CVDR48256_2Verordening Individuele Voorzieningen gemeente WinsumnlregelingWinsum2011-07-06WinsumDe Wiekslag 3 oktober 2006Verordeningen Individuele Voorzieningen gemeente WinsumBesluit Individuele Voorzieningen gemeente Winsum 2009gemeenteraadmaatschappelijke zorg en welzijn2006-09-19De tekst in dit document is vrij van auteursrecht en
databankrecht2007-01-01nieuwe regelingnr.16Overgangstermijn art. 25, lid 2: Voor de Wmo-cliënten die vóór 1 augustus 2011 recht hebben op een collectieve vervoersvoorziening, geldt een overgangstermijn tot 1 januari 2013 met behoud van rechten.Verordening Individuele Voorzieningen gemeente WinsumAgendanummer: 16Vergadering: 19 september 2006 De raad van de gemeente Winsum;gezien het voorstel van burgemeester en wethouders;gelet op het bepaalde in :De Wet maatschappelijke ondersteuning, met name artikel 5,De Gemeentewet artikel 149,b e s l u i t : De volgende Verordening Individuele Voorzieningen gemeente
Winsum vast te stellen.Verordening Individuele Voorzieningen gemeente Winsum1Algemene bepalingen1.BegripsbepalingenIn deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt
verstaan onder:
Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;
Aanvrager; een persoon die aanspraak maakt op een van de
voorzieningen als bedoeld in artikel 1, eerste lid , onder g,
onderdeel 5 of 6 van de wet;
Compensatieplicht: de opdracht aan het gemeentebestuur om
personen met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of
gebrek door het treffen van voorzieningen een gelijkwaardige
uitgangspositie te verschaffen zodat zij zelfredzaam zijn en in
staat tot maatschappelijke participatie;
Beperkingen: moeilijkheden die een persoon heeft met het
uitvoeren van activiteiten;
Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte
of gebrek aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren
van activiteiten op het gebied van het voeren van het
huishouden, bij het normale gebruik van de woning; bij het
verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen
per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en het op
basis daarvan aangaan van sociale verbanden;
Mantelzorger: een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld
in artikel 1, lid 1, onder b. van de wet.;
Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk of
financiële vermogen om voorzieningen te treffen die deelname aan
het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken;
Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het
maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een
huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om
de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat
aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en
landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en
het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die
manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;
Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het
college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage,
die bij de verstrekking van een voorziening in natura, een
financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget betaald
moet worden en waarop de regels van het Besluit Individuele
Voorzieningen van toepassing zijn;
Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in
bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke
dienstverlening wordt verstrekt;
Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager een
of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en
waarop de in deze verordening en het Besluit Individuele
Voorzieningen te stellen regels van toepassing zijn;
Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van
een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de
aanvrager.
Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot
het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon
als de aanvrager behorend;
Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen
voorziening, voor zover dit deel van de kosten uitgaat boven
voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten
van een dergelijke voorziening;
Huisgenoot: Iedere meerderjarige met wie de aanvrager duurzaam
gemeenschappelijk een woning bewoont. Van een gezamenlijke
huishouding is sprake indien meerdere personen hun hoofdverblijf
in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor
elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten
van de huishouding dan wel anderszins;
Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een
persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college
verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget
verschuldigd is;
Voorliggende voorziening; een voorziening die, gezien haar aard
en haar doel, wordt geacht voor de aanvrager toereikend en
passend te zijn.
2.Beperkingen1.Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:
deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het
gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in
en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per
vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op
basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te
verminderen;
deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst
adequate voorziening kan worden aangemerkt;
deze in overwegende mate op het individu is gericht.
