Regeling vervallen per 05-11-2021

Bomenverordening van de gemeente Nunspeet 2016

Geldend van 02-03-2016 t/m 04-11-2021

Intitulé

Bomenverordening van de gemeente Nunspeet 2016

De raad van de gemeente Nunspeet;

gelet op artikel 15 van de Boswet en artikel 149 van de Gemeentewet;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 februari 2016, nr. 190;

b e s l u i t :

vast te stellen de Bomenverordening van de gemeente Nunspeet 2016.

Artikel 1 – Begripsomschrijving

1.Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a. boom:

een levend houtachtig, opgaand gewas, met een stamomtrek van minimaal 30 centimeter op 1,30 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de stamomtrek van de dikste stam. In afwijking van deze minimale stamomtrek van 30 centimeter geldt geen minimale stamomtrek in geval van houtopstanden als in artikel 9, 10, 12 of indien sprake is van Herdenkingsbomen.

b. Herdenkingsboom:

een levend houtachtig, opgaand gewas, aangeplant ter herdenking van een gebeurtenis.

c.herplantbomen:

een boom die is aangeplant in het kader van artikel 9 of 10.

d. houtopstand:

één of meer bomen of boomvormers, of andere houtachtige gewassen, mogelijk onderdeel uitmakend van hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen, een struweel of een heg.

e. Monumentale boom:

bijzondere beschermwaardige houtopstand staande binnen de bebouwde kom Boswet, zoals een herdenkingsboom of een houtopstand met een bijzondere leeftijd, schoonheid- of zeldzaamheidswaarde of een bijzondere functie voor de omgeving en opgenomen in de Lijst Monumentale bomen als bedoeld in artikel 2.

f. bebouwde kom:

de bebouwde kom(men) ingevolge de Boswet zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende kaarten.

g. Boomzonegebied:

een door de raad aangewezen gebied met een bosachtig karakter binnen de bebouwde kom(men) zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende kaarten, waar afwijkende regels zijn gesteld voor het vellen van bomen.

h. dunning:

een velling uitsluitend bedoeld als verzorgingsmaatregel ter bevordering van na dunning overblijvende houtopstand.

i. vellen:

rooien; kappen; verplanten; het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood, de ernstige beschadiging of de ernstige ontsiering van de bomen ten gevolge kan hebben.

j. boomwaarde:

de monetaire waarde van een houtopstand zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen.

k. stamomtrek:

de omtrek van de stam van een boom, gemeten op 1,30 meter vanaf het maaiveld.

l. Bomeneffect-analyse:

een standaard beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor een houtopstand, op basis van landelijke richtlijnen.

m. boomdeskundige:

persoon of bedrijf met aantoonbare kennis van houtopstanden, ook een persoon in dienst van de gemeente Nunspeet.

n. bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

o. college:

het college van burgemeester en wethouders van gemeente Nunspeet.

p. raad:

gemeenteraad van gemeente Nunspeet

q. Lijst Monumentale bomen:

Een door de raad opgesteld Lijst Monumentale bomen met daarop Monumentale bomen die binnen de bebouwde kom staan.

r. noodkap:

het direct of binnen 48 uur vellen van een boom, indien door een boomdeskundige, door de brandweer of gemeentelijke dienst is vastgesteld dat de boom direct gevaar oplevert voor mens en omgeving;

s. beheerplan:

een door het college of raad vastgesteld plan voor het beheer van gemeentelijke bomen.

t.Herplantfonds:

Gemeentelijk fonds bestemd voor herplant van bomen.

Artikel 2 – Lijst Monumentale bomen

  • 1. De raad stelt een Lijst Monumentale bomen vast. Deze Lijst wordt elke vijf jaar herzien. De Lijst Monumentale bomen bevat een samenhangend geheel van de volgende bomen:

    • a.

      Monumentale bomen in gemeentelijk eigendom;

    • b.

      Monumentale bomen in particulier eigendom.

