CVDR323154_1Besluit Individuele Voorzieningen Gemeente Winsum 2014nlregelingWinsum2014-02-20WinsumDe Wiekslag, 24-12-2013Besluit Individuele Voorzieningen Gemeente winsum 2014Verordening Wmocollege van burgemeester en wethoudersmaatschappelijke zorg en welzijn2013-12-17De tekst in dit document is vrij van auteursrecht en
databankrecht2014-01-012015-01-01Nieuwe regelingOnbekendGeenDeze regeling vervangt het Besluit Individuele Voorzieningen Gemeente Winsum 2013Besluit Individuele Voorzieningen Gemeente Winsum 2014Het college, gelet op de Verordening Wmo Winsum, overwegende dat jaarlijks een aantal bedragen aanpassing behoeven, besluit het Besluit Individuele Voorzieningen Gemeente Winsum 2014 vast te stellen. In dit besluit wordt verstaan onder:a.Verordening: de Verordening Wmo Winsum in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning.b.College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Winsum. c.Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning. d.Verzamelinkomen: het verzamelinkomen als bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001. e.CAK: Centraal Administratie Kantoor. 1.Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de belanghebbende.2.Het persoonsgebonden budget wordt rechtstreeks aan de belanghebbende of diens (wettelijke) vertegenwoordiger uitbetaald. 3.Verstrekking van persoonsgebonden budget vindt plaats indien: a.de aanvrager in aanmerking komt voor een individuele voorziening ten behoeve van het behalen van het resultaat.b.op grond van onderzoek geen aanwijzingen zijn gevonden waardoor vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget. 1.De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt steekproefsgewijs plaats.2.Verantwoording van het persoonsgebonden budget gebeurt door het overleggen van: - de nota/factuur van de aangeschafte voorziening; en
een betalingsbewijs van de aanschaf van de voorziening; of
een overzicht van de salarisadministratie met bijbehorende bewijsstukken.
3.De budgethouder dient de onder lid 2 genoemde bewijsstukken gedurende 7 jaar te bewaren. 4.Als uit de steekproef genoemd onder lid 1 blijkt dat nader uitgebreid onderzoek nodig is, danwel indien er een vermoeden van onrechtmatig gebruik bestaat, volgt een uitgebreid onderzoek. 5.Over het volledige bedrag, van het PGB dient verantwoording te worden afgelegd. 6.Is het budget niet of niet volledig gebruikt dan zal het resterende bedrag worden teruggevorderd dan wel, indien van toepassing, worden verrekend met het toegekende budget voor het volgende kalenderjaar.7.Is het persoonsgebonden budget anders besteed dan waarvoor bedoeld, dan zal het college het persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk terugvorderen. 1.De vaststelling van de maximale eigen bijdrage gebeurt door het CAK op basis van het ministeriële Besluit maatschappelijke ondersteuning (AMvB).2.Bij vaststelling van de eigen bijdrage wordt gekeken naar leeftijd, inkomen, vermogen en gezinssamenstelling. 3.Bij verstrekking van hulp bij het huishouden in de vorm van zorg in natura wordt het vaststellen, het opleggen en het innen van de vierwekelijkse eigen bijdrage uitgevoerd door het CAK.4.Bij verstrekking van hulp in het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt het vaststellen van de vierwekelijkse eigen bijdrage uitgevoerd door het CAK. Het opleggen, het innen en het eventueel verrekenen van de vierwekelijkse eigen bijdrage wordt uitgevoerd door het Menzis Wmo support. 1.Het bedrag dat de ongehuwde persoon die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt en bij een verzamelinkomen van € 23.295,00 of minder aan eigen bijdrage dient te betalen bedraagt maximaal € 19,00 per vier weken. 2.Het bedrag dat de ongehuwde persoon die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt en bij een verzamelinkomen van meer dan € 23.295,00 maximaal aan eigen bijdrage dient te betalen per vier weken wordt als volgt vastgesteld:
het verzamelinkomen minus € 23.295,00 = uitkomst
15% van uitkomst plus € 247,00 (13 x € 19,00)
delen door 13 (perioden).
3.Het bedrag dat de ongehuwde persoon die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en bij een verzamelinkomen van € 16.456,00 of minder aan eigen bijdrage dient te betalen bedraagt maximaal € 19,00 per vier weken. 4.Het bedrag dat de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder en bij een verzamelinkomen van meer dan € 16.456,00 maximaal aan eigen bijdrage dient te betalen per vier weken wordt als volgt vastgesteld:
het verzamelinkomen minus € 16.456,00 = uitkomst
15% van uitkomst plus € 247,00 (13 x € 19,00)
delen door 13 (perioden).
