Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad

Geldend van 20-03-2019 t/m 12-05-2020

Intitulé

Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad

Paragraaf 1 Algemene begrippen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    voorzitter: voorzitter van de raad of diens plaatsvervanger;

  • b.

    griffier: griffier van de raad of diens plaatsvervanger;

  • c.

    secretaris: de gemeentesecretaris of diens plaatsvervanger;

  • d.

    initiatiefvoorstel: voorstel van een raadslid voor een verordening of ander voorstel;

  • e.

    amendement: voorstel van een raadslid tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing;

  • f.

    subamendement: voorstel van een raadslid tot wijziging van een aanhangig amendement;

  • g.

    motie: verklaring waarmee een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken.

Artikel 2 Het presidium

  • 1. De raad stelt een presidium in.

  • 2. Het presidium bestaat uit vijf leden, door de raad uit zijn midden te benoemen.

  • 3. De voorzitter van het presidium is plaatsvervangend voorzitter van de raad.

  • 4. De burgemeester ontvangt een doorlopende uitnodiging voor het bijwonen van de vergaderingen van het presidium.

  • 5. De griffier of diens plaatsvervanger is in elke vergadering van het presidium aanwezig.

Artikel 3 Fractievoorzittersoverleg

  • 1. Er is een fractievoorzittersoverleg.

  • 2. Het fractievoorzittersoverleg bestaat uit de voorzitter van de raad en de fractievoorzitters. De griffier en de secretaris of hun vervangers zijn in elke vergadering van het fractievoorzittersoverleg aanwezig. De voorzitter van het presidium ontvangt een doorlopende uitnodiging voor het bijwonen van de vergaderingen van het fractievoorzittersoverleg.

  • 3. Elke fractievoorzitter wijst een lid van de raad aan, dat hem bij zijn afwezigheid in het fractie-voorzittersoverleg vervangt.

Artikel 4 Het onderzoek van de geloofsbrieven; beëdiging, benoeming wethouders

  • 1. Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad een commissie in bestaande uit drie leden van de raad. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden.

  • 2. De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit tot toelating. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3. Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 4. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad, waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5. Bij de benoeming van een wethouder wordt in overeenstemming met het eerste lid een commissie ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Gemeentewet. Op de werkwijze van deze commissie is het tweede lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 Fractie

  • 1. De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2. Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, of indien de fractie unaniem besloten heeft een andere naam te voeren dan de aanduiding waarmee is deelgenomen aan de verkiezingen, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad of in de eerstvolgende raadsvergadering na het fractiebesluit tot wijziging van de naam van de fractie aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren. Artikel G3, vierde lid Kieswet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4. Indien: a. één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden; b. twee of meer fracties als één fractie gaan optreden; c. één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie; wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter. De als gevolg hiervan veranderde situatie gaat in met ingang van de dag, waarop de schriftelijke mededeling door de voorzitter van de raad is ontvangen.

  • 5. Een fractie als bedoeld in het vierde lid, sub a. en b. wordt aangeduidals groep met de naam (namen) van degene(n) die de fractie vormt (vormen).

  • 6. Indien niet duidelijk is na een splitsing van een fractie welk deel kan worden beschouwd als voortzetting van een fractie als bedoeld in het eerste lid, bepaalt de politieke groepering die de kandidatenlijst bij het centraal stembureau heeft ingeleverd welk deel als voortzetting van een fractie wordt beschouwd.

Paragraaf 2 De raadsvergadering

Artikel 6 Oproeping ter vergadering

  • 1. De voorzitter zendt ten minste tien dagen vóór een vergadering de leden van de raad schriftelijk, langs elektronische weg, een oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden van de raad verzonden.

  • 3. Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 7, tweede lid worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk twee werkdagen voor de aanvang van de vergadering aan de leden van de raad gezonden.

Artikel 7 Agenda

  • 1. Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt het presidium de voorlopige agenda van de vergadering vast.

  • 2. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot de tweede werkdag voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 3. Bij de aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 4. Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare vergadering voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan het college nadere inlichtingen vragen

  • 5. Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 8 Ter inzage leggen van stukken

  • 1. Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van de terinzagelegging melding in de openbare kennisgeving als bedoeld in artikel 9. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en in een openbare kennisgeving.

  • 2. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuis gebracht. Stukken die digitaal beschikbaar zijn worden ook op elektronische wijze aan een ieder ter beschikking gesteld.

  • 3. Indien over stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid onder berusting bij de griffier. De leden van de raad krijgen inzage in deze stukken.

Artikel 9 Openbare kennisgeving

  • 1. De openbare kennisgeving van dag, tijdstip en plaats van de vergadering geschiedt langs elektronische weg.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

    • c.

      de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 12.

Artikel 10 Presentielijst

  • 1. Ieder ter vergadering komend lid plaatst bij binnenkomst zijn handtekening op de presentielijst.

