CVDR376216_1Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive WerkSaam Westfriesland 2015nlregelingWerkSaam Westfriesland2017-05-09DrechterlandEnkhuizenHoornKoggenlandMedemblikOpmeerStede BroecBlad Gemeenschappelijke RegelingVerordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive WerkSaam Westfriesland 2015Participatiewetalgemeen bestuurmaatschappelijke zorg en welzijn2015-01-07De tekst in dit document is vrij van auteursrecht en
databankrecht2015-06-042015-01-012017-01-01OnbekendOnbekendGeenGeen
Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive WerkSaam Westfriesland 2015
Het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling WerkSaam
Westfriesland, gevestigd te Hoorn;Gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur WerkSaam Westfriesland dd 22
oktober 2014;Gelet op artikel 8b, van de Participatiewet en artikel 35 lid 1 onder c van
de IOAW en IOAZ; Gelet op artikel 15, lid 2, onderdeel c van de Gemeenschappelijke Regeling
WerkSaam WestfrieslandOverwegende dat WerkSaam Westfriesland bij verordening nadere regels dient
vast te stellen met betrekking tot de verrekening van de bestuurlijke boete
bij recidive;Besluitvast te stellen de Verordening verrekening bestuurlijke boete
bij recidive WerkSaam Westfriesland 2015.1Algemene bepalingen1.BegripsomschrijvingenIn deze verordening wordt verstaan onder:
Algemeen Bestuur: Algemeen Bestuur van WerkSaam
Bbz: Besluit bijstandverlening zelfstandigen
Beslagvrije voet: beslagvrije voet als bedoeld in de artikelen
475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering.
Bezit: waarde van de bezittingen waarover belanghebbende of
diens gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, met
uitzondering van het in de woning met bijbehorend erf gebonden
vermogen, bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de
Participatiewet.
Bijstandsnorm: 1° toepasselijke bijstandsnorm als
bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de
Participatiewet, of
2° grondslag van de uitkering als bedoeld in artikel 5
van de IOAW of artikel 5 van de IOAZ voor zover sprake
is van een uitkering op grond van de IOAW of de
IOAZ;
3° algemene bijstand volgens de Bbz
Dagelijks Bestuur: Dagelijks Bestuur van WerkSaam
IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte werkloze werknemers
IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
Recidiveboete: bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18a van
de Participatiewet
Verrekenen: verrekening als bedoeld in artikel 60, vierde lid,
van de Participatiewet
2Bescherming beslagvrije voet bij verrekening wegens recidive2.Verrekenen met beslagvrije voet bij voldoende bezit1.Indien het bezit van een belanghebbende tenminste driemaal de
toepasselijke bijstandsnorm bedraagt, verrekent het dagelijks
bestuur de recidiveboete zonder inachtneming van de beslagvrije
voet.2.De verrekening, bedoeld in het eerste lid, geschiedt gedurende een
tijdvak van drie maanden vanaf het moment van de dagtekening waarop
de bestuurlijke boete is opgelegd. 3.Verrekenen bij geen of onvoldoende bezit1.Indien het bezit van een belanghebbende niet ten minste driemaal de
toepasselijke bijstandsnorm bedraagt, verrekent het dagelijks
bestuur de recidiveboete gedurende één maand zonder inachtneming van
de beslagvrije voet. De verrekening geschiedt vanaf het moment van
de dagtekening waarop de bestuurlijke boete is opgelegd.2.Aansluitend op verrekening als bedoeld in het eerste lid, verrekent
het dagelijks bestuur de recidiveboete in de daarop volgende twee
maanden op een dusdanige wijze dat belanghebbende blijft beschikken
over een inkomen ter hoogte van 80% van de toepasselijke
bijstandsnorm.3.Tot het inkomen, bedoeld in het tweede lid, worden ook middelen
gerekend als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdelen n en r,
van de Participatiewet. 4.Verrekenen met inachtneming beslagvrije voetIn afwijking van de artikelen 2 en 3 kan het dagelijks bestuur de
recidiveboete met inachtneming van de beslagvrije voet verrekenen
indien:
aannemelijk is dat verrekening op de wijze, bedoeld in de
artikelen 2 of 3, zou leiden tot huisuitzetting van
belanghebbende en diens gezin; of
anderszins sprake is van dringende redenen.
