CVDR147315_1Wegsleepverordening gemeente Vlieland 2012nlregelingVlieland2012-03-06VlielandUit het Kastje 2012, 3 maart 2012Wegsleepverordening gemeente Vlieland 2012gemeentewet, art. 149wegenverkeerswet, art. 173besluit wegslepen van voertuigengemeenteraadruimtelijke ordening, verkeer en vervoer2012-02-27De tekst in dit document is vrij van auteursrecht en
databankrecht2012-03-112017-01-16OnbekendOnbekendGeenWegsleepverordening gemeente Vlieland 2012De raad van de gemeente Vlielandgelezen het voorstel van het college van
burgemeester en wethouders van 13-02-2012gelet op het bepaalde in artikel 149 van de
Gemeentewet , artikel 173, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 en het Besluit
wegslepen van voertuigen ;overwegende dat het wenselijk is om in voorkomende gevallen op
de weg staande voertuigen te kunnen verwijderen, over te brengen en in bewaring te
stellen;besluitvast te stellen de volgende verordening:Wegsleepverordening gemeente Vlieland 20121BegripsomschrijvingenIn deze verordening wordt verstaan onder:
RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens
1990;
wet: de Wegenverkeerswet 1994;
besluit:het Besluit wegslepen van voertuigen;
voertuig:wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, onder al RVV
1990;
motorrijtuig:wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, eerste
lid, onder c van de wet;
het college:het college van burgemeester en wethouders.
2Aanwijzing van wegen en weggedeelten waar voertuigen kunnen
worden verwijderd, overgebracht en in bewaring gesteld in het belang
van het vrijhouden van wegen en weggedeeltenAls wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onder c
van de wet worden alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente Vlieland
aangewezen voorzover ze behoren tot een van de in artikel 2 van het
“besluit wegslepen van voertuigen” bedoelde soorten van wegen en
weggedeelten.3Plaats bewaring voertuigen en openingstijden1.Als plaats van bewaring van voertuigen wordt aangewezen: De
gemeentewerf gevestigd aan de Fortweg 1A, 8899 CC te Vlieland.2.Voor het afhalen van voertuigen en motorrijtuigen zijn de reguliere
openingstijden van de gemeentewerf van toepassing.4Kosten overbrengen en bewaren voertuigen1.De kosten van het overbrengen van een motorrijtuig dan wel voertuig
naar de bewaarplaats bedragen: a. basistarief/voorrijkosten €100; b.
€100 voor het overbrengen;2.De kosten van het bewaren van een voertuig bedragen: a. €10,00 voor
het eerste etmaal of een gedeelte daarvan; b. €10,00 voor elk
volgend etmaal of een gedeelte daarvan.5Overbrengen en in bewaring stellen van motorrijtuigen in het
geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan
wel het ontbreken van een behoorlijk zichtbare kentekenplaatWanneer gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel
130, vierde lid , 164, zevende lid , en 174, eerste lid van de wet ,
zijn artikel 1, 3 en 4 van deze verordening van overeenkomstige
toepassing.6Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening1.Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na
die waarop zij is bekendgemaakt.2.De wegsleepverordening gemeente Vlieland 2010 vastgesteld op 18
oktober 2010 wordt ingetrokken.7CiteertitelDeze verordening wordt aangehaald als: Wegsleepverordening gemeente
Vlieland 2012.Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Vlieland in zijn openbare
vergadering van 27 februari 2012 De voorzitter, De griffier,1Toelichting op de wegsleepverordeningVeiligheid op de weg en vrijheid van het verkeerAls gevallen waarin verwijdering, overbrenging en inbewaringstelling van
voertuigen in het belang van de veiligheid op de weg en de vrijheid van het
verkeer (zie artikel 170, eerste lid, aanhef en onder a en b WVW 1994)
noodzakelijk kunnen zijn, kunnen worden genoemd:a. Plaats op de wegeen voertuig is tot stilstand gebracht op een
trottoir, voetpad of a. fietspad, tenzij het een fiets, bromfiets of
invalidenvoertuig betreft (zie artikel 10 en artikel 5 tot en met 7 RVV
1990).b. Laten stilstaaneen voertuig is tot stilstand
gebracht:
op een kruispunt;
op een fietsstrook of de rijbaan langs een fietsstrook;
op een oversteekplaats of binnen een afstand van 5 meter daarvan;
bij een bord bushalte ter hoogte van de geblokte markering of, indien
die markering niet is aangebracht, op een afstand van minder dan 12
meter van het bord, tenzij het stilstaan dient voor het onmiddellijk
laten in- en uitstappen van passagiers;
op de rijbaan langs een busstrook;
langs een gele doorgetrokken streep of in strijd met bord E2 van bijlage
1 RVV 1990;
c. Parkereneen voertuig is geparkeerd:
bij een kruispunt op een afstand van minder dan 5 meter daarvan;
voor een inrit of een uitrit;
in strijd met bord E1 van bijlage 1 RVV 1990;
op een wijze waardoor er sprake is van dubbel parkeren;
binnen een erf, waarbij - voor zover het een motorvoertuig betreft –
geen gebruik is gemaakt van de parkeerplaatsen die als zodanig zijn
aangeduid of aangewezen;
op een weg waarvoor een geslotenverklaring geldt;
zonder dat de voorgeschreven voertuigverlichting in werking is gesteld
(zie artikel 24, 25, 38 e.v. en 46 RVV 1990 en bord E1 van bijlage 1 bij
het RVV 1990).
