Regeling vervallen per 01-01-2022

Verordening Jeugdhulp Den Haag 2015

Geldend van 01-07-2018 t/m 01-05-2020

Intitulé

Verordening Jeugdhulp Den Haag 2015

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Aanvullend op de begripsbepalingen in de Jeugdwet, zoals vermeld in de toelichting, wordt in deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt (mede) verstaan onder:

-

andere voorziening:

wettelijke voorziening niet vallend onder de wet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

-

hulpvraag:

behoefte van een jeugdige of een ouder aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

-

individuele voorziening:

de met een verwijzing of beschikking op de jeugdige  of zijn ouders toegesneden toegankelijke jeugdhulpvoorziening, die door het college in natura of bij pgb wordt verstrekt;

-

jeugdteam:

op decentraal niveau (wijk, stadsdeel of andere gebiedsafbakening) georganiseerd multidisciplinair team dat de hulpvraag van jeugdigen of hun ouders afhandelt;

-

ondersteuningsplan:

hulpverleningsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;

-

overige voorzieningen:

overige voorzieningen als bedoeld in artikel 2.9, onder a, van de wet, waarvoor geen verwijzing of beschikking van het college vereist is in het kader van de wet;

-

pgb:

persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die in de vorm van een individuele voorziening is toegekend van derden te betrekken;

-

verwijzing:

een deskundig oordeel van de huisarts, de medisch specialist, de jeugdarts of het college (CJG) dat er specifieke hulp nodig is bij een aanbieder, naar welke de clientvraag ter behandeling wordt doorgeleid.

-

wet:

Jeugdwet.

-

beroepsmatig werkzame personen:

a. personen die werkzaam zijn bij een instelling, die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007, en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken;

b. personen die aangemerkt zijn als zelfstandige zonder personeel en ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007 en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken;

c. personen die ingeschreven staan in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg of artikel 5.2.1 van het Besluit Jeugdwet, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van jeugdhulp;

-

eerstegraads bloedverwantschap:

(adoptie-)ouder(s) en (adoptie-)kind(eren);

-

eerstegraads aanverwantschap:

(adoptie-)ouder(s) van de partner en (adoptie-)kind(eren) van de partner;

-

formele pgb-tarief:

tarief voor beroepsmatige hulpverlening als vastgesteld in het Regeling Pgb tarieven Jeugdhulp Den Haag voor het betreffende jaar;

-

gebruikelijke hulp:

de normale dagelijkse hulp en zorg die ouders geacht worden te bieden aan hun kind;

-

H10 Inkoopbureau:  

de bedrijfsvoeringsorganisatie als bedoeld in artikel 2 van de Gemeenschappelijke regeling Inkoopbureau H-10;

-

informele pgb-tarief:

tarief voor niet beroepsmatige hulpverlening als vastgesteld in de Regeling Pgb tarieven Jeugdhulp Den Haag voor het betreffende jaar;

-

leefeenheid:  

de personen binnen één huishouden;

-

sociaal netwerk:

personen uit de huiselijke kring en andere personen met wie de jeugdige of ouder een sociale relatie onderhoudt;

-

tweedegraads bloedverwantschap:

grootouder(s), kleinkind(eren), broer(s) en zus(sen);

-

tweedegraads aanverwantschap:  

grootouder(s) van de partner, kleinkind(eren) van de partner, broer(s) en zus(sen) van de partner;

-

verwijzing:

een deskundig oordeel van de huisarts, de medisch specialist of de jeugdarts dat er specifieke hulp nodig is voor een jeugdige of zijn ouders;

Artikel 2 Vormen van jeugdhulp

  • 1 De volgende overige voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      basishulp geboden door het jeugdteam, waaronder:

      - ambulante opvoedhulp;

      - begeleiding voor jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke, of zintuiglijke beperking;

      - kortdurende basis jeugd-ggz;

      - gezinsondersteuning waaronder gezinscoaching.

    • b.

      jongerentrajecten en intensief casemanagement, mede met het oog op jeugdcriminaliteit en jeugdoverlast;

    • c.

      informatie, trainingen en (opvoed-)advies;

    • d.

      maatwerkactiviteiten jeugdgezondheidszorg;

    • e.

      jongerencoaching en participatiebevordering;

    • f.

      schoolmaatschappelijk werk.

