Verordening op de bejaardenoorden ingevolge artikel 7 van de Wet op de bejaardenoorden (Verordening op de bejaardenoorden in de gemeente 's-Gravenhage).

Geldend van 01-11-1986 t/m heden

Intitulé

Verordening op de bejaardenoorden ingevolge artikel 7 van de Wet op de bejaardenoorden (Verordening op de bejaardenoorden in de gemeente 's-Gravenhage).

HOOFDSTUK I Algemeen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a.

wet:

de Wet op de bejaardenoorden;

b.

bejaarde:

een persoon van 65 jaar of ouder, danwel een daarmee door burgemeester en wethouders gelijkgestelde;

c.

bejaardenoord:

een inrichting waarin aan ten minste vijf bejaarden duurzame huisvesting, gepaard met gehele of gedeeltelijke verzorging wordt verschaft;

d.

houder:

de natuurlijke persoon of rechtspersoon, die een bejaardenoord exploiteert;

e.

bewoner:

de persoon die in een bejaardenoord duurzame huisvesting, gepaard met gehele of gedeeltelijke verzorging geniet;

f.

werknemer:

een persoon in dienst van de houder, werkzaam in het bejaardenoord;

g.

vrijwilliger:

een persoon, die anders dan als bestuurslid, regelmatig zonder aanspraak op een geldelijke beloning werkzaamheden in het bejaardenoord verricht;

h.

directie:

degene of degenen die in een bejaardenoord door de houder is of zijn belast met de dagelijkse leiding;

i.

inspectie:

de ambtenaren, bedoeld in artikel 13 van de wet.

Artikel 2

  • 1. De houder geeft schriftelijk aan burgemeester en wethouders kennis van naam en adres van het bejaardenoord. Indien de houder een rechtspersoon is, dient hij in deze kennisgeving op te nemen zijn statutaire naam alsmede de namen en adressen van de voorzitter, de secretaris en de penningmeester van het bestuur en van alle personen die bevoegd zijn de rechtspersoon te vertegenwoordigen. Indien de houder een natuurlijke persoon is, dient hij in deze kennisgeving mede op te nemen zijn naam, voornamen en adres.

  • 2. Binnen dertig dagen nadat in de verstrekte gegevens wijziging is gekomen moet daar-van schriftelijk aan burgemeester en wethouders kennis worden gegeven.

  • 3. Binnen dertig dagen nadat het gebouw een andere bestemming dan die van bejaardenoord heeft gekregen of de exploitatie van het bejaardenoord anderszins is beëindigd, dient de houder daarvan schriftelijk kennis te geven aan burgemeester en wethouders.

Artikel 3

  • 1. De houder dient te zijn ingeschreven in een openbaar register bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken. Een authentiek afschrift van de akte, bevattende de statuten, dient ten kantore van dat register te zijn neergelegd.

  • 2. De statuten van de rechtspersoon die houder is van het bejaardenoord mogen niet in strijd zijn met de bepalingen in deze verordening.

  • 3. De houder zendt een exemplaar van de statuten aan burgemeester en wethouders. Artikel 2, lid 2, is op de statuten van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4

  • 1. De bestuursleden van een rechtspersoon die houder is van het bejaardenoord kunnen niet tegelijkertijd medisch adviseur, administrateur, accountant of gehonoreerd adviseur zijn van het bejaardenoord of betaling ontvangen voor door hen ten behoeve van het bejaardenoord verrichte werkzaamheden.

  • 2. Bestuursleden en personeel mogen niet betrokken zijn bij het leveren van goederen en diensten aan de rechtspersoon.

Artikel 4a

De houder draagt er zorg voor dat noch door hemzelf noch door de directie en door overige personeelsleden van het bejaardenoord wordt gediscrimineerd wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, sexuele gerichtheid, burgerlijke staat of op welke grond dan ook.

Artikel 5

  • 1. Indien het voornemen bestaat de exploitatie van het bejaardenoord te beëindigen geeft de houder, met inachtneming van het gestelde in artikel 33, daarvan schriftelijk kennis aan burgemeester en wethouders.

  • 2. De houder stelt, gehoord de bewonerscommissie, in overleg met burgemeester en wethouders het moment van sluiting vast. Daarbij wordt de bewoners voldoende tijd gelaten om opneming in een ander bejaardenoord te realiseren.

HOOFDSTUK II Huisvestings- en verzorgingsovereenkomst

Artikel 6

De houder gaat met elke kandidaat-bewoner vóór de datum van opname een schriftelijke huisvestings- en verzorgingsovereenkomst aan.

Artikel 7

De huisvestings- en verzorgingsovereenkomst bevat in ieder geval:

  • a.

    een omschrijving van de ter beschikking gestelde wooneenheid;

  • b.

    een beschrijving van de door of vanwege de houder te bieden verzorging;

  • c.

    de bepaling dat de houder en de bewoner zich verbinden de bepalingen van het huisreglement na te komen;

  • d.

    de verzorgingsprijs en de procedure bij wijziging daarvan;

  • e.

    een overzicht van de voor rekening van de houder en voor rekening van de bewoner komende verzekeringen;

  • f.

    de financiële regeling bij tijdelijke afwezigheid van de bewoner;

  • g.

    de duur van de overeenkomst en de gronden waarop, alsmede de termijn waarbinnen de overeenkomst door de bewoner en de houder kan worden gewijzigd of beëindigd;

  • h.

    de bepaling, dat de wooneenheid maximaal een jaar ter beschikking van de bewoner blijft tijdens een tijdelijk verblijf in een ziekenhuis of verpleeghuizen; dat zo nodig na deze periode een andere kamer zal worden aangeboden;

  • i.

    de bepaling, dat de bewoner medewerking zal verlenen aan overplaatsing naar een meer passende voorziening indien het een overplaatsing voor onbepaalde tijd betreft en de behandelend arts, de houder en medisch adviseur dat noodzakelijk achten en een daartoe strekkende indicatie is afgegeven;

  • j.

    op welke termijn na overlijden dan wel in geval van langdurige verpleging van één der echtgenoten elders, de achtergeblevene naar een andere (éénpersoons) wooneenheid dient te verhuizen;

  • k.

    de bepaling, dat de houder en het personeel de toestemming van de bewoner nodig hebben voor het betreden van diens woonruimte, anders dan in noodgevallen en voor het schoonmaken op de tijden als vermeld in het huisreglement;

  • l.

    de bepaling, dat de bewoner bij herhaald wangedrag het verdere verblijf in het bejaardenoord kan worden ontzegd.