  • 2. De presentielijst geldt voor de gehele vergadering, ook als deze na schorsing wordt voortgezet.

  • 3. Onmiddellijk na sluiting van de vergadering ondertekenen de voorzitter en de griffier deze lijst.

  • 4. Een lid dat de vergadering tussentijds verlaat en daarin niet zal terugkeren, geeft hiervan kennis aan de griffier.

  • 5. Een lid dat verhinderd is de vergadering bij te wonen, meldt dat voor het begin van de vergadering aan de griffier.

Artikel 11 De zitplaatsen in de vergaderzaal

  • 1. De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter in overleg met het presidium bij aanvang van elke nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter in overleg met het presidium de indeling herzien.

  • 3. De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 12 Stad in de raad

  • 1. Na de opening van de vergadering kunnen burgers elk voor de duur van drie minuten het woord voeren over geagendeerde onderwerpen. De voorzitter kan in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de inspreektijd. 

  • 2. Het woord kan niet worden gevoerd:

    • a.

      over een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep op de rechter openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      over voorstellen tot het doen van benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      indien een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend;

    • d.

      over de conceptnotulen van de raad;

    • e.

      over ingekomen stukken;

    • f.

      over voorstellen die zijn geplaatst op de besluitenlijst.

  • 3. Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken meldt dit uiterlijk vier uren voor de aanvang van de vergadering aan de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

  • 4. De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 5. De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend.

  • 6. Bij vaststelling van de agenda wordt zo mogelijk als eerste het agendapunt behandeld waarvoor zich de meeste insprekers hebben aangemeld.

  • 7. De artikelen 19, derde lid, en 20 zijn van overeenkomstige toepassing; artikel 13, derde en vierde lid, is niet van toepassing op degenen die ingevolge dit artikel het woord hebben gevoerd.

Artikel 13 Notulen van de raad

  • 1. Van elke openbare vergadering wordt, onder de naam “Notulen van de raad”, een verslag aan de leden toegezonden.

  • 2. De notulen moeten inhouden:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de wethouders en de ter vergadering aanwezige leden, evenals van de leden die afwezig waren en overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een letterlijke weergave van het gesprokene met vermelding van de naam van de spreker;

    • d.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden;

    • e.

      de tekst van de ter vergadering ingediende voorstellen van orde, moties en amendementen en subamendementen;

    • f.

      bij het betreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 3. Alvorens de in het eerste lid bedoelde weergave van het gesprokene in de “Notulen” wordt opgenomen, wordt het aan de betreffende spreker toegezonden ter correctie.

  • 4. Indien het al dan niet gecorrigeerde stuk niet binnen drie dagen na toezending bij de griffier is terugontvangen, blijft de tekst met goedvinden van de voorzitter ongewijzigd.

  • 5. In de eerstvolgende vergadering nadat de “Notulen” van een vergadering aan de leden zijn toegezonden, stelt de raad deze “Notulen” vast.

  • 6. De voorzitter stelt de vaststelling van de “Notulen” aan de orde na de vaststelling van de wijze van afdoening van ingekomen stukken.

  • 7. De leden, de voorzitter, de wethouders en de griffier hebben het recht een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de notulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven wat gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering moet voor het vaststellen van de notulen bij de griffier worden ingediend.

  • 8. De notulen worden opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 9. Indien de definitieve tekst afwijkt van de al toegezonden tekst, wordt deze door een verbeterd exemplaar vervangen.

  • 10. Zodra de “Notulen” door de raad zijn vastgesteld, worden zij voorzien van de handtekening van de griffier.

Artikel 14 Lijst ingekomen stukken

  • 1. Bij de raad ingekomen stukken worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt tegelijkertijd met de agenda uiterlijk tien dagen voor de vergadering aan de leden van de raad toegezonden en ter inzage gelegd. Indien de lijst tegelijkertijd met een aanvullingsagenda wordt meegezonden, bedraagt deze termijn uiterlijk twee werkdagen voor de betreffende vergadering.

  • 2. In spoedeisende gevallen kan van de termijn bedoeld in het eerste lid worden afgeweken.

  • 3. Stukken waarvan de voorzitter het niet wenselijk acht een afdruk bij te voegen worden, al dan niet vertrouwelijk, in de leeskamer van de raad voor de leden ter inzage gelegd.

  • 4. De raad beslist, op voorstel van het presidium, over de wijze waarop een bij hem ingekomen stuk, voorkomend op de lijst “Ingekomen stukken”, wordt afgedaan, tenzij het al als gevolg van de daarvoor geldende bepalingen in handen is gesteld van de Adviescommissie bezwaarschriften. Vooruitlopend op het besluit van de raad kan een stuk al feitelijk in handen worden gesteld van een gemeentelijk bestuursorgaan ter afhandeling. Besluit de raad anders, dan doet het door de raad bepaalde orgaan het stuk af.