1.Gehuwde personen indien een van beiden de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt of beiden die leeftijd nog niet hebben bereikt en bij een gezamenlijk verzamelinkomen van € 29.174,00 of minder, dienen maximaal € 27,20 per vier weken aan eigen bijdrage te betalen. 2.Het bedrag dat de gehuwde personen indien een van beiden de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt of beiden die leeftijd nog niet hebben bereikt en bij een verzamelinkomen van meer dan € 29.174,00 maximaal aan eigen bijdrage dienen te betalen per vier weken wordt als volgt vastgesteld:
het verzamelinkomen minus € 29.174,00 = uitkomst
15% van uitkomst plus € 353,60 (13 x € 27,20)
delen door 13 (perioden).
3.Gehuwde personen die beiden de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt en bij een verzamelinkomen van meer dan € 22.957,00 of minder dienen maximaal € 27,20 per vier weken aan eigen bijdrage te betalen. 4.Het bedrag dat de gehuwde personen die beiden de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt en bij een verzamelinkomen van meer dan € 22.957,00 maximaal aan eigen bijdrage dienen te betalen per vier weken wordt als volgt vastgesteld:
het verzamelinkomen minus € 22.957,00 = uitkomst
15% van uitkomst plus € 353,60 (13 x € 27,20)
delen door 13 (perioden).
De vaststelling van een persoonsgebonden budget ten aanzien van hulp in de huishouding vindt als volgt plaats. Er wordt een bruto bedrag beschikbaar gesteld dat per uur bedraagt:Hulp in het huishouden, categorie 1 (schoonmaakwerkzaamheden) € 17,06 Hulp in het huishouden, categorie 2 (schoonmaakwerkzaamheden met andere lichte ondersteuning in de huishouding) € 19,48De budgethouder dient schriftelijke overeenkomsten te sluiten met de door hem of haar ingeschakelde hulpverleners. Het persoonsgebonden budget wordt netto, na aftrek van de eigen bijdrage, rechtstreeks aan de belanghebbende of diens (wettelijke) vertegenwoordiger uitbetaald.De volgende betalingsfrequentie is van toepassing op de jaarbedragen:
een PGB tot € 2.500,00 op jaarbasis: eenmaal per jaar
een PGB tussen € 2.500,00 en € 5.000,00 op jaarbasis: per half jaar
-een PGB tussen € 5.000,00 en € 7.500,00 op jaarbasis: per kwartaal-een PGB boven € 7.500,00 op jaarbasis : maandelijks.De hoogte van een woningaanpassing ten behoeve van het bereiken van het resultaat “wonen in een geschikt huis” zoals bedoeld in artikel 9 van de Verordening bedraagt ten hoogste € 45.380,00.De financiële vergoeding of het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte. 1.Het gemaximeerde bedrag voor de verhuiskosten als genoemd in artikel 9, lid 3 van de Verordening bedraagt € 2.500,00. 2.De hoogte van het persoonsgebonden budget zoals bedoeld in artikel 18 van de Verordening wordt vastgesteld op de door het college goedgekeurde kosten van de voorziening, inclusief eventuele kosten voor onderhoud en service gedurende de gebruiksduur van de voorziening. 3.De hoogte de financiële tegemoetkoming zoals bedoeld in artikel 20 van de Verordening wordt vastgesteld op de door het college goedgekeurde kosten van de voorziening, inclusief eventuele kosten voor onderhoud en service gedurende de gebruiksduur van de voorziening. 4.De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten van een woningsanering ten behoeve van het bereiken van het resultaat “wonen in een geschikt huis” zoals bedoeld in artikel 9 van de Verordening wordt bepaald door rekening te houden met de ouderdom van de voorziening (bijvoorbeeld vloerbedekking voor carapatiënten). Naarmate de bestaande stoffering ouder en gedeeltelijk afgeschreven is, neemt de kostenvergoeding af. Voor de bepaling van de afschrijving geldt de volgende richtlijn:Afschrijving stoffering
De maximale tegemoetkoming bedraagt: a.Gordijnen € 15,00 per meter voor rolgordijnen en gladde gordijnenb.Vloerbedekking € 53,00 per strekkende meter (rolbreedte 4m) voor zeil of linoleum, inclusief egalisatiekosten. 4.De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie van een woonvoorziening ten behoeve van het resultaat “ wonen in een geschikt huis” zoals bedoel in artikel 9 van de Verordening bedraagt maximaal het in bijlage I genoemde bedrag. 5.De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming die wordt gemaakt in verband met tijdelijke huisvesting ten behoeve van het bereiken van het resultaat “wonen in een geschikt huis’ zoals bedoeld in artikel 9 van de Verordening is gelijk aan: ade werkelijke kosten met een maximum van € 600,00 als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte en het langer moeten aan houden van de te verlaten woonruimte. bde werkelijke kosten met een maximum van € 300,00 ter tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte. 6Aan de eigenaar van de woonruimte kan door het college een financiële tegemoetkoming in de kosten in verband met huurderving worden verleend voor de periode van maximaal 6 maanden, te rekenen vanaf één maand na de melding of de tweede maand van de leegstand. Voor de berekening van de financiële tegemoetkoming wordt uitgegaan van de kale huur. De hoogte van de tegemoetkoming is nooit hoger dan de maximumhuur waarvoor individuele huurtoeslag wordt verleend. Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken van een woning als genoemd in artikel 22, lid 2 onder g van de Verordening bedraagt € 2.000,00.Indien voorzieningen ten behoeve van het bereiken van resultaat “wonen in een geschikt huis” zoals bedoeld in artikel 9 van de Verordening het noodzakelijk maken dat extra grond moet worden verworven kan het college een bijdrage verlenen op basis van maximaal het aantal m² zoals vastgesteld in bijlage II. 1.Het afschrijvingsschema van woningaanpassingen die worden verstrekt ten behoeve van het bereiken van het resultaat “wonen in een geschikt huis” ziet er als volgt uit:Afschrijving in 10 jaar
