CVDR347473_1Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2015nlregelingZundert2017-11-14Zundertwww.officielebekendmakingen.nl, 17-12-2014Verordening rioolheffing Zundert 2015Gemeentewet, art. 228 agemeenteraadfinanciën en economie2014-12-09De tekst in dit document is vrij van auteursrecht en
databankrecht2015-01-012016-01-01Nieuwe regeling2014/17281financiën en economieGeenGeenVerordening rioolheffing Zundert 2015De raad van de gemeente Zundert;gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 18
november 2014;gehoord het advies van de Ronde d.d. 25 november 2014;gelet op artikel 228 a van de Gemeentewet; b e s l u i t vast te stellen de:Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2015(verordening rioolheffing Zundert 2015).1BegripsomschrijvingenDeze verordening verstaat onder:
perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig
gedeelte daarvan;
gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van
voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of
transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom,
in beheer of in onderhoud bij de gemeente;
verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het
waterleidingbedrijf betrekking heeft, welke op 1 januari van het
belastingjaar bekend is;
water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater
of grondwater.
2Aard van de belastingOnder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter
bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en
bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk
afvalwater: en
de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het
ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen
teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand
voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te
voorkomen of te beperken.
3Belastbaar feit en belastingplichtDe belasting wordt geheven:
van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot
heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel
dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke
riolering, verder te noemen: eigenarendeel; en
van de gebruiker van een perceel van waaruit water
direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt
afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.
Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het
perceel een onroerende zaak is, als genothebbende
krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt
degene die bij het begin van het belastingjaar als
zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij
blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende
krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker
aangemerkt:
degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel
al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of
persoonlijk recht gebruikt;
ingeval een gedeelte van een perceel - niet een gedeelte
als bedoeld in artikel 4 - voor gebruik is afgestaan:
degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
4Zelfstandige gedeeltenIndien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun
indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt,
wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd
gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten
tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden
aangemerkt. 5Maatstaf van heffing1.Het eigenarendeel als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a,
wordt geheven naar een vast bedrag per perceel. 2.Het gebruikersdeel als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel
b, wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het
perceel wordt afgevoerd. 3.Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke
meters leidingwater en grondwater dat in de laatste aan het begin
van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel
is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk
is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water
door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt
een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.
4.Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die
pompinstallatie zijn voorzien van een: 5.watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden
afgelezen, of 6.bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie
met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.
7.De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de
hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere
wettelijke bepaling. 8.De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of
gepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is
afgevoerd. 6Belastingtarieven
Het eigenarendeel als bedoeld in artikel 3, eerste lid,
onderdeel a, bedraagt per perceel : € 130,56
Het gebruikersdeel als bedoeld in artikel 3, eerste lid,
onderdeel b, bedraagt : 0 tot en met 300 kubieke meter € 123,17 per belastingjaar;
301 tot en met 600 kubieke meter € 359,82 per belastingjaar; 601 tot en met 1.000 kubieke meter € 628,40 per belastingjaar;1.001 tot en met 1.500 kubieke meter € 704,78 per belastingjaar;1.501 tot en met 2.000 kubieke meter € 1.320,83 per belastingjaar;2.001 tot en met 3.500 kubieke meter € 2.033,02 per belastingjaar;3.501 tot en met 5.000 kubieke meter € 3.075,48 per belastingjaar;5.001 tot en met 7.500 kubieke meter € 4.428,52 per belastingjaar;7.501 tot en met 10.000 kubieke meter € 6.064,66 per belastingjaar;10.001 tot en met 12.500 kubieke meter € 7.624,53 per
belastingjaar;12.501 tot en met 15.000 kubieke meter € 9.105,58 per
belastingjaar;15.001 tot en met 17.500 kubieke meter € 10.512,86 per
belastingjaar;Meer dan 17.501 kubieke meter € 13.090,51 per belastingjaar;7BelastingjaarHet belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. 8Wijze van heffingDe belasting worden bij wege van aanslag geheven. 9Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar
tijdsgelang1.De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of
voor het gebruikersdeel, zo dit later is, bij de aanvang van de
belastingplicht. 2.Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het
gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de
belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor
dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de
aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden
overblijven. 3.Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het
gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat
aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor
dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het
einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden
overblijven.4.Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de
belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander
perceel in gebruik neemt, tenzij het ander perceel in een andere
belastingtariefgroep is ingedeeld. 10Termijnen van betaling1.In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990
moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan
de eerste vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet
en de tweede termijn twee maanden later.2.In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt, ingeval
machtiging is verleend tot automatische incasso, het totaal bedrag
van de op één aanslagbiljet verenigde gemeentelijke belastingen €
50,00 of meer doch niet meer dan € 3.000,00 bedraagt, dat de
aanslagen moeten worden betaald in 10 gelijke termijnen waarvan de
eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het
aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand
later.3.De in het tweede lid bedoelde machtiging tot automatische incasso
wordt geacht niet te zijn verleend indien twee van de tien termijnen
niet zijn betaald doordat automatische incasso van de betaalrekening
van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen één
maand na afschrijving zijn gestorneerd. Alsdan gelden de
betaaltermijnen als bedoeld in het eerste lid. 4.De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste
lid gestelde termijnen.11Nadere regels door het college van burgemeester en
wethoudersHet college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en invordering van de rioolheffing. 12Inwerkingtreding en citeertitel
De 'Verordening rioolheffing Zundert 2014", vastgesteld d.d. 10
december 2013, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde
lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande
dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich
voor die datum hebben voorgedaan.
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari
2015.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening rioolheffing
Zundert 2015'.
Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 9 december 2014.De raad voornoemd.De griffier, drs. J.J. RochatDe voorzitter,L.C. Poppe-de Looff