d. Bevel of aanwijzingeen voertuig is tot stilstand gebracht in
strijd met een bevel of een aanwijzing, gegeven door een daartoe bevoegd en als
zodanig kenbare ambtenaar of ander persoon. e. Gevaarlijk of hinderlijk gedrageen voertuig is zodanig tot
stilstand gebracht of geparkeerd dat gevaarop de weg wordt of kan worden
veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt of kan worden gehinderd. f. Hoog watereen voertuig is geparkeerd op een weg of parkeervak
welke door een hoge waterstand danwel door een te verwachten hoge waterstand
onder water zal kunnen komen te staan.ToelichtingHiervoor zijn diverse wegsleepwaardige overtredingen van de
wegenverkeerswetgeving opgenomen, waarbij het motief ligt bij de
verkeersveiligheid, de doorstroming van het verkeer en het uiterlijk aanzien van
de gemeente. Van geval tot geval zal beoordeeld moeten worden of de
geconstateerde parkeerovertreding ook daadwerkelijk wegsleepwaardig is.
In onderdeel a gaat het om overtreding van artikel 10 RVV
1990. Bestuurders van voertuigen, met uitzondering van fietsen,
bromfietsen en invalidenvoertuigen (zie artikel 5 tot en met 7 RVV
1990), gebruiken de rijbaan. Zij mogen hun voertuig niet parkeren op een
trottoir, voetpad of fietspad.
In onderdeel b gaat het om overtreding van het bepaalde in
artikel 23, 43, tweede lid, en 81 RVV 1990 en bord E2 van bijlage 1 bij
het RVV 1990.In onderdeel c is er sprake van overtreding van
het bepaalde in artikel 24, 25, 38 e.v. en 46 RVV 1990 en bord E1 van
bijlage 1 bij het RVV 1990.
In onderdeel d wordt gedoeld op overtreding van het bepaalde
in artikel 82 RVV 1990.
In onderdeel e gaat het om overtreding van het bepaalde in
artikel 5 WVW 1994, het kapstokartikel. Op grond van deze bepaling is
het verboden zich zodanig te gedragen dat er gevaar op de weg wordt of
kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt of kan worden
gehinderd. De inhoud van deze bepaling is zo ruim dat ongewenst gedrag
op de weg, i.c. ongewenst parkeren, dat niet reeds in onderdeel a tot en
met d is geregeld, doorgaans onder deze bepaling kan worden
gebracht.
In onderdeel f is er geen sprake van een overtreding van de
wegenverkeerswetgeving. Indien er een dermate hoge waterstand wordt
verwacht dat parkeervakken of delen van de openbare weg onder water
komen te staan worden van gemeentewege waarschuwingsborden geplaatst.
Aan voertuigen die desondanks blijven staan kan grote schade ontstaan
door het hoge water. Daarnaast kunnen voertuigen door het hoge water
gaan drijven hetgeen de veiligheid op de weg in gevaar kan brengen of de
vrijheid van het verkeer op andere wegen kan beperken.
Vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegenVerwijdering, overbrenging en inbewaringstelling van voertuigen in het belang
van het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen (zie artikel 170, eerste
lid, aanhef en onder c WVW 1994 en artikel 2 Besluit wegslepen van voertuigen)
kunnen noodzakelijk zijn in het geval dat een voertuig geparkeerd is:
op een weg of weggedeelte waar door middel van bord E1 van bijlage 1 van
het RVV 1990 of door middel van een gele onderbroken streep als bedoeld
in artikel 24, lid 1 onder e RVV 1990 wordt aangegeven dat ter plaatse
een parkeerverbod geldt;
op een weg of weggedeelte waar door middel van bord E2 van die bijlage
of door middel van een gele doorgetrokken streep als bedoeld in artikel
23, lid 1 onder g RVV 1990 wordt aangegeven dat ter plaatse een verbod
stil te staan geldt;
op een parkeerplaats nader aangeduid door bord E4 van die bijlage (al
dan niet met onderbord) voor zover:
het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep
voertuigen;
het voertuig op een andere dan de aangegeven wijze is geparkeerd;
het voertuig op andere dagen of uren dan aangegeven is geparkeerd;
op een taxistandplaats, nader aangeduid door bord E5 van die bijlage,
tenzij het parkeren gebeurt met een taxi;
op een gehandicaptenparkeerplaats, nader aangeduid met bord E6 van die
bijlage:
tenzij het parkeren gebeurt met een gehandicaptenvoertuig;
tenzij gebruik wordt gemaakt van een geldige en duidelijk zichtbaar
aangebrachte gehandicaptenparkeerkaart;
die gereserveerd is voor een bepaald voertuig, tenzij het parkeren
gebeurt met dat voertuig;
op een parkeerplaats, nader aangeduid door bord E8 van die bijlage voor
zover het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep
voertuigen;
op een weg of parkeervak als bedoeld in de artikelen 5, 6 en 7 van het
aanwijzingsbesluit Algemene Plaatselijke Verordening 2011;
in een gebied, nader aangeduid door bord C1 van die bijlage.
ToelichtingHiervoor zijn diverse wegsleepwaardige overtredingen opgenomen, waarbij het
motief niet zozeer ligt bij de verkeersveiligheid en de doorstroming van het
verkeer, maar wel bij het vrijhouden van wegen en weggedeelten. In artikel 2 van
het Besluit wegslepen van voertuigen is concreet aangegeven op welke soorten
wegen en weggedeelten voertuigen mogen worden weggesleept in het belang van het
vrijhouden van wegen en weggedeelten. Deze soorten wegen en weggedeelten zijn
voorgaand onder a tot en met h nader aangeduid.Toelichting op de
verordeningHet uitvoeren van de wegsleepregeling is een bevoegdheid van het gehele college.
Het wegslepen van een voertuig moet worden gezien als een bijzondere vorm van
bestuursdwang. In de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zijn algemene
regels gesteld over de toepassing van bestuursdwang. Deze regels zijn voor een
groot deel ook van toepassing op het wegslepen van voertuigen. In de
Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) wordt een aantal bepalingen uit de Awb
niet van toepassing verklaard. Tegen besluiten tot het wegslepen van voertuigen
staat op grond van de Awb bezwaar en vervolgens beroep open. Uitgebreide werkingOp grond van de WVW 1994 mogen op de weg staande voertuigen worden weggesleept
in het belang van de veiligheid op de weg, de vrijheid van het verkeer of het
vrijhouden van invalidenparkeerplaatsen. Ook kunnen voertuigen worden
weggesleept die fout zijn geparkeerd, zonder dat de veiligheid op de weg of de
vrijheid van het verkeer direct in het geding is. Direct optreden tegen
dergelijke fout geparkeerde voertuigen kan in bepaalde gevallen zeer wenselijk
zijn. Hierbij kan worden gedacht aan het onbevoegd parkeren op laad- en
loshavens, taxistandplaatsen, marktterreinen, voetgangersgebieden en dergelijke.
Deze wegen en weggedeelten moeten eerst nader worden aangewezen in een
gemeentelijke verordening voordat gemeenten gebruik kunnen maken van deze
bevoegdheid (artikel 2 van de wegsleepverordening). Een
voertuig kan niet zonder meer worden weggesleept wanneer aan een van de genoemde
criteria wordt voldaan. Degene die met de uitvoering van de wegsleepregeling is
belast, dient per geval na te gaan of in dat specifieke geval het wegslepen van
het desbetreffende voertuig absoluut noodzakelijk is. Het wegslepen van een
voertuig dat om 4.00 uur 's nachts in strijd met een van de genoemde criteria is
geparkeerd, kan bijvoorbeeld als niet of minder urgent moeten worden beschouwd.
