CVDR356336_2Re-integratieverordening ParticipatiewetnlregelingWoensdrecht2018-05-22WoensdrechtGemeenteblad 2015 - nr. 53Re-integratieverordening ParticipatiewetGemeentewet, art. 147Participatiewet, art. 8a, lid 1, sub a, c, d en e en lid 2Participatiewet, art. 10b, lid 4Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, art. 35, lid 1gemeenteraadmaatschappelijke zorg en welzijn2015-12-03De tekst in dit document is vrij van auteursrecht en
databankrecht2015-12-172015-01-012017-10-11Gewijzigde verordeningZ15.028032015-078Geen.1e wijziging van de Re-integratieverordening Participatiewet is vastgesteld door de gemeenteraad op 3 december 2015. De inwerkingtreding van de gewijzigde verordening is bepaald op op 17 december 2015 met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2015. (De 1e wijziging is verwerkt in onderstaande verordening).Re-integratieverordening ParticipatiewetDe raad van de gemeente Woensdrecht, in vergadering bijeen op: 3 december 2015gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van:gelet op het bepaalde in de Re-integratieverordening Participatiewetbesluit:de Verordening tot Ie wijziging van de Re-integratieverordening Participatiewet vast te stellen.Artikel I
De Re-integratieverordening Participatiewet wordt als volgt gewijzigd:A
Na artikel 2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:Artikel 2a. Derogatie
Op subsidies die op grond van deze verordening worden verstrekt, zijn de bepalingen van de Algemene subsidieverordening gemeente Woensdrecht 2013 niet van toepassing.B
Artikel 4, lid 3, wordt als volgt gewijzigd:
Na onderdeel c wordt, onder verlettering van onderdeel d tot en met g tot onderdeel e tot en met h, een nieuw onderdeel d ingevoegd, luidende:
de terugvordering van teveel betaalde loonkostensubsidies;C
Artikel 15 komt te luiden:
1. Een werkgever komt voor 2015 in aanmerking voor een no-riskpolis bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen als:
a. de werkgever voor de desbetreffende werknemer een loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de wet ontvangt; en
b. de werknemer op een garantiebaan als bedoeld in de Wet banenafspraak en arbeidsbeperkten is geplaatst; en
c. artikel 29b van de Ziektewet niet van toepassing is.
2. De no-riskpolis vergoedt bij ziekte van de in het vorige lid bedoelde werknemer een bedrag overeenkomstig artikel 29b Ziektewet.
3. Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de uitvoering van de noriskpolis.
4. Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2016.D
Artikel 18, lid 2, komt te luiden:
2. Conform hetgeen in het Regionaal WerkbedrijfWest-Brabant is afgesproken, wordt voor de vaststelling van de loonwaarde gebruik gemaakt van de methodiek van het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de methodiek Talent 6.E
Artikel 23 komt te luiden:
1. Als en voor zover de verstrekking van de voorzieningen aan de werkgever staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie geschiedt de verstrekking op grond van:
a. hoofdstuk lIl, deel 6 van de Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard; of
b. de Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie op de-minimissteun.
2. Als en voor zover de verstrekking van de voorzieningen aan de werkgever staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, wordt de voorziening verstrekt onder de voorwaarde dat de begunstigde onderneming een dossier bijhoudt aan de hand waarvan kan worden geverifieerd of de verleende steun voldoet aan de voorwaarden van de in lid 1 genoemde toegepaste verordeningen.Artikel II
Deze verordening treedt in werking op 17 december 2015 en heeft terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2015.Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 3 december 2015.De griffier, De burgemeester,1Algemene bepalingen1Begrippen1Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).2In deze verordening wordt verstaan onder:
a. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woensdrecht;
b. wet: de Participatiewet;
c. IOAW: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;
d. IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
e. proefplaatsing: werken met behoud van uitkering gedurende een periode van maximaal 3 maanden met de intentie en afspraak van een concrete baan in het vooruitzicht;
f. werkstage: werken met behoud van uitkering gedurende een periode van maximaal 6 maanden met als doel om werk ritme en werkervaring op te doen;
g. activeringsplaats: werken met behoud van uitkering door personen met een (zeer) grote afstand tot de arbeidsmarkt die wel het perspectief hebben dat zij met langere begeleiding weer inzetbaar zijn in reguliere arbeid;
h. detachering: werken in een betaalde baan bij een reguliere werkgever via een (sociaal) detacheringsbureau van de overheid of via een derde;
i. werkplekaanpassing: een voorziening die ingezet kan worden op de werkplek ten behoeve van een werknemer met arbeidsbeperkingen, waardoor de werknemer in staat is zijn werkzaamheden naar behoren uit te voeren;