  • 5. De voorzitter stelt de wijze van afdoening van ingekomen stukken aan de orde na afloop van de spreektijd voor burgers.

  • 6. Bij de toepassing van het bepaalde in het eerste lid wordt uitsluitend het woord gevoerd over de wijze van afdoening.

  • 7. Binnen een week na elke vergadering worden de betreffende adressanten schriftelijk in kennis gesteld van de wijze van afdoening, waartoe de raad heeft besloten.

Artikel 15 Beraadslaging

  • 1. De beraadslaging over elk aan de orde gesteld onderwerp vindt plaats in ten hoogste twee spreektermijnen, waarbij per fractie één lid dan wel verschillende leden het woord voert (voeren). Met uitzondering van de voorzitter voert niemand zonder verlof van de raad in dezelfde termijn meer dan eenmaal het woord. De raad kan besluiten dat de beraadslaging in derde termijn wordt voortgezet.

  • 2. Op verzoek van een lid van de raad aan de voorzitter of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teineinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode is verstreken.

  • 3. Na de sluiting van de beraadslaging wordt door de raad over het aan de orde gestelde onderwerp gestemd, tenzij de raad besluit de stemming op een nader tijdstip te doen plaatsvinden.

  • 4. Na afloop van de stemming geeft de voorzitter een lid dat hiertoe de wens te kennen geeft de gelegenheid zeer in het kort zijn stem te motiveren.

Artikel 16 Spreektijd

  • 1. Een fractie bestaande uit één raadslid beschikt over 10 minuten spreektijd per vergadering. Een fractie bestaande uit twee tot en met vier raadsleden beschikt over 12 minuten spreektijd. Een fractie bestaande uit vijf of meer raadsleden beschikt over 14 minuten spreektijd.

  • 2. Lange raad: op voordracht van het presidium kan de raad besluiten de spreektijd voor elke fractie te vermeerderen met 1,25.

  • 3. Korte raad: op voordracht van het presidium kan de raad besluiten de spreektijd voor elke fractie te halveren.

  • 4. Het college beschikt over een totale spreektijd die gelijk is aan een derde van de totale spreektijd van de fracties.

  • 5. De raad kan in bijzondere gevallen spreektijden vaststellen die afwijken van de in dit reglement opgenomen regelingen.

  • 6. Na het verstrijken van de spreektijd beëindigt het raadslid zijn betoog, zodra de voorzitter hem dit verzoekt.

  • 7. Een groep krijgt de helft van het aantal minuten spreektijd voor een fractie bestaande uit één raadslid.

  • 8. De raad kan besluiten dat interrupties, waaronder wordt verstaan het plegen en beantwoorden daarvan, geheel of gedeeltelijk vrij zijn van spreektijd.

Artikel 17 Opgave als spreker; volgorde

  • 1. Zodra een onderwerp op de (voorlopige) agenda van de raad is geplaatst, kan ieder lid zich ter griffie laten inschrijven op de sprekerslijst.

  • 2. Ook indien hij niet is ingeschreven, kan een lid tijdens de vergadering het woord vragen aan de voorzitter.

  • 3. Geen lid voert het woord dan nadat de voorzitter het hem heeft verleend. Elk lid dat het woord voert richt zich tot de voorzitter en spreekt daarbij vanaf zijn vaste plaats of vanaf het spreekgestoelte.

  • 4. De voorzitter verleent het woord naar de volgorde van de sprekerslijst.

  • 5. Bij de beraadslaging over een voorstel als bedoeld in artikel 33 voeren de voorstellers zowel in eerste als in tweede termijn het woord na afloop van de spreekbeurten van de overige leden.

  • 6. Van de orde der spreekbeurten kan slechts worden afgeweken, wanneer een lid het woord vraagt voor het doen van een voorstel van orde of voor een persoonlijk feit.

Artikel 18 Persoonlijk feit

  • 1. De voorzitter verleent aan een lid het woord voor een persoonlijk feit niet dan na een voorlopige aanduiding van het feit door dat lid.

  • 2. Een persoonlijk feit moet betrekking hebben op een bejegening van een lid tijdens de vergadering die hij als kwetsend heeft ervaren.

Artikel 19 Ordemaatregelen

  • 1. De voorzitter mag een spreker in zijn betoog onderbreken, indien hij dat nodig acht in het belang van een behoorlijk en regelmatig verloop van de vergadering.

  • 2. De voorzitter kan interrupties in beperkte mate toestaan.

  • 3. Indien een spreker van het onderwerp in beraadslaging afwijkt en zich daarmede buiten de orde begeeft, attendeert de voorzitter hem dit hierop en roept hem terug tot de behandeling van het onderwerp.

