CVDR160423_1Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2011nlregelingSúdwest-Fryslân2017-10-10Súdwest-FryslânVerordening parkeerbelastingen 2011artikel 225 van de Gemeentewetgemeenteraadfinanciën en economie2010-11-30De tekst in dit document is vrij van auteursrecht en
databankrecht2011-01-012012-01-01nieuwe regelinggeen.parkeerbelastingen 2011 BolswardGeen.Geen.Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2011Nummer:Onderwerp: vaststellen Verordening Parkeerbelastingen 2011De raad van de gemeente Bolsward;gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.;gelet op artikel 225 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening;Besluit:vast te stellen de:verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2011 (Verordening Parkeerbelastingen 2011)1BegripsomschrijvingenVoor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;
houder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;
parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;
gehandicaptenparkeerkaart: parkeervergunning verstrekt ingevolge artikel 13, lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994, de artikelen 49 en 55 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en de artikelen 85 en 86 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 juncto de Regeling gehandicaptenparkeerkaart.
2Belastbaar feitOnder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen geheven:
een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;
een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.
3Belastingplicht1De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van de degene die het voertuig heeft geparkeerd.2Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:
degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;
zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat 1e als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;2e als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.
3De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.4De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.4Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvakDe maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.5Wijze van heffing1De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.2De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte danwel bij wege van aanslag.6Ontstaan van de belastingschuld1De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren. 2De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.3Indien de belastingplicht bedoeld in artikel 3, lid 4, in de loop van het jaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.4Indien de belastingplicht bedoeld in artikel 3, lid 4, in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.7Termijnen van betaling1De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.2De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend. Indien de belasting bij wege van aanslag wordt geheven moet de belasting binnen een maand na dagtekening van het aanslagbiljet worden betaald.3Een naheffingsaanslag moet binnen een maand na dagtekening van de kopie naheffingsaanslag worden betaald.8Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsenDe aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.9Vrijstelling gehandicaptenHouders van een gehandicaptenparkeerkaart zijn voor de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, vrijgesteld, mits deze gehandicaptenparkeerkaart met de daartoe bestemde zijde op een van buitenaf duidelijk leesbare plaats, direct achter de voorruit van het voertuig is geplaatst. Indien geen voorruit aanwezig is, dient de gehandicapten-parkeerkaart op een van buitenaf zichtbare plaats leesbaar te worden aangebracht.10KostenDe kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 52,0011KwijtscheldingBij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.12Nadere regels door het college van burgemeester en wethoudersHet college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.13OvergangsrechtDe ‘Verordening parkeerbelastingen 2010’ van 8 december 2009 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 14, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten:
die zich voor die datum hebben voorgedaan;
waarop de Wet ruimtelijke ordening of de Woningwet zoals deze luidden voor inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht nog moeten worden toegepast.
14Inwerkingtreding1Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking. 2De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.3Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening parkeerbelastingen 2011.Vastgesteld in de openbare vergadering van 30 november 2010,griffier,(G. Heeg).voorzitter,(W.Chr. Vroegindeweij).1Tarieventabel behorende bij de 'Verordening Parkeerbelastingen 2011'.1. Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt:
StraatMaximale duurTarief voor de eerste 15 minutenTarief voor elke volgende eenheid van 7 minutenBargefenne1½ uur€ 0,20€ 0,10Broereplein1½ uur€ 0,20€ 0,10Dijkstraat1½ uur€ 0,20€ 0,10Nieuwmarkt1½ uur€ 0,20€ 0,10Raadhuisplein2 uur€ 0,20€ 0,10Skilwyk1½ uur€ 0,20€ 0,10Snekerpoort1½ uur€ 0,20€ 0,10Tarief voor de eerste 8 minutenMarktstraat15 minuten€ 0,50€ 0,50
2. Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, bedraagt:
voor de eigenaar of houder van een motorvoertuig voor zolang deze voor de uitoefening van zijn beroep of bedrijf werkzaam is in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en aannemelijk kan maken dat het voor de duur van de uitvoering van die werkzaamheden noodzakelijk is dat deze in dat gebied een motorvoertuig parkeert:I voor een dag € 6,50II voor een week € 32,50III voor een maand € 130,00
voor de eigenaar of houder van een motorvoertuig voor zolang deze in het gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn een huisartsenpraktijk uitoefent en aannemelijk maakt dat het in het belang van zijn beroepsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren, per jaar € 235,00
Behoort bij raadsbesluit van 30 november 2010.De griffier van Bolsward,