Verordening woninggebonden subsidies 1995

Geldend van 15-06-2006 t/m heden

Intitulé

Verordening woninggebonden subsidies 1995.

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1.1

In deze verordening wordt verstaan onder:

1.

(vervallen)

2.

bouwplan:

de beschrijving van de te bouwen woningen en/of bedrijfsruimten of de te treffen voorzieningen aan woningen en/of bedrijfsruimten, vergezeld van alle voorgeschreven gegevens, zoals vereist bij of krachtens deze verordening;

3.

gereedkomingsdatum:

de dag waarop de werkzaamheden aan het bouwplan zijn voltooid;

4.

huurder:

degene die met de verhuurder een huurovereenkomst heeft gesloten als bedoeld in artikel 7A:1584 van het Burgerlijk Wetboek;

5.

huurprijs:

prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woning uitgedrukt in een bedrag per maand;

6.

huurwoning:

verhuurde of te verhuren woning;

7.

kosten van voorzieningen:

a. de door burgemeester en wethouders vast te stellen kosten, die direct samenhangen met het treffen van voorzieningen, waarbij het kostenbedrag per woning wordt bepaald door het quotiënt van de geaccepteerde kosten en het aantal woningen na verbetering.

b. In afwijking van het eerste lid worden, indien de werkzaamheden verbonden aan het treffen van voorzieningen worden verricht door de eigenaar - anders dan in de uitoefening van zijn bedrijf - al dan niet met behulp van anderen, zonder dat er bij de hulp sprake is van uitoefening van een bedrijf, voor de bepaling van de hoogte van de kosten uitsluitend de materiaalkosten tot de kosten van voorzieningen gerekend.

8.

niet-ingrijpende voorziening:

voorziening aan een woning of bedrijfsruimte dan wel een complex van woningen en/of bedrijfsruimten, waarvan de bouw is voltooid voor 1 januari 1946 en waarvan de kosten, indien het een huurwoning betreft, minder bedragen dan € 22.690,--;

9.

startdocument:

de door burgemeester en wethouders bevestigde afspraken met betrekking tot de stedenbouwkundige voorwaarden, volkshuisvestingsvoorwaarden, programma's van eisen, financiële randvoorwaarden, grondkosten, bouwplanning, samenstelling van het bouwteam en conflictprocedure tussen gemeente en de aanvrager van de subsidie;

10.

subsidieontvanger:

de natuurlijke persoon of de rechtspersoon aan wie subsidie is verleend;

11.

tijdsplanning van de voorgenomen werkzaamheden:

een planning waarin wordt aangegeven op welke tijdstippen de diverse mijlpalen (zoals de start van de bouw, bereiken beganegrondvloer en gereedkomingsdatum) in het bouwproces zullen worden gerealiseerd;

12.

toegelaten instelling:

instelling, toegelaten krachtens artikel 70 van de Woningwet;

13.

vaststellen van subsidie:

het besluit van burgemeester en wethouders, waarbij de hoogte van de verleende subsidie wordt vastgesteld en deze zich verplichten tot betaling;

14.

verlenen van subsidie:

het besluit van burgemeester en wethouders dat aanspraak op subsidie verschaft;

15.

woning:

woonruimte met een eigen toegang en waarbij de bewoner(s) niet afhankelijk is/zijn van wezenlijke voorzieningen, welke buiten de woonruimte zijn gelegen.

Artikel 1.2

Voor de toepassing van deze verordening wordt mede verstaan onder:

1.

eigenaar:

opstaller, erfpachter, vruchtgebruiker, gerechtigde tot een appartementsrecht of degene die lid is van een coöperatie en op die grond het uitsluitende gebruik heeft van een aan die coöperatie in eigendom toebehorende woning;

2.

eigendom:

opstal, erfpacht, vruchtgebruik, appartementsrecht of lidmaatschapsrecht als bedoeld in het eerste lid;

3.

het verlenen van subsidie:

het verlenen van subsidie ten behoeve van het bouwen dan wel het treffen van voorzieningen van gemeentewege.

Artikel 1.3

Deze verordening is niet van toepassing op:

  • 1.

    woningen die niet geschikt of bestemd zijn om voortdurend door dezelfde persoon of personen te worden bewoond;

  • 2.

    woningen die als ambts- of dienstwoning in gebruik zijn of als zodanig bestemd;

  • 3.

    bejaardenoorden als bedoeld in de Wet op de bejaardenoorden.

Artikel 1.4

De algemene bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing, tenzij in overige hoofdstukken van deze verordening hiervan nadrukkelijk wordt afgeweken.

§ 2. Grondslag en werkingssfeer

Artikel 1.5

Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen:

  • 1.

    voor het treffen van niet-ingrijpende voorzieningen aan woningen of bedrijfsruimten;

  • 2.

    voor de onrendabele top bij aankopen-verbeteren-verkopen van een pand door toegelaten instellingen en Woningbeheer NV;

  • 3.

    voor het herstel van monumentale elementen;

  • 4.

    in de extra kosten ten behoeve van het realiseren van voorzieningen bij woningen;

  • 5.

    voor het realiseren van een of meer personenliften bij bestaande gebouwen van toegelaten instellingen;

  • 6.

    in de extra kosten van de bouw van woningen voor grote gezinnen dan wel het treffen van voorzieningen aan woningen waardoor deze geschikt worden voor de huisvesting van grote gezinnen;

  • 7.

    voor het treffen van geluidwerende voorzieningen;

  • 8.

    ter stimulering van het verrichten van onderhoud.

  • 9.

    voor het samenvoegen van woningen.

  • 10.

    voor het treffen van ingrijpende voorzieningen aan woningen.

Artikel 1.6

De verlening van subsidie geschiedt overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 2, het op de desbetreffende regeling van toepassing zijnde hoofdstuk en hoofdstuk 15 van deze verordening.

§ 3. Uitgangspunten voor subsidiëring en verdeelbesluit

Artikel 1.7

  • 1. De gemeenteraad neemt jaarlijks een verdeelbesluit.

  • 2. Bij het verdeelbesluit stelt de gemeenteraad jaarlijks de uitgangspunten voor het subsidiebeleid vast.

  • 3. In het verdeelbesluit noemt de gemeenteraad zonodig de subsidiebedragen en de bijzondere voorwaarden die worden gesteld aan de indiening van subsidie-aanvragen.

  • 4. De gemeenteraad kan in het verdeelbesluit vaststellen welke aanvragen om verlening van subsidie in dat jaar bij burgemeester en wethouders kunnen worden ingediend.

  • 5. Voor zover daartoe niet reeds in ander verband is besloten, stelt de gemeenteraad bij het verdeelbesluit de budgetten vast, ten laste waarvan in dat jaar verplichtingen kunnen worden aangegaan.

  • 6. De gemeenteraad kan bij het verdeelbesluit een in een ander verband vastgesteld budget onderverdelen in twee of meer deelbudgetten.

  • 7. Voor verdeelbesluit te lezen het Vaststellingsprogramma van het MeerjarenProgramma Stedelijke Vernieuwing.

Artikel 1.8

De gemeenteraad kan burgemeester en wethouders toestemming verlenen het verdeelbesluit te wijzigen tot nader door hem te bepalen grenzen en onder nader door hem te bepalen voorwaarden.

HOOFDSTUK 2 Aanvragen, verlenen en vaststellen van subsidie

§ 1. De aanvraag om subsidie

Artikel 2.1

  • 1. De aanvrager vraagt subsidie aan bij burgemeester en wethouders.

  • 2. De aanvraag wordt ingediend door middel van een daartoe vastgesteld formulier.

  • 3. Indien voor het bouwplan subsidie wordt gevraagd op basis van meer dan één subsidieregeling als bedoeld in deze verordening dan wel als bedoeld in de gewestelijke Verordening woninggebonden subsidies 1995, dienen de aanvragen gelijktijdig te worden ingediend met een duidelijke specificatie van de kostenonderdelen per subsidieregeling.

Artikel 2.2

  • 1. De aanvrager dient de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 in voor 1 oktober van het jaar waarin de beslissing wordt gevraagd.

  • 2. Indien een aanvraag na de in het eerste lid genoemde datum wordt ontvangen, kan de aanvraag worden aangehouden tot het volgende jaar.

  • 3. Een beslissing tot aanhouding van een plan kan voor datzelfde plan eenmaal worden genomen.

  • 4. Burgemeester en wethouders bevestigen binnen twee weken de ontvangst van de aanvraag.

Artikel 2.3

Een aanvraag, als bedoeld in artikel 2.1, gaat in elk geval vergezeld van de in het aanvraagformulier genoemde documenten.

Artikel 2.4

  • 1. Burgemeester en wethouders houden de aanvraag aan tot het volgende jaar, indien het bouwplan niet voldoet aan het bepaalde in het verdeelbesluit of aan de uitgangspunten voor het subsidiebeleid dan wel het budget overschreden zou worden wanneer de subsidie wordt verleend.

  • 2. Een besluit tot aanhouding van een plan kan voor datzelfde plan eenmaal worden genomen.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van plannen die niet voldoen aan het bepaalde in het verdeelbesluit van het bepaalde in het eerste lid afwijken, indien:

    • 1.

      in het verdeelbesluit de betreffende subsidiecategorie dan wel het budget niet of gedeeltelijk met bouwplannen is belegd;

    • 2.

      bouwplannen die opgenomen zijn in het verdeelbesluit in het betreffende jaar geen doorgang vinden.

  • 4. Burgemeester en wethouders nemen bij een afwijking, als bedoeld in het voorafgaande lid, de uitgangspunten in acht als bedoeld in artikel 1.7.2.

Artikel 2.5

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen hun beslissing met vier weken aanhouden.

  • 3. Van de aanhouding wordt voor de afloop van de termijn, als bedoeld in het eerste lid, schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager.

