kan
worden bepaald dat andere gegevens worden verlangd.16.Subsidievaststelling1.Het college stelt de subsidie vast binnen 13 weken na de ontvangst van
een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling
anders is bepaald.2.Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste 8 weken worden verdaagd.3.Bij subsidieregeling kunnen categorieën subsidieontvangers worden
aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een
aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.4.Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip,
bedoeld in artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a of b, is ingediend,
kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn
stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend of
gecompleteerd dan kan het college overgaan tot ambtshalve
vaststelling.17.Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen1.Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven
wordt uitgegaan van bij de subsidieregeling of bij de subsidieverlening
voorgeschreven definities. 2.Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen
alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de
eisen van het toepasselijke steunkader. 18.Algemene reserveDe instelling die subsidie aanvraagt beschikt niet over een dusdanig eigen
vermogen, dat subsidiëring redelijkerwijs achterwege kan blijven. Om te
bepalen of dit zo is kan het college een vermogenstoets toepassen.19.Bestemmingsreserves en voorzieningen1.Een aanvrager die subsidie ontvangt en een bestemmingsreserve of
voorziening heeft of wil vormen, dient hiervoor schriftelijk toestemming
te vragen aan het college. 2.Een verzoek tot het vormen van een bestemmingsreserve of voorziening
dient vergezeld te gaan van:
Het doel van de bestemmingsreserve of voorziening;
Een meerjarig investeringsplan of onderhoudsplan.
3.Indien toestemming door het college tot het vormen van een
bestemmingsreserve of voorziening is verkregen, mag een aanvrager die
subsidie ontvangt niet afwijken van vastgestelde dotaties, ook al is er
sprake van een negatief exploitatietekort. .4.De aanvrager meldt een voornemen om uitgaven ten laste te brengen van
een toegestane bestemmingsreserve of voorziening zo spoedig mogelijk aan
het college, tenzij dat voornemen reeds uit de begroting bij de aanvraag
blijkt. 20.Hardheidsclausule1.Het college kan deze verordening, met uitzondering van de artikelen 2, 3
en 4, in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan
afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de
subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn
in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.2.Toepassing van het vorige lid wordt gemotiveerd in het besluit en
hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.21.Slotbepalingen
De Algemene subsidieverordening gemeente Montfoort 2013 wordt
ingetrokken.
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2016.
Deze verordening is van toepassing op alle aanvragen waarop ten
tijde van de inwerkingtreding van deze verordening nog niet is
beslist.
Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening
gemeente Montfoort 2016.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente
Montfoort, gehouden op 14 december 2015.drs . E.C.M. van der Klauwde griffier Th. Van Eijk de voorzitterToelichtingAlgemeenBeslistermijnenIn de artikelen 9, 14 en 16 worden termijnen genoemd waarbinnen het college een
besluit dient te nemen. Bij het bepalen van de duur van die termijnen hebben de
volgende argumenten een rol gespeeld:
In de Algemene wet bestuursrecht staan geen strikte termijnen waarbinnen
een aanvraag om subsidie moet worden ingediend of waarbinnen op een
dergelijke aanvraag moet worden beschikt;
De gemeente is dus vrij om hier eigen keuzes te maken, waarbij de
termijnen uiteraard ’redelijk’ dienen te zijn. In de regel wordt een
termijn van acht tot dertien weken redelijk geacht;
De termijnen zijn maximale termijnen en het streven zal er steeds op
zijn gericht om zo spoedig als mogelijk subsidies te verlenen en vast te
stellen;
Sinds de inwerkingtreding van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig
beslissen bestaat het risico dat het college bij overschrijding van (ook
door het college zelf gestelde) termijnen met een dwangsom wordt
geconfronteerd. Het stellen van een termijn die gelet op de interne
bedrijfsvoering te kort is verhoogt het risico op het verbeuren van een
dwangsom wegens termijnoverschrijding.
