CVDR304765_1Verordening handhaving WILnlregelingWerk en Inkomen Lekstroom2017-05-23VianenLopikIJsselsteinVerordening handhaving WIL8a Wet werk en bijstand35 IOAW35 IOAZalgemeen bestuurmaatschappelijke zorg en welzijn2013-06-20De tekst in dit document is vrij van auteursrecht en
databankrecht2013-07-042013-05-01Start nieuwe organisatieOnbekendGeen
Verordening handhaving WIL
Het algemeen bestuur van Werk en Inkomen Lekstroom;gelet op:
artikel 8a van de Wet werk en bijstand;
artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte werkloze werknemers;
artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.
bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet
gezien het voorgenomen besluit van het dagelijks bestuur van 28 februari
2013;besluit vast te stellen de Verordening handhaving WIL1BegripsomschrijvingIn deze verordening wordt verstaan onder:
WWB: Wet werk en bijstand;
IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte werkloze werknemers;
IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
Bijzondere bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 35, lid 1
WWB;
Algemene bijstand: de bijstand ter voorziening in de algemeen
noodzakelijke kosten van het bestaan;
Bijstand: de algemene en bijzondere bijstand als bedoeld in de
WWB;
Uitkering: de uitkering als bedoeld de artikelen 9 van de IOAW en de
IOAZ;
Belanghebbende: de persoon die bijstand of een grondslag heeft
aangevraagd dan wel ontvangt of heeft ontvangen; indien het een
gezin betreft, wordt onder de belanghebbende elk van de gezinsleden
verstaan;
Het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur Werk en Inkomen
Lekstroom;
WIL: Werk en Inkomen Lekstroom.
Lid 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader
worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand
en de Algemene wet bestuursrecht2Opstellen handhavingsplanHet dagelijks bestuur stelt een handhavingsplan op. Dit is in het kader van
het voorkomen van het ten onrechte ontvangen van bijstand,
inkomensvoorziening of uitkering alsmede ter bestrijding van misbruik en
oneigenlijk gebruik van de WWB, IOAW, IOAZ en Bbz 2004.3Vereisten handhavingsplanHet in artikel 2 genoemde handhavingsplan bevat tenminste:
Een visie op handhaving, waarin onder meer aandacht wordt besteed
aan fraudepreventie. Onderdeel daarvan is de wijze waarop het
dagelijks bestuur belanghebbende informeert over de rechten en
plichten die aan het ontvangen van bijstand zijn verbonden, en over
de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik. Daarnaast
beschrijft het dagelijks bestuur in het beleidsplan tenminste de
wijze van controle bij de aanvraag, de handelwijze bij
onduidelijkheden in de aanvraag
Een plan van aanpak om misbruik en oneigenlijk gebruik te
voorkomen,
Een plan van aanpak om niet-naleving van de wet of vermoedens van
niet-naleving op te sporen.
4Terugvordering1.Het dagelijks bestuur vordert de kosten van bijstand of de uitkering
boven een nader door het dagelijks bestuur te bepalen bedrag terug in de
gevallen die in de artikelen 58 en 59 van de WWB, de artikelen 25 en 26
van de IOAW en de artikelen 25 en 26 van de IOAZ zijn aangegeven, voor
zover zich hier geen andere wettelijke regeling tegen verzet.2.Van terugvordering kan worden afgezien indien daarvoor dringende redenen
aanwezig zijn.3.Het dagelijks bestuur stelt nadere regels vast in welke situaties wordt
afgezien van terugvordering, waaronder begrepen de regels ten aanzien
van dringende redenen.4.Het dagelijks bestuur stelt nadere regels vast over de terugvordering
van de brutokosten van bijstand, kosten van invordering en wettelijke
rente.5Verhaal1.Het dagelijks bestuur verhaalt de kosten van bijstand of de uitkering
boven een nader door het dagelijks bestuur te bepalen bedrag, in
overeenstemming met de regels aangegeven in de artikelen 61 tot en met
62i van de WWB, voor zover zich hier geen andere wettelijke regeling
tegen verzet.2.Het dagelijks bestuur stelt nadere regels in de gevallen waarin wordt
afgezien van verhaal, waaronder begrepen de regels ten aanzien van
dringende redenen.3.Bij de nader door het dagelijks bestuur vast te stellen regels kan voor
de vaststelling van de hoogte van de verhaalsbijdrage naast de bestaande