  • 4. Wanneer een lid naar het oordeel van de voorzitter de orde in de vergadering verstoort of zich uitdrukkingen veroorlooft, die niet in overeenstemming met de goede toon zijn, vermaant de voorzitter hem en stelt hem in de gelegenheid de woorden die tot de waarschuwing aanleiding hebben gegeven terug te nemen.

  • 5. Ingeval een spreker van de gelegenheid om bepaalde woorden terug te nemen gebruik maakt, worden deze niet in de notulen als bedoeld in artikel 13 opgenomen.

  • 6. De voorzitter kan in het belang van de orde van de vergadering voor een bepaalde tijd schorsen dan wel haar sluiten.

Artikel 20 Het woord ontnemen

Onverminderd het bepaalde in artikel 26 van de Gemeentewet kan de voorzitter een spreker, indien deze zich de gevallen van de artikelen 16, vierde lid, en 19, derde en vierde lid van de verordening, niet naar de aanwijzingen gedraagt, voor het aan de orde zijnde onderwerp het woord ontnemen.

Artikel 21 Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid hebben het recht hetzij mondeling, hetzij schriftelijk een voorstel van orde te doen.

  • 2. Een dergelijk voorstel heeft betrekking op het tijdstip en/of de wijze van behandeling van enig onderwerp, zoals:

    • a.

      het krachtens artikel 20, derde lid, van de Gemeentewet aan de agenda toevoegen van andere zaken dan er al op vermeld zijn;

    • b.

      het wijzigen van de volgorde der werkzaamheden;

    • c.

      het tegelijk behandelen van bepaalde onderwerpen, voorstellen, moties, amendementen of subamendementen;

    • d.

      het afzonderlijk beraadslagen en/of besluiten over onderdelen van voorstellen, moties, amendementen en onderwerpen;

    • e.

      het afvoeren van een bepaald agendapunt;

    • f.

      het sluiten of schorsen van de beraadslaging dan wel het uitstellen van de beslissing over enig onderwerp;

    • g.

      raadsmededelingen.

  • 3. Een voorstel van orde wordt direct afzonderlijk in behandeling genomen; een fractie mag daarbij niet langer het woord voeren dan vijf minuten in de eerste spreektermijn en drie minuten in de tweede spreektermijn.

Paragraaf 3 Stemmingen

Artikel 22 Stemming; procedure hoofdelijke stemming

  • 1. De voorzitter vraagt de raadsleden of zij stemming verlangen. Is dit niet het geval dan stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

  • 2. Als een voorstel zonder stemming wordt aangenomen kunnen de in de raadsvergadering aanwezige raadsleden aantekening in het verslag vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of in overeenstemming met artikel 28 van de Gemeentewet niet aan de stemming te hebben deelgenomen.

  • 3. Het stemrecht is een individueel recht. Leden brengen hun stem individueel en persoonlijk uit. Stemmen voor een ander is niet toegestaan. Indien stemming wordt gevraagd, gebeurt dit op digitale wijze dan wel door middel van zitten en opstaan. Leden dragen ervoor zorg voor stemmingen aanwezig te zijn in de raadzaal. Voorafgaand aan de stemming kan de voorzitter de leden oproepen tot stemming door middel van een geluidssignaal.

  • 4. Als een raadslid om stemming of hoofdelijke stemming vraagt, meldt de voorzitter dit aan de raad.

  • 5. Bij hoofdelijke stemming roept de griffier de raadsleden bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het daarvoor bij loting aangewezen raadslid. Vervolgens geschiedt de oproeping op alfabetische volgorde. Als de voorzitter tevens lid is van de raad, brengt hij het laatst zijn stem uit.

  • 6. Bij hoofdelijke stemming brengen ter vergadering aanwezige raadsleden, tenzij zij in overeenstemming met artikel 28 van de Gemeentewet niet aan de stemming deel behoren te nemen, hun stem uit op digitale wijze, onder het gelijktijdig uitspreken van ‘voor’ of ‘tegen’.

  • 7. Een raadslid dat zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, kan deze vergissing herstellen totdat het volgende raadslid heeft gestemd. Bemerkt het raadslid zijn vergissing pas later, dan kan deze nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt aantekening vragen van zijn vergissing. Dit brengt geen verandering in de uitslag van de stemming.

  • 8. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mee. Deze doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

  • 9. Indien bij de stemming over een voorstel van orde de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 10. Indien sprake is van een stemming waarbij voor een ander is gestemd wordt de stemming in een volgende raadsvergadering opnieuw gehouden, tenzij de raad anders bepaalt.

Artikel 23 Volgorde stemmen over amendementen en moties

  • 1. Als een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd en vervolgens over het voorstel.

  • 2. Als een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement waarop dat betrekking heeft.

  • 3. Als aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over de motie gestemd en vervolgens over het voorstel.

  • 4. Stemming over amendementen gaat aan die over moties vooraf.