Artikelsgewijze toelichtingArtikel 2. ReikwijdteEerste lid Met het eerste lid krijgt het college de bevoegdheid toegewezen om te besluiten
over het verstrekken van subsidies waarop de Algemene subsidieverordening
(hierna: ASV) van toepassing is. Dit betreft in beginsel alle subsidies, met uitzondering van subsidies waarvoor
bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en de
zogenaamde incidentele subsidies, de spoedeisende subsidieverstrekkingen en
begrotingssubsidies waarvoor overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de
Algemene wet bestuursrecht geen wettelijke grondslag nodig is.Aangezien het gaat om de bevoegdheid te besluiten over het ‘verstrekken’ van
subsidies, in plaats van ‘verlenen’ van subsidies, omvat de bevoegdheid om te
besluiten over het gehele subsidieproces, dus ook het voorschot geven, lager
vaststellen, terugvorderen en dergelijke. Het college neemt daarbij de
gemeentebegroting en subsidieplafonds (artikel 4:25, tweede lid, van de Awb) in
acht. Ook de bevoegdheid om subsidies te verlenen onder voorwaarden zoals
bedoeld in de artikelen 4:33 en 4:34 van de Awb valt hier onder.Tweede lidVoor de zogenaamde incidentele subsidies en begrotingssubsidies is op grond van
artikel 4:23, derde lid, van de Awb geen wettelijke grondslag nodig. Op die
subsidies is de ASV in beginsel niet van toepassing. Dit lid geeft het college
de bevoegdheid om die verordening (deels) van toepassing te verklaren als
daartoe aanleiding bestaat. Artikel 3. SubsidieregelingenMet dit artikel verplicht de raad het college om in nadere regels, hier en
verder subsidieregeling genoemd, de te subsidiëren activiteiten te bepalen. Voor
zover het college iets wenst te regelen met betrekking tot de berekening van de
subsidie en de wijze van uitbetalen, dient dit eveneens in de subsidieregeling
te gebeuren. In andere artikelen van ASV worden andere bevoegdheden gedelegeerd die
betrekking hebben op de inhoud van de subsidieregeling: het afwijken van
termijnen, het verbinden van bepaalde verplichtingen aan de subsidie.Relatie tussen subsidiebeleid, subsidieverordening en
subsidieregelingen.In het subsidiebeleid wordt de visie op en het algemene doel van het
subsidiebeleid beschreven. Tevens worden daarin de beleidsdoelstellingen
beschreven die met het subsidie instrument worden beoogd. Subsidiebeleidsregels
vullen in hoe er toepassing wordt gegeven aan een bestaande bevoegdheid van het
bestuursorgaan en hoe belangen worden afgewogen (artikel 4:81, eerste lid, van
de Awb). Beleidsregels binden alleen het bestuursorgaan zelf en werken niet
extern. Met beleidsregels kunnen dan ook niet rechtstreeks verplichtingen aan
burgers worden opgelegd. In ieder geval kunnen zaken als termijnen en
subsidieverplichtingen niet worden geregeld via een beleidsregel. Dat dient te
geschieden in een verordening (ASV).In de ASV wordt de hoofdstructuur van het subsidieproces neergelegd, zoals de
reikwijdte van de verordening, de vaststelling van subsidieplafonds door de
raad, aanvraagvereisten, algemene en bijzondere verplichtingen, verantwoording,
beslistermijnen en weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden. Alle
subsidieaanvragen worden getoetst aan het bepaalde in de ASV.De beleidsuitvoerende elementen worden vervolgens in subsidieregelingen
vastgelegd. De bevoegdheid tot het vaststellen hiervan wordt in artikel 3 van de
ASV gedelegeerd aan het college. Zoals vermeld kan op punten worden afgeweken
van de hoofdregels zoals neergelegd in de ASV. Artikel 4. Europees steunkaderOm subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het
toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er
afgeweken wordt van de ASV, of dat deze aangevuld wordt. Dit artikel maakt het
college daartoe bevoegd.Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoudDe raad stelt de subsidieplafonds vast (eerste lid). In het tweede lid, in
combinatie met artikel 6 is de wijze en procedure van verdeling van de
beschikbare bedragen vastgelegd Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds door
de raad wordt er, indien van toepassing, gewezen om de mogelijkheid het
subsidieplafond te verlagen (derde en vierde lid). Het college, dat via artikel 2 de bevoegdheid gedelegeerd heeft gekregen om te
besluiten over het verstrekken van subsidies, is verder verplicht – in lijn met
de mogelijkheid van artikel 4:34, eerste lid, van de Awb – (in bepaalde
gevallen) om bij het gebruik maken van deze gedelegeerde bevoegdheid een
begrotingsvoorbehoud te maken (vijfde lid).Artikel 6. SubsidieoverzichtDe inhoud van dit artikel spreekt voor zich . Een zelfde handelwijze werd ook al
gehanteerd ter uitvoering van de Algemene subsidieverordening gemeente Montfoort
2013.Artikel 7. Aanvraag In het tweede lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient
te worden gedaan. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’.
Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan, mits het college het eventueel
door hem vastgestelde formulier ook in digitale vorm beschikbaar heeft gesteld.
In het tweede en derde lid is bepaald welke stukken en gegevens bij de aanvraag
overlegd dienen te worden.Bij een subsidie aan een onderneming moet voorkomen worden dat subsidie wordt
verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het
Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (hierna VWEU). Daarom zijn
een tweetal aanvraagvereisten opgenomen die specifiek voor ondernemingen gelden.
Ten eerste, om ontoelaatbare cumulatie te voorkomen wordt een overzicht gevraagd
van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met
staatsmiddelen bekostigd die al zijn of zullen worden ontvangen voor de
activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd (derde lid, onderdeel d, onder
1). Het gaat naast subsidie bijvoorbeeld om garanties, leningen, korting op de
grondprijs, etc. Ten tweede, om subsidie onder de de-minimisverordening te
kunnen verlenen moet de onderneming een de-minimisverklaring gevraagd worden
(derde lid, onderdeel d, onder 2). Op basis van een ingeleverde
de-minimisverklaring dient het college te controleren of verlenen van de
subsidie in overeenstemming is met de de-minimisverordening. Deze verordening
houdt in dat wanneer de gemeente ondernemingen steunt (bijvoorbeeld: subsidie,
lening tegen niet-marktconforme rente, garantie) en de totale steun per
onderneming niet hoger is dan € 200.000 over een periode van drie
belastingjaren, een aanmelding bij de Europese Commissie niet nodig is. In de
praktijk biedt deze verordening vaak goede mogelijkheden om ondernemingen te
steunen zonder aanmelding;Bij subsidieregeling kan het college besluiten hiervan af te wijken (vijfde
lid).Artikel 8. AanvraagtermijnDe aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van het soort subsidie. Er wordt
onderscheid gemaakt tussen subsidies die per kalenderjaar worden verstrekt, en
andersoortige subsidies. Bij subsidieregeling kan het college besluiten af te
wijken van de aanvraagtermijnen die vastgesteld zijn in het eerste en tweede lid
(derde lid).Artikel 9. BeslistermijnHier worden de termijnen gegeven waarbinnen het college gehouden is te beslissen
op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op
een aanvraag om subsidie. Ook hierbij is onderscheid gemaakt tussen subsidies
per kalenderjaar, en andere. Bij subsidieregeling kan het college besluiten af
te wijken van de beslistermijnen die vastgesteld zijn in het eerste en tweede
lid (derde lid).Artikel 10. Weigerings- en intrekkingsgrondenIn het eerste lid worden de algemeen geldende weigeringsgronden van artikelen
4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb, met nadere verplichte gronden
aangevuld.Ondanks dat er sprake is van staatssteun is het soms mogelijk om steun te
verstrekken op basis van een vrijstelling. Als dat niet mogelijk is, kan
goedkeuring van de Europese Commissie gevraagd worden via een formele melding.
Als de Europese Commissie de steun echter niet goedkeurt, dan moet het college
overgaan tot weigering (vandaar de verplichte weigeringsgrond onder a). In
aanvulling daarop wordt met onderdeel b bepaald dat ondernemingen waartegen een
terugvorderingsactie loopt niet in aanmerking komen voor subsidie.In het tweede lid zijn nog enkele facultatieve weigeringsgronden opgenomen. Het
college kan in deze gevallen weigeren, maar is daartoe niet verplicht.Onderdelen a, d en e spreken voor zichzelf. Onderdeel b geeft de mogelijkheid de
subsidie te weigeren als de aanvrager over voldoende eigen middelen
beschikt.Onderdeel c betreft het geval dat de aanvrager van een subsidie de toets van de
Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet
Bibob) niet kan doorstaan. Bij deze weigeringsgrond is niet van belang of de
activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd op zichzelf beoordeeld subsidiabel
zijn. Het gaat hierbij louter om de integriteit van de persoon dan wel
rechtspersoon van de aanvrager aan wie het college op grond van de Wet Bibob
geen subsidie wenst te verlenen. Naast subsidie weigeren, kan het college in
dergelijke gevallen ook een reeds verleende en vastgestelde subsidies intrekken
(derde lid).Onder f is een weigeringsgrond opgenomen waarmee het college een aanvraag kan
weigeren als subsidieverstrekking niet is toegestaan dan nadat deze
overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het VWEU (de meldingsprocedure) is
goedgekeurd door de Europese Commissie. Het gaat hier om subsidieverstrekking
die in beginsel niet ongeoorloofd is vanwege strijdigheid met de toepasselijke
cumulatieregels of overschrijding van het toegestane bedrag aan de-minimissteun.
