Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 20 november 2012, nr. 80C29868, houdende nadere regels op grond van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht Gedeputeerde Staten van Utrecht (Uitvoeringsverordening subsidie bodemsanering provincie Utrecht)

Geldend van 22-03-2024 t/m heden

Intitulé

Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 20 november 2012, nr. 80C29868, houdende nadere regels op grond van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht Gedeputeerde Staten van Utrecht (Uitvoeringsverordening subsidie bodemsanering provincie Utrecht)

Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 20 november 2012, nr. 80C29868, houdende nadere regels op grond van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht Gedeputeerde Staten van Utrecht;

Gelet op het Programma Bodemsanering, artikel 4:25 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 1.4, eerste lid, van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 2022 alsmede artikel 53 van de Wet bodembescherming;

Overwegende dat gedeputeerde staten budgethouder zijn van de  bodemsaneringsgelden voor de zogenoemde ‘niet-rechtstreekse’ gemeenten die op hun verzoek worden belast met de uitvoering van onderzoek en sanering;

Overwegende dat gedeputeerde staten hebben besloten de sanering van ernstige bodemverontreiniging op percelen van eigenaars of erfpachters die deze percelen uitsluitend voor eigen bewoning in gebruik hebben, te stimuleren door het verstrekken van subsidie teneinde het belang die de bodem heeft voor mens, plant of dier te beschermen;

Besluiten de volgende uitvoeringsverordening vast te stellen: 

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze uitvoeringsverordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 2022;

  • b.

    niet-rechtstreekse gemeenten: gemeenten die niet rechtstreeks van het Rijk bodemsaneringsbudget toebedeeld krijgen;

  • c.

    provinciale middelen: vanuit het Rijk aan de provincie beschikbaar gestelde middelen voor de uitvoering van onderzoek naar verontreinigingen die risico’s voor mens, plant of dier als bedoeld in artikel 37 van de wet kunnen opleveren en de sanering van die verontreinigingen;

  • d.

    subsidiabele kosten: de kosten van het verzamelen van de gegevens en het verrichten van de werkzaamheden als bedoeld in de artikelen 28, 38, 39, 39a, 39b, 39c en 39d en 55c van de wet;

  • e.

    projectgebonden apparaatskosten: kosten van personeel, informatievoorziening, organisatie, financieel beheer en automatisering verbonden aan de uitvoering van onderzoek, onderscheidenlijk sanering als bedoeld in artikel 1 van het Besluit financiele bepalingen bodemsanering;

  • f.

    wet: Wet bodembescherming;

  • g.

    tuin: locatie met gevoelig gebruik ‘wonen met tuin’ (mogelijk) in gebruik als speelplek voor jonge kinderen (0-6 jaar);

  • h.

    moestuin: moestuincomplexen groter dan 200 m² en met meer dan vijf gebruikers alsmede schooltuinen;

  • i.

    diffuus lood: bodemverontreiniging met lood die verspreid voorkomt in gebieden met historische (stedelijke) ophooglagen en opgehoogde veenweidegebieden (toemaakdek);

  • j.

    Handelingskader diffuus lood: het Handelingskader voor diffuus lood in de bodem, vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Utrecht d.d. 24 september 2019;

  • k.

    aandachtsgebieden: aandachtsgebieden voor diffuus lood zoals weergegeven op de kaart in bijlage 3 van het Handelingskader diffuus lood gelegen in de provincie Utrecht.

Hoofdstuk 2 Verstrekken van subsidie aan gemeenten

Artikel 2 Criteria

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van onderzoek naar bodemverontreiniging, onderscheidenlijk sanering van bodemverontreiniging, bedoeld in artikel 38, dan wel een gebiedsgerichte aanpak als bedoeld in artikel 55c van de wet.

  • 2.