Artikel 8

De houder zendt een afschrift van het model van de overeenkomst, zoals dit in het bejaardenoord wordt gebruikt en van de wijzigingen daarvan aan burgemeester en wethouders.

HOOFDSTUK III Persoonlijke vrijheid van de bewoner

Artikel 9

  • 1. De levensomstandigheden in het bejaardenoord dienen de vrijheid en de zelfstandigheid van de bewoner maximaal te waarborgen.

  • 2. De in het bejaardenoord algemeen geldende bepalingen, welke de vrijheid van de bewoners direct raken, dienen, voor zover zij niet voortvloeien uit de wet of uit deze verordening, te worden opgenomen in het huisreglement.

Artikel 10

  • 1. De houder is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem bij het verrichten van zijn taak bekend wordt ten aanzien van de bewoner of de kandidaat-bewoner. Hij draagt er zorg voor dat deze geheimhouding eveneens in acht wordt genomen door de directie en overige personeelsleden van het bejaardenoord. De geheimhouding kan worden gebroken tegenover hen die belast zijn met de verzorging of de medische zorg van de bewoner, alsmede tegenover hen die belast zijn met de uitvoering van wettelijke voorschriften voor zover het bekend maken van gegevens in het belang is van de bewoner of noodzakelijk is voor de uitvoering van wettelijke voorschriften.

  • 2. In alle overige gevallen kan de geheimhouding slechts worden verbroken met uitdrukkelijke toestemming van de bewoner c.q. de kandidaat-bewoner.

Artikel 11

De houder stelt de bewoners en de personeelsleden op de hoogte van de functie van de inspectie en van hun recht deze inspectie te raadplegen over de gang van zaken in het bejaardenoord. Hiertoe dient hij het adres en telefoonnummer van de inspectie zichtbaar op te hangen op een voor alle bewoners en personeelsleden toegankelijke plaats.

Artikel 11a

Bewoners al dan niet gehuwd zijn vrij in hun keuze samen een wooneenheid te delen of ieder apart een wooneenheid te bewonen.

Artikel 12

  • 1. De bewoners hebben vrije keuze van medische, geestelijke en maatschappelijke bijstand. Zij kunnen personen, die deze bijstand verlenen, te allen tijde vrijelijk ontvangen.

  • 2. Aan het recht van de bewoner bezoek te ontvangen van andere dan de in het eerste lid bedoelde personen mag uitsluitend de beperking worden verbonden dat de nachtrust van de overige bewoners niet mag worden verstoord.

  • 3. Aan het bezoek van de bewoners, die verblijven op de ziekenafdeling mogen slechts beperkingen worden gesteld voor zover deze uit een oogpunt van goede verpleging nodig zijn.

  • 4. Door of vanwege de houder mag de nachtrust van de bewoner niet worden verstoord, tenzij medische redenen of calamiteiten deze verstoring noodzakelijk maken.

Artikel 13

Aan het recht van de bewoner het bejaardenoord te verlaten en weer te betreden mag geen beperking worden gesteld.

Artikel 14

  • 1. Aan het beheer en de beschikking over de financiën van de bewoner wordt door of vanwege de houder geen beperking gesteld. De aan de bewoner toekomende gelden mogen niet worden beheerd door of vanwege de houder.

  • 2. Aan het beheer en de beschikking over de goederen van de bewoner worden door of vanwege de houder geen andere beperkingen gesteld dan die, welke uit een oogpunt van veiligheid, gezondheidsbelang of uit een oogpunt van ernstige overlast voor medebewoners, zijn geboden.

HOOFDSTUK IV Huisreglement

Artikel 15

De houder stelt binnen zes maanden na de dag, waarop het bejaardenoord in gebruik is genomen een huisreglement vast.

Artikel 16

  • 1. Het huisreglement, alsmede daarin aangebrachte aanvullingen en/of wijzigingen wordt door de houder binnen dertig dagen na vaststelling ter goedkeuring gezonden aan burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders zenden onmiddellijk bericht van ontvangst aan de houder.

  • 2. Het huisreglement is eerst bindend nadat het door burgemeester en wethouders is goedgekeurd.

  • 3. Goedkeuring wordt geacht te zijn verleend indien burgemeester en wethouders niet binnen drie maanden na ontvangst daarover hebben bericht.

Artikel 17

Het huisreglement alsmede de wijzigingen daarvan en aanvullingen daarop worden door de houder binnen dertig dagen na de goedkeuring aan de bewoners ter hand gesteld.

Artikel 18

Vóór het tekenen van de overeenkomst tot huisvesting en verzorging in het bejaardenoord stelt de houder de kandidaat-bewoner in het bezit van een exemplaar van het huisreglement.

Artikel 19

  • 1. Het huisreglement bevat in ieder geval bepalingen inzake de wijze waarop de navolgende rechten van de bewoner zijn geregeld:

    • a.

      de onverwijlde distributie van aan de bewoner gerichte poststukken, kranten danwel voor de bewoner bestemde circulaires en dergelijke;

    • b.

      de bewegingsvrijheid van de bewoners binnen het bejaardenoord;

    • c.

      de beschikking over persoonlijke bezittingen, voor zover hiertoe de medewerking van de houder, de directie of het personeel is vereist.