In deze gevallen kan het college óf weigeren de subsidie te verstrekken óf de
subsidie melden bij de Europese Commissie om langs deze weg goedkeuring te
verkrijgen. Een subsidie die is of kan worden goedgekeurd kan uiteraard ook op
een andere grond worden geweigerd.Onderdeel g ten slotte geeft het college de bevoegdheid in een subsidieregeling
nog andere weigeringsgronden op te nemen, bijvoorbeeld weigeringsgronden die
specifiek met de te subsidiëren activiteiten samenhangen. Als de Europese Commissie tot het oordeel is gekomen dat een subsidie niet in
overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de
Werking van de Europese Unie, dan moet de verleende subsidie ingetrokken en
teruggevorderd worden (inclusief rente). Het vierde lid geeft het college de
bevoegdheid om hier uitvoering aan te geven.Artikel 11. VerantwoordingIn dit artikel is vastgelegd welke omstandigheden de subsidieontvanger direct
aan het college moet melden of waarover de subsidieontvanger het college direct
moet informeren. Gekozen is voor het woord ‘direct’, omdat dit duidelijk en
objectief de urgentie weergeeft om te melden en te informeren. Woorden als ‘zo
spoedig mogelijk’ of ‘op een zo kort mogelijke termijn’ zijn subjectief en om
die reden minder passend. De inhoud van dit artikel behoeft verder geen nadere toelichting.Artikel 12. Algemene verplichtingen van subsidieontvangerDit artikel bevat een meldingsplicht (eerste lid) en informatieplicht (tweede
lid) die voor alle subsidieontvangers geldt.Artikel 13. Aan een subsidie te verbinden bijzondere
verplichtingenDit artikel bevat een aanvullende bevoegdheidsgrondslag voor het college om aan
de subsidie bepaalde ’bijzondere‘ verplichtingen te verbinden, in aanvulling op
wat reeds mogelijk is direct op grond van de Awb (zie artikel 4:37 van de Awb). De artikelen 4:38 en 4:39 van de Awb maken het verder mogelijk om nog andere
verplichtingen aan een subsidie te verbinden, als de verordening daarvoor een
grondslag biedt. Die grondslag is in artikel 13 gegeven met betrekking tot
verplichtingen in het kader van het beheer en gebruik van datgene wat met de
subsidie tot stand is gebracht.Artikel 14. Eindverantwoording subsidies tot en met € 7.500Het in dit artikel vastgelegd maximumbedrag geldt per individuele aanvraag van
een instelling. Kenmerkend voor subsidies tot en met € 7.500 is dat deze op
basis van vertrouwen worden verleend; er wordt niet meer standaard om
verantwoording gevraagd. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor
de subsidieontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden (zie artikel 12).