§ 2. De verlening van subsidie

Artikel 2.6

Burgemeester en wethouders verlenen slechts subsidie indien:

  • 1.

    het bouwplan naar het oordeel van burgemeester en wethouders sober en doelmatig is;

  • 2.

    is voldaan aan hetgeen bij of krachtens het verdeelbesluit en in de uitgangspunten voor het subsidiebeleid, als bedoeld in artikel 1.7, is bepaald;

  • 3.

    (vervallen);

  • 4.

    niet reeds een begin is gemaakt met de werkzaamheden zonder hun instemming;

  • 5.

    een tijdsplanning wordt overgelegd en deze naar het oordeel van burgemeester en wethouders aanvaardbaar is;

  • 6.

    de woning of de bedrijfsruimte waaraan de voorzieningen worden getroffen niet bestemd is om binnen een periode van tien jaar te worden afgebroken.

Artikel 2.7

Burgemeester en wethouders verlenen de subsidie onder voorwaarde dat:

  • 1.

    zonder toestemming van burgemeester en wethouders bij de werkzaamheden niet wordt afgeweken van het bouwplan;

  • 2.

    (vervallen);

  • 3.

    de voortgang van de bouw overeenkomt met de door burgemeester en wethouders aanvaarde tijdsplanning;

  • 4.

    de gereedmelding van de werkzaamheden plaatsvindt overeenkomstig artikel 2.9.

Artikel 2.8

Burgemeester en wethouders verlenen de subsidie slechts onder de voorwaarde dat de door hen daartoe aangewezen personen op door hen te bepalen tijdstippen:

  • 1.

    toegang wordt verleend tot de bouwplaats, de woning, of het gebouw dat tot woning wordt verbouwd;

  • 2.

    inzage wordt verleend in de op de bouw betrekking hebbende bescheiden en tekeningen;

  • 3.

    alle inlichtingen worden verstrekt die naar hun oordeel noodzakelijk zijn voor de beoordeling of aan de voorwaarden verbonden aan het verlenen van subsidie wordt voldaan.

§ 3. De gereedmelding

Artikel 2.9

  • 1. De subsidie-ontvanger meldt aan burgemeester en wethouders dat de werkzaamheden aan het bouwplan zijn voltooid.

  • 2. De gereedmelding wordt ingediend door middel van een daartoe vastgesteld formulier.

  • 3. De gereedmelding is tevens een verzoek om bevoorschotting van de subsidies voor zover de vaststelling van de hoogte ervan niet afhankelijk is van in het kader van de financiële eindverantwoording nog over te leggen gegevens.

  • 4. De subsidie-ontvanger dient de gereedmelding, bedoeld in het eerste lid, terstond na de voltooiing van de werkzaamheden doch uiterlijk binnen 3 jaar na het verlenen van subsidie in.

Artikel 2.10

De gereedmelding als bedoeld in artikel 2.9 gaat vergezeld van:

  • 1.

    een verklaring van de subsidie-ontvanger dat bij de uitvoering van de werkzaamheden aan het bouwplan is of wordt voldaan aan de voorwaarden waaronder de subsidie is verleend;

  • 2.

    een opgave van de kosten van het realiseren van het bouwplan;

  • 3.

    een opgave van de gereedkomingsdatum.

Artikel 2.11

Burgemeester en wethouders bevestigen binnen twee weken de ontvangst van de gereedmelding als bedoeld in artikel 2.9 aan de subsidie-ontvanger.

§ 4. De financiële eindafrekening

Artikel 2.12

  • 1. Uiterlijk één jaar na de gereedmelding als bedoeld in artikel 2.9 deelt de subsidie-ontvanger de werkelijke kosten van het realiseren van het bouwplan mee.

  • 2. De financiële eindverantwoording wordt ingediend door middel van een daartoe vastgesteld formulier.

  • 3. De financiële verantwoording gaat vergezeld van hetzij een accountantsverklaring omtrent de juistheid van alle rekeningen en betalingsbewijzen hetzij van alle rekeningen met betrekking tot de werkzaamheden.

  • 4. Indien voor het bouwplan subsidie wordt gevraagd op basis van meer dan één subsidieregeling als bedoeld in deze verordening dan wel als bedoeld in de gewestelijke Verordening woninggebonden subsidies 1995, dienen de gegevens als bedoeld in het eerste lid gelijktijdig te worden ingediend met een duidelijke specificatie van de kostenonderdelen per subsidieregeling.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen in daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende gevallen verlangen dat een accountantsverklaring wordt overgelegd.

  • 6. De financiële eindverantwoording is tevens een verzoek om vaststelling en betaling van de subsidie.

Artikel 2.13

Burgemeester en wethouders bevestigen binnen twee weken de ontvangst van financiële eindverantwoording, als bedoeld in artikel aan de subsidie-ontvanger.

§ 5. De vaststelling van subsidie

Artikel 2.14

  • 1. Burgemeester en wethouders nemen binnen acht weken na ontvangst van de financiële eindafrekening als bedoeld in artikel 2.12 een besluit op het verzoek tot vaststelling en betaling van de subsidie.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen een besluit als bedoeld in het eerste lid eenmaal acht weken verdagen voor zover de controle op de juistheid van de gegevens daartoe aanleiding geeft.

Artikel 2.15

  • 1. Burgemeester en wethouders besluiten op het verzoek tot vaststelling en betaling van de subsidie overeenkomstig het bepaalde in het betreffende hoofdstuk van deze verordening.

  • 2. De definitief vast te stellen subsidie is gelijk aan de verleende subsidie.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen de subsidie lager vaststellen indien:

    • 1.

      de hoogte van de op grond van deze verordening te verlenen subsidie afhankelijk is van de hoogte van de door burgemeester en wethouders aanvaarde kosten, en de werkelijk gemaakte kosten lager zijn. In dat geval wordt de subsidie definitief vastgesteld op basis van de werkelijk gemaakte kosten;

    • 2.

      de subsidie-ontvanger heeft gehandeld in strijd met aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • 3.

      de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

    • 4.

      de subsidieverlening onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten.

Artikel 2.16

Burgemeester en wethouders kunnen, na ontvangst van de gereedmelding, als bedoeld in artikel 2.9, besluiten om subsidies, indien deze voor de vaststelling van de hoogte ervan niet afhankelijk zijn van in het kader van de financiële eindverantwoording over te leggen gegevens, te bevoorschotten.

Artikel 2.17

  • 1. De op basis van deze verordening vastgestelde subsidie is inclusief de eventueel verschuldigde omzetbelasting.

  • 2. Burgemeester en wethouders vermelden in hun besluit de wijze van betaling van de subsidie.

  • 3. Betaling vindt slechts plaats door overmaking van de subsidie op het giro- of bankrekening-nummer van de subsidie-ontvanger.

§ 6. De intrekking van subsidie

Artikel 2.18

  • 1. Zolang de subsidie nog niet is vastgesteld kunnen burgemeester en wethouders een besluit tot verlening van subsidie geheel of gedeeltelijk intrekken, indien:

    • 1.

      de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • 2.

      een subsidie op grond van deze verordening is verleend op grond van door de aanvrager verstrekte gegevens en gebleken is dat deze zodanig onjuist of onvolledig waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen;

    • 3.

      de subsidieverlening onjuist was, en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten;

    • 4.

      de werkzaamheden waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden.

  • 2. Indien subsidie is vastgesteld kunnen burgemeester en wethouders het besluit tot vaststelling van subsidie herzien en kunnen zij een reeds betaalde subsidie geheel of gedeeltelijk met vergoeding van de wettelijke rente terugvorderen, indien:

    • 1.

      de subsidievaststelling onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten;

    • 2.

      indien de subsidie-ontvanger na de subsidievaststelling heeft gehandeld in strijd met aan de subsidie verbonden voorwaarden;

    • 3.

      zich feiten en omstandigheden hebben voorgedaan waarvan zij bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte konden zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening had kunnen worden vastgesteld.

  • 3. Zolang de subsidie nog niet is vastgesteld herzien burgemeester en wethouders hun besluit tot verlenen van subsidie in ieder geval, indien de aanvrager van de subsidie meldt dat de bouw geen doorgang zal vinden.

§ 7. Nadere bepalingen

Artikel 2.19

Burgemeester en wethouders delen een besluit als bedoeld in dit hoofdstuk onverwijld schriftelijk mede aan de aanvrager van de subsidie.

Artikel 2.20

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing, tenzij in één van de volgende hoofdstukken hiervan nadrukkelijk is afgeweken.

Artikel 2.21

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkend en gemotiveerd verzoek van de aanvrager van de subsidie ontheffing verlenen van een in dit hoofdstuk genoemde termijn. Een dergelijk verzoek wordt vóór het verstrijken van de betreffende termijn bij burgemeester en wethouders ingediend.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na ontvangst van het verzoek om ontheffing.

  • 3. Indien burgemeester en wethouders een verzoek als bedoeld in het eerste lid honoreren, geven zij een nieuwe termijn aan.

HOOFDSTUK 3 Ingrijpende voorzieningen aan woningen.

(Voor deze subsidieregeling wordt geen subsidie verleend op subsidieaanvragen, die zijn ontvangen na de datum van inwerkingtreding (15-06-2006) van de verordening tot wijziging van de Verordening woninggebonden subsidies 1995 (rb 76/2006))

Artikel 3.1 Subsidie-grondslag

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan een eigenaar van een particuliere huurwoning subsidie verlenen voor het treffen van ingrijpende voorzieningen aan deze verhuurde woning.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid worden woningen van de gemeente of van toegelaten instellingen, die in het kader van de stadsvernieuwing zijn aangekocht, voor de toepassing van dit hoofdstuk beschouwd als particuliere huurwoningen.

  • 3. Het eerste lid is slechts van toepassing, indien geen subsidie kan worden verleend krachtens de Stadsgewestelijke verordening woninggebonden subsidie.