voor het eerste jaar: voor het tweede jaar: voor het derde jaar: voor het vierde jaar: voor het vijfde jaar: voor het zesde jaar: voor het zevende jaar:voor het achtste jaar: voor het negende jaar:voor het tiende jaar: 100 % van de meerwaarde; 90 % van de meerwaarde; 80 % van de meerwaarde; 70 % van de meerwaarde; 60 % van de meerwaarde; 50 % van de meerwaarde; 40 % van de meerwaarde; 30 % van de meerwaarde;20 % van de meerwaarde; 10 % van de meerwaarde;
In alle gevallen minus het percentage dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen.2Vóór aanvang van een woningaanpassing waarvan de totale kosten € 20.420,00 of hoger zijn ten tijde van de toekenning én bij een voorgenomen verkoop van de woning, dient de eigenaar-bewoner van de woning aan het college een taxatierapport van de woning te verstrekken. De vaststelling van de eventuele meerwaarde geschiedt door een beëdigd taxateur aan te wijzen door de eigenaar-bewoner en het college. De eigenaar-bewoner draagt zelf zorg voor de kosten van de taxatie. De belanghebbende is verplicht om gedurende de gebruiksduur de getroffen voorziening of de aangeschafte zaak voldoende te laten onderhouden en voor zover van toepassing, toereikend te verzekeren.Het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming voor verhuiskosten of voorzieningen die van niet bouwkundige of woontechnische aard worden ineens en rechtstreeks aan de belanghebbende of diens (wettelijke) vertegenwoordiger uitbetaald.Als een woonvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming wordt verstrekt is altijd een gereedmelding noodzakelijk. De gereedmelding gaat vergezeld van de op de werkzaamheden betrekking hebbende facturen. De gereedmelding leidt niet tot nabetaling.De financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen ten behoeve van het resultaat “ zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel” zoals bedoeld in artikel 14 van de Verordening wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-compenserende voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie voor een periode van 7 jaar, uitgaande van een economische afschrijving van 7 jaar.De financiële vergoeding of het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen ten behoeve van het resultaat “ zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel” zoals bedoeld in artikel 14 van de Verordening wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de huurprijs van de goedkoopstcompenserende voorziening inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald.De belanghebbende is verplicht om gedurende de gebruiksduur de aangeschafte vervoersvoorziening voldoende te laten onderhouden. In geval van een scootmobiel is de belanghebbende verplicht om minimaal een aansprakelijkheidsverzekering (WA) af te sluiten gedurende de gebruiksduur van de scootmobiel. De normale gebruiksduur van een scootmobiel is 7 jaar. De hoogte van een door het college te verlenen gemaximeerde financiële tegemoetkoming voor vervoersvoorzieningen ten behoeve van het resultaat “ zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel” zoals bedoeld in artikel 14 van de Verordening bedraagt:
a.voor de kosten van gebruik van eigen auto b.voor de kosten van het gebruik van een taxic.voor de kosten van het gebruik van een rolstoeltaxi€ 988,00€ 1.163,00€ 1.718,00
Het verstrekken van een volgende vervoersvoorziening binnen afloop van de normale gebruiksduur kan slechts in die gevallen waarin dat ook bij naturaverstrekking gebeurt, als wijziging in medische of andere relevante omstandigheden daartoe aanleiding geven. Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopstcompenserende voorziening. Indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie voor een periode van 7 jaar, uitgaande van een economische afschrijving van 7 jaar. De belanghebbende is verplicht om gedurende de gebruiksduur de aangeschafte rolstoel voldoende te laten onderhouden. In geval van een electrische rolstoel is het verplicht om minimaal een aansprakelijkheidsverzekering (WA) af te sluiten gedurende de gebruiksduur van de rolstoel. De normale gebruiksduur van een rolstoel is 7 jaar. Het verstrekken van een volgende voorziening binnen afloop van de normale gebruiksduur kan slechts in die gevallen waarin dat ook bij naturaverstrekking gebeurt, als wijziging in medische of andere relevante omstandigheden daartoe aanleiding geven.Dit besluit kan worden aangehaald als het Besluit Individuele Voorzieningen gemeente Winsum 2014.