In zo'n geval zou het opmaken van een proces-verbaal door een daartoe bevoegd
ambtenaar kunnen volstaan.Verhouding Wet-Mulder en bestuursdwangWanneer een voertuig fout geparkeerd staat en wegsleepwaardig is, zijn er in
principe twee naast elkaar bestaande manieren om hiertegen op te treden.
Allereerst door politie en justitie op grond van de Wet
administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wet-Mulder) via het
opmaken van een proces-verbaal. Daarnaast door het uitvoeren van bestuursdwang
door het college. Het opmaken van een proces-verbaal op grond van de Wet-Mulder,
voordat tot het wegslepen van een voertuig kan worden overgegaan, is niet
vereist, maar is wel mogelijk. Opgemerkt wordt dat het wel noodzakelijk is om de
geconstateerde parkeerovertreding zo goed mogelijk vast te leggen wanneer alleen
gebruik wordt gemaakt van de bestuursdwangbevoegdheid. Voor eventuele latere
bezwaren beroepsprocedures op grond van de Awb is het verstandig de
geconstateerde parkeerovertreding zo goed mogelijk vast te leggen in een
schriftelijk document of vergezeld te laten gaan van een foto die de feitelijke
situatie weergeeft. Een eventueel sepot, vrijspraak of ontslag van
rechtsvervolging door justitie, respectievelijk de rechter naar aanleiding van
een proces-verbaal is niet zonder meer een reden om ook de kosten van de
bestuursdwang terug te betalen. Het college maakt in een eventuele
bezwaarprocedure een zelfstandige afweging.Artikel 170 e.v. Wegenverkeerswet 1994 (WVW)In de WVW 1994 is het kader aangegeven waarbinnen het college gebruik kan maken
van zijn bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen. Hoewel de bevoegdheid tot
het wegslepen van voertuigen in de wet is neergelegd, kan het college pas goed
van deze bevoegdheid gebruikmaken wanneer de gemeenteraad in een verordening
nadere regels heeft gesteld over de toepassing van deze bevoegdheid, zoals in
artikel 173, tweede lid van de wet wordt voorgeschreven. In deze verordening
dienen in elk geval regels te worden gesteld over:1. de aanwijzing van de plaats(en) waar de weggesleepte voertuigen worden
bewaard (artikel 3 van de wegsleepverordening);2. de berekening van de kosten
die verbonden zijn aan de uitvoering van het wegslepen en bewaren van voertuigen
(artikel 4 van de wegsleepverordening);3. de eventuele aanwijzing van wegen en
weggedeelten waar op grond van artikel 170, eerste lid, onder c WVW 1994
voertuigen mogen worden weggesleept (artikel 2 van de wegsleepverordening).Aangezien in artikel 173, tweede lid van de wet wordt aangegeven dat de nadere
regels bij gemeentelijke verordening moeten worden gesteld, kunnen de hiervoor
genoemde onderwerpen niet worden gedelegeerd aan het college. De uitwerking van
de nadere regels van de verordening kan wel door het college geschieden
(bijvoorbeeld door middel van beleidsregels).Wegsleepwaardige overtredingenIn de wegsleepverordening kan concreet worden aangegeven in welke gevallen er
sprake kan zijn van een wegsleepwaardige overtreding. Hiervoor wordt vaak
aansluiting gezocht bij de delictsomschrijvingen uit de WVW 1994 of het RVV
1990. Zo'n aanpak kan uit praktisch oogpunt wellicht wenselijk zijn omdat degene
die met de uitvoering van de wegsleepregeling is belast, direct uit de regeling
kan afleiden of een voertuig mag worden weggesleept. Toch hebben wij bij het
opstellen van deze wegsleepverordening ervoor gekozen om deze gevallen niet
concreet in de verordening op te nemen. Enerzijds om nodeloze beperkingen te voorkomen die kunnen optreden wanneer in de
verordening zelf concreet wordt aangegeven welke wegsleepwaardige overtredingen
worden onderscheiden. Op grond van het nieuwe artikel 170, eerste lid WVW 1994
kunnen immers voertuigen waarmee én een verkeersregel wordt overtreden én
waarvan de verwijdering noodzakelijk is worden weggesleept in verband met het
belang van: a. de veiligheid op de weg of b. de vrijheid van het verkeer of c.