Artikel 3.2 Nadere begripsomschrijving

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • 1.

    kosten van ingrijpende voorzieningen:

    • 1.

      de door burgemeester en wethouders vast te stellen noodzakelijke, direct met het treffen van ingrijpende voorzieningen aan een woning samenhangende kosten;

    • 2.

      indien de aanvraag betrekking heeft op het treffen van ingrijpende voorzieningen aan meer dan één woning wordt het kostenbedrag per woning bepaald door het quotiënt van de geaccepteerde kosten en het aantal woningen na verbetering;

    • 3.

      bij het vaststellen van deze kosten is artikel 1.1 lid 7. niet van toepassing;

  • 2.

    particuliere huurwoning: huurwoning, welke niet in eigendom is van de gemeente of een toegelaten instelling;

  • 3.

    het Besluit: het Besluit woninggebonden subsidies (Stbl. 1994, 744).

Artikel 3.3

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt mede verstaan onder:

woning:

onzelfstandige woonruimte.

Artikel 3.4 De subsidie

De subsidie voor ingrijpende voorzieningen aan woningen bedraagt:

  • 1.

    voor een woning gelegen in een door burgemeester en wethouders voor de particuliere woningverbetering aangewezen complex € 13.615,--;

  • 2.

    voor een woning die niet voldoet aan het in het eerste lid gestelde € 8.621,82.

Artikel 3.5 Wijze van aanvragen

  • 1. Een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 3.1 gaat vergezeld van:

    • 1.

      voor zover van toepassing, een afschrift van de akte van splitsing alsmede van een afschrift van het reglement van splitsing;

    • 2.

      voor zover van toepassing een verklaring van de Vereniging van Eigenaren welke bouwdelen gemeenschappelijk dan wel niet gemeenschappelijk zijn;

    • 3.

      een verklaring waaruit blijkt dat in voldoende mate overleg over het bouwplan heeft plaatsgevonden met de huurder(s) van de woning(en) waarop het bouwplan betrekking heeft en/of de hen vertegenwoordigende organisaties en deze akkoord is/zijn met het treffen van de voorzieningen.

  • 2. Burgemeester en wethouders wijken af van het vereiste dat alle huurders van de woningen waarop de aanvraag betrekking heeft akkoord zijn met het treffen van de voorzieningen, indien een belangrijke meerderheid van de huurders wel akkoord is met het treffen van de voorzieningen en naar het oordeel van burgemeester en wethouders de belangen van de volkshuisvesting zwaarder wegen dan de belangen van diegenen, die niet akkoord zijn met het treffen van de voorzieningen.

Artikel 3.6 Werkingssfeer

  • 1. De gemeenteraad bepaalt binnen welke gebieden van de bebouwde kom het bepaalde in artikel 3.1 van toepassing is.

  • 2. Binnen de op grond van het eerste lid aangewezen gebieden wijzen burgemeester en wethouders complexen aan waarop het eerste lid van artikel 3.4 van toepassing is.

Artikel 3.7 Voorwaarden voor het verlenen van subsidie

In aanvulling op het bepaalde in artikel 2.6 verlenen burgemeester en wethouders slechts subsidie indien:

  • 1.

    de bouw van de woning(en) is voltooid vóór 1 januari 1946;

  • 2.

    de kosten van ingrijpende voorzieningen aan de woning, inclusief een eventueel begrote post 'onvoorzien', meer bedragen dan € 22.690,--;

  • 3.

    naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate overleg over het bouwplan heeft plaatsgevonden met de huurder(s) van de woning(en), waarop het bouwplan betrekking heeft en/of de hen vertegenwoordigende organisaties;

  • 4.

    voor de woning waaraan de voorzieningen worden getroffen, geen gemeente-raadsbesluit tot onteigening dan wel tot ontbinding van de erfpachtvoorwaarden is genomen

  • 5.

    de warmteweerstand van de gevel en het dak na het treffen van de voorzieningen elijk is of hoger is dan 1,3 m2 K/W met inbegrip van de afwijkingsmogelijkheden, genoemd in artikel 27, derde lid, van het Besluit;

  • 6.

    de werkzaamheden worden uitgevoerd door een ondernemer die:

    • 1.

      in het bezit is van de daarvoor vereiste vergunning(en);

    • 2.

      voldoet aan de Vestigingswet Bedrijven en het Vestigingsbesluit Bedrijven;

    • 3.

      is ingeschreven bij een Bedrijfsvereniging voor de bouwnijverheid.

Artikel 3.8

Burgemeester en wethouders verlenen de subsidie onder de voorwaarden dat de eigenaar alsmede diens rechtsopvolger, de woning de eerste tien jaar na het treffen van de voorzieningen ten genoegen van burgemeester en wethouders zal onderhouden.

Artikel 3.9 Overgangs- en slotbepalingen

Dit hoofdstuk is van toepassing op:

  • 1.

    aanvragen om subsidie voor ingrijpende voorzieningen aan particuliere huurwoningen en die vóór 1 januari 1999 door de eigenaren zijn ingediend en waarop geen subsidie is verleend krachtens de Stadsgewestelijke verordening woninggebonden subsidies 1998;

  • 2.

    aanvragen om subsidie voor ingrijpende voorzieningen aan particuliere huurwoningen en die na 1 januari 1999 door de eigenaren zijn of worden ingediend.

Artikel 3.10

Burgemeester en wethouders kunnen op subsidie-aanvragen als bedoeld in het eerste lid van artikel 3.9, de subsidie verlenen als genoemd in het tweede lid van artikel 3.4, ook als deze vallen buiten de werkingssfeer als bedoeld in artikel 3.6.

HOOFDSTUK 4 Niet-ingrijpende voorzieningen

(Voor deze subsidieregeling wordt geen subsidie verleend op subsidieaanvragen, die zijn ontvangen na de datum van inwerkingtreding (15-06-2006) van de verordening tot wijziging van de Verordening woninggebonden subsidies 1995 (rb 76/2006))

Artikel 4.1 Subsidie-grondslag

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor het treffen van niet-ingrijpende voorzieningen aan een vóór 1 januari 1946 voor bewoning of bedrijfsvoering gereedgekomen:

    • 1.

      woning, die door eigenaar zelf wordt bewoond;

    • 2.

      particuliere huurwoning;

    • 3.

      bedrijfsruimte, die onderdeel uitmaakt van een complex woningen waaraan voorzieningen worden getroffen.

  • 2. Burgemeester en wethouders verlenen geen subsidie, als bedoeld in het eerste lid, voor het treffen van voorzieningen aan een woning of bedrijfsruimte die onderdeel uitmaakt van Compartiment 3 van het aan Woningbeheer NV overgedragen Aangekocht Bezit.

Artikel 4.2 Nadere begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

1.

onderhoudsplan:

een door burgemeester en wethouders goedgekeurd overzicht van onderhoudswerkzaamheden aan het casco van de woning, die gedurende een periode van 12 jaar nodig worden geacht, om het bouwtechnische kwaliteitsniveau dat met de voorzieningen is of zal worden bereikt, te handhaven;

2.

particuliere huurwoning:

huurwoning, welke niet in eigendom is van de gemeente of een toegelaten instelling. Woningen van de gemeente of van toegelaten instellingen, die in het kader van de stadsvernieuwing zijn aangekocht, worden voor de toepassing van deze verordening beschouwd als particuliere huurwoningen;

3.

eigenaar:

de juridisch eigenaar alsmede degene die op grond van artikel 1.2., lid 1, mede onder eigenaar wordt verstaan;

4.

convenant:

de overeenkomst tussen een eigenaar-verhuurder en de gemeente Den Haag, waarbij de eigenaar zich heeft verbonden om in gebieden waar specifieke subsidies voor planmatig onderhoud bestaan het onderhoud actief ter hand te nemen;

5.

50%-regeling:

regeling van toepassing voor woningen en bedrijfsruimten van eigenaren:

-

waarvoor een convenant met de gemeente van toepassing is; en

-

waarvoor bij de aanvraag om de subsidie is verzocht om 50% van de subsidie als bedoeld in artikel 4.9, eerste lid;

Artikel 4.3 Werkingssfeer

  • 1. De gemeenteraad bepaalt binnen welke gebieden van de bebouwde kom het bepaalde in artikel 4.1. van dit hoofdstuk van toepassing is.

  • 2. De gemeenteraad kan, indien hij gebruik maakt van zijn bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid, voorts bepalen dat voor de beoordeling van aanvragen vanuit één of meer gebieden een van de andere gebieden afwijkend Programma van Eisen wordt gehanteerd."

  • 3. Binnen de op grond van het eerste lid aangewezen gebieden wijzen burgemeester en wethouders complexen aan, waarop het bepaalde in artikel . van toepassing is. Bij de hier bedoelde aanwijzingen geven zij de periode aan gedurende welke subsidie dan wel aanvullende subsidie op grond van dit hoofdstuk verstrekt kunnen worden.

Artikel 4.4 Prioriteitsstelling

Burgemeester en wethouders kunnen in aanvulling op artikel 2.4. een aanvraag aanhouden, indien zij voor dat jaar nog één of meer aanvragen verwachten uit een complex dat collectief in uitvoering zal worden genomen dan wel een complex, waarvoor een startdocument is opgesteld, en het budget als gevolg daarvan overschreden zou worden.

Artikel 4.5 Wijze van aanvragen

Een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 4.1 gaat in ieder geval vergezeld van:

  • 1.

    voor zover van toepassing een verklaring van de Vereniging van Eigenaren welke bouwdelen gemeenschappelijk dan wel niet gemeenschappelijk zijn.

  • 2.

    een opnamestaat van de woning waaruit blijkt welke gebreken de woning vertoont;

  • 3.

    een gespecificeerde begroting van de kosten per te treffen voorziening;

  • 4.

    indien gelijktijdig met het treffen van voorzieningen ook niet-subsidiabele voorzieningen worden getroffen: een uitsplitsing van de subsidiabele- en de niet-subsidiabele kosten;

  • 5.

    een gespecificeerd onderhoudsplan waarin de onderhoudswerkzaamheden aan het casco van de woning voor twaalf jaar vanaf het tijdstip van de gereedmelding zijn opgenomen;

  • 6.

    voor zoverre van toepassing een verklaring van de eigenaar, waarvoor het convenant met de gemeente van toepassing is, dat voor de woning of bedrijfsruimte waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, gebruik wordt gemaakt van de 50%-regeling.