2.Geen voorziening wordt toegekend:
indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager
algemeen gebruikelijk is;
indien de aanvrager niet woonachtig is in de gemeente
Winsum;
voor zover de ondervonden problemen bij het normale gebruik
van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning
gebruikte materialen;
voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben
op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale
woningbouw;
voor zover er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is
van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie
voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de
voorziening wordt aangevraagd;
voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de
aanvrager voorafgaand aan het moment van beschikken heeft
gemaakt;
indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking
heeft reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan
deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen
gehandicapten is verstrekt en de normale
afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is
verstreken, tenzij de eerder vergoede of versterkte
voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden
die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen;
indien aanspraak bestaat op een voorliggende
voorziening.
2.Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen3.KeuzevrijheidEen individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als
financiële tegemoetkoming en als persoonsgebonden budget. Het college
stelt vast in welke situaties de keuze tussen deze voorzieningen wordt
geboden aan de hand van de in het Besluit Individuele Voorzieningen
gemeente Winsum neergelegde criteria.4.Voorziening in naturaIndien een voorziening in natura wordt verstrekt is de
bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst
tussen de leverancier en de aanvrager of tussen de gemeente en de
gebruiker van toepassing.5.Financiële tegemoetkomingBij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de
toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in het Besluit Individuele
Voorzieningen gemeente Winsum in de beschikking opgenomen.6.Persoonsgebonden budget1.Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de
wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten
aanzien van individuele voorzieningen;
de omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde
van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te
verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld
met een vergoeding voor instandhoudingskosten, zoals
vastgelegd in het Besluit Individuele Voorzieningen gemeente
Winsum;
de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt
vastgesteld wordt door het college vastgelegd in het Besluit
Individuele Voorzieningen gemeente Winsum;
op het persoonsgebonden budget is de Overeenkomst
persoonsgebonden budget gemeente Winsum van toepassing.
2.De toekenning van het te verstrekken persoonsgebonden budget, de
omvang en de looptijd ervan worden bij beschikking vastgesteld.3.Bij de beschikking wordt een program van eisen verstrekt waarin
aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget
te verwerven voorziening dient te voldoen.4.Na verzending van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget
ter beschikking gesteld door storting op de rekening van de
aanvrager.5.Het college kan steekproefsgewijs nagaan of het verstrekte
persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het
verstrekt is. De budgethouder is verplicht de daarvoor noodzakelijke
stukken, zoals genoemd in het Besluit Individuele Voorzieningen
gemeente Winsum, op verzoek van het college per omgaande te
verstrekken.6.Na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde bescheiden wordt door
het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden
budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.7.Eigen bijdragen en eigen aandeelBij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet
kan de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd zijn, of wordt de
financiële tegemoetkoming afgestemd op het inkomen. Het college legt in
het Besluit Individuele Voorzieningen gemeente Winsum de omvang van deze
eigen inbreng vast.3.Hulp bij het huishouden8.Hulp bij het huishoudenDe door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van
ziekte of gebrek bij het voeren van een huishouden kan bestaan
uit:1. Vormen van hulp bij het huishouden;
Huishoudelijke verzorging 2; schoonmaakwerkzaamheden met
andere lichte ondersteuning in de huishouding.
2.Verstrekking van hulp bij het huishouden kan toegekend worden door
middel van;
hulp bij het huishouden in natura;
een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het
huishouden.