  • 5. Als meerdere amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, wordt, onverminderd het eerste en tweede lid, eerst over het meest verstrekkende amendement of subamendement gestemd.

Artikel 24 Stemmen over personen

  • 1. Bij stemming over personen voor voordrachten of het opstellen van voordrachten of aanbevelingen, benoemt de voorzitter drie raadsleden tot stembureau.

  • 2. Aanwezige raadsleden zijn verplicht een door het stembureau verstrekt stembriefje in te leveren, tenzij zij in overeenstemming met artikel 28 van de Gemeentewet niet aan de stemming deel behoren te nemen.

  • 3. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4. Niet behoorlijk ingevulde stembiljetten worden voor de bepaling van de volstrekte meerderheid niet meegeteld bij het aantal geldig uitgebracht stemmen. Een blanco stembiljet wordt geacht niet behoorlijk te zijn ingevuld. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad op voorstel van het stembureau.

Artikel 25 Nietige stemming

De stemming over personen is nietig:

  • a.

    in het geval als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Gemeentewet;

  • b.

    wanneer het aantal ingeleverde stembiljetten groter is dan dat van de leden die de presentielijst hebben getekend en dit verschil op de uitslag van de stemming van invloed heeft kunnen zijn;

  • c.

    indien zich, naar het oordeel van de raad, andere onregelmatigheden hebben voorgedaan, die invloed hebben kunnen uitoefenen op de uitslag van de stemming.

Artikel 26 Vervolgstemmingen

  • 1. Ingeval bij de eerste stemming over een benoeming van personen – waaronder begrepen keuze, voordracht en aanbeveling – niemand de in artikel 30, eerste lid, van de Gemeentewet bedoelde volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt een tweede vrije stemming gehouden.

  • 2. Is ook bij een tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid verkregen, dan wordt de derde stemming beperkt tot de twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen verwierven.

  • 3. Indien bij de tweede vrije stemming een gelijk aantal stemmen is uitgebracht op meer dan twee personen en dit aantal stemmen groter is dat het aantal op anderen uitgebrachte stemmen, beslist het lot tussen degenen, die het grootste aantal stemmen verkregen, welke twee personen voor de derde stemming in aanmerking komen.

  • 4. Indien bij de tweede vrije stemming een persoon het grootste aantal stemmen doch niet de volstrekte meerderheid heeft verkregen, terwijl op twee of meer andere personen een gelijk aantal stemmen is uitgebracht, dan beslist het lot, wie van deze laatsten met de persoon, die het grootste aantal stemmen verkreeg, voor de derde stemming in aanmerking zal worden gebracht.

  • 5. Staken bij de derde stemming de stemmen, dan wordt een herstemming tussen dezelfde twee personen gehouden.

  • 6. Staken ook bij de herstemming de stemmen, dan beslist in overeenstemming met artikel 31, derde lid, van de Gemeentewet direct het lot.

  • 7. Artikel 28 van de Gemeentewet wordt, voor zover nodig, in acht genomen bij de toepassing van het bepaalde in het tweede en vijfde lid.

Artikel 27 Loting

  • 1. Wanneer ingevolge het bepaalde in artikel 26, derde, vierde of zesde lid, het lot moet beslissen, schrijft de griffier de namen van hen, tussen wie deze beslissing moet plaatsvinden, op afzonderlijke, gelijke briefjes.

  • 2. De voorzitter van het stembureau vouwt de briefjes op gelijke wijze, schudt ze om en doet in de bus.

  • 3. Daarna neemt de voorzitter van de raad één van deze briefjes uit de bus.

  • 4. Hij, wiens naam op het briefje staat, komt in de gevallen als bedoeld in artikel 26, derde en vierde lid, voor de derde stemming in aanmerking of is, in het geval als bedoeld in artikel 26, zesde lid, benoemd, gekozen, voorgedragen of aanbevolen.

Artikel 27a Sanctiebepaling

  • 1. De voorzitter kan, het presidium gehoord, een sanctie opleggen aan het raadslid dat handelt in strijd met het bepaalde in artikel 22 derde lidvoor zover het betreft het stemmen voor een ander. Maakt het raadslid deel uit van het presidium, dan hoort de voorzitter de overige leden.

  • 2. De sanctie kan bestaan uit

    • -.

      een berisping

    • -.

      tijdelijke uitsluiting van het lidmaatschap van een stembureau, het presidium of het voorzitterschap van een commissie van de raad.

Paragraaf 4 Instrumenten van de raad

Artikel 28 Actualiteit

  • 1. Een lid van de raad dient een verzoek om een actualiteit te mogen houden in bij het presidium via een daartoe bestemd mailadres bij de griffie, uiterlijk op de dinsdag tot 16.00 uur voorafgaand aan de raadsvergadering. Bij het verzoek wordt het onderwerp, het spoedeisende karakter en de aspecten waarop de vragen betrekking zullen hebben genoemd.