het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen. Een tweede reden om de gevallen niet concreet te vermelden, is dat anders het
gevaar bestaat dat de delictsomschrijvingen uit de wegenverkeerswetgeving en de
Wegsleepverordening niet naadloos op elkaar aansluiten. Wanneer dit het geval
is, bestaat er de kans dat de gemeente in eventuele bezwaar- en
beroepsprocedures om formele redenen in het ongelijk wordt gesteld. Daarnaast
geldt uiteraard ook dat zaken niet dubbel moeten worden geregeld. Bovendien zou
bij elke wijziging in de desbetreffende onderdelen van de wegenverkeerswetgeving
ook de Wegsleepverordening moeten worden aangepast. Om die redenen hebben wij ervoor gekozen om de delictsomschrijvingen niet in de
wegsleepverordening op te nemen, maar te volstaan met een Wegsleepverordening
waarin alleen zaken zijn geregeld die aanvullend moeten en kunnen worden
geregeld. Om toch enig houvast te bieden bij de toepassing van de
Wegsleepverordening hebben wij in een bijlage bij deze toelichting aangegeven in
welke concrete gevallen er sprake kan zijn van een wegsleepwaardige overtreding
van de wegenverkeerswetgeving.TenslotteTot slot wijzen wij nog op het bepaalde in artikel 170, zesde lid WVW 1994.
Hierin wordt bepaald dat een voertuig niet kan worden weggesleept, indien de
rechthebbende het voertuig verwijdert voordat met de overbrenging wordt
begonnen. In de wet wordt niet expliciet aangegeven wanneer met de overbrenging
wordt begonnen. In de dagelijkse praktijk wordt ervan uitgegaan dat pas met de
overbrenging wordt begonnen wanneer het voertuig zich in de “takels” van het
wegsleepvoertuig bevindt. Indien de rechthebbende zich eerder bij zijn voertuig
meldt, mag het voertuig niet meer worden weggesleept. Wel zal de rechthebbende
alle aan de voorbereiding van de overbrenging verbonden kosten dienen te
vergoeden, waarbij met name kan worden gedacht aan de voorrijdkosten van het
sleepvoertuig.Artikelsgewijze toelichtingArtikel 1BegripsomschrijvingenToelichtingIn deze bepaling is een aantal begrippen omschreven dat
diverse malen in deze verordening terugkomt. De omschrijving van deze begrippen
spreekt voor zich. Veelal wordt verwezen naar definities uit bestaande
wetgeving.Ad d. VoertuigHet begrip 'voertuig', zoals in artikel 1, onder al RVV
1990 is omschreven, is ruim. Hieronder vallen niet alleen motorvoertuigen, maar
ook fietsen en bromfietsen, invalidenvoertuigen, trams en wagens. Al deze
voertuigen vallen derhalve onder de werking van deze wegsleepverordening. Ook in
de APV is een bepaling opgenomen over de verwijdering van fietsen en bromfietsen
van de openbare weg (zie artikel 5.1.11). Deze bepaling is aanvullend op wat de
wegenverkeerswetgeving beoogt te regelen. In artikel 5.1.11 van de APV spelen
namelijk andere belangen een rol, zoals de openbare orde en veiligheid, het
uiterlijk aanzien en de openbare gezondheid.Ad e. MotorrijtuigHet begrip 'motorrijtuig' is apart omschreven omdat
artikel 5 van de Wegsleepverordening alleen betrekking heeft op dit soort
voertuigen. Artikel 1, eerste lid onder c van de wet luidt: ‘alle voertuigen,
bestemd om anders dan langs spoorstaven te worden voortbewogen uitsluitend of
mede door een mechanische kracht, op of aan het voertuig zelf aanwezig dan wel
door elektrische tractie met stroomtoevoer van elders, met uitzondering van
fietsen met trapondersteuning’.Artikel 2Aanwijzing van wegen en weggedeelten waar voertuigen kunnen worden
verwijderd, overgebracht en in bewaring gesteld in het belang van het
vrijhouden van wegen en weggedeeltenToelichtingZoals hiervoor in het algemene deel van de toelichting is
gememoreerd, is de bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen in de wet zelf
geregeld. Voor het wegslepen van voertuigen in het belang van de veiligheid op
de weg of de vrijheid van het verkeer hoeven geen wegen en weggedeelten te
worden aangewezen. Van deze bevoegdheid kan op alle wegen en weggedeelten binnen
de gemeente gebruik worden gemaakt. Voor het wegslepen van voertuigen in het
belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten kunnen op grond van artikel