Artikel 4.6 Planbeoordelingscriteria

  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen slechts subsidie voor het treffen van niet-ingrijpende voorzieningen indien:

    • 1.

      de aanvrager van de subsidie eigenaar is van de woning of de bedrijfsruimte waaraan de voorzieningen worden getroffen;

    • 2.

      voorzover van toepassing de aanvraag voldoet aan de gestelde nadere bepalingen in het startdocument;

    • 3.

      naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate overleg over het bouwplan heeft plaatsgevonden met de huurder(s) van de woning(en) of de bedrijfs-ruimte(n), waarop het bouwplan betrekking heeft en deze akkoord is/zijn met het treffen van de voorzieningen. Indien ten gevolge van het treffen van de voorzieningen een huuraanpassing plaatsvindt, dient uit een schriftelijke verklaring van de huurder(s) te blijken dat deze akkoord is/zijn.

    • 4.

      voor zover van toepassing de Vereniging van Eigenaren rechtsgeldig heeft besloten dat de volgens het onderhoudsplan noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden zullen worden uitgevoerd;

  • 2. Indien na het besluit tot verlenen van subsidie voor het treffen van de voorzieningen aan de woning of bedrijfsruimte, doch voor het besluit tot vaststelling, de eigendom overgaat op een ander, kan laatstbedoelde als aanvrager worden aangemerkt, mits:

    • 1.

      de aanvrager, in eerste aanleg, uitdrukkelijk, schriftelijk afstand doet van het recht op toekenning van de subsidie;

    • 2.

      de nieuwe eigenaar uitdrukkelijk, schriftelijk verklaard dat hij het ingediende bouwplan onverkort handhaaft;

    • 3.

      indien met betrekking tot het project een startdocument is opgesteld hij alsnog uitdrukkelijk, schriftelijk instemt met hetgeen in dat kader tussen gemeente en opdrachtgever is overeengekomen;

    • 4.

      de koopprijs van de woning in relatie tot (getaxeerde) waarde van vergelijkbare woningen in de omgeving niet onevenredig hoog is.

  • 3. Burgemeester en wethouders wijken af van het vereiste dat alle huurders van de woningen waarop de aanvraag betrekking heeft akkoord zijn met het treffen van de voorzieningen dan wel, indien de aanvraag onlosmakelijk verbonden is met de indiening van andere aanvragen om subsidie, alle huurders van de woningen waarop deze aanvragen betrekking hebben, indien een belangrijke meerderheid van de huurders wel akkoord is met het treffen van de voorzieningen en naar het oordeel van burgemeester en wethouders het belang, dat met het treffen van de voorzieningen wordt gediend, zwaarder weegt dan het belang van diegene(n), die niet akkoord is/zijn met het treffen van de voorzieningen.

Artikel 4.7

Burgemeester en wethouders verlenen voorts slechts subsidie voor het treffen van niet-ingrijpende voorzieningen indien de werkzaamheden worden uitgevoerd door een ondernemer die:

  • 1.

    het bezit is van de daarvoor vereiste vergunning(en);

  • 2.

    voldoet aan de Vestigingswet Bedrijven 1954 c.q. het Vestigingsbesluit Bouwnijverheidsbedrijven 1958;

  • 3.

    ingeschreven is bij een Bedrijfsvereniging;

Artikel 4.8. Voorwaarden voor het verlenen van subsidie

  • 1. In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 wordt de subsidie, als bedoeld in artikel 4.1., verleend, vastgesteld en betaald, onder de voorwaarden dat:

    • 1.

      de eigenaar in ieder geval tot aan het moment dat de subsidie wordt betaald, naar het oordeel van burgemeester en wethouders de woning in voldoende mate onderhoudt. De beoordeling of de woning in voldoende mate wordt onderhouden, vindt plaats aan de hand van het 'Programma van Eisen onderhoud aan woningen';

    • 2.

      de woning waaraan de voorzieningen is getroffen niet, voorafgaand aan het moment waarop de subsidie wordt uitbetaald, wordt gesloopt of aan de bestemming tot woning wordt onttrokken.

  • 2. De subsidie op basis van de 50%-regeling wordt slechts verleend indien aanvrager daarom, vooraf bij de aanvraag om subsidie, schriftelijk heeft verzocht.

Artikel 4.9. Vaststelling

  • 1. De subsidie als bedoeld in artikel is gelijk aan de bij de vaststelling van de subsidie door burgemeester en wethouders geaccepteerde kosten van de voorzieningen, met dien verstande dat:

    • 1.

      de geaccepteerde kosten van de voorzieningen nimmer meer zullen bedragen dan € 20.420,--;

    • 2.

      maatregelen waarvoor op grond van enige andere subsidie-regeling een tegemoetkoming in de kosten kan worden verkregen niet tot de geaccepteerde kosten van de voorzieningen worden gerekend;

    • 3.

      ingeval van brandschade de verzekeringspenningen op de, op basis van dit hoofdstuk, berekende geaccepteerde kosten van de voorzieningen in mindering worden gebracht.

  • 2. Voor woningen en bedrijfsruimten waarvoor de 50%-regeling van toepassing is, bedraagt de subsidie 50% van de subsidie als bedoeld in het eerste lid, met een maximum van € 10.210,--.

Artikel 4.10. Betaling

  • 1. Binnen acht weken na het besluit tot vaststelling van de subsidie betalen burgemeester en wethouders een voorschot van 25% van de vastgestelde subsidie uit.

  • 2. Het restant van de subsidie-op-termijn wordt uitbetaald aan het einde van het lopende kwartaal van het jaar waarin een termijn van 12 jaren na de vaststelling van de subsidie eindigt.

  • 3. Betaling van het voorschot, als bedoeld in het eerste lid, zowel als de betaling van het restant van de subsidie, als bedoeld in het tweede lid, vindt slechts plaats indien is voldaan aan de bepalingen en voorwaarden van deze verordening.

  • 4. Voor woningen en bedrijfsruimten waarvoor de 50%-regeling van toepassing is betalen burgemeester en wethouders de vastgestelde subsidie uit indien is voldaan aan de be-palingen en voorwaarden van deze verordening en is niet van toepassing lid 1, 2 en 3.

Artikel 4.11. Herziening subsidie

  • 1. Indien de eigenaar zijn eigendom vervreemd voor het verstrijken van de termijn waarop de subsidie tot betaling komt, wordt - mits aan de voorwaarden en bepalingen van deze verordening is voldaan - de hoogte van de uit te betalen subsidie vastgesteld aan de hand van de volgende tabel:

    periode in jaren na besluit vaststelling subsidie

    hoogte bedrag in percentages van de hoofdsom

    0 - 1

    50%

    1 - 2

    50%

    2 - 3

    50%

    3 - 4

    55%

    4 - 5

    60%

    5 - 6

    65%

    6 - 7

    70%

    7 - 8

    75%

    8 - 9

    80%

    9 -10

    85%

    10-11

    90%

    11-12

    95%

    met dien verstande dat op het aldus berekende bedrag het reeds uitbetaalde voorschot in mindering wordt gebracht.

  • 2. Indien op basis van het eerste lid de subsidie wordt herzien, betalen burgemeester en wethouders het restant van de subsidie uit aan het einde van het kwartaal volgend op het kwartaal, waarin het besluit tot herziening van de subsidie is genomen.

  • 3. In aanvulling op en in zoverre in afwijking van het bepaalde in artikel 2.20. zullen, in het geval niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens het bepaalde in dit hoofdstuk, burgemeester en wethouders, al naar gelang de ernst van de overtreding:

    • 1.

      een besluit tot verlening en/of vaststelling van de subsidie geheel of gedeeltelijk intrekken (en geheel of gedeeltelijk niet tot betaling van de subsidie overgaan);

    • 2.

      reeds betaalde voorschotten op de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

  • 4. Het bepaalde onder lid 1 en 2 is niet van toepassing voor woningen en bedrijfsruimten waarvoor de 50%-regeling van toepassing is.

HOOFDSTUK 5 Aankopen-Verbeteren-Verkopen

(Voor deze subsidieregeling wordt geen subsidie verleend op subsidieaanvragen, die zijn ontvangen na de datum van inwerkingtreding (15-06-2006) van de verordening tot wijziging van de Verordening woninggebonden subsidies 1995 (rb 76/2006))

Artikel 5.1 Subsidiegrondslag

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen aan toegelaten instellingen en Woningbeheer NV om de onrendabele kosten af te dekken van panden die, nadat burgemeester en wethouders deze instellingen daar toestemming voor hebben verleend, door deze instellingen worden aangekocht om na verbetering te worden verkocht of verhuurd.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de toestemming verlenen voor de aankoop van een pand als de eigenaar van een pand niet in staat is gebleken het pand te verbeteren of, om naar het oordeel van burgemeester en wethouders, ongewenste situaties te voorkomen. De subsidie kan worden verleend bij panden:

    • 1.

      die zijn gelegen in door burgemeester en wethouders aangewezen complexen voor de particuliere woningverbetering; of

    • 2.

      die als 'rotte kies' zijn aangemerkt; of

    • 3.

      waarbij sprake is van 'strategische aankoop'.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen de toestemming verlenen voor de aankoop van een pand, waarbij de subsidie kan worden verleend bij panden :

    • 1.

      voor het samenvoegen van de woningen in het pand tot één of meerdere grote woningen;

    • 2.

      voor de omzetting van winkelpanden in woningen.