  • 2. Het presidium vergadert voorafgaand aan de raadsvergadering en adviseert de voorzitter van de raad over de ingediende aanvragen voor een actualiteit. De voorzitter van de raad besluit in het presidium over het aantal actualiteiten, er zijn maximaal 4 actualiteiten per raad.

  • 3. De aanvrager van de actualiteit heeft één termijn van maximaal drie minuten. Er is geen sprekerslijst. Overige leden kunnen geen gebruik maken van het spreekrecht, zij hebben de mogelijkheid de aanvrager en het college te interrumperen. Het college beantwoordt in één termijn en krijgt daarvoor maximaal drie minuten.

  • 4. De actualiteit kan niet gaan over keuzen voor, voordrachten of aanbevelingen van personen.

  • 5. De aanvrager kan tijdens zijn termijn een motie indienen.

Artikel 29 Afronding debat uit de commissie

  • 1. Tijdens de behandeling van een afronding van het debat uit de commissie kunnen raadsleden een motie indienen ter afronding van de behandeling van een commissiebrief, raadsmededeling, beantwoording schriftelijke vragen of rondvraag in de commissie. Voorafgaand aan het indienen van de motie heeft een raadslid de gelegenheid zijn motie kort toe te lichten. Het college heeft de gelegenheid op de motie te reageren.

  • 2. Fracties kondigen het indienen van een motie aan tijdens de commissiebehandeling, doch uiterlijk de dinsdag voorafgaand aan de raadsvergadering tot 16.00 uur via een daartoe bestemd mailadres bij de griffie.

  • 3. Er is geen sprekerslijst. Er vinden geen beraadslagingen plaats, de indiener van de motie en het college kunnen door overige leden geïnterrumpeerd worden.

Artikel 30 Schriftelijke vragen

  • 1. Een lid is bevoegd buiten de vergadering aan de burgemeester en aan het college schriftelijk vragen te stellen. De vragen moeten kort en duidelijk zijn geformuleerd. Een korte feitelijke toelichting op de vragen is mogelijk.

  • 2. Schriftelijke vragen, die niet voldoen aan het gestelde in het eerste lid of niet conform de eisen ingevolge de Gemeentewet zijn, worden per omgaande aan de indiener teruggestuurd.

  • 3. De griffier draagt zorg, dat de leden de tekst van de gestelde vragen zo spoedig mogelijk ontvangen. Hij kan desgewenst over vorm en inhoud van de vragen vooraf mondeling overleg plegen met de steller.

  • 4. Indien na het overleg de vragen al dan niet gewijzigd worden gehandhaafd, handelt de griffier alsnog zoals in het tweede lid is bepaald.

  • 5. De vragen worden schriftelijk aan de gehele raad binnen vier weken na de datum, waarop zij zijn ingekomen beantwoord. Indien de beantwoording niet binnen deze termijn kan plaatsvinden, wordt daarvan onder mededeling van de redenen aan de raad kennis gegeven. Vervolgens wordt zo spoedig mogelijk in overleg tussen de voorzitter en de vragensteller(s) een nieuwe termijn bepaald, waarbinnen beantwoording plaatsvindt. Indien ook deze termijn wordt overschreden, worden de vragen beschouwd als mondelinge vragen.

    De voorzitter stelt de vragen aan de orde in de eerstvolgende vergadering van de raad die na de datum van overschrijding wordt gehouden.

    Het stellen van de mondelinge vragen vindt plaats na vaststelling van de besluitenlijst, doch indien in de vergadering voorstellen voor de benoeming van personen aan de orde zijn, na afloop van de beraadslaging over deze voorstellen.

  • 6. De vragensteller wordt voor ten hoogste vijf minuten het woord verleend om de vragen te stellen. Het lid of de leden van het college, meer in het bijzonder met de beantwoording belast, of de burgemeester wordt voor ten hoogste vijf minuten het woord verleend om de vragen te beantwoorden.

  • 7. Tijdens de mondelinge vragen worden geen interrupties toegestaan.

  • 8. Tijdens de mondelinge vragen kan geen verlof worden gevraagd voor het houden van een interpellatie.

Artikel 31 Interpellaties

  • 1. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt uiterlijk tijdens het fractievoorzittersoverleg dat aan de betreffende raadsvergadering voorafgaat schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Onder een interpellatie wordt verstaan het recht van een raadslid om tijdens een vergadering over een niet-geagendeerd actueel belangwekkend geen uitstel van behandeling vergend onderwerp vragen aan het college of de burgemeester te stellen. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarop inlichtingen worden verlangd, de reden waarom behandeling van het onderwerp geen uitstel kan lijden evenals de te stellen vragen.

  • 2. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de leden van het college.

  • 3. De interpellatie wordt in de in het eerste lid genoemde vergadering gehouden, tenzij de raad anders beslist. De voorzitter stelt de interpellant in de gelegenheid zijn vragen te stellen na behandeling van het agendapunt mondelinge vragen.