j. jobcoaching: het geheel aan ondersteunende activiteiten dat nodig is om arbeidsparticipatie van mensen met een beperking op een specifieke werkplek optimaal en duurzaam te maken, waarbij het gaat om activiteiten die overstijgend zijn aan het gebruikelijke inwerktraject van de werkgever en die na het inwerken (nog) nodig zijn om de opgedragen taken te kunnen blijven uitvoeren.2Beleid en financiën2Evenwichtige verdelingHet college bevordert dat met betrekking tot het aanbieden van ondersteuning, er sprake is van een gelijke aandacht voor de in artikel 7, lid 1, sub a, van de wet genoemde groepen alsmede voor een evenwichtige verdeling binnen de te onderscheiden doelgroepen.2aDerogatieOp subsidies die op grond van deze verordening worden verstrekt, zijn de bepalingen van de Algemene subsidieverordening gemeente Woensdrecht 2013 niet van toepassing.3Subsidie- of budgetplafonds1Het college kan een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen.2Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.3Overschrijding van het plafond als bedoeld in lid 1 en lid 2 vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.4Dit artikel is niet van toepassing op loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 18 van deze verordening.3Voorzieningen4Bijzondere bepalingen1Het college kan in aanvulling op de verplichtingen die un de wet en deze verordening voortvloeien, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.2Het college kan een voorziening beëindigen als:
a. de persoon die aan een voorziening deelneemt, zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 9 en artikel 17 van de wet, artikel 13 en artikel 37 van de IOAW of artikel 13 en artikel 37 van de IOAW niet nakomt;
b. de persoon die aan de voorziening deelneemt, niet meer behoort tot de doelgroep;
c. de persoon die aan de voorziening deelneemt, algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een van de voorzieningen als in deze verordening genoemd, tenzij het betreft een persoon als bedoeld in artikel 7, lid 1, sub a, 2°, van de wet;
d. naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;
e. de voorziening naar het oordeel van het College niet meer geschikt is voor de persoon die gebruik maakt van de voorziening;
f. de persoon die aan de voorziening deelneemt, niet naar behoren gebruik maakt van de aangebodien voorziening;
g. de persoon die aan de voorziening deelneemt, niet meer voldoet aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening.3Het college kan ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in hoofdstuk 4 van deze verordening nadere regels stellen. Deze regels kunnen betrekking hebben op:
a. de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;
b. de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;
c. de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of -vaststelling;
d. de terugvordering van te veel betaalde loonkostensubsidies;
e. de aanvraag van en de besluttvorming over subsidies;
f. de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;
g. het vragen van een eigen bijdrage;
h. overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.5Individuele omstandighedenHet college houdt bij het aanbieden van de in deze verordening opgenomen voorzieningen rekening met de omstandigheden en functionele beperkingen van een persoon. De omstandigheden hebben in ieder geval betrekking op zorgtaken van die persoon en de mogelijkheid dat hij behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie of gebruik maakt van de voorziening beschut werk.
Onder zorgtaken wordt in ieder geval verstaan:
a. de opvang van ten laste komende kinderen tot vijf jaar;
b. de noodzakelijkheid van het verrichten van mantelzorg.6Niet-uitkeringsgerechtigden1Bij de re-integratie van niet uitkeringsgerechtigden gelden de volgende eisen:
a. de aanvrager dient zich voor minimaal 20 uur per week beschikbaar te stellen voor algemeen geaccepteerde arbeid;
b. de noodzaak voor ondersteuning dient aanwezig te zijn en wordt door het college vastgesteld;
c. de ondersteuning dient te allen tijde gericht te zijn op uitstroom;
d. de aanvrager is verplicht ingeschreven te staan als werkzoekende bij het UWV Werkbedrijf.2De voorzieningen als genoemd in de artikelen 12 en 16 van deze verordening worden niet ingezet voor niet-uitkeringsgerechtigden.3Geen recht op ondersteuning bestaat voor de niet-uitkeringsgerechtigde, indien sprake is van een voorliggende voorziening welke naar de mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de re-integratie van de aanvrager.4Vorm van ondersteuning7Proefplaatsing1Het college kan aan personen behorend tot de doelgroep een proefplaatsing aanbieden indien de werkgever bij wie deze proefplaatsing wordt gerealiseerd, aansluitend een dienstverband in het vooruitzicht stelt.2De proefplaatsing is bedoeld om de werknemer de vaardigheden te leren die noodzakelijk zijn voor het verrichten van de werkzaamheden in het aansluitende dienstverband.3Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de uitvoering van de proefplaatsing.8Werkstage1Het college kan een werkstage gericht op arbeidsinschakeling aanbieden als:
