CVDR22134_2Algemeen delegatiebesluit VlissingennlregelingVlissingen2018-05-29VlissingenGemeenteblad, 2011, I.02Algemeen delegatiebesluit VlissingenAlgemene wet bestuursrecht, afdeling 10.1.2gemeenteraadbestuur en recht2011-01-27De tekst in dit document is vrij van auteursrecht en
databankrecht2011-02-102011-05-05toevoegen van sub i en j bij art. 2405354Geen.Het overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen is mogelijk niet compleet. Er kunnen wijzigingen ontbreken tussen het ontstaan van de regeling en de eerste opgenomen wijziging daarvan.ALGEMEEN DELEGATIEBESLUIT VLISSINGEN1.BegripsbepalingenDit besluit verstaat onder:
a. delegatie:het overdragen door een bestuursorgaan van zijn
bevoegdheid tot het nemen van besluiten aan een ander
die deze onder eigen verantwoordelijkheid
uitoefent;b.de raad:de gemeenteraad van Vlissingen;c. het college:het college van burgemeester en wethouders van
Vlissingen.
2.Gedelegeerde bevoegdhedenDe raad delegeert aan het college zijn volgende bevoegdheden:
het uitoefenen van een bij wettelijk voorschrift aan de gemeente of
aan één van haar organen toegekend recht tot het naar voren brengen
van zienswijzen of het inbrengen van bedenkingen;
het voeren van en het nemen van alle beslissingen ter voorbereiding,
ter voorkoming of ter beëindiging van strafrechtelijke,
civielrechtelijke en bestuursrechtelijke procedures in het instellen
van alle rechtsmiddelen in alle instanties, zowel eisend als
verwerend;
het plaatsen of verwijderen van verkeerstekens krachtens een
verkeersbesluit en het verlenen van ontheffingen met inachtneming
van de gestelde voorwaarden en bepalingen als bedoeld in de
Wegenverkeerswet 1994, het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990, het Besluit administratieve bepalingen inzake
het wegverkeer en het Voertuigreglement;
het aanwijzen van “het huis der gemeente“ ten behoeve van het
voltrekken van huwelijken en dergelijke op locatie;
het vaststellen van het jaarlijkse
restauratie-uitvoeringsprogramma;
het onderhouden van een actueel en volledig normen- en
toetsingskader behorende bij het Controleprotocol 2005;
het sluiten van standaard achtervangovereenkomsten;
het vaststellen van de Legesverordening voor Vlissingen en het
invoeren, wijzigen of afschaffen van leges in de bijbehorende
tarieventabel.
alle projecten en plannen zoals aangegeven bij raadsbesluit van 27
januari 2011, nr. 8.1, behorende bijlage 1, waarvoor ten behoeve van
een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) toepassing wordt
gegeven aan artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3, van de Wabo,
aan te wijzen als categorie, waarvoor geen verklaring van geen
bedenkingen tegen het verlenen van de omgevingsvergunning is
vereist, met inachtneming van de procedurebeschrijving onder 3 van
die bijlage;
voor de onder i genoemde categorie van gevallen en voor een
wijzigingsplan op grond van artikel 3.6, eerste lid, onder a, van de
Wet ruimtelijke ordening om al dan niet een exploitatieplan vast te
stellen.
3.InformatieplichtHet college doet een opgaaf van de besluiten als bedoeld in artikel 2 indien
de raad of een raadscommissie de wens daartoe te kennen geeft.4.Citeertitel en slotbepalingen
Dit besluit wordt aangehaald als “Algemeen delegatiebesluit”.
Het treedt in werking op 1 januari 1995.
