Verordening op het burgerinitiatief

Geldend van 01-03-2011 t/m heden

Intitulé

Verordening op het burgerinitiatief

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

raad:

de gemeenteraad van Den Haag;

b.

commissie:

een raadscommissie als bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet;

c.

college:

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag;

d.

burgerinitiatief:

een schriftelijk en gemotiveerd verzoek van ingezetenen aan de raad om te beraadslagen over een door hen geformuleerd voorstel dat betrekking heeft op een gemeentelijke aangelegenheid;

e.

ingezetenen:

personen ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente Den Haag.

Artikel 2

Ingezetenen van veertien jaar en ouder kunnen een burgerinitiatief indienen.

Artikel 3

Een burgerinitiatief kan niet worden ingediend over de volgende aangelegenheden:

  • a.

    de uitvoering van besluiten van hogere bestuursorganen waaromtrent de raad geen beleidsvrijheid heeft;

  • b.

    gemeentelijke procedures;

  • c.

    de gemeentelijke organisatie;

  • d.

    vaststelling en wijziging van de gemeentelijke begroting en begrotingen van takken van dienst;

  • e.

    gemeentelijke belastingen en tarieven;

  • f.

    geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers, gewezen ambtsdragers dan wel hun nagelaten betrekkingen of hun rechthebbenden;

  • g.

    onderwerpen waarover de raad korter dan twee jaar voor de indiening van het burgerinitiatief een besluit heeft genomen;

  • h.

    handelingen en gedragingen van collegeleden, raadsleden of ambtenaren waartegen een klacht kan worden ingediend op grond van de Algemene wet bestuursrecht of een door de gemeenteraad of het college vastgestelde klachtenregeling.

  • i.

    benoemingen van personen en functioneren van personen

  • j.

    onderwerpen waartegen een bezwaar- of beroepsprocedure openstaat of heeft opengestaan

Artikel 4

  • 1. Het burgerinitiatief wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van de raad.

  • 2. Het burgerinitiatief dient te worden ondersteund door ten minste het volgende aantal ingezetenen van veertien jaar en ouder:

    • a.

      voor verzoeken met een buurtgericht karakter: 250

    • b.

      voor verzoeken met een wijkgericht karakter: 1000

    • c.

      voor verzoeken met een stedelijk karakter: 2500.

  • 3. Van de ondersteuning als bedoeld in het tweede lid kan op schriftelijke of op digitale wijze blijk worden gegeven.

  • 4. Indien sprake is van schriftelijke ondersteuning van het burgerinitiatief, blijkt de ondersteuning uit ondertekening door de ondersteuner van een aan het burgerinitiatief gehechte, door de gemeente verstrekte lijst. Een zodanige ondersteuning is pas geldig, indien naast de handtekening tevens de naam, het adres en de geboortedatum van de ondersteuner worden vermeld.

  • 5. Indien sprake is van digitale ondersteuning van het burgerinitiatief, blijkt de ondersteuning uit de invulling door de ondersteuner van een aan het burgerinitiatief gehechte, door de gemeente langs elektronische weg beschikbaar gestelde lijst. Een zodanige ondersteuning is pas geldig, indien de naam, het adres en de geboortedatum van de ondersteuner worden vermeld.

Artikel 5

  • 1. Het burgerinitiatief bevat een gemotiveerd voorstel aan de raad ter beraadslaging.

  • 2. Indien uit de realisering van het burgerinitiatief kosten voortvloeien wordt daarvan een globale raming gegeven.

  • 3. Het burgerinitiatief vermeldt de naam, het adres en de geboortedatum van tenminste een en ten hoogste drie personen die als vertegenwoordigers van het burgerinitiatief optreden.

Artikel 6

  • 1. De voorzitter van de raad bericht de raad binnen twee weken na ontvangst van een burgerinitiatief of het burgerinitiatief voldoet aan de eisen bedoeld in de artikelen 4 en 5 en of sprake is van eventuele uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 3.

