Referendumverordening startnotitie.

Geldend van 12-08-2004 t/m heden

Intitulé

Referendumverordening startnotitie.

HOOFDSTUK 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder

a.

referendum:

een volksstemming waarbij de kiesgerechtigden zich uitspreken over een door de raad vastgestelde startnotitie.

b.

kiesgerechtigden:

diegenen die op de drieënveertigste dag voorafgaande aan de dag waarop het referendum wordt gehouden overeenkomstig artikel B3 Kieswet kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de raad van de gemeente Den Haag.

c.

startnotitie:

door de raad vast te stellen notitie waarin een korte heldere probleemstelling en een korte heldere schets van de beoogde oplossingsrichtingen staan beschreven.

Artikel 2 Toepassingsgebied

Een referendum wordt gehouden onder de kiesgerechtigden van het hele grondgebied van de gemeente.

HOOFDSTUK 2 Onderwerpen

Artikel 3 Uitzonderingen

Een referendum kan niet worden gehouden over:

  • a.

    kwesties inzake bezwaar en beroepsprocedures en het voeren van rechtsgedingen;

  • b.

    over individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen, kwijtscheldingen, schenkingen, besluiten over rechtspositionele regelingen;

  • c.

    over de vaststelling van de gemeentelijke begroting en de rekening en over de gemeentelijke belastingen;

  • d.

    kwesties inzake de toepassing van deze verordening;

  • e.

    een algemeen verbindend voorschrift dan wel de intrekking daarvan;

  • f.

    kwesties als bedoeld in artikel 158, eerste lid, van de Gemeentewet;

  • g.

    kwesties als bedoeld in artikel 1, eerste en derde lid, 51, eerste en derde lid, 61, eerste en derde lid, 73, eerste en derde lid en 96 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • h.

    uitvoering van een besluit van het rijk of de provincie waarbij de raad geen beleidsvrijheid heeft;

  • i.

    kwesties waarvan de inwerkingtreding of uitvoering niet kan worden uitgesteld vanwege de daarmee gemoeide spoedeisende gemeentelijke belangen;

  • j.

    kwesties waarover naar het oordeel van de raad eerder een referendum is gehouden of kon worden gehouden.

HOOFDSTUK 3 Initiatief van raad en van de burger

Artikel 4 Initiatief van de Raad

  • 1. De raad bepaalt of over een onderwerp een startnotitie wordt gemaakt. De raad kan besluiten dat over een startnotitie een referendum kan worden gehouden. Indien de raad van oordeel is dat over een startnotitie een referendum kan worden georganiseerd, wordt een referendum pas georganiseerd nadat hiertoe een verzoek ondersteund door minimaal 10.000 handtekeningen, is ingediend. Een dergelijk verzoek moet binnen drie maanden nadat de startnotitie door de gemeenteraad is vastgesteld, zijn ingediend.

  • 2. Indien de gemeenteraad van oordeel is dat over een startnotitie een referendum kan worden georganiseerd, wordt de uitvoering van deze startnotitie opgeschort voor één maand. Indien binnen deze maand een inleidend verzoek ondersteund door minimaal 1.000 handtekeningen wordt inge-diend, wordt de uitvoering van de startnotitie opgeschort tot drie maanden na vaststelling. De uitvoe-ring van de startnotitie wordt verder opgeschort tot een besluit als bedoeld in artikel 14 is genomen, indien binnen drie maanden na vaststelling een in voldoende mate ondersteund verzoek als bedoeld in lid 1 van dit artikel wordt ingediend en tot het houden van een referendum wordt besloten.

  • 3. Op het indienen van het (inleidend) verzoek en de ondersteuning daarvan is artikel 4 met uitzondering van lid 2 van de Verordening op het burgerinitiatief overeenkomstig van toepassing waarbij geldt dat enkel kiesgerechtigden een dergelijk verzoek kunnen ondersteunen.

Artikel 5 Burgerinitiatief

  • 1. Op grond van de Verordening op het burgerinitiatief kan een initiatief inhoudende een verzoek om een referendum over een onderwerp, worden ingediend. Indien een dergelijk verzoek wordt ingediend, geldt artikel 4 lid 2 onder c van de Verordening op het burgerinitiatief niet en moet een dergelijk verzoek worden ondersteund door minimaal 10.000 handtekeningen van kiesgerechtigden.

  • 2. Indien het verzoek in voldoende mate is ondersteund, wordt over het desbetreffende onder-werp zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen twee maanden door de gemeenteraad een startnotitie geagendeerd tenzij het onderwerp is genoemd in artikel 3. De gemeenteraad besluit vervolgens of over deze startnotitie een referendum wordt georganiseerd waarbij artikel 3 onverminderd van toepassing is.

  • 3. Indien de gemeenteraad besluit dat een referendum over deze startnotitie wordt georgani-seerd, is artikel 4 van de verordening niet van toepassing. De uitvoering van deze startnotitie wordt opgeschort tot een besluit als bedoeld in artikel 14 is genomen.