a. de persoon behoort tot de doelgroep; en
b. de persoon nog niet actief is geweest op de arbeidsmarkt of ruime afstand tot de arbeidsmarkt heeft door langdurige werkloosheid.2Het college plaatst de persoon uitsluitend als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.3Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de wijze waarop de werkstage wordt uitgevoerd en de voorwaarden die hieraan worden vertbonden.9Sociale activering1Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering, onder andere in de vonm van een activeringsplaats, voor zover de mogelijkheid bestaat dat hij op enig moment algemeen geaccepteerde arbeid kan verkrijgen waarbij geen gebruik meer wordt gemaakt van een voorziening.2Het college stemt de duur van de in het vorige lid bedoelde activiteiten af op de mogelijkheden en capaciteiten van die persoon.3Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de wijze waarop sociale activering wordt uitgevoerd en de voorwaarden die hieraan verbonden worden.10Scholing1Het college kan aan de persoon die behoort tot de doelgroep scholing of opleiding aanbieden die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert.2Het vorige lid is niet van toepassing op personen als bedoeld in artikel 7, lid 3, onderdeel a, van de wet.3Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de wijze waarop het scholingsinstrument wordt toegepast en de voorwaarden die hieraan verbonden worden.11Detachering1Het college kan aan de persoon die behoort tot de doelgroep een dienstverband aanbieden in de vonm van een detacheringsbaan, waarbij betrokkene voor het verrichten van de werkzaamheden wordt geplaatst bij een derde.2Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de wijze van uitvoering van deze detacheringsbaan.12Participatieplaats1Het college kan een persoon van 27 jaar en ouder met recht op algemene bijstand overeenkomstig artikel 10a van de wet on beloonde additionele werkzaamheden laten verrichten.2Het college zorgt ervoor dat de te verrichten additionele werkzaamheden worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst die wordt ondertekend door het college en de persoon die de additionele werkzaamheden gaat verrichten.3De premie als bedoeld in artikel 10a, lid 6, van de wet bedraagt telkens € 100,00.13Beschut werk1Het college kan de voorziening beschut werk aanbieden aan een persoon uit de doelgroep die door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding op en aanpassingen van de werkplek nodig heeft, dat van een reguliere werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij deze persoon in dienst neemt.2Het college maakt uit personen uit de doelgroep een voorselectie en wint bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen advies in voor de beoordeling of zij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben.3Om de in artikel 10b, lid 1, van de wet bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken, kan het college de volgende ondersteunende voorzieningen inzetten:
a. fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving;
b. uitplitsing van taken;
c. aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of arbeidsduur.4Het college bepaalt de omvang van het aanbod beschut werk en legt vast hoeveel plekken voor beschut werk de gemeente beschikbaar stelt.14Persoonlijke ondersteuning1Aan een persoon die behoort tot de doelgroep kan het college persoonlijke ondersteuning in de vorm van jobcoaching aanbieden bij het verrichten van de aan die persoon opgedragen taken in de vorm van structurele begeleiding, als hij zonder persoonlijke ondersteuning niet in staat is de aan hem door de werkgever opgedragen taken te verrichten.2Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de wijze waarop jobcoaching wordt aangeboden, alsmede de omvang, duur en kosten hiervan.15No-riskpolis1Een werkgever komt voor 2015 in aanmerking voor een no-riskpolis bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen als:
a. de werkgever voor de desbetreffende werknemer een loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de wet ontvangt; en
b. de werknemer op een garantiebaan als bedoeld in de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten is geplaatst; en
c. artikel 29b van de Ziektewet niet van toepassing is.2De no-riskpolis vergoedt bij ziekte van de in het vorige lid bedoelde werknemer een bedrag overeenkomstig artikel 29b Ziektewet.3Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de uitvoering van de no-riskpolis.4Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2016.16Incidentele loonkostensubsidie1Het college kan een incidentele loonkostensubsidie verstrekken aan werkgevers ten behoeve van bepaalde specifieke doelgroepen.2Het college stelt nadere regels op ten aanzien van:
a. de specifieke doelgroepen waarvoor incidentele loonkostensubsidie kan worden verleend;
b. de hoogte en duur van de incidentele loonkostensubsidie;
c. het recht op incidentele loonkostensubsidie in relatie tot de omvang van de dienstbetrekking;