Achteraf kan een risicogeoriënteerde controle plaatsvinden bij de
subsidieontvanger.Verder wordt het voorschot in één termijn (lump sum) verstrekt en hoeft de
subsidieontvanger geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te
dienen. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de
subsidieverstrekker worden bespaard.In het geval van verlening, gevolgd door ambtshalve vaststelling (eerste lid),
wordt in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten
moeten zijn verricht. De subsidie wordt vervolgens, binnen een nader bepaalde
termijn ambtshalve vastgesteld door de subsidieverstrekker. In het tweede lid is
een afwijkende termijn opgenomen voor situaties waarin speciale
rapportageverplichtingen worden opgelegd. Artikel 15. Eindverantwoording subsidies vanaf € 7.500Bij subsidies vanaf € 7.500 wordt uitgegaan van de traditionele afrekening van
subsidies; op basis van gerealiseerde kosten en baten. De vaststelling van de
subsidie vindt plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde
kosten. Het derde lid biedt de basis om in een subsidieregeling te bepalen dat
er ook andere, waaronder minder, gegevens gevraagd worden.Artikel 16. SubsidievaststellingHet eerste lid bevat – overeenkomstig artikel 4:13 van de Awb – de termijn
waarbinnen de beschikking gegeven dient te worden. Het merendeel van de
aanvragen zal binnen deze beslistermijn kunnen worden afgehandeld. Meer
ingewikkelde aanvragen vergen soms meer tijd. De verdaging van de beslistermijn
– voor de duur van ten hoogste de in het tweede lid nader bepaalde termijn –
biedt dan uitkomst. Een besluit tot verdaging is appellabel.Artikel 17. Berekening van uurtarieven, uniforme
kostenbegrippenDit artikel schrijft voor dat als het college bij de bepaling van de
subsidiabele kosten gebruik maakt van uurtarieven, de berekeningswijze hiervan
en de voorgeschreven definities in een subsidieregeling of bij de
subsidieverlening vastgelegd dienen te worden. Bij subsidies waarop een Europees
steunkader van toepassing is, is het college hierin beperkt tot tarieven en
kostenbegrippen die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.Artikel 18. Algemene reserveUitgangspunt is dat subsidieverlening los staat van de vraag hoeveel eigen
vermogen een organisatie heeft. In principe heeft de gemeente uit haar
hoedanigheid van subsidieverstrekker niets over het eigen vermogen van een
organisatie te vertellen. Dit gaat haar bevoegdheden te buiten. Het gaat erom of
de gemeente bepaalde activiteiten wil financieren en of de organisatie deze
kostenbewust en doelmatig uitvoert. Wel kan in een subsidieregeling worden
neergelegd dat de subsidie altijd alleen aanvullend is. Om die reden is in
artikel 10, tweede lid onder b. vastgelegd, dat de subsidie kan worden geweigerd
als niet is aangetoond dat dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten
van activiteiten waarvoor deze is gevraagd, omdat aanvrager over voldoende eigen
middelen beschikt. Daarnaast kan in een subsidieregeling bijvoorbeeld worden
bepaald dat de subsidieontvanger een bepaald percentage van de kosten zelf
draagt.Het al dan niet toestaan van eigen vermogen bij subsidieverlening is verder
alleen aan de orde bijmeerjarig gefinancierde instellingen waarmee in de subsidiebeschikking een
egalisatiereserve isovereengekomen. Het betreft dan grote instellingen die voor hun voortbestaan
geheel of grotendeels afhankelijk zijn van subsidie(s). Zij hebben een verzwaard
verantwoordingsregime.Artikel 19. Bestemmingsreserves en voorzieningenDit artikel biedt de mogelijkheid aan een aanvrager om naast een algemene
reserve een of meerdere bestemmingsreserves en/of voorzieningen te vormen. Onder
bestemmingsreserve wordt verstaan een op de balans van de aanvrager opgenomen
bedrag voor de te verwachten activiteiten, die echter niet uitsluitend in het
jaar van uitvoering ten laste van de middelen kan worden gebracht. Onder een
voorziening wordt verstaan een op de balans opgenomen bedrag voor de betaling
van reeds aangegane, maar nog niet opeisbare verplichtingen. Om gebruik van de
financiële middelen te waarborgen, dient hiervoor toestemming aan het college te
worden gevraagd. Het verlenen van toestemming betekent ook dat de aanvrager
verplicht is die reserve en/of voorziening te vullen op de voorgenomen wijze.
Tenslotte is het van belang dat zicht bestaat op de wijze van besteding van een
voorziening of reserve, met name als die besteding al niet in de begroting is
voorzien. Daarmee kan oneigenlijk gebruik van de reserve zo nodig worden
bestreden. Artikel 20. HardheidsclausuleIn de hardheidsclausule is aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze
clausule van toepassing is. De te treffen voorziening, die niet in de
verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie
te passen.Artikel 21. SlotbepalingenDit artikel spreekt voor zich.