170, eerste lid, aanhef en onder c, en artikel 173, tweede lid, aanhef en onder
c WVW 1994 bij gemeentelijke verordening wegen en weggedeelten worden
aangewezen. In artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen is nader
aangegeven om welke soorten van wegen en weggedeelten het kan gaan, zoals onder
andere gehandicaptenparkeerplaatsen, taxistandplaatsen, laad- en loshavens,
parkeerplaatsen voor vergunninghouders, voetgangersgebieden en dergelijke. Het
is aan de gemeenteraad om in deze wegsleepverordening de wegen en weggedeelten
aan te wijzen waar het college van deze bevoegdheid gebruik kan maken
(middels artikel 2 van de wegsleepverordening worden
alle wegen en weggedeelten in de gemeente
Vlieland door de raad aangewezen). Voor de volledigheid wordt nog
eens opgemerkt dat een parkeerovertreding, zoals in deze bepaling bedoeld, op
zich niet zonder meer voldoende is om over te gaan tot het wegslepen en in
bewaring stellen van een voertuig. Per geval zal tevens moeten worden beoordeeld
of de specifieke parkeerovertreding het wegslepen en in bewaring stellen van het
desbetreffende voertuig ook rechtvaardigt.Artikel 3Plaats bewaring voertuigen en openingstijdenToelichtingDe inhoud van de bepaling spreekt voor zich. Vanwege de
redactie van artikel 173, tweede lid WVW 1994 moet de plaats van bewaring van
voertuigen door de gemeenteraad worden aangewezen. Delegatie aan het college is
niet mogelijk. In onvoorziene omstandigheden is het denkbaar dat de burgemeester
op grond van zijn bijzondere bevoegdheden ter handhaving van de openbare orde
tijdelijk ook andere terreinen aanwijst als plaats van bewaring van
voertuigen.Artikel 4Kosten overbrengen en bewaren voertuigenToelichtingIn artikel 13 tot en met 15 van het Besluit wegslepen van
voertuigen is geregeld welke soorten van kosten die verbonden zijn aan het
wegslepen en in bewaring stellen van voertuigen, in rekening kunnen worden
gebracht. Het gaat hierbij niet alleen om personele en materiële kosten die
direct verband houden met het wegslepen en in bewaring stellen van voertuigen,
maar ook om kosten die verbonden zijn aan bekendmaking van beschikkingen,
verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging van voertuigen, inclusief
de taxatie van deze voertuigen, renteverlies, WA-verzekering en dergelijke.Artikel 5Overbrengen en in bewaring stellen van motorrijtuigen in het geval van
gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken
van een behoorlijk zichtbare kentekenplaatToelichtingNaast de in artikel 170, eerste lid WVW 1994 bedoelde
gevallen zijn in deze wet nog twee gevallen genoemd, waarin het noodzakelijk kan
zijn om een voertuig te laten wegslepen en in bewaring te laten stellen.
Achtereenvolgens wordt hier gedoeld op:
het niet afgeven van zijn rijbewijs, wanneer dit is ingevorderd, omdat
iemand zijn motorrijtuig heeft bestuurd terwijl hij onder invloed was
van drogerende stoffen of alcohol en dergelijke (zie artikel 130 en 164
WVW 1994);
de situatie dat een motorrijtuig niet beschikt over een behoorlijk
zichtbare kentekenplaat terwijl de eigenaar of houder van dat
motorrijtuig niet direct te achterhalen is. Hierbij kan bijvoorbeeld
worden gedacht aan voertuigwrakken die geen kenteken meer hebben of aan
situaties dat er sprake kan zijn van het 'knoeien' met kentekens in
geval van autodiefstal.
Wanneer in dit soort gevallen een voertuig moet worden weggesleept en in
bewaring genomen, is er geen sprake van uitoefening van bestuursdwang. Artikel
170, eerste lid WVW 1994, waarin de bestuursdwangbevoegdheid is geregeld, is dan
ook niet van toepassing in de genoemde gevallen. In feite gaat het om een vorm
van inbeslagname van goederen die ook in het strafrecht voorkomt. Wel heeft de
wetgever voor deze gevallen diverse bepalingen uit hoofdstuk X, Bestuursdwang
van de WVW 1994 (artikel 170 e.v.), van overeenkomstige toepassing verklaard.
Derhalve zijn in deze wegsleepverordening de artikelen over de bewaarplaats(en)
van voertuigen en openingstijden (artikel 3) en de kosten van overbrengen en
bewaren van voertuigen (artikel 4) voor deze gevallen van overeenkomstige
toepassing.