9.Toekenning van hulp bij het huishoudenEen persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4,
5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 8 onder lid 1 vermelde
voorziening in aanmerking worden gebracht indien
aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek of
problemen bij het uitvoeren van de mantelzorg
het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken
en de hulp bij het huishouden dit snel en adequaat kan oplossen.10.Gebruikelijke zorgIn afwijking van het gestelde in artikel 9 komt een persoon als bedoeld
in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet niet
in aanmerking voor hulp bij het huishouden indien de aanvrager deel
uitmaakt van een gezamenlijke huishouding, bestaande uit meerdere
personen die wel in staat zijn het huishoudelijke werk te
verrichten.11.Omvang van de hulp bij het huishoudenDe omvang van de voorziening huishoudelijke verzorging wordt uitgedrukt
in klassen, waarbij de volgende klassen met de daarbij behorende uren
kunnen worden toegekend:Klasse 1, 0 tot en met 1,9 uur per week;Klasse 2, 2 tot en met 3,9 uur per week;Klasse 3, 4 tot en met 6,9 uur per week;Klasse 4, 7 tot en met 9,9 uur per week;Klasse 5, 10 tot en met 12,9 uur per week;Klasse 6, 13 tot en met 15,9 uur per week.12.Omvang van het persoonsgebonden budgetDe bedragen die per klasse in de vorm van een persoonsgebonden budget
worden verstrekt, worden jaarlijks door het college vastgesteld en
vastgelegd in het Besluit Individuele Voorzieningen gemeente
Winsum.4.Woonvoorzieningen13.Het recht op een woonvoorzieningDe aanvrager kan voor een woonvoorziening in aanmerking worden gebracht
indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het normale
gebruik van de woning belemmeren.14.Woonvoorzieningen1.De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren
van een huishouden, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan
uit:
verhuis- en inrichtingskostenvergoeding;
woningaanpassing;
roerende woonvoorziening (woonvoorziening van
niet-bouwkundige of woontechnische aard);
uitraasruimte;
onderhoud, keuring en reparatie;
tijdelijke huisvesting;
huurderving;
verwijderen woonvoorziening.
2.De woonvoorzieningen kunnen worden verstrekt in natura en als
PGB.3.Het college kan aan de eigenaar van de woning niet zijnde de
aanvrager een financiële tegemoetkoming voor de in het eerste lid
onder b, e en g. bedoelde woonvoorziening verstrekken.15.Primaat van de verhuizingIndien een persoon als bedoeld in artikel 13 recht heeft op een
woonvoorzieningkan een tegemoetkoming in de verhuis- en
inrichtingskosten verstrekt worden,ingeval dit de goedkoopst adequate
voorziening is en deze verhuist naar een geschikte woning overeenkomstig
het sociaal-medisch advies. 16.Primaat losse woonunitIndien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of
een aanzienlijke verbouwing van een woning die niet het eigendom is van
een verhuurder, die bereid is de aangepaste woning blijvend ter
beschikking te stellen van personen die op basis van aantoonbare
beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek behoefte hebben aan een
dergelijke woning, zal het college een herplaatsbare losse woonunit
verstrekken indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard
bestaan.17.UitsluitingenDe bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen
van
voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens,
kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen,
kamerverhuur;
specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor
wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of
voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder
noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.
18.Hoofdverblijf1.Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn
hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de
voorziening wordt getroffen.2.In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een
woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één
woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een
AWBZ-instelling.3.De bezoekbaar te maken woning / aan te passen woning moet in de
gemeente Winsum staan.4.De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in
het tweede lid bedoelde woonruimte met een door het college in het
Besluit Individuele Voorzieningen gemeente Winsum vast te leggen
maximumbedrag.5.Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager
de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken.19.BeperkingenDe aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt
geweigerd indien:
de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is
van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het
normale gebruik van de woning ten gevolg van ziekte of gebrek
geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden
aanwezig was;
de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar
beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning,
tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend
door het college;
deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke
ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen en
extra trapleuningen;
de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen;
de gehandicapte verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die
niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden;
de gehandicapte verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een
andere instelling gericht op het verstrekken van zorg;
in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik
van de woning zijn ondervonden, tenzij het een verhuizing naar
een ADL-woning betreft;
de verhuizing heeft plaatsgevonden voordat burgemeester en
wethouders schriftelijk op de aanvraag hebben beschikt.