  • 2. Daarnaast bevat het huisreglement bepalingen inzake:

    • a.

      het gebruik van de telefoon van het bejaardenoord;

    • b.

      de verstrekking en het gebruik van maaltijden en van koffie, thee en andere dranken;

    • c.

      de tijdvakken waarbinnen de wooneenheden worden schoongemaakt en de mate waarin de bewoner verplicht is hiertoe personeel van het bejaardenoord in zijn wooneenheid toe te laten;

    • d.

      het roken in het bejaardenoord;

    • e.

      de regeling van het ontvangen van bezoek op de ziekenafdeling;

    • f.

      de regeling van het logeren van familieleden of kennissen van de bewoner in het bejaardenoord;

    • g.

      het houden van huisdieren;

    • h.

      de veiligheid in het bejaardenoord; het niet toegestaan zijn van het bewaren en gebruiken van brandgevaarlijke apparaten en stoffen in de wooneenheid;

    • i.

      het naar eigen inzicht inrichten van de wooneenheid;

    • j.

      het gebruik van muziekinstrumenten;

    • k.

      een interne klachtenregeling.

HOOFDSTUK V Democratisering

§ 1 Bestuurssamenstelling

Artikel 20

  • 1. Een derde van het aantal der bestuursleden van de houder wordt benoemd uit een bindende voordracht van de bewonerscommissie als bedoeld in artikel 26.

  • 2. Ten minste één bestuurslid wordt benoemd uit meervoudige voordracht van de ondernemingsraad.

  • 3. Ten minste één bestuurslid wordt benoemd uit meervoudige voordracht van de in het bejaardenoord werkzame vrijwilligers.

  • 4. De in de voordrachten genoemde personen dienen de doelstelling en identiteit van het bejaardenoord te respecteren.

Artikel 21

Het bestuur draagt zorg, dat ten minste één bestuurslid een duidelijke relatie heeft met groeperingen in het werkgebied van het bejaardenoord, hetgeen moet blijken uit de benoemingsprocedure.

Artikel 22

  • 1. Indien in een bejaardenoord geen bewonerscommissie aanwezig is, kan de bevoegdheid als bedoeld in artikel 20, lid 1, worden uitgeoefend door een door de houder bijeen te roepen algemene vergadering van bewoners, waarin ten minste tien bewoners dan wel, indien in het bejaardenoord minder dan tien bewoners verblijven, alle bewoners aanwezig zijn. In deze vergadering worden besluiten genomen bij meerderheid van stemmen.

  • 2. Indien voor een bejaardenoord geen ondernemingsraad is ingesteld, kan de bevoegdheid als bedoeld in artikel 20, lid 2, worden uitgeoefend door de meerderheid van de in het bejaardenoord werkzame werknemers van de houder.

  • 3. Indien de houder meer dan één bejaardenoord in stand houdt, zijn alle bewoners-commissies, ondernemingsraden en vrijwilligers tezamen bevoegd. Daarbij telt de stem van iedere bewonerscommissie, ondernemingsraad of vrijwilligersgroep per tehuis even zwaar.

    Indien voor een bejaardenoord een centrale ondernemingsraad is ingesteld, komt de bevoegdheid toe aan de centrale ondernemingsraad.

Artikel 23

De houder deelt aan degenen die tot het doen van een voordracht bevoegd zijn tijdig mede wanneer en om welke reden in het bestuur van de houder een plaats moet worden vervuld.

Artikel 24

De zittingsduur van de bestuursleden is maximaal vier jaar. De leden zijn terstond herkiesbaar.

Artikel 25

De artikelen 20 tot en met 24 zijn niet van toepassing indien de houder een publiekrechtelijke rechtspersoon of een natuurlijke persoon is.

§ 2 Bewonerscommissie

Artikel 26

De houder stelt binnen drie maanden na de dag waarop het bejaardenoord in gebruik is genomen of binnen zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening voor het bejaardenoord een bewonerscommissie in, die in het bijzonder de gemeenschappelijke belangen van de bewoners behartigt. De bewonerscommissie respecteert daarbij de doelstelling en identiteit van het bejaardenoord.

Artikel 27

  • 1. De bewonerscommissie bestaat uit ten minste drie leden, die door en uit de bewoners dan wel zo nodig uit andere personen, niet zijnde personeels- of bestuursleden van het bejaardenoord, worden gekozen.

  • 2. De zittingsduur van de leden van de bewonerscommissie bedraagt ten hoogste vier jaar. De leden zijn terstond herkiesbaar.

Artikel 28

  • 1. De bewonerscommissie stelt een reglement vast, waarin ten minste worden geregeld:

    • a.

      het aantal, de verkiezing en de zittingsduur van de leden, alsmede de voorziening in tussentijdse vacatures;

    • b.

      de werkwijze, waaronder begrepen de gevallen waarin en de wijze waarop vergaderingen worden bijeengeroepen, het aantal leden dat aanwezig moet zijn om een vergadering te kunnen houden, de uitoefening van het stemrecht, de voorziening in het secretariaat, het opmaken en bekend maken van de agenda, het verslag van haar vergaderingen en het jaarlijks verslag van haar werkzaamheden, alsmede de wijze van communicatie met de medebewoners van het bejaardenoord;

    • c.

      de wijze van tussentijds ontslag van de leden.

  • 2. De bewonerscommissie zendt binnen dertig dagen nadat het reglement is vastgesteld daarvan een exemplaar aan de houder en aan burgemeester en wethouders.

  • 3. In afwijking van het eerste lid treft de houder binnen een jaar, nadat de in artikel 28 genoemde verplichting voor hem van kracht is geworden, bij voorlopig reglement, voorzover nodig, de voorzieningen die tot de bevoegdheid van de bewonerscommissie behoren, totdat de bewonerscommissie zelf de bevoegdheid uitoefent. Het tweede lid is voor de houder van overeenkomstige toepassing.

Artikel 29

  • 1. De houder is verplicht de bewonerscommissie het gebruik toe te staan van de voorzieningen waarover hij in het bejaardenoord kan beschikken en die de bewonerscommissie voor de vervulling van haar taak redelijkerwijs nodig heeft.