  • 2. De Lijst Monumentale bomen bevat minimaal de volgende gegevens:

    • ·

      Redengevende beschrijving;

    • ·

      Soort houtopstand;

    • ·

      Standplaats;

    • ·

      Kadastrale gegevens.

Artikel 3 – Kapverbod Monumentale bomen

  • 1.

    Het is verboden Monumentale bomente vellen of te doen vellen.

  • 2.

    Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

  • 3.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstand als bedoeld in artikel 15, lid 2 van de Boswet.

  • 4.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt verder niet voor:

    • a.

      bomen die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het college;

    • b.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • c.

      het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • d.

      bomen ten aanzien waarvan bij een geldend bestemmingsplan of bij een geldend voorbereidingsbesluit is bepaald dat het verboden is deze te vellen zonder een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 lid b van de Wabo van het bevoegd gezag, met dien verstande dat de afwegingscriteria die in artikel 5 van deze verordening zijn genoemd, mogen worden meegewogen bij de beslissing over de verlening van deze vergunning.

    • e.

      bomen die als gevolg van verwezenlijking van een bestemmingsplan zullen moeten verdwijnen en die daartoe in de plantoelichting uitdrukkelijk als zodanig zijn aangewezen.

  • 5.

    Een ontheffing voor het vellen van Monumentale houtopstanden kan, indien alternatieven voor behoud zijn onderzocht, worden verleend:

    • a.

      indien naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade of:

    • b.

      indien sprake is van een Monumentale boom in eigendom van de gemeente, en een beargumenteerde motivatie opweegt tegen het duurzaam behoud van de Monumentale boom of;

    • c.

      indien sprake is van een Monumentale houtopstand in eigendom van een particulier, en een beargumenteerd individueel belang van niet-tijdelijke aard, opweegt tegen het duurzaam behoud van de Monumentale boom.

  • 6.

    Het bevoegd gezag kan bepalen dat door de aanvrager van de omgevingsvergunning bij de aanvraag een Bomeneffect-analyse moet worden overlegd.

  • 7.

    Het bevoegd gezag kan indien een boom direct gevaar oplevert die noodkap noodzakelijk maakt, besluiten dat de omgevingsvergunning voor het vellen direct in werking treedt. Het besluit wordt daarna en na velling zo spoedig mogelijk bekend gemaakt.

Artikel 4 – Kapverbod Boomzonegebieden, gemeentelijke bomen, herplantbomen

1.Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag gemeentelijke bomen met een stamomtrek groter dan 120 cm, of bomen staande in Boomzonegebied met een stamomtrek groter dan 120 centimeter te vellen of te doen vellen, onverminderd het gestelde in artikel 3 lid 1.

2.Het in het eerste lid bedoelde verbod behoudens vergunning geldt eveneens voor bomen die zijn aangelegd op basis van een herplant- en instandhoudingsplicht op grond van de artikelen 9 en 10 van deze verordening.

3.Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor bomen als bedoeld in artikel 15 Boswet.

  • 4.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt verder niet voor:

    • a.

      bomen die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het college;

    • b.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • c.

      het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • d.

      bomen die bij wijze van dunning moet worden geveld;

    • e.

      vellen in geval van vastgestelde noodkap;

    • f.

      velling in het kader van een vastgesteld beheerplan;

    • g.

      bomen ten aanzien waarvan bij een geldend bestemmingsplan of bij een geldend voorbereidingsbesluit is bepaald dat het verboden is deze te vellen zonder een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 lid b van de Wabo van het bevoegd gezag.

  • 5.

    Het bevoegd gezag kan indien een boom direct gevaar oplevert die noodkap noodzakelijk maakt, besluiten dat de omgevingsvergunning voor het vellen direct in werking treedt. Het besluit wordt daarna en na velling zo spoedig mogelijk bekend gemaakt.

Artikel 5 – Criteria Boomzonegebieden, gemeentelijke bomen, herplantbomen

  • 1. Het bevoegd gezag kan de vergunning weigeren dan wel, onder voorschriften verlenen.