  • 4. De burgemeester of het college verstrekken de gevraagde inlichtingen direct of anders in de daarop volgende vergadering.

  • 5. Het spreken bij de interpellatie geschiedt in de volgorde: interpellant eerste termijn, college eerste termijn, interpellant tweede termijn, overige raadsleden, college tweede termijn.

  • 6. Een lid heeft het recht om in het kader van een interpellatie een motie in te dienen, als de beantwoording van het college daartoe aanleiding geeft. De voorzitter kan interrupties toestaan.

Artikel 32 Inlichtingen

  • 1. Indien een lid van de raad over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe schriftelijk ingediend bij het college of de burgemeester.

  • 2. Een afschrift van dit verzoek wordt door de indiener in afschrift toegezonden aan de raad.

  • 3. De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

  • 4. De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

Artikel 33 Initiatiefvoorstellen

  • 1. Een voorstel aan de raad, uitgaande van één of meer raadsleden, niet zijnde een voorstel als bedoeld in de artikelen 21 en 36 van dit reglement, moet schriftelijk en door de voorsteller(s) ondertekend, worden ingediend bij de voorzitter, die hem op de agenda van de eerstvolgende vergadering plaatst.

  • 2. Een voorstel als bedoeld in het eerste lid moet een amendeerbaar voorstel bevatten. Indien dit niet het geval is, neemt de raad het voorstel voor kennisgeving aan.

  • 3. De raad bepaalt de datum van behandeling en stelt het college respectievelijk het presidium in de gelegenheid zijn mening over een initiatiefvoorstel schriftelijk aan de raad kenbaar te maken.

  • 4. Indien hij zich niet met het initiatiefvoorstel kan verenigen, kan het college respectievelijk het presidium de raad adviseren het voorstel niet te aanvaarden dan wel na wijziging te aanvaarden.

  • 5. Indien de indiener(s) het voorstel al dan niet naar aanleiding van het advies van het college respectievelijk het presidium wijzigt(wijzigen), doet(doen) hij(zij) daarvan schriftelijk mededeling aan de voorzitter. Deze stelt vervolgens de raad in kennis van de wijzigingen.

  • 6. De voorzitter stelt het initiatiefvoorstel aan de orde op de door de raad vastgestelde datum.

  • 7. Het spreken bij de behandeling van het initiatiefvoorstel geschiedt in de volgorde: raad, college, indiener(s).

Artikel 34 Collegevoorstel

  • 1. Een voorstel voor een verordening of een ander voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2. Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 35 Besluitenlijst

  • 1. Voorstellen kunnen via een besluitenlijst aan de raad worden voorgelegd, indien de geraadpleegde raadscommissie eenstemmig met het voorstel instemt dan wel akkoord gaat met het voornemen tot plaatsing van een voorstel op deze lijst. Het presidium kan bij vaststelling van de voorlopige agenda eveneens voorstellen op de besluitenlijst opnemen.

  • 2. Een raadscommissielid kan, bij bericht van verhindering, laten weten tegen een voorstel dan wel tegen plaatsing van een voorstel op de besluitenlijst te zijn, hetgeen vervolgens in de raadscommissie gemeld en in het commissiestandpunt vermeld wordt.

  • 3. Indien een raadscommissielid bij verhindering niet laat weten tegen een voorstel dan wel tegen plaatsing van een voorstel op de besluitenlijst te zijn, wordt deze, bij het voornemen daartoe door de aanwezige leden van de commissie, geacht daarmede in te stemmen.

  • 4. De voorzitter stelt de besluitenlijst in zijn geheel aan de orde.

  • 5. Over op de besluitenlijst vermelde voorstellen vindt geen beraadslaging plaats.

  • 6. Indien eenvijfde van het aantal leden over een op de besluitenlijst vermeld voorstel het woord wenst te voeren, wordt de behandeling van het voorstel aangehouden tot de eerstvolgende vergadering. Het voorstel wordt als afzonderlijk agendapunt op de agenda voor deze vergadering geplaatst.

  • 7. In afwijking van het bepaalde in het zesde lid kan de raad op voorstel van de voorzitter besluiten voorstellen met een spoedeisend karakter toe te voegen aan de agenda van dezelfde vergadering.

  • 8. Het bepaalde in artikel 15, vierde lid, is eveneens van toepassing op de op de besluitenlijst vermelde voorstellen.

Artikel 36 Amendementen

  • 1. Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Beraadslaagd kan worden over amendementen ingediend door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3. Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling te kunnen worden genomen schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter – met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde – oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4. Intrekking van het (sub)amendement door de indiener(s) is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

  • 5. Een medeondertekenaar van een amendement is te allen tijde bevoegd zijn naam onder het voorstel terug te nemen.