  • 2. De houder stelt jaarlijks aan de bewonerscommissie een zodanig bedrag ter besteding naar eigen inzicht beschikbaar als deze voor de vervulling van haar taak redelijkerwijs nodig heeft. Uit dit bedrag kunnen in ieder geval de kosten van het opmaken van de notulen van de vergaderingen van de bewonerscommissie worden voldaan. Kosten waardoor het bedoelde bedrag zou worden overschreden, komen slechts ten laste van de houder voor zover hij in het dragen daarvan heeft toegestemd.

  • 3. Gedurende de zittingsduur van de bewonerscommissie komen de kosten van het volgen van ten minste één voor leden van een bewonerscommissie bestemde cursus ter bevordering van hun deskundigheid, voor rekening van de houder, voor zover deze kosten door burgemeester en wethouders, blijkens hun schriftelijke mededeling aan de bewonerscommissie en de houder, aanvaardbaar worden geacht.

Artikel 30

  • 1. De houder en de bewonerscommissie komen ten minste twee maal per jaar in vergadering bijeen om de algemene gang van zaken in het bejaardenoord te bespreken.

  • 2. De houder en de bewonerscommissie komen voorts in vergadering bijeen binnen twee weken, nadat de houder of de bewonerscommissie daarom onder opgave van redenen heeft gevraagd. De houder kan zich, na overleg met de bewonerscommissie, doen vertegenwoordigen door de directie.

  • 3. De bewonerscommissie kan zich doen vergezellen door een door haar aan te wijzen deskundige.

Artikel 31

  • 1. De bewonerscommissie is bevoegd de houder gevraagd en ongevraagd schriftelijk en mondeling te adviseren.

  • 2. Indien de bewonerscommissie de wens daartoe te kennen heeft gegeven, neemt de houder over een onderwerp waarover de bewonerscommissie een schriftelijk advies heeft uitgebracht, geen van het advies afwijkend besluit dan nadat daarover ten minste eenmaal met de bewonerscommissie is overlegd.

  • 3. De houder deelt zijn besluit over een onderwerp waarover door de bewonerscommissie advies is uitgebracht zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de bewonerscommissie mede.

    Daarbij worden de redenen aangegeven van welke afwijking van het advies in zijn laatste stand.

Artikel 32

De houder stelt de bewonerscommissie in ieder geval in de gelegenheid advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit dat het bejaardenoord betreft inzake:

  • a.

    een belangrijke inkrimping, uitbreiding of andere wijziging van de werkzaamheden;

  • b.

    een belangrijke wijziging in de organisatie;

  • c.

    het in dienst nemen van personen die belast zullen worden met de leiding van het bejaardenoord of een onderdeel daarvan;

  • d.

    het aangaan of verbreken van een duurzame samenwerking met andere bejaardenoorden of instellingen;

  • e.

    maatregelen op het gebied van de veiligheid, de gezondheid of de hygiëne van de bewoners;

  • f.

    het vaststellen van de begroting en de jaarrekening;

  • g.

    een wijziging van tarieven;

  • h.

    voedingsaangelegenheden;

  • i.

    een aanzienlijke verandering in de bouw of inrichting;

  • j.

    het aanbieden van voorzieningen als bedoeld in het op grond van artikel 2b van de wet vastgestelde besluit;

  • k.

    andere in het reglement aangewezen onderwerpen.

Artikel 33

  • 1. De houder behoeft de voorafgaande schriftelijke instemming van de bewonerscommissie voor elk besluit inzake:

    • a.

      een wijziging van de doelstelling of de grondslag;

    • b.

      het algemene beleid inzake de opneming en het ontslag van de bewoners;

    • c.

      de vaststelling of wijziging van voor de bewoners geldende regelingen waaronder het huisreglement;

    • d.

      de gehele of gedeeltelijke opheffing of verhuizing;

    • e.

      het overdragen van de zeggenschap;

    • f.

      recreatiemogelijkheden en ontspanningsactiviteiten;

    • g.

      andere in het reglement aangewezen onderwerpen.

  • 2. Indien een bejaardenoord niet door een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechts-persoon in stand wordt gehouden, behoeft de houder de voorafgaande schriftelijke instemming van de bewonerscommissie voor elk besluit inzake de onderwerpen, genoemd in artikel 32.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid kan de houder een besluit inzake een onderwerp als in die leden bedoeld nemen zonder voorafgaande schriftelijke instemming van de bewonerscommissie, indien de bewonerscommissie niet binnen een door de houder na overleg met de bewoners-commissie te stellen redelijke termijn schriftelijk haar beslissing aan de houder heeft medegedeeld.

  • 4. Indien de bewonerscommissie de instemming als bedoeld in lid 1 onthoudt aan een besluit, kan de houder burgemeester en wethouders een uitspraak vragen. Burgemeester en wethouders beslissen na advies van de Geschillencommissie als bedoeld in hoofdstuk XI. De beslissing van burgemeester en wethouders bindt beide partijen.

Artikel 34

  • 1. De houder verstrekt de bewonerscommissie de volgende stukken voor zover betrekking hebbend op het bejaardenoord:

    • a.

      de begroting met toelichting;

    • b.

      het financieel verslag met toelichting en het jaarverslag;

    • c.

      het sociaal jaarverslag;

    • d.

      op schrift gestelde uitgangspunten voor het beleid waaronder begrepen de algemene criteria, welke bij het personeelsbeleid en bij de dienstverlening worden gehanteerd;

    • e.

      de notulen van de vergaderingen van het bestuur voor zover deze handelen over algemene beleidszaken.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde stukken worden binnen tien dagen, nadat ze zijn vastgesteld, aan de bewonerscommissie toegezonden.

  • 3. De houder verstrekt de bewonerscommissie tijdig alle inlichtingen en gegevens die deze voor de vervulling van haar taak redelijkerwijs nodig heeft. De inlichtingen en gegevens worden desgevraagd schriftelijk verstrekt.

Artikel 35

De bewonerscommissie onthoudt zich van inmenging in zaken die behoren tot de persoonlijke levenssfeer van de individuele bewoner.