  • 2. Vergunning voor het vellen van een boom als bedoeld in artikel 4 kan worden geweigerd indien de belangen van verlening niet opwegen tegen de belangen van behoud van de boom op basis van één of meer van de volgende waarden:

  • a. natuur- en milieuwaarden;

  • b. landschappelijke waarden;

  • c. beeldbepalende waarden;

  • d. cultuurhistorische waarden;

  • e. waarden van stads- en dorpsschoon;

  • f. waarde voor recreatie en leefbaarheid.

Artikel 6 – Aanvraag

De omgevingsvergunning voor het vellen van een boom moet gemotiveerd worden aangevraagd via het Omgevingsloket Online (OLO) door of namens dan wel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de boom te beschikken, onder overlegging van een overzicht van de overige vergunningen, ontheffingen of toestemmingen die nodig zijn voor de realisatie van een project. De aanvraag dient bij voorkeur digitaal te worden ingediend.

Artikel 7 – Intrekking of wijziging

De omgevingsvergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien na het verlenen van de omgevingsvergunning, op grond van verandering van inzichten of omstandigheden opgetreden na verlening, wijziging of intrekking noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan omgevingsvergunning is vereist;

  • b.

    indien ter verkrijging onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • c.

    indien aan de omgevingsvergunning voor het vellen verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    indien de houder dit verzoekt.

Artikel 8 – Beperking geldigheidsduur

  • 1. Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbinden dat de omgevingsvergunning, voor zover deze betrekking heeft op het vellen van houtopstanden, een geldigheidsduur heeft van drie jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning.

  • 2. Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbinden dat in het geval het een omgevingsvergunning voor het vellen van meer dan één boom betreft, de omgevingsvergunning voor alle bomen slechts drie jaar geldig is, ook als in fasen geveld wordt of één boom of enkele bomen al geveld zijn.

Artikel 9 – Bijzondere vergunningsvoorschriften

  • 1. Tot de aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen, moet worden herplant en duurzaam in stand moet worden gehouden.

  • 2. In het voorschrift als bedoeld in het vorige lid wordt telkens bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 3. Indien niet ter plaatse kan worden herplant, kan tot de aan een omgevingsvergunning tot vellen te verbinden voorschriften behoren het voorschrift dat een geldelijke bijdrage gestort moet worden in het Herplantfonds.

  • 4. De verplichtingen en voorschriften van artikel 9 kunnen gelden voor bomen kleiner dan de in artikel 1 genoemde minimummaat.

  • 5. Tot aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren dat pas tot vellen van boom op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien andere vergunningen, ontheffingen, toestemming en/of ruimtelijke ordening procedures in werking getreden of onherroepelijk geworden zijn.

  • 6. Degene aan wie de verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede zijn rechtsopvolger is verplicht hier aan te voldoen.

Artikel 10 – Herplant-/instandhoudingsplicht

  • 1. Indien een boom waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het college aan degene die krachtens zakelijk recht of degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de boom te beschikken, dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten en duurzaam in stand te houden overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 2. Indien niet ter plaatse kan worden herplant, wordt een financiële bijdrage gestort in het Herplantfonds.

  • 3. De verplichtingen en voorschriften van dit artikel kunnen gelden voor bomen kleiner dan de in artikel 1 van deze verordening genoemde minimummaat.

  • 4. Wordt de verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 5. Indien een boom waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het college aan degene die krachtens zakelijk recht of degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken, dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om;

  • a. overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hem te stellen termijn maatregelen te nemen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen of;

  • b. een Bomeneffect-analyse op te stellen en aan te bieden aan het college.

  • 6. Degene aan wie de verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede zijn rechtsopvolger is verplicht hier aan te voldoen.

Artikel 11 – Afstand van de erfgrenslijn

De afstand als bedoeld in artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0.5 meter voor gemeentelijke bomen en op 1 meter voor overige bomen.

Artikel 12 – Bestrijding van boomziekten

  • 1. Indien zich op een terrein één of meer houtopstanden bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      de houtopstand te vellen;

    • b.

      conform de richtlijnen van de gemeente de gevelde houtopstand direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van het college gevelde bomen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren, indien het boomsoort betreft die de boomziekte kan verspreiden.