20.Terugbetaling bij verkoopDe eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een woonvoorziening
heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij
verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding
van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het
college te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens het in het
Besluit Individuele Voorzieningen gemeente Winsum door het college
vastgelegde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.5.Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel22.VervoersvoorzieningenDe door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich
lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:1.Vormen van vervoersvoorzieningen;
een collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar
vervoer
een voorziening in natura in de vorm van:
1. scootmobiel;
2. bruikleenauto;3. accessoires behorende bij b.1. of b.2.
een vergoeding in de tegemoetkoming in de kosten
van:
1. gebruik van een bruikleenauto of eigen auto;
aanpassing van een eigen auto;
aanschaf of gebruik van een ander
verplaatsingsmiddel niet zijnde een eigen auto of
bruikleenauto;
medisch noodzakelijke begeleiding tijdens het
vervoer.
2.Verstrekking van vervoersvoorzieningen kan toegekend door middel
van;
een collectieve vervoersvoorziening;
een vervoersvoorziening in natura;
een persoonsgebonden budget te besteden aan een
vervoersvoorziening.
23.Het recht op een vervoer voorziening1.De aanvrager kan voor de in artikel 22 onder lid 1 vermelde
voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare
beperkingen op grond van ziekte of gebrek
het gebruik van het openbaar vervoer of
het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken.
2.Het college kan, zo nodig, bepalen dat de aanvrager zich kan doen
laten begeleiden.3.Een aanvrager kan een vervoersvoorziening als in artikel 22, onder
lid1. b. sub1 en 2n onder c sub 1 t/m.4 vermeld in aanmerking worden
gebracht wanneer;
aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het
gebruik van een collectief systeem zoals bedoeld in het
eerste lid onmogelijk maken dan wel
een collectief systeem als bedoeld in het eerste lid niet
aanwezig is.
4.Voor de bij artikel 22 onder b sub 1 en 2 genoemde voorziening
geldt, in uitzondering op het gestelde in het vorige lid onder b,
dat zij ook in aanvulling op het gebruik van een collectief
vervoersysteem als bedoeld in artikel 22 onder a verstrekt kunnen
worden.5.Bij het vaststellen van de hoogte van de vervoerskostenvergoeding,
als bedoeld in artikel 22 onder c sub 1 kan rekening worden gehouden
met de individuele vervoersbehoefte van de aanvrager en de mate
waarin een collectief vervoersysteem als bedoeld in artikel 22 onder
a in de vervoersbehoefte kan voorzien.6.Voor zover de behoeften van echtgenoten niet samenvallen, wordt niet
meer dan anderhalf maal een enkele voorziening toegekend.24.Het primaat van het collectief vervoerEen aanvrager kan voor de in artikel 22, lid 2 onder b en c vermelde
voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare
beperkingen op grond van ziekte of gebrek het gebruik van een collectief
vervoersysteem als bedoeld in artikel 22, lid 1 onder a, onmogelijk
maken.25.Omvang in gebied en in kilometers1.Bij de te verstrekken collectieve vervoersvoorziening wordt ten
aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke
participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in
de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van
alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het
gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de
aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de
aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen en
waarbij geen gebruik gemaakt kan worden van een bovenregionale
collectieve vervoersvoorziening.2.De te verstrekken collectieve vervoersvoorziening zal
maatschappelijke participatie bevorderen door middel van lokale
verplaatsingen met een maximum omvang per jaar van 2500
kilometer.6.Verplaatsen in en rond de woning26Rolstoelvoorzieningen1.Vormen van rolstoelvoorzieningen;
een rolstoel voor verplaatsing binnen, dan wel voor
verplaatsing binnen en buiten de woonruimte, dan wel
aanpassingen daaraan;
een sportrolstoel;
accessoires behorende bij artikel 27 lid 1 onder a of
b.
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het
verplaatsen in en om de woning dan wel voor sportbeoefening te
verstrekken voorziening kan bestaan uit:2.Een rolstoelvoorziening kan worden toegekend door middel van:
een rolstoelvoorziening in natura;
een persoonsgebonden budget te besteden aan een
rolstoelvoorziening;
een persoonsgebonden budget te besteden aan een
sportrolstoel.