§ 3 Openbaarheid

Artikel 36

  • 1. De houder maakt de stukken bedoeld in artikel 34, eerste lid, openbaar binnen tien dagen nadat ze zijn vastgesteld.

  • 2. De openbaarmaking geschiedt door de stukken ter inzage te leggen en daarvan op verzoek afschriften te verstrekken.

  • 3. Van de openbaarmaking wordt mededeling gedaan op de in het bejaardenoord voor het doen van mededelingen aan de bewoners gebruikelijke wijze.

  • 4. Voor het op verzoek verstrekken van afschriften wordt een tarief in rekening gebracht overeenkomstig de regelen gesteld op grond van artikel 7 van de Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1978, 581).

Artikel 37

De houder draagt er zorg voor, dat in het bejaardenoord een exemplaar van de wet en van deze verordening vrijelijk ter inzage van de bewoners beschikbaar is.

Artikel 38

  • 1. De vergaderingen van het bestuur van de houder zijn openbaar.

  • 2. In de statuten, bedoeld in artikel 3, lid 1, kan worden aangegeven in welke gevallen het bestuur in afwijking van het in het eerste lid bepaalde achter gesloten deuren vergadert.

HOOFDSTUK VI. Hygiëne en de zorg voor de gezondheid

Artikel 39

De houder draagt zorg voor de algemene hygiëne in het bejaardenoord.

Artikel 40

  • 1. Aan het bejaardenoord is een medisch adviseur verbonden. Met hem wordt een schriftelijke overeenkomst aangegaan, waaruit blijkt onder welke voorwaarden en verplichtingen de medisch adviseur zijn diensten verricht. Voorts wordt door de houder een instructie voor de medische adviseur opgesteld, die binnen dertig dagen na vaststelling wordt gezonden aan burgemeester en wethouders.

  • 2. In de instructie wordt onder meer bepaald dat de medisch adviseur:

    • a.

      de houder gevraagd en ongevraagd adviseert met betrekking tot medische en hygiënische zaken in het algemeen en derden met betrekking tot alle aangelegenheden die hem uit hoofde van zijn functie aangaan;

    • b.

      toezicht houdt op het goed functioneren van de geneesmiddelenvoorziening;

    • c.

      adviseert over de aanschaf van verpleegmiddelen;

    • d.

      toezicht houdt op het verstrekken van verantwoorde voeding aan de bewoners.

  • 3. Daarnaast bevat de instructie bepalingen, dat de medische adviseur erop toeziet dat:

    • a.

      voldoende aandacht wordt besteed aan de lichamelijke hygiëne van de bewoners;

    • b.

      voldoende aandacht wordt besteed aan de gezondheidstoestand van het personeel in het bejaardenoord;

    • c.

      volledige medewerking wordt verleend aan bevolkingsonderzoeken op het terrein van de volksgezondheid;

    • d.

      voldoende activiteiten plaatsvinden als bedoeld in artikel 42;

    • e.

      de bewoners voor hun opneming en het personeel voor hun aanname worden gekeurd.

Artikel 41

  • 1. In een bejaardenoord moet een afsluitbare medicijnkast aanwezig zijn, welke uitsluitend wordt beheerd door een door de houder aangewezen verpleegkundige die aan het bejaardenoord is verbonden. In een bejaardenoord met een capaciteit van 50 of meer verzorgingsplaatsen dient de medicijnkast aanwezig te zijn in de ruimte, bedoeld in artikel 60, onder c. De geneesmiddelenverstrekking, voor zover deze geschiedt vanwege de houder, dient uitsluitend vanuit deze ruimte plaats te vinden.

  • 2. Verplegings- en verbandartikelen moeten in voldoende mate beschikbaar zijn.

  • 3. Alleen in de gevallen dat de bewoners naar het oordeel van de behandelend arts en de medisch adviseur niet in staat kunnen worden geacht voorgeschreven medicamenten zelf te beheren, kunnen deze medicamenten door of vanwege de houder worden beheerd. Zij dienen dan conform medisch voorschrift aan de betrokken bewoner ter beschikking te worden gesteld.

Artikel 42

De houder zorgt voor voldoende mogelijkheid voor recreatie en (re)activering van de bewoners.

Artikel 43

De houder draagt zorg voor een volgens de richtlijnen van het Voorlichtingsbureau voor de voeding samengestelde voeding, die zo nodig op medisch voorschrift wordt aangepast aan de bijzondere behoeften van de bewoners in verband met hun gezondheid.

Artikel 44

  • 1. De houder draagt er zorg voor dat de bewoner voldoende en kwalitatief goede hulpverlening en verzorging krijgt, afgestemd op de behoefte en op de aard en mate van zijn verzorgingsbehoevendheid.

  • 2. De bewoner heeft recht om onderdelen van de uit het verzorgingspakket voortvloeiende verzorging of hulpverlening te weigeren, tenzij naar het oordeel van de behandelend arts en de medisch adviseur hierdoor risico's ontstaan voor de overige bewoners.

Artikel 45

In het bejaardenoord mogen uitsluitend personen worden opgenomen bij wie kort voor de opname een röntgenologisch thorax-(schermbeeld)onderzoek heeft plaatsgevonden. Indien korter dan zes maanden voor de opneming een röntgenfoto van de thorax is gemaakt, kan deze opnieuw worden beoordeeld en behoeft de kandidaat-bewoner niet opnieuw te worden onderzocht.

Artikel 46

De houder overtuigt zich, voordat opname in het bejaardenoord plaatsvindt, dat de verzorging die in het bejaardenoord kan worden geboden toereikend is voor de kandidaat-bewoner. Zo nodig vraagt hij hieromtrent advies aan de medisch adviseur.

Artikel 47

  • 1. Voorafgaand aan de indiensttreding moet het personeel van een bejaardenoord een medische keuring ondergaan. Deze keuring omvat in ieder geval een onderzoek op aanwezigheid van tuberculose volgens de richtlijnen als bedoeld in artikel 2, onder a 9, van het Besluit Normen en Algemene Voorwaarden voor Erkenning van Ziekenhuizen.