  • 2. De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

    - crisisopvang;

    - basis jeugd-ggz;

    - specialistische jeugd-ggz;

    - diagnostisch onderzoek en behandeling van ernstige enkelvoudige dyslexie;

    - begeleiding;

    - behandeling;

    - pleegzorg;

    - (semi-) residentiële hulp;

    - ambulante opvoedhulp;

    - persoonlijke verzorging;

    - noodzakelijk vervoer van de jeugdige van of naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid.

  • 3. Het H10 Inkoopbureau maakt op www.jeugdhulp-haaglanden.nl bekend welke aanbieders individuele voorzieningen in welke categorie uitvoeren.

Artikel 3 Toegang jeugdhulp, indiening hulpvraag

  • 1. Jeugdigen en ouders met een hulpvraag kunnen het college verzoeken om toeleiding naar een overige voorziening of toekenning van een door het college bij besluit te verlenen individuele voorziening.

  • 2. Het college legt een individuele voorziening vast in een beschikking bij:

    • a.

      inzet van gesloten jeugdhulp;

    • b.

      verstrekking van een pgb;

    • c.

      weigering van een aanvraag voor een individuele voorziening, waarbij onder een

    • d.

      een verzoek van de jeugdige of zijn ouders om een beschikking te ontvangen, binnen 6 weken na het voor akkoord ondertekenen van een ondersteuningsplan.

  • 3. Het college zorgt voor de inzet van diagnostisch onderzoek en behandeling van ernstige enkelvoudige dyslexie na verwijzing door de school naar een jeugdhulpaanbieder, indien en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp conform de wet nodig is. In het geval dat de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de beslissing omtrent de inzet vast in een beschikking als bedoeld in artikel 6.

  • 4. Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp na verwijzing door een huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, indien en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp conform de wet nodig is. In het geval dat de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de beslissing omtrent de inzet vast in een beschikking als bedoeld in artikel 6.

  • 5. Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van jeugdreclassering. Hiervoor verstrekt het college geen beschikking als bedoeld in artikel 6.

  • 6. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke voorziening of vraagt het college een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in artikel 6.1.3 juncto artikel 6.1.8 van de wet.

  • 7. Jeugdigen en ouders die menen een beroep te kunnen doen op een overige voorziening, kunnen zich rechtstreeks hiertoe wenden. Ook de huisarts, medisch specialist, jeugdarts of andere betrokken instanties kunnen hen rechtstreeks verwijzen naar een overige voorziening.

Artikel 4 Aanvraag individuele voorzieningen en gespreksprocedure

Het college stelt nadere regels met betrekking tot de procedure voor de aanvraag van een individuele voorziening, te rekenen vanaf de ontvangst van een hulpvraag of een verwijzing zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid. Het college geeft hierbij aan welke eisen worden gesteld aan de registratie en gespreksvoorbereiding, het gesprek met de jeugdige of zijn ouders voor zover dit noodzakelijk wordt geacht, de verslaglegging en, voor zover van toepassing, het familiegroepsplan of het ondersteuningsplan. Tevens wordt aangegeven hoe een aanvraag om een individuele voorziening moet worden ingediend en in welke gevallen het college een aanvraag als compleet beschouwt.

Hoofdstuk 2 Afweging en voorwaarden individuele voorzieningen

Artikel 5 Toekenning individuele voorzieningen

  • 1. Het college kent een individuele voorziening toe voor zover in het voor akkoord ondertekende verslag of ondersteuningsplan, wordt vastgesteld dat de jeugdige:

    • a.

      op eigen kracht, met gebruikelijke hulp of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden

    • b.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een overige voorziening, of

    • c.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening;

  • 2. Het college kan nadere regels stellen voor de toekenning van individuele voorzieningen ter uitwerking van de criteria als genoemd in het eerste lid.

Artikel 6 Inhoud beschikking

  • 1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt.