Artikel 37 Moties

  • 1. Ieder lid van de raad kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2. Een motie moet om in behandeling te kunnen worden genomen schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3. Een lid heeft het recht een motie in te dienen met betrekking tot een niet op de agenda vermeld onderwerp tijdens een met betrekking tot dat onderwerp te houden actualiteitendebat, afronding debat uit de commissie of interpellatie.

  • 4. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 5. Artikel 36, eerste lid (eerste volzin) en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing op moties.

  • 6. Het college doet een motie binnen zes weken schriftelijk af. Kan afdoening niet binnen deze termijn plaatsvinden, dan informeert het college de raad hierover binnen de termijn van zes weken schriftelijk onder vermelding van de termijn waarbinnen de motie wel wordt afgedaan.

Paragraaf 5 Bijzondere bepalingen

Artikel 38 Wijze van vervulling van het lidmaatschap van besturen van instellingen

  • 1. Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de raad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht om – in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken òf voor het sluiten van de vergadering – verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Een door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de betreffende commissie.

  • 2. Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, evenals aan ieder ander persoon die door de raad is aangewezen tot lid van een in het eerste lid bedoeld openbaar lichaam of orgaan schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 30, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid, evenals een ander persoon die door de raad is aangewezen tot lid van een in het eerste lid bedoeld openbaar lichaam of orgaan ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 32, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd.

  • 5. Het lid moet de vergoedingen voor het bijwonen van de vergaderingen van het bestuur van de instelling, waarin hij is benoemd, in de gemeentekas storten.

Artikel 39 Voorlichting door niet-leden

  • 1. De raad kan besluiten, al dan niet op voorstel van het college, niet-leden in zijn vergadering toe te laten om zich ten aanzien van speciale onderwerpen van deskundige voorlichting te voorzien.

  • 2. De raad kan besluiten om een lid van de rekenkamer ex artikel 81a of een bestuurscommissie ex artikel 83 van de Gemeentewet in zijn vergadering te laten spreken over een onderwerp van de agenda, evenals over onderwerpen waarover een interpellatie wordt gehouden, mits deze tot het werkterrein van de bestuurscommissie behoren.

Artikel 40 Algemene bepaling besloten vergaderingen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing, voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 41 Besloten vergaderingen

  • 1. Indien overeenkomstig het bepaalde in artikel 23 van de Gemeentewet de deuren gesloten zijn, beslist de raad of met gesloten deuren zal worden beraadslaagd.

  • 2. Vóór de afloop van een besloten vergadering beslist de raad of ten aanzien van het daarin behandelde en eventueel over de inhoud van stukken die aan de raad zijn overgelegd geheimhouding zal worden opgelegd.

  • 3. De geheimhouding wordt zowel door de leden, die bij de behandeling tegenwoordig waren, als door de leden, die op andere wijze van het behandelde en van de stukken kennis nemen, in acht genomen, totdat de raad haar opheft.

  • 4. De verplichting tot geheimhouding geldt mede voor de andere personen, die bij de behandeling tegenwoordig waren of die anderszins van het behandelde of van de stukken kennis nemen.

  • 5. De notulen van een besloten vergadering bevatten een zoveel mogelijk woordelijke weergave van de beraadslagingen en een vermelding van de eventueel genomen besluiten.

  • 6. De notulen worden afzonderlijk gehouden en in de volgende besloten vergadering vastgesteld. Zolang zij niet zijn vastgesteld, liggen zij gedurende ten minste tweemaal vierentwintig uur vóór elke volgende openbare vergadering ter inzage in de ruimte voor vertrouwelijke stukken in de leeskamer van de raad.

  • 7. Zodra de raad de notulen heeft vastgesteld, worden zij voorzien van de handtekening van de griffier.

Artikel 42 Toehoorders en de pers

  • 1. Toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Degenen die op de publieke tribune een vergadering bijwonen, is het verboden zich op één of andere wijze in de discussie te mengen of van hun instemming of afkeuring blijk te geven. De voorzitter kan zulke personen van de tribune doen verwijderen of deze zo nodig doen ontruimen.

Artikel 43 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die van een openbare raadsvergadering geluid- of beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar diens aanwijzingen.

Artikel 44 Slotbepalingen

  • 1. De raad kan, voor zover wettelijke voorschriften dit niet verhinderen, voorzieningen treffen ten aanzien van onderwerpen, die in dit reglement niet of naar zijn oordeel niet voldoende geregeld zijn.

  • 2. Hij beslist de geschillen die over de uitlegging en toepassing van dit reglement rijzen.

  • 3. Het Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad, zoals vastgesteld op 22 november 2012 (rb 110) wordt ingetrokken;

  • 4. Dit reglement treedt in werking onmiddellijk na zijn vaststelling.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 27 november 2014.
De griffier, mr. H.L.G. Seuren en de voorzitter, J.J. van Aartsen