CVDR304784_1Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive WILnlregelingWerk en Inkomen Lekstroom2017-05-23VianenLopikIJsselsteinVerordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive WILArtikel 8, eerste lid, onder i WwbArtikel 60b Wwbalgemeen bestuurmaatschappelijke zorg en welzijn2013-06-20De tekst in dit document is vrij van auteursrecht en
databankrecht2013-07-042013-05-012017-01-01Start nieuwe organisatieOnbekendGeen
Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive WIL
Het algemeen bestuur van Werk en Inkomen Lekstroom;gezien het voorstel van het dagelijks bestuur van 28 februari 2013;gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel i van de Wet werk en bijstand en
de bepaling van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;overwegende dat het noodzakelijk is de uitoefening van de bevoegdheid tot
verrekening als bedoeld in artikel 60b van de Wet werk en bijstand bij
verordening te regelen; besluit vast te stellen deVerordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive WIL1Begripsomschrijving1.In deze verordening wordt onder een recidiveboete, een bestuurlijke
boete verstaan als bedoeld in artikel 18a, vijfde lid, van de Wet werk
en bijstand.2.Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader
worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en
bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.2De uitoefening van de bevoegdheid tot verrekeningHet dagelijks bestuur verrekent het openstaande boetebedrag gedurende de
eerste drie maanden na het moment van dagtekening van het besluit tot
oplegging van een recidiveboete door inhouding van een bedrag ter hoogte van
respectievelijk100% in de eerste maand, 50% in de tweede maand en 20% in de
derde maand op de algemene bijstand, telkens van de in de betreffende maand
van toepassing zijnde bijstandsnorm.3Verrekenen met inachtneming van beslagvrije voetIn afwijking van artikel 2 verrekent het dagelijks bestuur het openstaande
boetebedrag met inachtneming van de beslagvrije voet zoals genoemd in
artikel 4:93, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht voor zover:
toepassing van artikel 2 onaanvaardbare consequenties heeft voor de
eventuele minderjarige belanghebbende(n); dan wel
de gezondheidstoestand van (een van de) belanghebbende(n) naar het
oordeel van het dagelijks bestuur ernstig wordt bedreigd doordat
mogelijkheden ontbreken om de noodzakelijke medicatie of behandeling
te financieren.
4InwerkingtredingDeze verordening treedt in werking op de dag nadat publicatie op de
voorgeschreven wijze heeft plaatsgevonden.5CiteertitelDeze verordening wordt aangehaald als: Verordening verrekening
bestuurlijke boete bij recidive WILAldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van de
Gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom, gehouden op 20 juni
2013.de secretaris, de voorzitter, R.Esser C. van DalenArtikelgewijze toelichting separate verordening1Behoeft geen nadere toelichting2Artikel 4:93, vierde lid, van Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat
verrekening niet mogelijk is voor zover beslag op de vordering nietig zou
zijn. Concreet houdt dit in dat bij verrekening in beginsel rekening moet
worden gehouden met de beslagvrije voet zoals deze zijn regeling vindt in
artikel 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering. Zoals reeds aangegeven geeft de Wet werk en bijstand het
college de bevoegdheid om deze bepaling in de eerste drie maanden na
oplegging van de boete geheel buiten toepassing te laten. Het dagelijks
bestuur mag dus de openstaande boetevordering (zowel de recidiveboete als
een wellicht nog openstaand bedrag in verband met de eerdere boete) in deze
eerste drie maanden volledig met een eventueel bijstandsrecht
verrekenen.In eerste instantie was deze verrekening – gelijk nog steeds in de IOAW en
IOAZ – als een verplichting opgenomen in de wet. De Kamer achtte echter -
juist bij bijstandsverlening – het risico reëel dat zich situaties zouden
kunnen voordoen waarbij de uiteindelijke totale maatschappelijke kosten
beduidend hoger lagen dan het met deze invorderingsmethodiek bereikte
resultaat. Reden voor de Kamer om de gemeente in dit kader meer
handelingsvrijheid te geven, om juist in deze individuele situaties af te
kunnen wijken van het principe. Vandaar dat bij de verrekening met de
bijstand niet gesproken wordt over een plicht, maar over een bij verordening
nader in te kaderen bevoegdheid.In deze verordening is er voor gekozen om in lijn met deze bedoeling voor de
eerste maand uit te gaan van het principe van volledige verrekening van de
aanspraak op bijstand. In de tweede maand wordt de ruimte voor verrekening
beperkt tot de helft van de aanspraak op bijstand en vanaf de derde maand
wordt vervolgens de ruimte voor verrekening beperkt tot 20% van de aanspraak
op bijstand. In artikel 3 worden de mogelijkheden benoemd om van dit
principe af te wijken.3In artikel 3 zijn een tweetal situaties benoemd waarin het dagelijks bestuur
ondanks de in de wet opgenomen bevoegdheid toch de beslagvrije voet bij
verrekening in acht neemt. De genoemde omstandigheden betreffen situaties
die ook tijdens de parlementaire behandeling expliciet zijn benoemd.4en 5Behoeven geen nadere bespreking.