  • 4. Het burgerinitiatief wordt op de gangbare wijze behandeld echter de stemming over het door de raad te nemen besluit zoals dat luidt na verwerking van de aanvaarde amendementen, wordt aange-houden tot de raadsvergadering waarin over de startnotitie wordt besloten.

HOOFDSTUK 4 Datum, vraagstelling en procedure

Artikel 6 Datum

  • 1. De raad stelt de dag vast waarop het referendum wordt gehouden, met dien verstande dat het referendum niet later plaatsvindt dan uiterlijk vier maanden na de dag waarop de raad heeft besloten tot het houden van een referendum op basis van artikel 5 lid 2 of na de dag waarop een in voldoende mate ondersteund verzoek als bedoeld in artikel 4 lid 1 is ingediend. De raad kan besluiten deze termijn te verlengen met maximaal drie maanden indien binnen deze periode algemene verkiezingen worden gehouden.

  • 2. Er kunnen meer referenda op dezelfde dag worden gehouden.

Artikel 7 Vraagstelling

  • 1. De raad stelt, tenminste acht weken voor het te houden referendum, de vraagstelling en de antwoordcategorieën van het referendum vast.

  • 2. De vraagstelling wordt weergegeven op de oproepingskaart.

  • 3 Aan de kiezer wordt in de vraagstelling twee alternatieven voorgelegd. Het is eveneens mogelijk de vraag voor te leggen of de kiezer voor of tegen de beoogde oplossingsrichting uit de startnotitie is.

Artikel 8 Advies en toezicht

  • 1. De raad laat zich bij het vaststellen van de vraagstelling adviseren door een commissie van advies en toezicht. De commissie is tevens belast met de behandeling van klachten, ingediend na inwilliging van het verzoek, gerelateerd aan de uitvoering van de referendumverordening. Deze behandeling kan leiden tot het uitspreken van een openbaar oordeel.

  • 2. De raad stelt deze commissie van advies en toezicht in en benoemt en ontslaat haar leden. De commissieleden zijn aangesteld voor een periode van 6 jaar. Het lidmaatschap van de raad, het college of van een gemeentelijke commissie is niet verenigbaar met het lidmaatschap van deze commissie.

  • 3. De raad stelt een reglement vast ten behoeve van de vergaderingen en van de werkwijze van de commissie.

  • 4. De commissie kan worden geraadpleegd over de uitzonderingsbepalingen van artikel 3 door diegenen die een initiatief als bedoeld in artikel 5 overwegen.

  • 5. De leden van de commissie van advies en toezicht ontvangen een vergoeding gelijk aan de jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vast te stellen maximumvergoeding aan commissieleden.

Artikel 9 Uitvoering

Burgemeester en wethouders zijn belast met de uitvoering van het raadsbesluit tot het houden van een referendum. Zij regelen de bestuurlijke en ambtelijke coördinatie.

HOOFDSTUK 5 Financiën

Artikel 10 Budget

  • 1. De raad stelt, nadat is besloten tot het houden van een referendum, een budget beschikbaar voor voorlichting en organisatie.

  • 2. Burgemeesters en wethouders kunnen verzoekers, maatschappelijke organisaties, politieke partijen, gemeenteraadsfracties en zichzelf desgevraagd een tegemoetkoming toekennen in de kosten van organisatie en publiciteit ten behoeve van de campagne over de startnotitie waarop het referendum betrekking heeft.

  • 3. De raad stellen nadere regels vast met betrekking tot de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor de in het tweede lid bedoelde tegemoetkoming en de verdeling daarvan.

Artikel 11 Dekking

De begroting bevat een voorziening om de kosten van ten minste één referendum per jaar te kunnen dekken.

HOOFDSTUK 6 De stemming, de uitslag en de gevolgen van de uitslag

Artikel 12 De stemming

  • 1. Stemgerechtigd zijn degenen die op de drieënveertigste dag vóór de dag waarop het referen-dum wordt gehouden, kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de raad.

  • 2. De bepalingen van de Kieswet voor wat betreft de raadsverkiezingen zijn voor zover nodig van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13 Geldigheid van de uitslag

  • 1. Het referendum wordt als geldig beschouwd, indien meer dan vijfentwintig procent van de kiesgerechtigden een stem heeft uitgebracht.

  • 2. De uitslag van het referendum wordt berekend op basis van de gewone meerderheid van het totaal aantal uitgebrachte stemmen.

Artikel 14 De beslissing van de raad

Zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen twee maanden na de dag waarop het referendum wordt gehouden, neemt de gemeenteraad een besluit naar aanleiding van de uitslag van het referendum.

HOOFDSTUK 7 Slotbepalingen

Artikel 15 Strafsanctie

Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:

  • a.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • b.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken, danwel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft;

  • c.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten voorhanden heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • d.

    als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden.

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 juni 2003.

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Referendumverordening startnotitie’.