maatstaven een nader vast te stellen systematiek worden gehanteerd.6Invordering en kwijtschelding1.Het dagelijks bestuur stelt zich tot doel om de teruggevorderde en de op
derden verhaalde bijstand en uitkering maximaal in te vorderen voor
zover zich hier geen andere regeling tegen verzet.2.Het dagelijks bestuur kan besluiten van gehele of gedeeltelijke
invordering af te zien en tot kwijtschelding van een vordering over te
gaan.3.Het dagelijks bestuur stelt voorwaarden aan de in lid 2 bedoelde
kwijtschelding.4.De in lid 3 bedoelde voorwaarden worden in beleidsregels nader
uitgewerkt.5.Het dagelijks bestuur ziet af van de in lid 2 bedoelde kwijtschelding
indien de terugvordering het gevolg is van het bij herhaling niet of
niet behoorlijk nakomen van de verplichting bedoeld in artikel 17 lid 1
van de WWB, artikel 44 lid 1 van de WIJ, artikel 13 lid 1 van de IOAW of
artikel 13 lid 1 van de IOAZ.6.Lid 2 is niet van toepassing indien een opgelegde periodieke
onderhoudsverplichting nog niet is beëindigd.7.Het dagelijks bestuur stelt criteria vast voor categorieën van
vorderingen, personen en termijnen voor het verrichten van heronderzoek
op vorderingen.7Informatieverzameling1.Het dagelijks bestuur maakt ter controle gebruik van
bestandsvergelijkingen met actuele gegevens en van de samenloopsignalen
die daaruit voortkomen.2.Het dagelijks bestuur onderzoekt overige signalen en tips die relevant
zijn voor het recht op bijstand of uitkering.8Systematiek en middelen1.In het handhavingsplan beschrijft het dagelijks bestuur de in te zetten
controlesystematiek (signaal- en/of risicosturing) en de -middelen om de
rechtmatigheid van de uitkering te controleren. Deze systematiek kan
worden toegepast bij de aanvraag, tijdens en na beëindiging van de
bijstand, inkomensvoorziening of uitkering.2.Op basis van deze systematiek neemt het dagelijks bestuur besluiten met
betrekking tot de rechtmatigheid van de uitkering en de wederzijds
tussen het dagelijks bestuur en de belanghebbende resterende
verplichtingen en de afhandeling ervan.9Verlaging van de uitkeringIndien de belanghebbende onjuiste, onvolledige of in het geheel geen
inlichtingen verstrekt die vanbelang zijn of kunnen zijn voor de bepaling
van de hoogte, de duur en de voortzetting van de bijstandof uitkering,
verlaagt het dagelijks bestuur de bijstand conform wat hierover is bepaald
in de WWB (namelijk art 53a WWB halvering norm bij weigering huisbezoek,
toch?) of de verordening verrekening bestuurlijke boete. Dit laat
onverminderd de mogelijkheid tot terugvordering van de eventueel ten
onrechte ontvangen bijstand of uitkering.10Aangifte bij Openbaar Ministerie1.1.Indien een gedraging van belanghebbende als bedoeld in artikel 9 leidt
tot benadeling van degemeente, doet het dagelijks bestuur, onverminderd
de mogelijkheid de bijstand of de uitkering te verlagen en de ten
onrechte ontvangen bijstand of uitkering terug te vorderen, aangifte bij
het Openbaar Ministerie, in overeenstemming met de door het Openbaar
Ministerie op dit punt gehanteerde uitgangspunten.2.Van misdragingen genoemd in de Nederlandse strafwetgeving gepleegd tegen
het dagelijks bestuur of de gemeentelijke uitvoerders van de WWB, IOAW,
IOAZ, kan het college aangifte doen bij het Openbaar Ministerie.11Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule1.In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het
dagelijks bestuur.2.Het dagelijks bestuur kan in bijzondere gevallen afwijken van de
bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan leidt tot
onbillijkheden van overwegende aard.12InwerkingtredingDeze verordening treedt in werking met ingang van 1 mei 2013 of op de
daadwerkelijke startdatum van WIL, indien deze later plaatsvindt dan 1 mei
2013.13Intrekking oude regelingDe Handhavingsverordening WWB, WIJ, IOAW en IOAZ vervalt gelijktijdig met de
inwerkintreding van onderhavige verordening.14CiteerartikelDeze verordening kan worden aangehaald als de Verordening handhaving
WIL.Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van de
Gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom, gehouden op 20 juni
2013.de secretaris, de voorzitter, R.Esser C. van DalenAlgemene toelichting bij de verordeningInleidingAfgezien van de korte bepaling van artikel 8a van de WWB en artikel 35 c van
de IOAW enIOAZ, zijn er geen nadere aanduidingen over wat nu precies in die
