Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2008 (Verordening afvalstoffenheffing 2008)

Geldend van 01-01-2018 t/m 31-12-2018

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2008 (Verordening afvalstoffenheffing 2008)

Artikel 1 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1. Onder de naam "afvalstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening wordt geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 2 Belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid, wordt:

    • a.

      gebruikmaken van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruikmaken door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;

    • b.

      gebruikmaken door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruikmaken door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven, met dien verstande dat degene die het deel in gebruik heeft gegeven, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;

    • c.

      het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruikmaken door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld, met dien verstande dat degene die het perceel ter beschikking heeft gesteld, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie het perceel ter beschikking is gesteld.

Artikel 3 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. De belasting per perceel bedraagt per belastingjaar € 279,12.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde tarief wordt per kalenderjaar verminderd met:

    • a.

      € 52,20 voor een perceel dat wordt gebruikt door één persoon;

    • b.

      € 24,00 voor een perceel dat wordt gebruikt door twee personen.

    Hierbij blijft het bepaalde in artikel 2, tweede lid, buiten toepassing.

  • 3. Indien het heffingstijdvak korter is dan een kalenderjaar, wordt de in het tweede lid genoemde vermindering toegepast over zoveel twaalfde delen als het heffingstijdvak kalendermaanden omvat.

  • 4. Voor de toepassing van het tweede lid is beslissend de gebruikssituatie op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht.

  • 5. Voor de vaststelling van de gebruikssituatie is beslissend hetgeen terzake in de basisregistratie personen is geregistreerd, tenzij blijkt dat de gebruikssituatie anders is.

Artikel 4 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 5 Wijze van heffing en aanwijzing lid van een huishouden

  • 1. De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2. De aanwijzing van een lid van een huishouding als bedoeld in artikel 2, tweede lid, vindt plaats door het aan dit lid opleggen van de aanslag.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting voor een bepaald perceel is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar, of zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht voor een bepaald perceel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting voor dat perceel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. Daarbij telt bij de aanvang van de belastingplicht voor de zestiende van een kalendermaand die maand mee.

  • 3. Indien de belastingplicht voor een bepaald perceel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar voor dat perceel verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,00. Daarbij telt bij beëindiging van de belastingplicht na de vijftiende van een kalendermaand die maand niet mee voor de ontheffing.

  • 4. Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet opgelegd.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1. De aanslagen moeten worden betaald binnen zes weken na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen onroerende-zaakbelastingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen a en b, van de Verordening onroerende-zaakbelastingen 2008,  afvalstoffenheffing als bedoeld in artikel 1 van de Verordening afvalstoffenheffing 2008 en rioolheffing als bedoeld in artikel 2 juncto artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Verordening rioolheffing 2009, of ingeval het aanslagbiljet maar één van deze aanslagen bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 10.000,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in twaalf gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete zijn het eerste en het tweede lid van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 8 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing.

Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De Verordening afvalstoffenheffing 2005, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 2 november 2006 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2008, met dien verstande dat het van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor 1 januari 2008 hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2008.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2008.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening afvalstoffenheffing 2008.