Alsdan vervallen de delegatie- c.q. raadsbesluiten van 3 mei 1968,
24 september 1971, 31 augustus 1973, 26 oktober 1973 (zoals dit
sindsdien is aangevuld en gewijzigd) en 30 maart 1989.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Vlissingen in zijn openbare
vergadering van 22 december 1994.de secretaris, de voorzitter,drs. J.M.A. van Nassau J.C.Th. van der DoefToelichtingAlgemeenDelegatie is blijkens artikel 10:13 Algemene wet bestuursrecht het overdragen
door een bestuursorgaan van zijn bevoegdheid tot het nemen van besluiten aan een
ander die deze onder eigen verantwoordelijkheid uitoefent. Delegatie geschiedt
niet aan ondergeschikten (ambtenaren). Delegatie geschiedt slechts indien in die
bevoegdheid bij wettelijk voorschrift is voorzien. De raad kan de gedelegeerde
bevoegdheden niet meer zelf uitoefenen, maar kan zijn delegatiebesluit te allen
tijde intrekken. Een besluit dat op grond van een gedelegeerde bevoegdheid wordt
genomen vermeldt het delegatiebesluit en de vindplaats daarvan. De
bestuursrechter ziet actief toe op de aanwezigheid van een bevoegdheid en op een
juiste toepassing ervan door het juiste orgaan. De bevoegdhedenverdeling op grond van de Wet dualisering gemeentelijke
medebewindsbevoegdheden houdt staatsrechtelijk in dat op 8 maart 2006 een groot
aantal bestuursbevoegdheden is verschoven van de raad naar het college. De rol
van de raad concentreert zich in dit kader op de uitoefening van die
bestuursbevoegdheden, waarbij het belang van een sterke democratische
legitimatie groot is. De dualisering van de medebewindwetgeving creëert geen
nieuwe taken en bevoegdheden. De hoofdregel is dat de overgang van een
bevoegdheid geen gevolgen heeft voor de rechtskracht van reeds genomen
beslissingen. Het per 8 maart 2006 bevoegde bestuursorgaan (het college) heeft
alle bestaande rechten en verplichtingen van het voormalig bevoegde
bestuursorgaan (de raad) overgenomen. De nog resterende bestuursbevoegdheden
worden uitgevoerd binnen de in de toelichting aangegeven kaders.Jurisprudentie:
Delegatie van besluitbevoegdheid moet ondubbelzinnig zijn. Indien de
inhoud van een besluit waarin beoogd is een bevoegdheid te delegeren
voor meerdere uitleg vatbaar is, is uit een oogpunt van rechtszekerheid
de consequentie daarvan dat de bevoegdheid niet is gedelegeerd. Zo ook
in ABRS 2 september 2007 (JB 2007, 195). In deze zaak bevatte het
betreffende delegatiebesluit de woorden ‘ter afdoening’, hetgeen
onduidelijkheid liet bestaan over de vraag of de raad de bevoegdheid had
gemandateerd of gedelegeerd aan burgemeester en wethouders.
In CRvB 7 augustus 2007 (JB 2007/199; ABkort 2007, 456) kwam de Raad na
bestudering van de inhoud van de tekst van de gemeenschappelijke
regeling (GR) tot het oordeel dat geen sprake was van delegatie van
collegebevoegdheden aan het bestuursorgaan van de GR, maar van
mandaat.Daarom was niet het bestuursorgaan van de GR, maar het college
het bevoegde bestuursorgaan. – NTB 2008.1.
In gelijke zin CRvB 7 augustus 2007 (JB 2007/200; ABkort 2007, 432; NJB
2007, 1792); CRvB 13 november 2007 (LJN BB7724); CRvB 18 september 2007
(ABkort 2007, 499) en CRvB 13 november 2007 (LJN BB37).
In ABRS 27 augustus 2008 (ABkort 2008, 378) hadden burgemeester en
wethouders ten onrechte een vrijstellingsbesluit genomen omdat de
bevoegdheid daartoe – gezien het delegatiebesluit – niet bij het college
maar bij de gemeenteraad berustte. Gelet op de stukken en het
verhandelde ter zitting kan als vaststaand worden aangenomen dat het
college inhoudelijk geen ander besluit zal nemen dan het wegens het
bevoegdheidsgebrek vernietigde besluit, aldus de afdeling. Gelet hierop
en het feit dat partijen ter zitting hun standpunt met betrekking tot de
inhoud van het geschil naar voren hebben gebracht is de Afdeling van
oordeel dat in dit geval uit een oogpunt van proceseconomie met
toepassing van art. 8:72, derde lid, Awb kan worden bepaald dat de
rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven als de
inhoud van het besluit de rechterlijke toets kan doorstaan.