Artikel 5.2 Nadere begripsomschrijving

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

1.

pand:

een gebouw dat kan bestaan uit:

- één of meerdere woningen met of zonder één of meerdere bedrijfsruimte(n), of

- één of meerdere bedrijfsruimte(n);

2.

bedrijfsruimte:

een pand, of een gedeelte van een pand, dat niet kan worden aangemerkt als woning en dat naar de aard van de ruimtelijke indeling is bestemd voor de uitoefening van een bedrijf;

3.

strategische aankoop:

de aankoop van een pand om een, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, ongewenste ontwikkeling door een eigenaar of een mogelijk toekomstige eigenaar te voorkomen;

4.

rotte kies:

een pand, dat door de slechte staat van onderhoud detoneert in het straatbeeld of in de directe omgeving;

5.

vereniging van eigenaars:

de vereniging van eigenaren, als bedoeld in artikel 5:112 van het Burgerlijk Wetboek 5.(vve);

6.

aanvrager:

Woningbeheer NV of toegelaten instelling die een verzoek indient tot verlening van subsidie;

7.

aangewezen complex:

complexen woningen van particulieren welke door burgemeester en wethouders zijn aangewezen voor de particuliere woningverbetering (PWV);

8.

de subsidie:

de subsidie aankopen-verbeteren-verkopen (AVV) of de subsidie aankopen-verbeteren-verkopen-Plus (AVV-Plus);

9.

samenvoegen:

het samenvoegen van twee of meer woningen tot één permanente grote woning;

10.

functieverandering:

van een pand het gebruik, dat van dat pand werd gemaakt tot vóór de aankoop wijzigen, om gemeentelijk beleid te realiseren en voor welke wijziging nodig zijn bouwkundige ingrepen , die verder gaan dan de gebruikelijke verbeteringrepen die worden uitgevoerd in het kader van de particuliere woningverbetering .

Artikel 5.3 Hoogte en berekening van de subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt het door burgemeester en wethouders vastgestelde bedrag van de onrendabele kosten.

  • 2. De hoogte van de in het eerste lid bedoelde onrendabele kosten is voor de vaststelling van de subsidie aankopen-verbeteren-verkopen (AVV) gelijk aan het verschil tussen:

    • 1.

      de getaxeerde marktwaarde (bij vrije verkoop) op het moment van aankoop vermeerderd met de investeringen-kosten van noodzakelijk onderhoud; en

    • 2.

      de getaxeerde marktwaarde bij verkoop nadat aan het pand het noodzakelijk (groot) onderhoud is gepleegd, plus de krachtens andere subsidieregelingen verleende subsidies;

    • 3.

      de onder sub 1. en 2. vermelde getaxeerde marktwaarde dient te worden bepaald aan de hand van een taxatierapport van een beëdigd makelaar.

  • 3.

    • 1.

      De hoogte van de in het eerste lid bedoelde onrendabele kosten wordt voor de vaststelling van de subsidie aankopen-verbeteren-verkopen-plus (AVV-Plus) berekend volgens de door burgemeester en wethouders vastgestelde berekening van de onrendabele top.

    • 2.

      Burgemeester en wethouders stellen de methodiek van de berekening van de onrendabele top, als bedoeld onder sub 1, vast.

  • 4. De subsidie wordt uitgekeerd als een bedrag ineens.

Artikel 5.4 Werkingssfeer

  • 1. De subsidie bedoeld in artikel 5.1 het tweede lid sub 1. kan worden verleend voor aankopen in aangewezen complexen voor de particuliere woningverbetering.

  • 2. De subsidie bedoeld in artikel 5.1 het tweede lid sub 2. kan worden verleend in de voormalig aangewezen stadsvernieuwingsgebieden, zoals die worden genoemd in het Supplement bij (Ver)Beter Den Haag en in voorheen aangewezen complexen voor de particuliere woningverbetering waarbij de woningverbetering reeds is beëindigd.

  • 3. De subsidie bedoeld in artikel 5.1 het tweede lid sub 3. kan worden verleend voor binnen de gemeente Den Haag gelegen panden.

  • 4. De subsidie als bedoeld in artikel 5.1 het derde lid kan worden verleend voor panden en woningen gelegen in daartoe aangewezen gebieden.

  • 5. De gebieden als bedoeld in het vierde lid worden door burgemeester en wethouders aangewezen.

Artikel 5.5 Voorwaarden

  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen slechts de subsidie als bedoeld in artikel 5.1 het tweede lid sub 1. en 2. onder de verplichting dat:

    • 1.

      vooraf schriftelijk toestemming is verleend door burgemeester en wethouders voor de aankoop van het pand, nadat aanvrager heeft aangetoond dat van de eigenaar van het aan te kopen pand wordt verwacht dat deze geen uitvoering geeft aan het onderhoud; en

    • 2.

      het pand in een aangewezen complex particuliere woningverbetering wordt verbeterd conform het Programma van Eisen voor de particuliere woningverbetering; of

    • 3.

      bij de rotte kies minimaal de aanschrijvingswaardige gebreken worden hersteld-/vervangen; of

    • 4.

      bij een beeldbepalend pand minimaal de aanschrijvingswaardige gebreken worden hersteld/vervangen volgens de eisen van de Hoofdafdeling Monumentenzorg van de Dienst Stedelijke Ontwikkeling.

  • 2. Burgemeester en wethouders verlenen slechts de subsidie als bedoeld in artikel 5.1 het tweede lid sub 3. en artikel 5.1 het derde lid onder de verplichting dat:

    • 1.

      vooraf schriftelijk toestemming is verleend door burgemeester en wethouders voor de aankoop van het pand; en

    • 2.

      bij een strategische aankoop, het samenvoegen van woningen en bij de omzetting van winkelpanden in woningen minimaal de aanschrijvingswaardige gebreken worden hersteld/vervangen.

Artikel 5.6 Subsidieverlening

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de subsidie aankopen-verbeteren-verkopen (AVV) verlenen voor aankopen als bedoeld in artikel 5.1 het tweede lid.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de subsidie aankopen-verbeteren-verkopen-plus (AVV-Plus) verlenen:

    • 1.

      voor aankopen als bedoeld in artikel 5.1 het tweede lid sub 3. (strategische aankopen) indien het pand wordt verbeterd met functieverandering;

    • 2.

      voor aankopen als bedoeld in artikel 5.1 het derde lid (samenvoegen, wonen in winkels).

Artikel 5.7

  • 1. De aanvrager vraagt de subsidie als bedoeld in artikel 5.1 het tweede lid sub 1. en 2. aan bij burgemeester en wethouders. De aanvraag gaat vergezeld van:

    • 1.

      het advies van de bij het PWV-complex betrokken Adviseur van Woningbeheer NV voor de aankoop van het pand;

    • 2.

      een taxatierapport;

    • 3.

      een (voorlopige) berekening van de onrendabele kosten als bedoeld in het tweede lid van artikel 5.3.

  • 2. De aanvrager vraagt de subsidie als bedoeld in artikel 5.1 het tweede lid sub 3. aan bij burgemeester en wethouders. De aanvraag gaat vergezeld van:

    • 1.

      het advies van de Plancoördinator van de directie Wonen van de Dienst Stedelijke Ontwikkeling voor de aankoop van het pand;

    • 2.

      een taxatierapport;

    • 3.

      een (voorlopige) berekening van de onrendabele kosten als bedoeld in artikel 5.3 het tweede lid ;

    • 4.

      bij functieverandering van het pand, een (voorlopige) berekening van de onrendabele kosten als bedoeld in artikel 5.3 het derde lid, van artikel 5.7 tweede lid zijn sub 2. en 3. niet van toepassing.

  • 3. De aanvrager vraagt de subsidie als bedoeld in artikel 5.1 het derde lid aan bij burgemeester en wethouders. De aanvraag gaat vergezeld van:

    • 1.

      het advies van de Plancoördinator van de directie Wonen van de Dienst Stedelijke Ontwikkeling voor de aankoop van het pand;

    • 2.

      een (voorlopige) berekening van de onrendabele kosten als bedoeld in artikel 5.3. het derde lid.

Artikel 5.8 Subsidievaststelling

Binnen een jaar nadat het pand, na verbetering, is verkocht of verhuurd dient de aanvrager bij burgemeester en wethouders de financiële eindverantwoording in van de onrendabele kosten.

Artikel 5.9 Uitbetaling

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de subsidie-ontvanger voorschotten verlenen.

  • 2. Het voorschot wordt binnen vier weken na de voorschotverlening betaald.

  • 3. De subsidie wordt, onder verrekening van de betaalde voorschotten, binnen acht weken na de subsidievaststelling betaald.

Artikel 5.10 Slotbepaling

Indien op grond van artikel 5, derde lid (samenvoegen en omzetting winkelpanden in woningen) subsidie is of wordt verleend, wordt op grond van de regeling Samenvoegen Van Woningen (Hoofdstuk 12) geen subsidie verleend.

HOOFDSTUK 6 Kleine Monumentenzorg

(Voor deze subsidieregeling wordt geen subsidie verleend op subsidieaanvragen, die zijn ontvangen na de datum van inwerkingtreding (15-06-2006) van de verordening tot wijziging van de Verordening woninggebonden subsidies 1995 (rb 76/2006))

Artikel 6.1 Subsidiegrondslag

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan particuliere eigenaren van panden, aan wie subsidie wordt verleend of is verstrekt voor het verbeteren van de woning en/of bedrijfsruimte de aanvullende subsidie Kleine Monumentenzorg verlenen, voor het herstel van monumentale elementen.

Artikel 6.2 Nadere begripsomschrijving

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

1.

de subsidie:

de subsidie Kleine Monumentenzorg;

2.

pand:

een gebouw dat kan bestaan uit één of meerdere woningen met bedrijfsruimte of een bedrijfsruimte;

3.

bedrijfsruimte:

een pand, of een gedeelte van een pand, dat niet kan worden aangemerkt als woning;

4.

monumentaal element:

een sierend onderdeel van een pand dat, naar het op een advies van Monumentenzorg gebaseerd oordeel van burgemeester en wethouders, essentieel is voor het behouden dan wel herstellen van de architectonische waarde van dat pand of een verzameling van panden in een straat, buurt of groter geheel;

5.

wijkplan:

een door de gemeenteraad vastgesteld wijkverbeteringsplan waarin een aantal verschillende maatregelen voor verbetering van de wijk is opgenomen;

6.

hoge ensemblewaarde

de architectonisch belangrijke bebouwing aan een straatwand welke is blewaarde: vastgelegde in het “Monumenten Inventarisatie Project Den Haag 1850-1940" (uitgave 1992);

7.