Artikel 13 – Bescherming gemeentelijke houtopstand

  • 1. Het is verboden om gemeentelijke houtopstanden:

  • a. te beschadigen, te beplakken of te bekladden of;

  • b. daaraan snoeiwerk te verrichten, behoudens door de gemeente opgedragen boomverzorg-ende taken of;

  • 2. Het is verboden om zonder vergunning van het college in of aan gemeentelijke houtopstanden een of meerdere voorwerpen aan te brengen of anderszins te bevestigen.

Artikel 14 – Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met het bij of krachtens artikel 12 en 13 bepaalde, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 15 – Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college dan wel de burgemeester aangewezen personen, dan wel ambtenaren als bedoeld in artikel 141 Wetboek van Strafvordering.

Artikel 16 – Slotbepaling

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 2 maart 2016.

  • 2.

    Met ingang van die dag wordt de bij raadsbesluit van 25 februari 1999 vastgestelde Verordening op het bewaren van houtopstand 1999, ingetrokken.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Bomenverordening 2016.

Ondertekening

Vastgesteld ter openbare vergadering
van 18 februari 2016
de secretaris, de voorzitter,

Bijlage (diversen)

Voor de bijlagen: www.nunspeet.nl

Toelichting op de Bomenverordening 2016.

Algemeen

De nieuwe bomenverordening 2016 is opgesteld om aan te sluiten bij de bepalingen van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Ook voldoet deze verordening aan de wens om te komen tot meer deregulering. Slechts bomen die binnen de bebouwde kom Boswet staan vallen onder kapverbod. In deze verordening zijn aangewezen Boomzonegebieden opgenomen waarvoor afzonderlijke regels gelden. Deze Boomzonegebieden zijn bosrijke gebieden die extra bescherming nodig hebben boven de overige gebieden.

Artikel 1 – Begripsomschrijving

eerste lid, onder d

De bebouwde kom of kommen, van de gemeente als bedoeld in artikel 1 van de Boswet wordt/worden bij afzonderlijk besluit door de raad vastgesteld. De reikwijdte van de verordening an sich omvat echter het gehele grondgebied van de gemeente, zowel binnen als buiten de bebouwde kom(men).

Artikel 3 – Kapverbod Monumentale bomen

In deze verordening is het kapverbod voor Monumentale bomen afzonderlijk opgenomen. Deze bomen mogen geveld worden in speciale gevallen. Hiervoor is – behoudens de vrijstellingen – ontheffing van het bevoegd gezag nodig. Dit is gedaan omdat deze bomen alleen geveld mogen worden in met een beargumenteerde motivatie die opweegt tegen het duurzaam behoud van de boom.

Lid 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor bomen als bedoeld in artikel 15 Boswet zijnde:

  • a.

    wegbeplanting en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit populieren of wilgen, tenzij deze zijn geknot;

  • b.

    vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;

  • c.

    fijnsparren, niet ouder dan 12 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

  • d.

    kweekgoed;

Artikel 4 – Kapverbod Boomzonegebieden, gemeentelijke bomen, herplantbomen

Voor dit soort bomen geldt – behoudens vrijstellingen – een lichter kapverbod. Voor velling moet daarom geen ontheffing maar vergunning door het bevoegd gezag zijn verleend.

Lid 1.Voor gemeentelijke bomen die buiten de bebouwde kom staan, geldt wel een vergunningplicht.

Lid 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor bomen als bedoeld in artikel 15 Boswet zijnde:

  • a.

    wegbeplanting en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit populieren of wilgen, tenzij deze zijn geknot;

  • b.

    vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;

  • c.

    fijnsparren, niet ouder dan 12 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

  • d.

    kweekgoed;

Artikel 11 – Afstand van de erfgrenslijn

In deze verordening is een afstand van 0,5 meter van de erfgrens opgenomen ter bescherming van gemeentelijke bomen.