Artikel 2, aanhef en onder cJurisprudentie:·Delegatie bij medebewind. Onttrekking aan het openbaar verkeer
(’s-Hertogenbosch). Ingevolge artikel 9 Wegenwet kan een weg aan het openbaar
verkeer worden onttrokken bij een besluit van de raad van de gemeente waarin de
weg is gelegen. De raad heeft de bevoegdheid als bedoeld in artikel 9 Wegenwet
aan het college gedelegeerd. De grondslag voor de delegatie van de aan de orde
zijnde bevoegdheid wordt geboden door artikel 156 Gemeentewet en de aard van de
bevoegdheid verzet zich niet tegen overdracht aan het college (ABRS 7 september
2007, nr. 200705763/2, Gemeentestem nr. 7304, 116).Artikel 2, aanhef en onder dDe ambtenaren van de burgerlijke stand krijgen verzoeken om op locaties buiten
het stadhuis te mogen trouwen. Het aanwijzen van dergelijke locaties als "het
huis der gemeente" is een in de Wet rechten burgerlijke stand en de Gemeentewet
bij uw raad neergelegde bevoegdheid. Om adequaat te kunnen inspelen op
dergelijke verzoeken achten wij het wenselijk dat deze bevoegdheid aan ons
college blijft gedelegeerd. Aan een besluit tot aanwijzing gaat een
onderhandelingstraject met de eigenaar van de locatie vooraf waarmee de nodige
tijd gemoeid kan zijn. Gelet op het feit dat uw raad slechts éénmaal per maand
vergadert lijkt het ons, om verder tijdsverlies te voorkomen, dat ons college de
betreffende verzoeken kan afhandelen. Inmiddels hebben wij reeds enkele
aansprekende locaties in Vlissingen aangewezen waar, buiten het gemeentehuis,
kan worden getrouwd. Overigens zullen onze aanwijzingsbesluiten ter kennisname
aan uw raad worden overgelegd.Artikel 2, aanhef en onder eOp 16 juni 1997 is het 'Besluit rijkssubsidiering restauratie monumenten 1997' (
Brrm 1997) in werking getreden. Het gemeentelijk
restauratie-uitvoeringsprogramma vindt zijn grondslag in artikel 11 van het
bovengenoemd besluit. In artikel 11 wordt onder andere bepaald, dat de raad van
een budgethoudende gemeente jaarlijks een gemeentelijk
restauratie-uitvoeringsprogramma kan vaststellen, waarin staat aangegeven welke
beschermde monumenten voor welk bedrag aan subsidie in aanmerking kunnen komen.
Blijkens de publicatie in het Staatsblad van een wijziging van het Brrm 1997 (
Besluit van 19 september 2000, Stb. 390), bestaan er, door de vervanging van het
woord raad in bestuur in artikel 11 Brrm, geen bezwaren tegen vaststelling van
het uitvoeringsprogramma door ons college. Aangezien de tijd die gemoeid is met
de totstandkoming van een raadsbesluit ertoe zou kunnen dat de uiterste datum
van indiening van het restauratie-uitvoeringsprogramma niet wordt gehaald blijft
het gewenst van de mogelijkheid tot het overdragen van deze bevoegdheid gebruik
te maken. Artikel 2, aanhef en onder f In het Besluit accountantscontrole provincies en gemeenten, Stb. 2003, 362
(BAPG) wordt onderscheid gemaakt tussen het juridische begrip rechtmatigheid en
de rechtmatigheid in het kader van de accountantscontrole. In het normenkader
voor een rechtmatigheidscontrole is een inventarisatie gemaakt van de voor de
accountantscontrole relevante regelgeving van de EU, het rijk en de gemeente. De
inventarisatie bestaat uit de externe wetgeving en de eigen regelgeving, waarbij
de verordeningen en de collegebesluiten (regelingen) kunnen worden
onderscheiden.
Om het normenkader te kunnen gebruiken voor de accountantscontrole moet
het worden geoperationaliseerd. Dit gebeurt via het toetsingskader.
Bij het toetsingskader is het vooral van belang aan te geven welke
bepalingen van de regelgeving relevant zijn, cq aan welke bepalingen
financiële consequenties zitten. Daarbij dienen de volgende vragen te
worden beantwoord.
Het normenkader moet worden geoperationaliseerd in een
toetsingskader (wat houdt toetsing in en hoe komt het tot
stand?)
Welke criteria kunnen worden gehanteerd om in de praktijk tot
een zekere begrenzing van de aandacht voor rechtmatigheid te
komen.