    Subsidie wordt slechts verstrekt als de bodemverontreinigingen zijn gelegen binnen de rode contour van een gemeente of een uitleggebied, zoals vastgelegd op de plankaart behorende bij de laatste door provinciale staten vastgestelde structuurvisie (structuurschets), waarvan de sanering spoedeisend is, vanwege de aanwezigheid van:

    • a.

      humane risico’s;

    • b.

      verspreidingsrisico’s; of

    • c.

      ecologische risico’s.

  • -

    Deze rangschikking van risico’s geldt als een voorkeursvolgorde voor subsidieverstrekking.

  • 3.

    Bij de verstrekking van subsidie wordt tevens voorrang gegeven aan bodemonderzoeken, onderscheidenlijk saneringen die in het jaar van aanvraag worden uitgevoerd.

Artikel 2a Criteria diffuus lood

  • 1 Naast de in artikel 2 genoemde gevallen kan subsidie worden verstrekt ten behoeve van onderzoek en aanpak van diffuus lood binnen de aandachtsgebieden conform het Handelingskader diffuus lood voor:

    • a.

      het opstellen van een gemeentelijk programma voor de aanpak van diffuus met lood verontreinigde grond in tuinen en moestuinen;

    • b.

      (programmatisch) onderzoek naar bodemverontreiniging, onderscheidenlijk sanering van bodemverontreiniging, alsmede communicatie van gebruiksadviezen met betrekking tot diffuus lood in particuliere tuinen en moestuinen.

  • 2 Subsidie wordt slechts verstrekt met betrekking tot bodemverontreinigingen waarvan de sanering (mogelijk) spoedeisend is vanwege de aanwezigheid van humane risico’s.

Artikel 3 Subsidieontvangers / Doelgroepen

Subsidie kan worden verstrekt aan niet-rechtstreekse gemeenten in de provincie Utrecht.

Artikel 4 Aanvraag om subsidie

Aanvragen om subsidies als bedoeld in de artikelen 2 en 2a worden ingediend door gebruikmaking van een aanvraagformulier.

Artikel 5 Hoogte van de subsidie  

  • 1 De subsidie als bedoeld in artikel 2 bedraagt ten hoogste € 225.000,- en wordt verstrekt in de vorm van een vast bedrag dat als volgt wordt bepaald:

    • a.

      het percentage van de subsidiabele kosten van onderzoek naar verontreinigingen waarvan de sanering mogelijk spoedeisend is bedraagt ten hoogste 90% van de geraamde kosten van dit onderzoek. In dit percentage is begrepen 15% voor onvoorziene extra kosten;

    • b.

      het percentage van de subsidiabele kosten van sanering of gebiedsgericht grondwaterbeheer bedraagt ten hoogste 75% van de geraamde kosten van de sanering of het gebiedsgericht grondwaterbeheer, inclusief 15% onvoorziene extra kosten;

    • c.

      kosten van sanering zoals vermeld in bijlage 7 van de Regeling financiële bepalingen bodemsanering 2005;

    • d.

      projectgebonden apparaatskosten van ten hoogste 10% van de totale kosten van onderzoek, onderscheidenlijk sanering of gebiedsgericht grondwaterbeheer.

  • 2 Tot de subsidiabele kosten behoren in ieder geval niet:

    • a.

      kosten van gerechtelijke procedures en juridische advisering;

    • b.

      de kosten die samenhangen met werkzaamheden in een ander kader dan bodemsanering, maar die uit praktische overwegingen gelijktijdig met een bodemsanering worden uitgevoerd.