Dit besluit treedt op 1 januari 2014 in werking.
Met ingang van dezelfde dag als bedoeld in lid 1 wordt het Besluit Individuele Voorzieningen Gemeente Winsum 2013 ingetrokken.
Aldus vastgesteld in zijn vergadering d.d. 17 december 2013.Burgemeester en wethouders van de gemeente WinsumM.A.P. Michels, burgemeesterdrs. R.J. Bolt, secretaris Bijlage I – Maximale vergoeding van kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie als bedoeld in artikel 12, lid 4 van dit Besluit. Maximale vergoeding van kosten van onderhoud, keuring en reparatie van liften ingevolge artikel 14, lid 1 onder e van de Verordening. Alleen de werkelijk gemaakte kosten (met een maximum van de in de tabel genoemde bedragen) van keuring, onderhoud en reparatie aan de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming:
stoelliften;
rolstoel- of sta-plateauliften;
woonhuisliften;
hefplateauliften;
balansliften;
wash-air installatie;
elektromechanische opening- en sluitingsmechanismen van deuren
tilliften.
Keuring
Keuring van liftenBeginkeuringKosten exclusief BTWFrequentie Periodieke keuringKosten exclusief BTWTrap-/stoelliftenJa€ 295,601x per 4 jaar€ 216,20RolstoelplateauliftenJa€ 295,601x per 4 jaar€ 216,20Sta-plateauliftenJa€ 295,601x per 4 jaar€ 216,20WoonhuisliftenJa€ 456,60*1x per 1,5 jaar€ 263,40HefplateauliftenJa€ 463,201x per 1,5 jaar€ 267,20Balansliften * *1x per 1,5 jaar € 76,50 per uur* Balansliften worden niet meer nieuw gemaakt. Beginkeuringen zullen daarom nauwelijks voorkomen. Bestaande balansliften kunnen nog wel gewoon gekeurd en onderhouden worden. Het Lifteninstituut berekent de kosten voor periodieke keuring van balansliften op basis van een uurtarief van € 76,50. In de bovengenoemde bedragen zijn opgenomen de kosten voor de keuring door het Liftinstituut (voorrijkosten + keuringstarieven), vermenigvuldigt met een factor twee (personen), vanwege de noodzakelijke assistentie door de onderhoudsfirma.
Onderhoud
Onderhoud vanFrequentie periodiek onderhoudKosten exclusief BTWStoelliften1x per jaar€ 144,28Rolstoelplateauliften1x per jaar€ 144,28Sta-plateauliften1x per jaar€ 144,28Woonhuisliften2x per jaar€ 209,16
Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:
50% voor installaties geplaatst buiten de woning.
50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen.
50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging resp. elektrisch wegklapbare raildelen.
Bijlage 2 – Aantal m² waarvoor een financiële tegemoetkoming kan worden gegeven ingevolge artikel 14 van dit Besluit.Verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomische belemmeringen noodzakelijk zou zijn. Het aantal m² dat voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt is per vertrek (zie onderstaand tabel) gemaximeerd.Aantal m2 per vertrek in een zelfstandige woning
Aantal m² waarvoor maximaal een financiële tegemoetkoming kan worden verstrekt in geval van aanbouw van een vertrekAantal m² waarvoor maximaal een financiële tegemoetkoming kan worden verstrekt in geval van uitbreiding van bestaand vertrekwoonkamer306keuken104eenpersoonskamer104tweepersoonskamer184toilet21wastafelruimte21doucheruimte32entree/hal/gang52berging64
Het aantal m² verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor financiële tegemoetkoming in aanmerking komt bedraagt 20 m². Het aantal m² verharding ten behoeve van de aanleg van een terras dan wel de aanpassing van een bestaand terras, direct bij de woonruimte, dat ten hoogste voor vergoeding in aanmerking komt, bedraagt 6 m² .