verordening moet worden geregeld.Met deze verordening wordt invulling gegeven aan in bovenstaande artikelen
gegeven opdracht om regels te stellen met betrekking tot het bestrijden van
misbruik en oneigenlijk gebruik van de diverse uitkeringen. Het behoort tot
beleidsvrijheid van Werk en Inkomen Lekstroom om daarin eigen beleidskeuzes
te maken. In het kader van slagvaardig beleid is er voor gekozen om de
verordening als kader te laten dienen en de nadere uitwerking van het beleid
op te dragen aan het bestuur van Werk en Inkomen Lekstroom. De nadere
uitwerking kan plaatsvinden in een handhavingsplan en door het stellen van
nadere regels ten aanzien van herziening, terugvordering en verhaal. In het
handhavingsplan moet worden weergegeven hoe Werk en Inkomen Lekstroom denkt
zo goed mogelijk vorm te kunnen geven aan handhaving van de bestaande wet-
en regelgeving.2Opstellen handhavingsplanHoewel de wettelijke bepalingen meer gericht lijken op fraudebestrijding-sec
is in deze toch gekozen voor het ruimere begrip handhaving. De term
fraudebestrijding roept teveel het beeld op van repressie en genoegdoening,
terwijl handhaving meer uit gaat van het bevorderen van de spontane naleving
van de wet- en regelgeving. Naast repressie is in deze optiek preventie
onontbeerlijk. Het is immers altijd nog beter om fraude te voorkomen.3Vereisten handhavingsplanOm het belang van een goede handhaving te onderstrepen, is in dit artikel
aangegeven welke onderwerpen in het handhavingsplan op zijn minst aan bod
moeten komen.4tot en met 6Dit hoofdstuk bepaalt onder andere dat WIL de ten onrechte verstrekte
bijstand en uitkering terugvordert boven een nader vast te stellen bedrag.
Hier wijzigt niets ten opzichte van de bestaande situatie. De toevoeging bij
artikel 4, lid 1 is opgenomen omdat het daar waar het mogelijk is tot
terugvordering over te gaan, niet absoluut is. Om te voorkomen dat
teruggevorderd zou moeten worden in die gevallen waar een wettelijke
regeling zich verzet tegen dat besluit, is de betreffende nuance opgenomen.
Te denken valt aan de bepalingen over verjaringen in het Burgerlijk Wetboek
of de bepalingen rond het wettelijke traject van de Wet Schuldsanering
Natuurlijke Personen (WSNP). Deze opsomming is niet limitatief, en omdat
toekomstige wetswijzigingen nog bepalingen kunnen toevoegen, is gekozen voor
een algemene formulering.Verhaal vindt plaats in drie situaties:
op onderhoudsplichtigen
op begiftigden (bijv. n.a.v. een schenking)
op nalatenschappen
Dit hoofdstuk regelt verder de wijze van incasso en de mogelijkheid om de
vordering te verhogen metde kosten die verbonden zijn aan incasso alsook de
wettelijke rente waarmee de vordering wordtverhoogd bij wanbetaling. De
verwijzingen naar ‘nader vast te stellen bedragen’, ‘nader te stellenregels’
en een ‘nadere uitwerking’ in de artikelen 4, 5, en 6 doelen op een
beschrijving van de beleidsregels voor terugvordering en verhaal in een
aparte regeling die aan het dagelijks bestuur worden voorgelegd.7en 8In dit hoofdstuk wordt aangegeven (met verwijzing naar het beleidsplan) dat
gewerkt wordt met eensignaal- en/of risicogestuurde
controlesystematiek.Naar aanleiding van een signaal en/of risicoprofiel kan worden overgegaan
naar een intensievecontrole. Bij een intensieve controle kunnen allerlei
bronnen worden genoemd die geraadpleegdkunnen worden. In principe mogen veel
bronnen worden geraadpleegd (ook met in achtneming vanprivacy), als de
cliënt daarvan maar op de hoogte wordt gesteld (vroegtijdig informeren). Dat
kan somsook achteraf. Ook moet geregeld worden welke gegevens opgeslagen
worden en of de cliënt altijdinzage heeft in zijn eigen dossier (dat wat de
afdeling sociale zaken van belanghebbende weet).De inhoud van artikel 6 heeft deze achtergrond.9en 10Dit hoofdstuk regelt de verlaging van de uitkering conform de
Afstemmingsverordening WWB, IOAWen IOAZ en verordening bestuurlijke boete
bij recidive, als belanghebbende niet aan de verplichtingen voldoet of ten
onrechte bijstand of uitkering heeft ontvangen.Daarnaast wordt aangifte van fraude gedaan bij het Openbaar Ministerie. De
voorwaarden vooraangifte zullen jaarlijks worden afgestemd met het Openbaar
Ministerie (Regionale SocialeRecherche).12tot en met 14Behoeven geen toelichting.