Artikel 5a Hoogte van de subsidie ten behoeve van diffuus lood

  • 1 De subsidie voor het opstellen van een programma als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, aanhef en onder a, bedraagt ten hoogste € 30.000,- en wordt eenmalig verstrekt in de vorm van een vast bedrag dat wordt bepaald op 90% van de geraamde kosten. In dit percentage is begrepen 15% voor onvoorziene extra kosten;

  • 2 De subsidie voor (programmatisch) bodemonderzoek danwel sanering en het geven van gebruiksadviezen als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, aanhef en onder b, bedraagt ten hoogste € 225.000,- en kan met betrekking tot het geheel van de binnen de gemeente gelegen particuliere tuinen en moestuinen eenmalig worden aangevraagd voor het uitvoeren van bodemonderzoek en tevens eenmalig voor de daaropvolgende bodemsanering en communicatie. Hierop zijn de voorwaarden genoemd in artikel 5 van toepassing. In aanvulling op artikel 5, eerste lid, aanhef en onder c, zijn kosten van aanpak conform het Handelingskader diffuus lood subsidiabel.

Artikel 5b Verplichtingen subsidieontvanger diffuus lood

  • 1 Een programma als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, aanhef en onder a, wordt opgesteld binnen twee jaar nadat de subsidie is verstrekt.

  • 2 De activiteiten bedoeld in artikel 5a, tweede lid, worden voltooid binnen vijf jaar nadat de subsidie is verstrekt.

Artikel 6 Subsidieplafond

Het subsidieplafond voor bodemonderzoek en -sanering aan gemeenten bedraagt € 0,00 voor het tijdvak tot en met 2024.

Hoofdstuk 3 Verstrekken van subsidies aan eigenaren of erfpachters van eigen woningen

Artikel 7 Toepassingsbereik

Deze uitvoeringsverordening is niet van toepassing in gevallen van ernstige verontreiniging als bedoeld in artikel 48 van de wet. In die gevallen kunnen gedeputeerde staten of burgemeester en wethouders een financieringsovereenkomst met de eigenaren of erfpachters van eigen woningen sluiten.

Artikel 8 Criteria 

Subsidie kan worden verstrekt voor het verzamelen van de gegevens en het verrichten van de werkzaamheden, bedoeld in de artikelen 28, 38, 39, 39c en 39d van de wet, en voor zover uit een oriënterend onderzoek of een nader onderzoek als bedoeld in artikel 1 van de wet is af te leiden dat sprake is van een geval van ernstige verontreiniging.

Artikel 9 Subsidieontvangers

Subsidie kan worden verstrekt aan eigenaars of erfpachters voor zover het grond betreft waarop zij wonen.

Artikel 10 Aanvraag

  • 1 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend ten minste acht weken voor de aanvang van de saneringswerkzaamheden als bedoeld in artikel 39a van de wet.

  • 2 De aanvraag gaat vergezeld van een melding als bedoeld in artikel 28 van de wet.

  • 3 De begroting, bedoeld in artikel 4.4, eerste lid, onder d, van de Asv, bevat uitsluitend de subsidiabele saneringskosten. Met betrekking tot diffuse loodverontreiniging worden de subsidiabele kosten getoetst aan het Handelingskader diffuus lood.

  • 4 In aanvulling op artikel 4.4 van de Asv overlegt de aanvrager bij de aanvraag tevens een oriënterend onderzoek, waaruit de periode van veroorzaking van de verontreiniging kan worden bepaald.

  • 5 Het vierde lid is niet van toepassing in geval van een verontreiniging als bedoeld in het Handelingskader diffuus lood.

  • 6. Op grond van bijzondere omstandigheden kan van de termijn zoals genoemd in lid 1 van dit artikel worden afgeweken.

Artikel 11 Weigeringsgronden 

  • 1 Onverminderd artikel 4.6 van de Asv wordt subsidie geweigerd als:

    • a.

      de grond mede in gebruik is voor de uitoefening van een bedrijf of beroep, voor zover er een band bestaat tussen het feitelijk uitgeoefende bedrijf of beroep en het perceel.