5.Eerder opgelegde bestuurlijke boetesDe artikelen 2, 3 en 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de
verrekening van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 18a, eerste
lid, van de Participatiewet, indien en voor zover deze boete nog niet is
betaald op het moment van verrekening van de recidiveboete.3Slotbepalingen6.Inwerkingtreding en citeertitel
Deze verordening treedt in werking op de dag van bekendmaking en
werkt terug tot en met 1 januari 2015.
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening verrekening
bestuurlijke boete bij recidive WerkSaam Westfriesland
2015.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur van 7
januari 2015.De secretaris M.Olierook De voorzitterA.J. de JongAlgemene toelichting Op 1 januari 2013 is de "Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid
SZW-wetgeving" in werking getreden. Deze wet heeft de bestuurlijke boete
bij een schending van de inlichtingenplicht geïntroduceerd. Het
dagelijks bestuur is verplicht de bestuurlijke boete met de lopende
uitkering te verrekenen. In beginsel moet bij deze verrekening de
bescherming van de beslagvrije voet in acht genomen worden. Is echter
sprake van een bestuurlijke boete wegens recidive, dan kan het dagelijks
bestuur besluiten gedurende maximaal drie maanden met de beslagvrije
voet te verrekenen. Artikelsgewijze toelichting1. BegripsomschrijvingenBegrippen In deze bepaling zijn een aantal begrippen nader omschreven.
De meeste behoeven geen nadere toelichting. Bezit De verordening kent een definitie van het begrip bezit. Het gaat daarbij
om (de waarde van) alle bezittingen waarover een belanghebbende of diens
gezinsleden beschikken of redelijkerwijs kunnen beschikken. Bezittingen
kunnen zowel bestaan uit geld als op geld waardeerbare goederen. Bij het
begrip bezit zoals dat in deze verordening wordt gebruikt, gaat het
nadrukkelijk niet om vermogen als bedoeld in artikel 34 van de
Participatiewet. Eventueel aanwezige schulden spelen immers geen rol en
worden dus ook niet op het bezit in mindering gebracht. Ook de
vrijlatingen van artikel 34, tweede lid, van de Participatiewet zijn
hier niet van toepassing. Een belanghebbende die vanwege de volledige
verrekening met de beslagvrije voet zonder inkomsten komt te zitten, zal
de bezittingen waarover hij beschikt of redelijkerwijs kan beschikken,
volledig moeten aanwenden om in de noodzakelijke kosten van het bestaan
te kunnen voorzien. Een uitzondering is gemaakt voor de door
belanghebbende en zijn gezin bewoonde (eigen) woning. Verrekenen De Participatiewet kent een ruimer begrip van verrekenen dan het Wetboek
van Burgerlijke Rechtsvordering. Voor de duidelijkheid is daarom een
aparte begripsbepaling opgenomen in de verordening. 2.Verrekenen met beslagvrije voet bij voldoende bezitUitgangspunt van deze verordening is dat volledige verrekening zonder
inachtneming van de beslagvrije voet plaats vindt voor de maximale
termijn van drie maanden als een belanghebbende over voldoende
bezittingen beschikt om dit op te kunnen vangen. Dat uitgangspunt is
vastgelegd in artikel 2 van deze verordening. Van voldoende bezit is
sprake als de waarde van de bezittingen waarover belanghebbende beschikt
(of redelijkerwijs kan beschikken), tenminste driemaal de toepasselijke
bijstandsnorm bedraagt. Immers, bij aanwending of tegeldemaking van deze
bezittingen, zou een periode van drie maanden overbrugd moeten kunnen
worden. 3.Verrekenen bij geen of onvoldoende bezitHeeft een belanghebbende onvoldoende bezittingen om een periode van drie