  • 2. Een onderzoek als bedoeld onder lid 1 behoeft niet plaats te vinden voor personeel afkomstig uit een soortgelijke instelling, bij wie een dergelijk onderzoek eerder heeft plaatsgevonden en er geen contact met tuberculose bekend is.

  • 3. Voor personeel dat belast is of belast kan worden met de bereiding van voeding omvat de keuring tevens een onderzoek naar de mogelijke aanwezigheid van andere vormen van besmetting of besmettelijke ziekten die via de voeding kunnen worden overgebracht. Dit onderzoek wordt herhaald indien de medisch adviseur dit nodig oordeelt en bij vermoeden van voedselvergiftiging of voedselinfectie (wanneer twee of meer personen ziek zijn geworden na het eten van hetzelfde voedsel) of ter opsporing van de bron of contact.

HOOFDSTUK VII Veiligheid

Artikel 48

De houder zorgt er voor dat:

  • a.

    aan de door het gemeentebestuur gestelde veiligheidseisen wordt voldaan;

  • b.

    de deuren van alle vertrekken voor bewoners in het bejaardenoord zijn voorzien van een serieslot en dat geen grendels worden aangebracht;

  • c.

    gangen aan beide zijden voorzien zijn van leuningen;

  • d.

    toiletten, badkamers, doucheruimten en, voor zover nodig, overige vertrekken voorzien zijn van leuningen of andere steunpunten;

  • e.

    de drempels glooiend zijn;

  • f.

    glaspanelen in binnen- en toegangspuien op ooghoogte zijn voorzien van een goed zichtbare aanduiding;

  • g.

    het openen of sluiten van de ramen zodanig kan geschieden, dat geen gevaar voor de bewoners optreedt;

  • h.

    zowel op de gangen als de ziekenkamers nachtverlichting aanwezig is;

  • i.

    het bejaardenoord centraal wordt verwarmd;

  • j.

    zich geen brandgevaarlijke stoffen en apparaten bevinden in de wooneenheden van de bewoners;

  • k.

    algemeen toegankelijke ruimten waar onvoldoende daglicht binnentreedt ook overdag zijn verlicht;

  • l.

    een goede berging met afsluiting aanwezig is voor het bewaren van stoffen, die de gezondheid kunnen schaden.

Artikel 49

In het bejaardenoord dienen een centraal alarmsysteem en een oproepsysteem voor personeelsleden aanwezig te zijn. De houder zorgt voor een duidelijke schriftelijke instructie over de werking van het alarmsysteem. Deze systemen dienen automatisch overschakelbaar te zijn op de noodstroomvoorziening.

Artikel 50

Het alarmsysteem heeft ten minste aansluitingspunten:

  • -

    nabij het bed van iedere bewoner en nabij ieder bed op de ziekenafdeling of ziekenkamer, zodanig dat de bewoner het alarm ook vanuit liggende houding in werking kan stellen;

  • -

    in ieder toilet, zodanig dat de bewoner het alarm ook vanuit zittende houding in werking kan stellen;

  • -

    in iedere douche- of badruimte, zodanig dat het belkoord tot hoogstens 5 cm boven de grond reikt.

Artikel 51

De houder stelt een evacuatieplan op waarin in ieder geval is opgenomen een opgave van de verzamelplaatsen voor de bewoners binnen en buiten het bejaardenoord.

De houder brengt dit plan ter kennis aan de bewoners en het personeel.

HOOFDSTUK VIII Personeel

Artikel 52

  • 1. De personeelsformatie van het bejaardenoord dient in kwantitatief en kwalitatief opzicht zodanig te zijn samengesteld, dat daarmee een verantwoorde verzorging kan worden geboden, zulks ter beoordeling van burgemeester en wethouders.

  • 2. De plaatsvervanging van de leiding dient afdoende te zijn geregeld.

  • 3. In ieder bejaardenoord dient ten minste één verpleegkundige A in dienst te zijn.

Artikel 53

  • 1. Uit een te allen tijde beschikbaar dienstrooster dient te blijken, welke personeelsleden aanwezig moeten zijn, alsook welke oproepbaar zijn.

  • 2. Het dienstrooster dient zodanig te zijn opgezet, dat ook in de avond- en nachturen kwantitatief en kwalitatief voldoende personeel aanwezig is, zulks ter beoordeling van burgemeester en wethouders.

Artikel 54

Van elke functie in het bejaardenoord dient een omschrijving aanwezig te zijn waarin de tot die functie behorende werkzaamheden duidelijk zijn aangegeven.

Artikel 55

  • 1. De persoonsformatie en wijzigingen daarvan behoeven de goedkeuring van burgemeester en wethouders.

  • 2. De goedkeuring heeft zowel betrekking op het aantal personeelsleden als op de minimumeisen van geschiktheid en bekwaamheid van de personeelsleden.

  • 3. Bij het vaststellen van de personeelsformatie wordt rekening gehouden met werkzaamheden die in het tehuis door derden worden verricht en - indien de houder een natuurlijk persoon is - met de door de houder verrichte werkzaamheden.

Artikel 56

  • 1. Van het gehele personeel dient een register als bedoeld in artikel 68 van de Arbeidswet te worden aangehouden waarin hun personalia en bevoegdheden staan vermeld.

  • 2. De houder dient bij het register afschriften van de diploma's van het personeel te bewaren.

  • 3. Ieder personeelslid heeft het recht van inzage van de over hem of haar vastgelegde gegevens en het recht onjuiste gegevens te doen corrigeren.

  • 4. Kennisneming van de in het register vastgelegde gegevens is verder uitsluitend toegestaan aan de houder of door de houder aangewezen personen, die uit hoofde van hun functie over de bedoelde gegevens moeten kunnen beschikken, alsmede aan de inspectie.

HOOFDSTUK IX De inrichting van het bejaardenoord

Artikel 57

Het voor bewoning door de bewoners bestemde gedeelte van het bejaardenoord dient te bestaan uit wooneenheden bestemd voor één en/of twee personen.