Monumentenzorg:

de Hoofdafdeling Monumentenzorg van de Dienst Stedelijke Ontwikkeling;

8.

vereniging van eigenaren:

De vereniging van eigenaren, als bedoeld in artikel 5:112 van het Burgerlijk Wetboek 5.(vve).

9.

stimuleringsgebied:

een door de gemeenteraad aangewezen gebied en opgenomen in de Nota (Ver)beter Den Haag en het Supplement (Ver)Beter Den Haag.

Artikel 6.3 De subsidie

  • 1. In het wijkplan worden monumentale elementen benoemd en de aanvullende ‘Kleine monumenten-subsidie’;

  • 2. Bij het ontbreken van een wijkplan kunnen burgemeester en wethouders bepalen:

    • -

      de monumentale elementen, en

    • -

      de hoogte van de subsidie.

  • 3. De subsidie is een bedrag ineens.

Artikel 6.4 Werkingssfeer

De subsidie kan slechts worden verleend:

  • 1.

    in stimuleringsgebieden die vallen binnen een wijkplan;

  • 2.

    in een gebied buiten een stimuleringsgebied, als dit gebied in een wijkplan voor de subsidie is aangewezen.

  • 3.

    bij het ontbreken van een wijkplan, voor door burgemeester en wethouders aangewezen monumentwaardige panden in stimuleringsgebieden.

Artikel 6.5 De subsidieverlening

  • 1. De subsidie Kleine Monumentenzorg is een aanvullende subsidie die slechts wordt verleend voor woningen en/of bedrijfsruimten waarbij één van de volgende subsidies wordt verleend of is verstrekt: de subsidie voor Ingrijpende voorzieningen (BWS), Niet-ingrijpende voorzieningen (SAS) en Onderhoudsstimulering.

  • 2. De subsidie bedraagt maximaal 50 % van de totale kosten van verbetering. De totale kosten van verbetering bestaan uit de geaccepteerde kosten van voorzieningen voor de verbetering van de woning en/of bedrijfsruimte en de geaccepteerde kosten van voorzieningen voor het herstel/vervanging van de monumentale elementen.

  • 3. Voor woningen en/of bedrijfsruimten die al voldoen aan het Programma van Eisen voor de particuliere woningverbetering, bedraagt de subsidie maximaal 50% van de geaccepteerde kosten van voorzieningen voor het herstel/vervanging van de monumentale elementen.

  • 4. De subsidie bedraagt niet meer dan de kosten noodzakelijk voor het herstel of vervanging van de monumentale elementen.

Artikel 6.6 Voorwaarden

Burgemeester en wethouders verlenen de subsidie onder de voorwaarden dat:

  • 1.

    het herstel van de monumentale elementen, volgens de door Monumentenzorg daaraan gestelde eisen wordt uitgevoerd;

  • 2.

    de werkzaamheden worden uitgevoerd door een ondernemer die:

    • -

      in het bezit is van de daarvoor vereiste vergunning(en); en

    • -

      voldoet aan de Vestigingswet Bedrijven en het Vestigingsbesluit Bedrijven; en

    • -

      is ingeschreven bij een Bedrijfsvereniging.

Artikel 6.7 De aanvragen en de gereedmelding

  • 1. In aanvulling op de gegevens als bedoeld in artikel 2.1:

    • 1.

      wordt de aanvraag voor de subsidie Kleine Monumentenzorg ingediend gelijktijdig met de aanvraag voor de subsidie voor de verbetering van de woning en/of bedrijfsruimte;

    • 2.

      bij aanvragen voor aangewezen panden in de voormalige stadsvernieuwingsgebieden die reeds met subsidie voor verbetering van de woning en/of bedrijfsruimte zijn verbeterd is het voorgaande lid niet van toepassing;

    • 3.

      voor zoverre van toepassing, gaat de aanvraag vergezeld van een verklaring van de vereniging van eigenaars welke monumentale elementen gemeenschappelijk dan wel niet gemeenschappelijk zijn;

    • 4.

      indien gelijktijdig met het treffen van voorzieningen aan de monumentale elementen ook niet-subsidiabele voorzieningen daaraan worden getroffen, een uitsplitsing van de subsidiabele- en niet subsidiabele kosten;

    • 5.

      een aanvraag om de subsidie gaat in ieder geval vergezeld van een gespecificeerde begroting van de kosten per te treffen maatregelen voor herstel van de monumentale elementen.

  • 2. In aanvulling op de gegevens als bedoeld in artikel 2.9:

    • 1.

      dient de subsidie-ontvanger de gereedmelding voor het herstel van de monumentale elementen in gelijktijdig met de gereedmelding van de verbetering van de woning en/of bedrijfsruimte, doch in ieder geval binnen acht weken na het herstel van de monumentale elementen;

    • 2.

      de gereedmelding gaat vergezeld van een verklaring van Monumentenzorg dat de werkzaamheden volgens de daaraan gestelde eisen zijn verricht.

Artikel 6.8 Herzien subsidieverlening

Indien na het besluit tot verlenen van de subsidie Kleine Monumentenzorg en/of de subsidie voor de verbetering van de woning en/of bedrijfsruimte de eigendom daarvan overgaat op een ander, kan laatstbedoelde als aanvrager worden aangemerkt, mits:

  • 1.

    de aanvrager schriftelijk afstand doet van het recht op toekenning van de subsidie;

  • 2.

    de nieuwe eigenaar schriftelijk verklaard dat hij de ingediende maatregelen voor herstel van de monumentale elementen onverkort handhaaft. Indien subsidie voor verbetering van de woning is verleend voor het treffen van ingrijpende voorzieningen trekken burgemeester en wethouders de subsidieverlening in voor zowel de subsidie voor de verbetering van de woning als de subsidie Kleine Monumentenzorg. De nieuwe eigenaar dient een nieuwe aanvraag voor beide subsidies in.

HOOFDSTUK 7 (Vervallen per 1 januari 2006)

HOOFDSTUK 8 (Vervallen)

HOOFDSTUK 9 (Vervallen per 1 januari 2006)

HOOFDSTUK 10 (vervallen per 1 januari 2006)

HOOFDSTUK 11 Geluidsisolatie

(Voor deze subsidieregeling wordt geen subsidie verleend op subsidieaanvragen, die zijn ontvangen na de datum van inwerkingtreding (15-06-2006) van de verordening tot wijziging van de Verordening woninggebonden subsidies 1995 (rb 76/2006))

Artikel 11.1

Burgemeester en wethouders kunnen aan de eigenaar van een woning subsidie verlenen voor het uitvoeren van geluidwerende maatregelen aan de gevel van de woning ter bestrijding van verkeerslawaai.

Artikel 11.2

Burgemeester en wethouders verlenen de subsidie, stellen deze vast en betalen de subsidie uit met inachtneming van het bepaalde in 'Regeling sanering verkeerslawaai'.

Artikel 11.3

De hoogte van de subsidie wordt bepaald met inachtneming van het bepaalde in 'Regeling sanering verkeerslawaai'.

Artikel 11.4

Burgemeester en wethouders kunnen na ontvangst van de schriftelijke mededeling dat met de werkzaamheden een aanvang is gemaakt 50% van de verleende subsidie bij wijze van voorschot betaalbaar stellen.

HOOFDSTUK 12 (Vervallen per 1 juli 2005)

HOOFDSTUK 13 (Vervallen)

HOOFDSTUK 14 Onderhoudsstimulering

(Voor deze subsidieregeling wordt geen subsidie verleend op subsidieaanvragen, die zijn ontvangen na de datum van inwerkingtreding (15-06-2006) van de verordening tot wijziging van de Verordening woninggebonden subsidies 1995 (rb 76/2006))

artikel 14.1 Subsidiegrondslag

  • 1. De “€ 450-regeling (ƒ 992,00)”

    Burgemeester en wethouders kunnen aan een eigenaar, of een vereniging van eigenaars, van een vooroorlogse woning in een intensief beheergebied en in een aangewezen complex in een onderhoudsstimulerings- en voormalig stadsvernieuwingsgebied, subsidie verlenen voor het kopen van produc-ten en diensten ten behoeve van het stelselmatig plegen van onderhoud aan woningen.

  • 2. De “€ 908,00 (ƒ 2.000,00) subsidie achteraf”

    Burgemeester en wethouders kunnen aan een eigenaar, of een vereniging van eigenaars, van een vooroorlogse woning, in een intensief beheergebied of in een aangewezen complex in een onderhoudsstimulerings- of vroeg-naoorlogsgebied subsidie verlenen in de kosten van het plegen van onderhoud aan die woning.

  • 3. De aanvullende “subsidie bouwdelen”

    Burgemeester en wethouders kunnen uitsluitend in aanvulling op de subsidie als bedoeld in het tweede lid éénmalig subsidie verlenen voor bouwdelen mits deze subsidie gelijktijdig is aangevraagd met de subsidie als bedoeld in het tweede lid.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen aan een eigenaar, of een vereniging van eigenaars, van een vroeg-naoorlogse woning de subsidie verlenen als bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, mits de woning behoort tot een complex dat daartoe is aangewezen.

  • 5.

    • 1.

      1. De gemeenteraad kan bij een wijkplan besluiten dat de in het derde lid bedoelde subsidie ook kan worden verleend voor vervanging of herstel van andere bouwdelen dan staalconstructies. Daarbij kan de gemeenteraad de reikwijdte van zijn besluit beperken tot één of meer met name genoemde gebieden.

    • 2.

      Burgemeester en wethouders kunnen, bij het ontbreken van een wijkplan, incidenteel andere bouwdelen dan staalconstructies aanwijzen.

  • 6. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder woning tevens verstaan bedrijfsruimte.