maanden volledige verrekening zonder inachtneming van de beslagvrije
voet te kunnen overbruggen, dan verrekent het dagelijks bestuur slechts
één maand zonder inachtneming van de beslagvrije voet. Voor de overige
twee maanden vindt weliswaar verrekening plaats rekening houdend met de
beslagvrije voet, maar niet de volledige. Belanghebbende blijft
beschikken over een inkomen ter hoogte van 80% van de toepasselijke
bijstandsnorm. Met de gekozen opzet wordt enerzijds uiting gegeven aan het principe dat
fraude niet mag lonen. Het gaat hier immers om belanghebbenden die
herhaaldelijk hun inlichtingenplicht hebben geschonden. Daar mag een
duidelijk signaal tegenover staan. Anderzijds wordt rekening gehouden
met de zorgplicht. Het volledig buiten werking stellen van de
beslagvrije voet gedurende drie maanden kan kwalijke maatschappelijke
consequenties hebben. Dat moet voorkomen worden, nu de regeling daarmee
zijn doel voorbij zou schieten. Een belanghebbende kan inkomsten uit arbeid hebben die op grond van
artikel 31, tweede lid, onderdelen n of r, van de Participatiewet worden
vrijgelaten voor de algemene bijstand. Bij verrekening van een
recidiveboete tot 80% van de bijstandsnorm, tellen deze inkomsten echter
gewoon mee. Het dagelijks bestuur laat deze inkomsten dus niet buiten
beschouwing bij de beoordeling van de vraag of een belanghebbende nog
over voldoende inkomen beschikt. Dat is geregeld in lid 3. 4.Verrekenen met inachtneming beslagvrije voetHoewel het hier gaat om een herhaaldelijke schending van de
inlichtingenplicht, zijn situaties denkbaar waarin volledige verrekening
met de beslagvrije voet niet aanvaardbaar wordt geacht. Die situaties
komen aan de orde in artikel 4. Het gaat daarbij altijd om individuele
omstandigheden waaraan het dagelijks bestuur zal moeten toetsen. In onderdeel a is geregeld dat het dagelijks bestuur kan besluiten in
afwijking van de artikelen 2 en 3 toch de beslagvrije voet te
respecteren wanneer volledige verrekening waarschijnlijk leidt tot
huisuitzetting van belanghebbende en diens gezin. Voorkomen moet worden
dat een belanghebbende door de volledige verrekening op straat komt te
staan, nu dit de problematiek alleen maar verergert, met alle
maatschappelijke kosten van dien. Een dreigende huisuitzetting wordt in deze verordening gezien als een
dringende reden om van verrekening met de beslagvrije voet af te zien.
Dat volgt uit het woord 'anderszins' in onderdeel b. Ook bij
aanwezigheid van andere dringende redenen dan een dreigende
huisuitzetting, kan het dagelijks bestuur rekening houden met de
bescherming van de beslagvrije voet. Van dringende redenen is niet snel
sprake. Het gaat slechts om incidentele gevallen, waarbij de behoeftige
omstandigheden waarin de belanghebbende en diens gezinsleden verkeren op
geen enkele andere wijze te verhelpen zijn. Het enkele feit dat het
belanghebbende door de verrekening aan middelen ontbreekt om in het
bestaan te voorzien, is op zich geen voldoende voorwaarde om te kunnen
spreken van dringende redenen. 5.Eerder opgelegde bestuurlijke boetesIn artikel 60b, derde lid, van de Participatiewet is bepaald dat de
bevoegdheid om te verrekenen met de beslagvrije voet ook van toepassing
is op eerder opgelegde bestuurlijke boetes voor zover op het moment van
verrekening van de recidiveboete, die eerdere boetes nog niet zijn
betaald. Mocht het dagelijks bestuur die eerdere, nog openstaande boetes
gaan verrekenen, dan regelt artikel 5 dat de bepalingen in deze
verordening van overeenkomstige toepassing zijn. 6.Inwerkingtreding en citeertitelDit artikel behoeft geen nadere toelichting.