27Het recht op een rolstoel1.Een aanvrager kan voor een rolstoel in aanmerking worden gebracht
wanneer de aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek
dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken
en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet
Bijzondere Ziektekosten een onvoldoende oplossing bieden.2.Een aanvrager kan voor tevens in aanmerking komen voor een
sportrolstoel indien hij of zij zonder sportrolstoel niet in staat
is tot sportbeoefening.28Wijze van verstrekking1.Een rolstoel wordt in bruikleen verstrekt.2.In tegenstelling tot het gestelde in het eerste lid vindt de
verstrekking van een sportrolstoel plaats in de vorm van een
gemaximeerde vergoeding waarmee voor een periode van drie jaar een
rolstoel aangeschaft en onderhouden kan worden.29Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewonersIn uitzondering op het gestelde in artikel 28, lid 1 komt een persoon
die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating
zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in
aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op
grond van de AWBZ.7Het verkrijgen van voorzieningen30Gebruik aanvraagformulierEen aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het
college ter beschikking gesteld formulier.31Relatie met de Algemene Wet Bijzondere ZiektekostenDe aanvraag dient te worden ingediend bij het Loket voor Wonen, Welzijn
en Zorg in het gemeentehuis van Winsum, in welk loket zowel aanvragen
voor voorzieningen betreffende de wet alsook
aanvragenzorg inzake de Algemene Wet Bijzondere
Ziektekosten kunnen worden ingediend.32Inlichtingen, onderzoek, advies1.Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor
de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een
aanvraag is ingediend:
op te roepen in persoon te verschijnen op een door het
college te bepalen plaats en tijdstip en hem te
ondervragen;
op een door het college te betalen plaats en tijdstip door
een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen
ondervragen en/of onderzoe ken.
2.Het college vraagt een door hen daartoe aangewezen adviesinstantie
om advies indien:
de gevraagde voorziening om medische redenen wordt
afgewezen;
het college dat overigens gewenst vindt.
3.Een aanvrager is verplicht aan het college of de door hen aangewezen
adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen
die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.4.Bij de advisering zoals genoemd in het eerste lid wordt door de
adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de
International Classification of Functions, Disabilities and
Impairments, de zogenaamde ICF classificatie.33Samenhangende afstemmingOm de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te
stemmen op de situatie van de aanvrager laat het college onderzoek
verrichten naar de situatie van de aanvrager.34Wijzigingen in de situatieDegene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt,
is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en
omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van
invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.35Intrekking van een voorziening1.Het college kan een beschikking, genomen op grond van deze
verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken of herzien
indien:
niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens
deze verordening;
op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de
gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens
bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen
er sprake is van een wijziging in de persoonlijke
omstandigheden van de aanvrager
2.Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een
persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de
tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet
is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor de
verlening heeft plaatsgevonden.36Terugvordering1.Ingeval een voorziening is ingetrokken kan een basis daarvan reeds
uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget
worden teruggevorderd.2.In geval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is
ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de
voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte
gegevens.8Slotbepalingen37HardheidsclausuleHet college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager
afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van
de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.38IndexeringHet college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze
verordening en het op deze verordening berustende Besluit Individuele
Voorzieningen gemeente Winsum geldende bedragen verhogen of verlagen
conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau
voor de Statistiek.39EvaluatieHet door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt periodiek
geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze
verordening aangepast. Het college zendt hiertoe telkens naar aanleiding
van de evaluatie aan de gemeenteraad een verslag over de
doeltreffendheid en de effectiviteit van de verordening in de
praktijk.40InwerkingtredingDeze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2007. Per
die datum vervalt de Verordening WVG die op 17 februari 2004 door de
raad is vastgesteld.41CiteertitelDeze verordening wordt aangehaald als: “Verordening Individuele
Voorzieningen gemeente Winsum”.Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Winsum in zijn openbare
vergadering van 19 september 2006.De raad voornoemd,voorzitter,griffier,