Artikel 14.2 Nadere begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

1.

beleggingsrente:

de rente die, gedurende de termijn waarvoor de subsidie, als bedoeld in artikel 14.1.2, wordt verleend, wordt vergoed;

2.

financieringsplan:

een door een, door burgemeester en wethouders erkende, deskundige opgesteld plan waarin de dekking wordt aangegeven van de uit de uitvoering van het onderhoudsplan voortvloeiende kosten;

3.

onderhoudsfonds:

het door de vereniging vastgelegd kapitaal voor het plegen van onderhoud, dat door of namens de vereniging wordt beheerd en waaruit uitsluitend ten behoeve van het plegen van onderhoud gelden kunnen worden onttrokken; of het door een eigenaar van een woning, welke woning geen onderdeel uitmaakt van een in appartementen gesplitst gebouw, vastgelegd kapitaal voor het plegen van onderhoud en waaruit uitsluitend ten behoeve van het plegen van onderhoud gelden kunnen worden onttrokken;

4.

onderhoudsplan:

een door een, door burgemeester en wethouders erkende, deskundige opgesteld plan op basis van een woningopname waarin de verwachte noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden en de daarbij behorende verwachte kosten worden beschreven in de eerstkomende 5, 10 of 15 jaar;

5.

woningopname:

een door een, door burgemeester en wethouders erkende, deskundige opgesteld rapport (bouwkundig opnamerapport BOR) waarin de onderhoudsstaat van de woning wordt beschreven, de werkbeschrij-ving is opgenomen en waarin in ieder geval wordt vermeld welke gebreken aanschrijvingswaardig zijn;

6.

vereniging:

de vereniging van eigenaars (VvE), als bedoeld in artikel 5:124 van het Burgerlijk Wetboek;

7.

bouwdeel:

een staalconstructie in gevels (zoals bijvoorbeeld bij balkons, erkers en lateien) dan wel een, in het wijkplan of bij besluit van burgemeester en wethouders, benoemd bouwtechnisch onderdeel van een woning dat voor de aanvullende subsidie voor bouwdelen in aanmerking kan komen;

8.

woning:

in aanvulling op artikel 1.1 lid 15:

- welke woning niet in eigendom is van de gemeente of van een toegelaten instelling;

- woningen van de gemeente of van toegelaten instellingen, die in het kader van de stadsvernieuwing zijn aangekocht worden voor de toepassing van dit hoofdstuk beschouwd als woning;

9.

vroeg na-oorlogse woning:

een woning die is gebouwd in de periode 1945 tot 1970;

10.

bedrijfsruimte:

een gedeelte van een pand, dat niet kan worden aangemerkt als woning en dat naar de aard van de ruimtelijke indeling is bestemd voor de uitoefening van een bedrijf en dat deel uitmaakt van een gebouw met woningen dat in appartementsrechten is gesplitst en behoort tot het eigendom van de vereniging van eigenaars;

11.

wijkplan:

een door de gemeenteraad vastgesteld wijkverbeteringsplan waarin een aantal verschillende maatregelen voor verbetering van de wijk zijn opgenomen.

12.

onderhoudsstimu-leringsgebied:

een door de gemeenteraad aangewezen gebied, Supplement (Ver)Beter Den Haag bijlage 2;

13.

intensief beheergebieden:

een door de gemeenteraad aangewezen gebied; Supplement (Ver)Beter Den Haag bijlage 2;

14.

voormalig stads-vernieuwingsgebied:

in de periode van 1982 tot 1994 aangewezen stadsvernieuwingsgebieden, Supplement (Ver)Beter Den Haag bijlage 2;

15.

vroeg na-oorlogsgebied:

een door de gemeenteraad aangewezen gebied, Supplement (Ver)Beter Den Haag bijlage 2;

16.

Centraal Vernieuwings- en Pioniersgebied :

gebieden als genoemd in de nota De kracht van Den Haag (3.2.2.);

17.

nulbeurt:

het in één keer uitvoeren van het aanschrijvingswaardig onderhoud, zoals dat is vastgesteld in het bouwkundig opnamerapport onder jaar één, te weten de reeds aanwezige aanschrijvingswaardige gebreken én onder jaar twee, te weten het onderhoud dat de eerstkomende vijf jaar aanschrijvingswaardig zal worden;

18.

begeleiding nulbeurt:

het aanvragen en beoordelen offertes, onderhandelen daarover, begeleiding van de uitvoering, controle op: - kwaliteit van materialen, -werkwijze, -uitvoering, - eindproduct en controle op de oplevering;

19.

intensief beheer:

in opdracht van burgemeester en wethouders wordt een bouwkundig opnamerapport gemaakt. De eigenaren worden gestimuleerd het onderhoud aan de woningen uit te voeren. Indien niet tot uitvoering wordt overgegaan wordt het aanschrijvingsinstrument ingezet.

20.

aanschrijvings-waardige gebreken:

gebreken die zijn genoemd in het Supplement (Ver)Beter Den Haag, bijlage 4 Basisonderhoudsniveau, onder 1 Basisniveau.

Artikel 14.3

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 2.9 onder gereedmelding mede verstaan:

  • 1.

    de verklaring van de subsidie-ontvanger dat deze producten en diensten heeft aangeschaft;

  • 2.

    de verklaring van de subsidie-ontvanger dat de onderhoudswerkzaamheden volgens de woningopname en/of het onderhoudsplan zijn uitgevoerd.

Artikel 14.4 Werkingssfeer

  • 1. De gemeenteraad wijst de gebieden aan waarop het bepaalde in artikel 14.1 van toepassing is. (zie rb 332 IX /2001).

  • 2. Bij de aanwijzing, als genoemd in het eerste lid, maakt de gemeenteraad onderscheid in, onderhoudsstimuleringsgebieden, intensief beheergebieden, voormalige stadsvernieuwingsgebieden en vroeg-naoorlogse gebieden.

  • 3. Bij de aanwijzing, als bedoeld in het eerste lid, kan de gemeenteraad de tijdsduur aangeven waarvoor de aanwijzing geldt.

  • 4. Geen subsidie, als bedoeld in artikel 14.1 wordt verleend voor woningen, die op of na 1 januari 1994:

    • 1.

      volgens het bepaalde in artikel 4.3 zijn of worden aangewezen als woningen, waarvoor voor het treffen van niet-ingrijpende voorzieningen subsidie kan worden verleend;

    • 2.

      volgens het bepaalde in de Stadsgewestelijke verordening woninggebonden subsidies 1995 en 1998 en de Verordening woninggebonden subsidies 1995 zijn of worden aangewezen als woningen, waarvoor voor het treffen van ingrijpende voorzieningen subsidie kan worden verleend en woningen, waarvoor buiten de aanwijzing, subsidie voor het treffen van voorzieningen is verleend.

  • 5. vervallen

  • 6. Geen subsidie, als bedoeld in artikel 14.1 wordt verleend voor een complex vroeg-naoorlogse woningen van één eigenaar.

  • 7. Het bepaalde in artikel 14.1 is voor de onderhoudsstimulerings-, vroeg-naoorlogse- en voormalige stadsvernieuwingsgebieden slechts van toepassing voor de door burgemeester en wethouders aangewezen complexen.

  • 8. Burgemeester en wethouders wijzen jaarlijks de complexen, als bedoeld in het zevende lid, slechts aan voor de intensief beheer aanpak.

Artikel 14.5 Planbeoordelingscriteria

De “€ 450-regeling (ƒ 992,00)”

De subsidie, als bedoeld in artikel 14.1.1, is een bijdrage in de kosten van:

  • -

    het (laten) maken van een bouwkundig opnamerapport (BOR);

  • -

    begeleiding nulbeurt;

  • -

    opleiding ten behoeve van VvE-beheer;

  • -

    professioneel bestuur voor de VvE;

  • -

    VvE-certificaat;

Artikel 14.5.A

Indien in een intensief beheergebied, of in een aangewezen complex in een onderhoudsstimule-rings- of vroeg- naoorlogsgebied, in opdracht van burgemeester en wethouders een woningopname wordt uitgevoerd kunnen de kosten daarvan ten laste worden gebracht van de subsidie als bedoeld in artikel 14.1.1.

Artikel 14.6

  • De “€ 908,00 (ƒ 2.000,00) subsidie achteraf”

  • 1. Burgemeester en wethouders bepalen aan de hand van het financieringsplan, de woning-opname en/of hetonderhoudsplan en op basis van het verzoek van de vereniging of de eigenaar, de termijn waarvoor de subsidie, als bedoeld in artikel 14.1.2, wordt verleend.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde termijn is 5 jaar, 10 jaar dan wel 15 jaar.

  • 3. De door burgemeester en wethouders te stellen termijn is voor alle eigenaren binnen één vereniging gelijk.

Artikel 14.7 Verplichtingen

Burgemeester en wethouders verlenen de subsidie, als bedoeld in artikel 14.1.1, onder de verplichting dat:

  • 1.

    een bouwkundig opnamerapport wordt uitgevoerd en

  • 2.

    de te kopen producten en diensten voldoen aan nader door burgemeester en wethouders te stellen eisen en voorwaarden.

Artikel 14.8

Burgemeester en wethouders verlenen, indien de eigenaar of de vereniging van eigenaars een meerjarig onderhoudsplan uitvoert, slechts subsidie als bedoeld in artikel 14.1.2, onder de verplichting dat:

  • 1.

    ingeval de subsidie-aanvraag betrekking heeft op woningen die deel uitmaken van een VvE,

    • 1.

      een onderhoudsplan en een financieringsplan zijn overgelegd en

    • 2.

      de vereniging rechtsgeldig heeft besloten dat de volgens het onderhoudsplan noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden zullen worden uitgevoerd en

    • 3.

      een onderhoudsfonds is geopend en de met het rechtsgeldig VvE-besluit vastgestelde (termijn-) bijdrage in het onderhoudsfonds is gestort;

  • 2.

    ingeval de subsidie-aanvraag betrekking heeft op woningen die geen deel uitmaken van een VVE, de eigenaar,

    • 1.

      verklaart dat het volgens het onderhoudsplan noodzakelijke onderhoud tijdig zal worden uitgevoerd en

    • 2.

      daartoe een onderhoudsfonds is geopend en de daarvoor noodzakelijke middelen in het onderhoudsfonds zijn gestort.