Artikel 2, aanhef en onder gOp grond van artikel 156, eerste lid, van de Gemeentewet kan de raad aan het
college bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich
daartegen verzet. In dit geval verzet de aard van de bevoegdheid tot het sluiten
van standaard achtervangovereenkomsten zich niet tegen delegatie. Het
Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) is opgericht als borgstellingsinstituut
voor de sociale huursector. Het stelt woningbouwcorporaties in staat toegang te
krijgen tot de kapitaalmarkt en leningen aan te trekken voor hun
volkshuisvestingstaken tegen zo laag mogelijke rente. Hiervoor staat het WSW
borg. Het verlies dat de gemeente Vlissingen als achtervanger kan lijden is beperkt
tot de rentederving over leningen die zij bij een calamiteit aan het WSW moet
verstrekken. De kans dat het WSW de gemeente Vlissingen moet aanspreken is zeer
gering. Sinds de oprichting van het WSW in 1983 is er geen claim geweest en is
op de secundaire noch tertiaire zekerheid een beroep gedaan. Materieel gezien
loopt de gemeente Vlissingen op basis van de achtervangpositie van het WSW geen
risico.Het gedelegeerde besluit geldt juridisch als een besluit van het college. Een op
grond van delegatie genomen besluit vermeldt welk delegatiebesluit er aan ten
grondslag ligt en de vindplaats van dat besluit, te weten het Gemeenteblad,
waarin het Algemeen delegatiebesluit is opgenomen onder nummer I.02. Delegatie
houdt in dat de raad deze bevoegdheid niet meer zelf kan uitoefenen. Daarvoor is
nodig dat de raad de delegatie schriftelijk intrekt. Desgewenst kan de raad
alleen in de vorm van beleidsregels aanwijzigen aan het college geven.
Aanwijzigen in een concreet geval zijn niet mogelijk omdat dit strijdig is met
de essentie van delegatie. Voor het college geldt op verzoek van de raad een
inlichtingenplicht.(toegevoegd Rdb. 28 augustus 2008, nr. 8.7Artikel 2, aanhef en onder hDe Legesverordening bevat ruim tweehonderd tarieven en bepalingen die, zo wijst
de praktijk uit, nogal eens wijzigingen ondergaan. Dit kan voortkomen uit
gewijzigde wetgeving, maar ook uit voortschrijdend inzicht of andere lokale
behoeften. Gezien de wenselijkheid en soms noodzakelijkheid dat de wijzigingen
snel kunnen worden doorgevoerd is het wenselijk dat de bevoegdheid tot het
wijzigingen van de legesverordening wordt gedelegeerd aan het college. Omdat het
college verantwoording verschuldigd blijft aan de raad, zich conformeert aan het
gestelde in de nota lokale heffingen 2009-2012 en alle wijzigingen ter
kennisgeving aan zal bieden aan de commissie financiën en algemene zaken, blijft
de mate van toezicht door de raad voldoende gewaarborgd. Delegatie is mogelijk
op grond van artikel 156 van de Gemeentewet. Het beoogde resultaat is te komen
tot een efficiëntere wijze van de verwerking van noodzakelijke en wenselijke
wijzigingen van de Legesverordening.(toegevoegd Rdb. 24 september 2009, nr. 8.6)Artikel 3. InlichtingenDe inlichtingenbevoegdheid ligt wettelijk vast in artikel 10:16, tweede lid Awb.
De bevoegdheid is o.m. noodzakelijk om de raad de gelegenheid te bieden zich een
oordeel te vormen omtrent de wenselijkheid van het laten voortbestaan van de
delegatie. Vanuit deze gedachte levert een verzoek om inlichtingen van de raad
voor het college dan ook de verplichting op om deze inlichtingen te verstrekken.
Indien de raad om inlichtingen verzoekt, dient het college deze zonder meer te
verstrekken. Het bestaan van deze bijzondere inlichtingenverplichting laat
onverlet dat er ook andere inlichtingenverplichtingen kunnen bestaan die de
verhouding tussen raad en college bepalen, te denken valt aan artikel 169
Gemeentewet. In vergelijking met artikel 10:16, tweede lid Awb regelt de
Gemeentewet een inlichtingenplicht die op twee punten ruimer is. In de eerste
plaats schept artikel 169 Gemeentewet een inlichtingenverplichting voor het
college als geheel en de individuele leden van het college afzonderlijk. In de
tweede plaats regelt deze bepaling dat niet alleen de raad als geheel, maar ook
individuele raadsleden afzonderlijk om inlichtingen kunnen vragen. Gezien de
redactie van artikel 10:16, tweede lid, Awb moet worden aangenomen dat op
grondslag daarvan alleen het bestuursorgaan ( = de raad) om inlichtingen kan
vragen. Aan het verzoek om inlichtingen zal een meerderheidsbesluit ten
grondslag moeten liggen omdat de raad een meerhoofdig bestuursorgaan is.Jurisprudentie:
ABRS 12 september 2007, nr. 200700214/1 (LJN BB3431 en JB 2007, 195):
bevoegdheidsgebreken delegatie; gebrek bekendmaking; aanvraag,
onvoldoende gegevens; aanvraag, verstrekken gegevens bij.