Artikel 58

  • 1. Elke wooneenheid dient ten minste te bestaan uit een woon-slaapvertrek, of een woon- en slaapvertrek, hal, douche, toilet en een vaste wastafel met warm en koud stromend water.

  • 2. Elke wooneenheid moet voorts zijn voorzien van:

    • a.

      een keukenblokje met aanrecht van brandvrij materiaal;

    • b.

      een beveiligde, goed bereikbaar geplaatste, wandcontactdoos met randaarde;

    • c.

      een hang- en legkast;

    • d.

      een deurbel, een naambordje en huisnummer en een deurslot als bedoeld in artikel 48, onder b;

    • e.

      een koelkast;

    • f.

      een elektrische kookplaat voorzien van verklikkerlampje, thermische beveiliging en tijdschakelaar.

  • 3. De oppervlakte en de indeling van de wooneenheden dienen aan redelijke eisen van comfort te voldoen.

Artikel 59

Een bejaardenoord dient voorts ten minste te bevatten:

  • a.

    voldoende toilet- en badgelegenheid voor algemeen gebruik, toegankelijk voor rolstoelgebruikers en voorzien van een watercloset en aansluiting op een alarminstallatie;

  • b.

    bij twee of meer bouwlagen een personenlift, welke tevens geschikt moet zijn voor vervoer per brancard;

  • c.

    aangepast aan het aantal bewoners een ruimte van voldoende afmetingen voor algemene recreatie; bij deze ruimte dienen toiletten en garderobe aanwezig te zijn;

  • d.

    een goed geventileerde keuken met provisieruimten, welke aan de eisen van hygiëne voldoen en goed zijn geoutilleerd. Zij moeten ten minste zijn berekend op het aantal maaltijden dat bereid moet worden bij volledige bezetting van het bejaardenoord, vermeerderd met tien procent en met vijftig procent van de capaciteit van eventuele aanleunwoningen;

  • e.

    een gelegenheid tot het stallen van invalidenwagens en rijwielen en afsluitbare ruimten voor het bergen van enige persoonlijke bezittingen van de bewoners;

  • f.

    administratie- en dienstruimten;

  • g.

    voldoende ruimten en sanitaire voorzieningen voor in- en extern personeel;

  • h.

    een oplaadmogelijkheid voor elektrische rolstoelen;

  • i.

    voldoende logeerkamers.

Artikel 60

In een bejaardenoord met een verzorgingscapaciteit van ten minste 50 plaatsen dient een ziekenafdeling te worden ingericht. Deze bestaat ten minste uit:

  • a.

    een kamer met minimaal 8 m² per bed;

  • b.

    één separeerkamer;

  • c.

    een zusterpost welke tevens als behandelkamer kan dienst doen, voorzien van een goed afsluitbare medicamentenberging;

  • d.

    een dienkeukentje;

  • e.

    een goed ingerichte spoelruimte, die niet in directe verbinding staat met het dienkeukentje;

  • f.

    een toiletgroep, met gescheiden toiletten voor dames en heren, geschikt voor rolstoelgebruikers;

  • g.

    een adequate badkamer;

  • h.

    een opzitkamer;

  • i.

    een bergruimte voor brancards en rolstoelen;

  • j.

    een voorraadruimte voor verpleegartikelen en linnengoed.

Artikel 61

  • 1. Behalve de gemeenschappelijke recreatieruimte zijn in het bejaardenoord ten behoeve van ontspanning, verzorging en vorming van de bewoners voldoende - al dan niet gecombineerde - algemene ruimten beschikbaar, die kunnen worden gebruikt als kapel of bezinningsruimte, ruimte voor fysiotherapie, bezigheidstherapie, hobbykamer, bibliotheek, biljartkamer, verjaardagskamer, kappers-/pedicureruimte, vergaderruimte.

  • 2. Het bejaardenoord beschikt over voldoende functionele ruimten voor personeel en administratie en dienstruimten.

  • 3. De ruimten voor bewoners en personeel beschikken over voldoende mogelijkheden voor ventilatie en daglicht.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regelen stellen ten aanzien van de indeling en de minimale inrichting van de ruimten.

Artikel 62

In geval van een nieuw te bouwen en/of te renoveren bejaardenoord dient de inrichting daarvan voorts minimaal te voldoen aan de door het Ministerie van VROM te hanteren Voorschriften en Wenken voor de bouw van verzorgingstehuizen.

Artikel 63

Wooneenheden bestemd voor een alleenstaande dan wel twee personen, mogen niet door meer dan één respectievelijk twee personen worden bewoond.

HOOFDSTUK X De registratie van persoonlijke gegevens

Artikel 64

  • 1. Van de bewoners en, voor zover van toepassing, van de kandidaat-bewoners, moet een nauwkeurige administratie worden bijgehouden en in het tehuis aanwezig zijn, waaruit hun naam, voornamen, geboortedatum, burgerlijke staat en kamernummer, de namen en adressen van hun huisarts, geestelijk verzorger of raadsman en die van hun ziekenfonds of andere ziektekostenverzekeraar blijken. Ook moet uit deze administratie blijken welke personen bij ziekte of dergelijke gevallen moeten worden gewaarschuwd, alsmede hun adressen of telefoonnummers.

    Tenslotte moet daaruit de datum van indicatiestelling door de commissie, bedoeld in artikel 6 j van de Wet en de datum van opname in het bejaardenoord blijken. De houder verzamelt niet meer gegevens dan voor een goede bedrijfsvoering noodzakelijk is.

  • 2. De administratie mag niet de voorhanden zijnde gegevens van medische aard bevatten, evenmin als de urgentie van opname. Deze gegevens dienen onder verantwoording van een daartoe aangewezen personeelslid afzonderlijk in een afgesloten ruimte te worden bewaard.

  • 3. Iedere bewoner dan wel diens gemachtigde heeft het recht van inzage van de over hem of haar vastgelegde gegevens en het recht onjuiste gegevens te doen corrigeren.