  • 2. Indien een burgerinitatief niet voldoet aan de eisen bedoeld in artikel 4 stelt de voorzitter van de raad de vertegenwoordigers als bedoeld in artikel 5, derde lid, gedurende een termijn van ten hoogste vier weken in de gelegenheid om de vastgestelde gebreken te herstellen.

  • 3. De voorzitter van de raad doet van een besluit als bedoeld in het vorige lid schriftelijk mededeling aan de vertegenwoordigers en aan de raad.

  • 4. De termijn bedoeld in het tweede lid vangt aan met ingang van de datum van dagtekening van de schriftelijke mededeling bedoeld in het derde lid.

Artikel 7

  • 1. De raad beslist in zijn eerstvolgende vergadering na ontvangst van het advies van de voorzitter als bedoeld in artikel 6, eerste lid, over de behandeling van het burgerinitiatief.

  • 2. Indien de raad het burgerinitiatief in behandeling neemt, stelt hij tegelijkertijd vast of gebruik wordt gemaakt van een van de mogelijkheden genoemd in het derde en het vierde lid van dit artikel en in welke vergadering over het burgerinitiatief beraadslaging zal plaatsvinden.

  • 3. De raad kan een burgerinitiatief om advies voorleggen aan het college. Hij stelt daarbij een termijn vast waarbinnen dit advies moet zijn uitgebracht. Van het advies van het college maakt onderdeel uit een in amendeerbare vorm geformuleerd concept-besluit van de raad. Indien het burgerinitiatief betrekking heeft op een aangelegenheid van de raad, legt het presidium een concept-besluit aan de raad voor. Gelet op het advies van het college onderscheidenlijk het presidium neemt de raad vervolgens een besluit.

  • 4. De raad kan besluiten om over een burgerinitiatief het advies in te winnen van een commissie. Het derde lid, tweede volzin, van dit artikel is van overeenkomstige toepassing.

  • 5. De beraadslaging over een burgerinitiatief gevolgd door de besluitvorming als bedoeld in het derde lid vindt plaats binnen acht weken, nadat de raad heeft besloten om het burgerinitiatief in behandeling te nemen. Deze termijn kan ten hoogste eenmaal met vier weken worden verlengd.

  • 6. Indien een burgerinitiatief wordt ingediend in de maanden juli of augustus worden de termijnen genoemd in het zesde lid met acht respectievelijk vier weken verlengd.

Artikel 8

  • 1. De voorzitter van de raad stelt een of meer van de vertegenwoordigers als bedoeld in artikel 5, derde lid, in de gelegenheid gesteld het burgerinitatief toe te lichten in de raadsvergadering waarin de beraadslaging over het initiatief plaatsvindt en eventuele vragen uit de raad te beantwoorden.

  • 2. De voorzitter van de raad kan een of meer van de vertegenwoordigers als bedoeld in het eerste lid toestemming geven om deel te nemen aan de beraadslaging in de raad over het burgerinitiatief.

  • 3. Indien de raad toepassing heeft gegeven aan artikel 7, vierde lid, zijn het eerste en het tweede lid van dit artikel van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9

  • 1. De raad stelt de vertegenwoordigers bedoeld in artikel 5, derde lid, binnen twee weken na de datum van de raadsvergadering waarin besluitvorming als bedoeld in artikel 7, derde lid, heeft plaatsgevonden schriftelijk in kennis van zijn besluit met vermelding van de motieven, die aan het besluit ten grondslag liggen.

  • 2. Het college deelt de vertegenwoordigers binnen twee weken na de raadsvergadering als bedoeld in het eerste lid van dit artikel mede, of en zo ja wanneer met de uitvoering van het raadsbesluit zal worden gestart en bij welke medewerker van de gemeente Den Haag de vertegenwoordigers nadere inlichtingen kunnen inwinnen.

Artikel 10

Deze verordening treedt in werking op 1 februari 2003.

Artikel 11

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Burgerinitiatief.