CVDR430773_1Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2017nlregelingNoordenveld2018-05-01Noordenveldwww.overheid.nl, Gemeenteblad 23-12-2016Verordening rioolheffing 2017Art. 228a Gemeentewetgemeenteraadfinanciën en economie2016-12-21De tekst in dit document is vrij van auteursrecht en
databankrecht2016-12-242018-01-01Nieuwe regelingOnbekendGeenVerordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2017De Raad van de gemeente Noordenveld;gezien het voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders van 26 september en 15 november 2016;gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;B E S L U I T:vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2017.1BegripsomschrijvingenDeze verordening verstaat onder: a. perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte van een roerende zaak in de zin van artikel 4;b. onroerende zaak: de onroerende zaak als bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken;c. gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;d. verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterleidingbedrijf betrekking heeft.e. water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater en oppervlaktewater.2Aard van de belastingOnder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, en de zuivering van huishoudelijk afvalwater; b.. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, en het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.3Belastbaar feit en belastingrecht1.De belasting wordt geheven:a. van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel; enb. van de gebruiker van een perceel van waaruit water of direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.2.Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.3.Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;b. ingeval een gedeelte van een perceel - niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 - voor gebruik is afgestaan: degenen die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan. 4Zelfstandige gedeelten1.Indien gedeelten van een roerende zaak blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.2.In afwijking van het bepaalde in artikel 16, sub e van de Wet WOZ en artikel 1, sub b van deze verordening, wordt een gedeelte van een op één terrein bestemd voor verblijfsrecreatie gelegen gebouwd eigendom, dat blijkens indeling bestemd is om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, eveneens als afzonderlijk perceel aangemerkt.5Maatstaf van heffing1. Eigenarendeel:1.1 De belasting wordt geheven naar de waarde in het economisch verkeer van het perceel.1.2 Ingeval het perceel een onroerende zaak is, is de waarde in het economisch verkeer de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde zoals deze voor het in artikel 7 bedoelde kalenderjaar geldt.1.3 Ingeval voor het perceel geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld, wordt de heffingsmaatstaf van dat perceel bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.1.4 Ingeval voor het perceel geen waarde kan worden vastgesteld met toepassing van het bepaalde in het tweede en derde lid en sprake is van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 2 van de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken bedraagt de belasting een vast bedrag per perceel.2.Gebruikersdeel:2.1 De belasting wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.2.2 Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.2.3 Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:a. watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, ofb. bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest, kan worden afgelezen.De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.2.4 De op de voet van het tweede lid berekende hoeveelheid toegevoerd of gepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd.6Belastingtarieven1. Eigenarendeel:1.1 De belasting voor het eigenarendeel bedraagt per perceel bij een waarde van:
1.2 De belasting voor het eigenarendeel bedraagt per perceel met toepassing van artikel 5.1.4: € 245,40 2. Gebruikersdeel2.1 De belasting voor het gebruikersdeel , bedraagt bij een verbruik van: 1. > 500 m³ tot 10.000 m³ per volle eenheid van 100 m³ € 80,60
> 10.000 m³ per volle eenheid van 100 m³ € 67,60
7BelastingjaarHet belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.8Wijze van heffingDe belasting wordt bij wege van aanslag geheven.9Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang1.De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of voor het gebruikersdeel, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.2.Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.3.Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.4.Belastingbedragen van minder dan € 4,54 worden niet geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen riool-heffing of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.10Termijnen van betaling1.In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.2.I In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 100,00 doch minder is dan € 2.500,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt aan het begin van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.3.De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.11Nadere regels door het College van Burgemeester en WethoudersHet College van Burgemeester en Wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.12OvergangsrechtDe 'Verordening rioolheffing 2016' van 9 november 2015 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede lid genoemde datum van ingang van heffing. Zij blijft van toepassing op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.13Inwerkingtreding1.Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. 2.De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.14CiteertitelDeze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening rioolheffing 2017'.Roden, 21 december 2016De Raad van de gemeente Noordenveld,voorzitter, griffier,