d. de wijze van betaalbaarstelling;
e. het maximaal aantal te verstrekken incidentele loonkostensubsidies per werkgever.3De incidentele loonkostensubsidie wordt uitsluitend verstrekt als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en geen verdringing van arbeid plaatsvindt.4De incidentele loonkostensubsidie wordt niet verstrekt in combinatie met structurele loonkostensubsidie voor dezelfde werknemer.5De incidentele loonkostensubsidie wordt niet verstrekt als de werkgever op grond van een andere regeling aanspraak kan maken op een financiële tegemoetkoming in verband met de indiensttreding van de werknemer.17Structurele loonkostensubsidie1Het college stelt vast of een persoon behoort tot de doelgroep van de structurele loonkostensubsidie.2Hierbij neemt het college de volgende criteria in acht:
a. de persoon moet behoren tot de doelgroep zoals omschreven in artikel 7, lid 1, sub a, van de wet;
b. de persoon is niet in staat met voltijdse arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen; en
c. de persoon heeft mogelijkheden tot arbeidsparticipatie.18Vaststelling loonwaarde1Ten behoeve van de vaststelling van de structurele loonkostensubsidie stelt het college de loonwaarde van de persoon als bedoeld in artikel 17 van deze verordening vast.2Conform hetgeen in het Regionaal WerkbedrijfWest-Brabant is afgesproken, wordt voor de vaststelling van de loonwaarde gebruik gemaakt van de methodiek van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de methodiek Talent 6.19Werkplekaanpassing1Het college kan een werkgever, die met een persoon die behoort tot de doelgroep een dienstbetrekking aangaat van ten minste zes maanden, een vergoeding verstrekken voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht.2Een vergoeding als bedoeld in het vorige lid wordt niet verstrekt, indien op grond van een andere regeling een vergoeding voor de kosten kan worden verstrekt.3Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de wijze van uitvoering van de voorziening als bedoeld in het eerste lid.20Overige vergoedingen1Het college kan aan een persoon behorend tot de doelgroep, een vergoeding verstrekken voor noodzakelijke kosten die zijn gemaakt in het kader van de arbeidsinschakeling.2Geen aanspraak op de in het vorige lid genoemde vergoeding bestaat, indien een beroep gedaan kan worden op een voorliggende voorziening die gezien aard en doel wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn.3Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de vergoeding als vermeld in het eerste lid.21Premie1Voor zover dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan de arbeidsinschakeling kan de uttkeringsgerechtigde een premie worden verstrekt van maximaal het bedrag als bedoeld in artikel 31, lid 2, sub j, van de PW.2Het college stelt in beleidsregels de voorwaarden voor het recht op een dergelijke premie vast alsmede de hoogte hiervan.22Overige re-integratievoorzieningenHet college kan nadere regels stellen ten aanzien van de inzet van andere dan de in deze verordening genoemde reintegratievoorzieningen.5Staatssteunbepaling23Staatssteun1Als en voor zover de verstrekking van de voorzieningen aan de werkgever staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie geschiedt de verstrekking op grond van:
a. hoofdstuk lIl, deel 6 van de Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard; of
b. de Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun.2Als en voor zover de verstrekking van de voorzieningen aan de werkgever staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, wordt de voorziening verstrekt onder de voorwaarde dat de begunstigde onderneming een dossier bijhoudt aan de hand waarvan kan worden geverifieerd of de verleende steun voldoet aan de voorwaarden van de in lid 1 genoemde toegepaste verordeningen.6Slotbepalingen24Hardheidsclausule
Door of namens het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende worden afgeweken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.25Overgangsrecht1
Een persoon die gebruik maakt van een toegekende voorziening op grond van de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2012 behoudt deze voorziening voor de duur ervan, alsmede voor zover en zolang aan de opgelegde verplichtingen wordt voldaan, met een maximum van twaalf maanden te rekenen vanaf 1 januari 2015.2
Het college kan na afloop van de in het vorige lid bedoelde periode besluiten de voorziening voort te zetten.26Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als "Re-integratieverordening Participatiewet".27Inwerkingtreding en intrekking1
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.2
De 'Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2012', vastgesteld in de openbare vergadering van 14 december 2011, vervalt op 1 januari 2015.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 4 december 2014.
De griffier, De voorzitter,1bij de Re-integratieverordening Participatiewet
Download de toelichting bij de Re-integratieverordening Participatiewet (pdf, 3,8 MB).