  • 4. Kennisneming van de in het eerste lid bedoelde gegevens is verder uitsluitend toegestaan aan de houder of door de houder aangewezen personen, voor zover die voor een soepel verloop van hun werkzaamheden over de bedoelde gegevens moeten kunnen beschikken, met inachtneming van artikel 10, lid 1, en aan de inspectie.

Artikel 65

De houder vernietigt de verzamelde gegevens zodra de noodzaak voor het behoud daarvan is komen te vervallen, alsmede wanneer dit op grond van het bij of krachtens de wet gestelde wordt voorgeschreven.

HOOFDSTUK XI Geschillencommissie

HOOFDSTUK XII Overige bepalingen

Artikel 66

Burgemeester en wethouders stellen voor de inspectie een instructie vast, waarin de taak en werkwijze zijn geregeld.

Artikel 67

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen een financieringsregeling voor de bejaardenoorden vast, welke in ieder geval bepalingen bevat inzake:

    • a.

      de indiening van de begroting en jaarrekening;

    • b.

      de vaststelling van de verzorgingstarieven;

    • c.

      het subsidiëren van de bejaardenoorden en van de vormen van dienstverlening en voorzieningen ingevolge artikel 2b van de wet;

    • d.

      de boekhouding en de administratie.

  • 2. Bij de beëindiging van de exploitatie van een bejaardenoord wordt, met inachtneming van het gestelde in artikel 5, het liquidatiesaldo vastgesteld conform de daartoe door burgemeester en wethouders in de financieringsregeling gestelde regelen.

HOOFDSTUK XIII Voorzieningen of vormen van dienstverlening, bedoeld in artikel 2b van de wet

Artikel 68

  • 1. Het bestuur van de instelling, welke uitvoering geeft aan het gecoördineerd ouderenwerk, dient zodanig te zijn samengesteld, dat sprake is van een evenwichtige vertegenwoordiging van ouderen, personeel en andere binnen het werkveld van de instelling functionerende geledingen.

  • 2. De artikelen 36, eerste en tweede lid, en 38 zijn van overeenkomstige toepassing op de instelling voor gecoördineerd ouderenwerk.

  • 3. Het democratisch functioneren van de instelling voor gecoördineerd ouderenwerk is gericht op een daadwerkelijke medezeggenschap en medeverantwoordelijkheid van ouderen, werknemers, vrijwillige werkers en overige ten behoeve van ouderen werkende instellingen.

Artikel 69

De hoofdstukken III en X en de artikelen 6, 7, onder a tot en met e, g, k en l, 19, 39, 43 tot en met 51, 58 en 59 zijn van overeenkomstige toepassing op kortdurende opnamen, dagverzorging en nachtopvang.

Artikel 70

De artikelen 39, 43 en 47 zijn van overeenkomstige toepassing op het verstrekken van maaltijden.

Artikel 71

De artikelen 39 en 48, onder d, zijn van overeenkomstige toepassing op het doen gebruiken van bad- en douchegelegenheid.

Artikel 72

Artikel 39 is van overeenkomstige toepassing op het verlenen van diensten op het gebied van voetverzorging.

Artikel 73

De artikelen 39 en 48, onder a, e en f, zijn van overeenkomstige toepassing op het gecoördineerd ouderenwerk.

HOOFDSTUK XIV Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 74

  • 1. De houder van een bejaardenoord, die nog niet de in artikel 6 bedoelde huisvestings- en verzorgingsovereenkomst is aangegaan met zijn bewoners, gaat deze aan binnen drie maanden na inwerkingtreding van deze verordening.

  • 2. De houder van een bejaardenoord, dat nog niet beschikt over het in artikel 15 bedoelde huisreglement, stelt deze vast binnen drie maanden na inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 75

De houder draagt zorg, dat in de evenwichtige bestuurssamenstelling, als bedoeld in de artikelen 20 t/m 24, uiterlijk met ingang van het derde jaar na inwerkingtreding van deze verordening, wordt voorzien.

Artikel 76

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van één of meer bepalingen van deze verordening.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen voorwaarden stellen aan het verlenen van de in lid 1 bedoelde ontheffing.

  • 3. Ontheffing kan worden verleend voor ten hoogste vijf jaar.

  • 4. Geen ontheffing kan worden verleend van het bepaalde in de hoofdstukken I tot en met IV, X en XIV.

  • 5. Indien een ontheffing is verleend van het gestelde in hoofdstuk V, § 2, raadpleegt de houder voor die zaken die ingevolge deze verordening tot de taken en bevoegdheden van de bewonerscommissie horen een algemene vergadering van de bewoners en personeel.

    In dit geval worden in het huisreglement bepalingen opgenomen met betrekking tot de werkwijze van deze algemene vergaderingen.

  • 6. Ontheffing van het bepaalde in de hoofdstukken VI tot en met IX kan slechts worden verleend voor zover redelijkerwijs niet terstond kan worden voorzien in het bij deze hoofdstukken bepaalde en de ontheffing geen gevaar oplevert voor de bewoners.

  • 7. Ontheffing van het bepaalde in hoofdstuk IX kan slechts worden verleend voor zover het betreft bejaardenoorden, welke zijn gebouwd onder de vóór 1965 geldende Voorschriften en Wenken voor het ontwerpen van verzorgingstehuizen voor bejaarden van het Ministerie van VROM.

  • 8. De houder moet een verzoek om ontheffing schriftelijk, met redenen omkleed, indienen bij burgemeester en wethouders. De aanvraag dient te zijn vergezeld van de visie van de bewonerscommissie.

  • 9. Alvorens op een verzoek om ontheffing te beslissen, winnen burgemeester en wethouders het advies in van de commissie als bedoeld in artikel 17 van de wet.

  • 10. Burgemeester en wethouders delen hun besluit schriftelijk mee aan de houder en zenden tegelijkertijd een afschrift van hun besluit aan de commissie als bedoeld in artikel 17 van de wet.

Artikel 77

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 78

Deze verordening kan worden aangehaald als verordening op de bejaardenoorden en treedt in werking op de eerste dag van de maand, volgend op die waarin de verordening is vastgesteld.