  • 2. Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te treffen voorziening en het beoogde resultaat hiervan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en de uitvoeringsperiode van de verstrekking is;

    • c.

      welke gecontracteerde of gesubsidieerde aanbieder van jeugdhulp de voorziening verstrekt, en indien van toepassing;

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

Artikel 7 Individuele voorziening in de vorm van een PGB

  • 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.

  • 2. Het tarief voor een pgb:

    • a.

      is gebaseerd op een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld budgetplan over hoe zij het pgb gaan besteden;

    • b.

      is toereikend om effectieve en kwalitatief goede jeugdhulp in te kopen, en

    • c.

      bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura, voor zover deze beschikbaar en vergelijkbaar is.

  • 3. De hoogte van een pgb is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en reiskosten.

  • 4. De ontvanger van een pgb, kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon uit het sociale netwerk:

    • a.

      de ontvanger van het pgb motiveert waarom de inzet van deze persoon tot een gelijk of beter resultaat leidt dan de inzet van een professionele jeugdhulpverlener;

    • b.

      de persoon uit het sociale netwerk verleent veilige, doeltreffende, doelmatige en cliëntgerichte hulp;

    • c.

      de persoon uit het sociale netwerk verricht geen handelingen die op grond van de norm van verantwoorde werktoedeling aan een geregistreerde professional is voorbehouden;

    • d.

      de persoon uit het sociale netwerk krijgt maximaal een door het college bij nadere regel vastgesteld tarief betaald voor zijn diensten;

    • e.

      de hulp leidt voor de persoon uit het sociale netwerk niet tot overbelasting;

    • f.

      de persoon uit het sociale netwerk heeft op geen enkele wijze druk op de ontvanger van het pgb uitgeoefend bij diens besluitvorming.

  • 5. Het college kan in nadere regels criteria stellen aan:

    • a.

      de periode waarbinnen een pgb moet zijn besteed;

    • b.

      de verantwoording van het pgb.

  • 6. Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde jeugdhulp, al dan niet steekproefgewijs, de bestedingen van pgb ‘s.

  • 7. Bij het verstrekken van een voorziening als pgb wordt in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      voor welke individuele voorziening het pgb kan worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe deze is berekend;

    • d.

      hoe de feitelijke betaling ten laste van het verstrekte pgb plaatsvindt;

    • e.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • f.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 8. Het college betaalt het pgb overeenkomstig het informele pgb-tarief indien:

    • a.

      de individuele voorziening niet beroepsmatig wordt geboden door een persoon uit het sociale netwerk;

    • b.

      de individuele voorziening beroepsmatig geboden wordt door een bloed- of aanverwante in de 1e of 2e graad van de budgethouder of door een ander persoon die deel uitmaakt van de leefeenheid.

  • 9. In alle andere gevallen betaalt het college het pgb overeenkomstig het formele pgb-tarief.

Hoofdstuk 3 Overige bepalingen

Artikel 8 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1. Een jeugdige of zijn ouders doen op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 2. Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening herzien dan wel intrekken indien het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere besluit zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van het de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb, of

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3. Indien het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft herzien of ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de te veel of ten onrechte genoten individuele voorziening of het te veel of ten onrechte genoten pgb.

  • 4. Een besluit tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken indien blijkt dat het pgb binnen zes maanden na het klaarzetten van het budget bij de Sociale Verzekeringsbank, niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5. Het college wijst een toezichthouder aan die belast is met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van deze wet.

Artikel 9 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, in ieder geval rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • e.

    en kosten voor bijscholing van het personeel.

Artikel 10 Vertrouwenspersoon

  • 1. Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 2. Het college wijst jeugdigen, ouders en pleegouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 11 Klachtregeling

Het college behandelt klachten van jeugdigen, ouders of pleegouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van hulpvragen en aanvragen als bedoeld in deze verordening, overeenkomstig de bepalingen van de Klachtbehandeling GGD Den Haag.

Artikel 12 Inspraak en medezeggenschap

  • 1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 13 Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per drie jaar geëvalueerd.

Artikel 14 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 15 Nadere regels

Voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van deze verordening, kan het college nadere regels stellen.

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening Jeugdhulp Den Haag 2015” of “VJDH 2015”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 16 oktober 2014.
De griffier, mr. H.L.G. Seuren en de voorzitter, J.J. van Aartsen.