Artikel 14.8.A

  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen de subsidie, als bedoeld in artikel 14.1.2 als bijdrage ineens indien de eigenaar of de vereniging van eigenaars direct, in plaats van een meerjarig onderhoudsplan uit te voeren, alle aanschrijvingswaardige gebreken vervangt/herstelt, onder de verplichting dat:

    • 1.

      een onderhoudsplan is overgelegd en

    • 2.

      binnen één jaar nadat de subsidie is verleend alle, in de woningopname en/of het onderhoudsplan genoemde, aanschrijvingswaardige gebreken voor de eerst komende vijf jaar aan de woning worden vervangen/hersteld en

    • 3.

      daarmee een investering is gemoeid van tenminste € 2.269,00 (f 5.000,00) per woning en

    • 4.

      de vereniging van eigenaars rechtsgeldig heeft besloten tot een beheersmatige activiteit van de vereniging voor tenminste één jaar.

  • 2. Burgemeester en wethouders verlenen geen subsidie, als bedoeld in artikel 14.1.3, indien subsidie wordt verleend op grond van het eerste lid.

Artikel 14.9

  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen de aanvullende subsidie, als bedoeld in artikel 14.1.3, indien:

    • 1.

      vervanging/herstel van de bouwdelen en de direct daarmee verband houdende vervolgschade naar hun oordeel noodzakelijk is en

    • 2.

      het direct noodzakelijk onderhoud aan het gebouw wordt uitgevoerd en

    • 3.

      de in het kader van de Wet waardering onroerende zaken, per 01-01-2001 vastgestelde waarde van de onroerende zaak (WOZ-waarde) van de woning niet hoger is dan € 125.000 (ƒ 275.464).

Artikel 14.10 (vervallen)

Artikel 14.11 (vervallen)

Artikel 14.12

Burgemeester en wethouders verlenen de subsidie, als bedoeld in artikel 14.1.3, onder de verplichting:

  • 1.

    dat de uitvoering van de vervangings-/herstelwerkzaamheden van de bouwdelen plaats vindt zo spoedig mogelijk na het besluit tot het verlenen van de subsidie, echter vóórdat de in het onderhoudsplan genoemde jaren voor herstel/vervanging van de bouwdelen zijn verstreken;

  • 2.

    dat de werkzaamheden worden uitgevoerd door een ondernemer die:

    • -

      in het bezit is van de daarvoor vereiste vergunning(en) en

    • -

      voldoet aan de Vestigingswet Bedrijven en het Vestigingsbesluit Bedrijven en

    • -

      is ingeschreven bij een Bedrijfsvereniging.

Artikel 14.13 Weigeringsgrond

Op het moment dat de aanschrijving, op grond van de Woningwet is uitgevaardigd wordt de subsidieverlening geweigerd.

Artikel 14.14 Gereedmelding

In aanvulling op artikel 2.9 wordt de gereedmelding, voor zover die betrekking heeft op de subsidie, als bedoeld in artikel 14.1.1, ingediend steeds zo spoedig mogelijk na de aankoop van één of meer producten en/of diensten, doch in ieder geval binnen één jaar en zes maanden na het besluit tot het verlenen van de subsidie.

Artikel 14.15

In aanvulling op artikel 2.9 wordt de gereedmelding, voor zover die betrekking heeft op de subsidie, als bedoeld in artikel 14.1.2, ingediend:

  • 1.

    zo spoedig mogelijk na afloop van de termijn waarvoor de subsidie is verleend, doch uiterlijk binnen zes maanden na afloop van deze termijn, dan wel

  • 2.

    direct nadat alle aanschrijvingswaardige gebreken, als bedoeld in artikel 14.8.A, aan de woning zijn verholpen doch uiterlijk 6 maanden daarna.

Artikel 14.16

In aanvulling op artikel 2.9 wordt de gereedmelding, voor zover die betrekking heeft op de subsidie, als bedoeld in artikel 14.1.3, ingediend zo spoedig mogelijk na de daadwerkelijke vervanging/herstel van de bouwdelen, doch in ieder geval binnen 8 weken na de vervanging.

Artikel 14.17

In aanvulling op artikel 2.9 gaat de gereedmelding vergezeld van:

  • 1.

    voor de subsidie, als bedoeld in artikel 14.1.1, rekeningen en betaalbewijzen van de geleverde producten en/of diensten;

  • 2.

    voor de subsidie, als bedoeld in artikel 14.1.2 in ieder geval een verklaring dat aan het gebouw onderhoud is gepleegd overeenkomstig de woningopname en/of het onderhoudsplan, dan wel

  • 3.

    rekeningen en betaalbewijzen van de uitgevoerde werkzaamheden aan de woning, indien de vereniging of de eigenaar heeft gekozen voor het direct verhelpen van alle aanschrijvingswaardige gebreken;

  • 4.

    voor de subsidie als bedoeld in artikel 14.1.3, rekeningen en betaalbewijzen van de gemaakte kosten per woning.

Artikel 14.18 Subsidiebedrag

De “€ 450-regeling (ƒ 992,00)”

  • 1.

    De hoogte van de subsidie, als bedoeld in artikel 14.1.1, bedraagt maximaal € 450,00

    (ƒ 992,00) per woning.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van de producten en diensten maximale vergoedingen per onderdeel vaststellen.

De “€ 908,00 (ƒ 2.000,00) subsidie achteraf”

  • 3.

    De hoogte van de subsidie, als bedoeld in artikel 14.1.2 bedraagt:

    • 1.

      hetzij € 908,00 (ƒ 2.000,00) vermeerderd met de beleggingsrente gedurende de periode waarvoor de subsidie is verleend;

    • 2.

      hetzij € 908,00 (ƒ 2.000,00) als bijdrage ineens, indien de vereniging of de eigenaar heeft gekozen voor het direct verhelpen van alle aanschrijvingswaardige gebreken aan de woning als bedoeld in artikel 14.8.A

De aanvullende “subsidie bouwdelen”

  • 4.

    De hoogte van de subsidie, als bedoeld in artikel 14.1.3,

    • -

      wordt vastgesteld uitgaande van de werkelijke kosten van voorzieningen,

    • -

      en bedraagt per woning/bedrijfsruimte:

kosten van

subsidie:

€ 2.723,00

€ 681,00

€ 2.723,00

tot

€ 4.084,00

€ 1.361,00

€ 4.084,00

tot

€ 5.446.00

€ 2.042,00

€ 5.446.00

en meer

€ 2.723,00

kosten van

subsidie:

f 6.000,00

f 1.500,00

f 6.000,00

tot

f 9.000,00

f 3.000,00

f 9.000,00

tot

f 12.000,00

f 4.500,00

f 12.000,00

en meer

f 6.000,00

  • 5.

    De subsidie als genoemd in artikel 14.1.1 en 14.1.3 is nimmer hoger dan de investering.

Artikel 14.19 Intrekking en wijziging subsidie bij verkoop van de woning

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen de subsidie als bedoeld in artikel 14.1.2 vast op de hoofdsom, indien de woning waarop de subsidie is verleend wordt vervreemd binnen de termijn als bedoeld in artikel 14.6 eerste lid. De hoofdsom wordt vermeerderd met de op het moment van overdracht van de woning opgebouwde rentebedrag.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen de subsidie als bedoeld in het eerste lid slechts vast indien:

    • 1.

      de subsidie-ontvanger zijn aan het onderhoudsfonds verschuldigde bijdrage volledig heeft voldaan,

    • 2.

      dan wel alle in het onderhoudsplan genoemde onderhouds-/herstelwerkzaamheden zijn uitgevoerd

  • 3. Burgemeester en wethouders trekken de subsidieverlening als bedoeld in artikel 14.1.2 in, indien deze subsidie op grond van het tweede lid niet wordt vastgesteld.

  • 4. Burgemeester en wethouders trekken de subsidieverlening bouwdelen als bedoeld in artikel 14.1.3 in indien het derde lid toepassing vindt en de werkzaamheden aan de bouwdelen op het moment van overdracht van de woning niet gereed zijn gemeld.

Artikel 14.20

Indien de woning waarop subsidie is verleend wordt vervreemd binnen de termijn als bedoeld in artikel 14.6 eerste lid, kan de nieuwe eigenaar als aanvrager worden aangemerkt, mits:

  • 1.

    de vorige eigenaar, uitdrukkelijk, schriftelijk afstand doet :

    • -

      van zijn aanspraak op de verleende subsidie als bedoeld onder 14.1.2 en

    • -

      van zijn aanspraak op de verleende subsidie als bedoeld onder 14.1.3, indien de werkzaamheden aan de bouwdelen op het moment van overdracht van de woning niet gereed zijn gemeld;

  • 2.

    de nieuwe eigenaar uitdrukkelijk, schriftelijk verklaart:

    • -

      de verplichtingen van het onderhoudsfonds en het onderhoudsplan van de vorige eigenaar te zullen nakomen en

    • -

      indien van toepassing, de bouwdelen te herstellen dan wel te vervangen.

Artikel 14.21 Overgangs en slotbepalingen

Burgemeester en wethouders kunnen de uitvoering van het bepaalde in artikel 14.1.1, onder door hen te stellen voorwaarden, opdragen aan derden.

HOOFDSTUK 15 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 15.1

Op aanvragen die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend en waarop een subsidie is verleend, blijven de bepalingen van de regeling op grond waarvan de subsidie is verleend van toepassing.

Artikel 15.2

(Vervallen).

Artikel 15.3

Indien vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze verordening naar het oordeel van burgemeester en wethouders zou leiden tot een onredelijke beslissing, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 15.4

Deze verordening kan worden aangehaald als de Verordening woninggebonden subsidies 1995.

Inhoudsopgave