    • b.

      het een geval van ernstige verontreiniging betreft waarvan de bron is gelegen op een in gebruik zijnd en blijvend bedrijventerrein;

    • c.

      de sanering naar het oordeel van het college niet of onvoldoende bijdraagt aan het belang van de bescherming van de bodem, bedoeld in artikel 1 van de wet, of

    • d.

      recht bestaat op een subsidie krachtens een andere regeling of als het bodemonderzoek of de sanering is begrepen in een subsidie als bedoeld in hoofdstuk 2 van deze uitvoeringsverordening.

  • 2 Indien de verontreiniging een groter gebied betreft dan de grond van de aanvrager, wordt slechts in bijzondere gevallen subsidie verstrekt, onverminderd het eerste lid.

Artikel 12 Hoogte en berekeningswijze subsidie 

  • 1 De subsidie is ten hoogste € 30.000,-.

  • 2 De subsidie is een percentage van de in artikel 1 bedoelde subsidiabele saneringskosten zoals hierna aangegeven:

    • a.

      indien 80% of meer van de verontreiniging is veroorzaakt voor 1 januari 1975 en de grond is verworven:

      • 1e

        voor 1 januari 1975: 95,

      • 2e

        tussen 1 januari 1975 en 1 januari 1987: 90,

      • 3e

        tussen 1 januari 1987 en 1 januari 1995: 75,

      • 4e

        na 1 januari 1995: 65;

    • b.

      indien de verontreiniging geheel is veroorzaakt voor 1 januari 1987 en voor minder dan 80% voor 1 januari 1975, terwijl de grond is verworven:

      • 1e

        voor 1 januari 1975: 35,

      • 2e

        tussen 1 januari 1975 en 1 januari 1987: 35,

      • 3e

        tussen 1 januari 1987 en 1 januari 1995: 25,

      • 4e

        na 1 januari 1995: 10;

    • c.

      indien de verontreiniging geheel is veroorzaakt voor 1 januari 1995, terwijl de grond is verworven :

      • 1e

        voor 1 januari 1975: 25,

      • 2e

        tussen 1 januari 1975 en 1 januari 1987: 25,

      • 3e

        tussen 1 januari 1987 en 1 januari 1995: 25,

      • 4e

        na 1 januari 1995: 10;

    • d.

      indien de verontreiniging geheel of gedeeltelijk is veroorzaakt na 1 januari 1995: 10.

  • 3 Indien aan een of meer van de volgende voorwaarden niet wordt voldaan:

    • a.

      de aanvrager was bij de verwerving van de grond niet bekend met de verontreiniging;

    • b.

      de aanvrager heeft het recht op de grond verkregen van een eigenaar of erfpachter die eveneens op die grond woonde;

    • c.

      de verontreiniging is niet veroorzaakt door een onrechtmatige daad van de aanvrager zelf of iemand met wie hij een duurzame rechts – of andere relatie heeft of heeft gehad;

    • d.

      de verontreiniging is niet verrekend bij de koopprijs voor de grond; worden in de volgende in het eerste lid bedoelde onderdelen de percentages als volgt verlaagd:

      • in

        onderdeel a, 3e : van 75 naar 35,

      • in

        onderdeel a, 4e : van 65 naar 25,

      • in

        onderdeel b, 3e : van 25 naar 10,

      • in

        onderdeel c, 3e : van 25 naar 10.

Artikel 13 Subsidieplafond

Het subsidieplafond voor bodemonderzoek en -sanering aan eigenaren of erfpachters van eigen woningen bedraagt € 150.000,00 voor het tijdvak tot en met 2024.

Artikel 14 Intrekking

Ingetrokken worden de Uitvoeringsverordening subsidie Stedelijke vernieuwing provincie Utrecht en de Uitvoeringsverordening subsidie Bodemsanering eigen woningen provincie Utrecht.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad.

Artikel 16 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsverordening subsidie bodemsanering provincie Utrecht.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van Utrecht van 20 november 2012.
Gedeputeerde Staten,
R.C. ROBBERTSEN, voorzitter.
H. GOEDHART, secretaris.