Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie Den Haag 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie Den Haag 2017

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS,

gelet op:

  • -

    artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    artikel 253 van de Gemeentewet;

  • -

    de betreffende bepalingen over de belastingplicht in de Verordening onroerende-zaakbelastingen 2008, de Verordening rioolheffing 2009, de Verordening afvalstoffenheffing 2008 en de Verordening hondenbelasting 2008

Besluit:

vast te stellen de Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie Den Haag 2017.

Artikel 1 reikwijdte regeling

Deze beleidsregels zijn van toepassing op het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie.

Artikel 2 voorkeursvolgorde bij gemeentelijke onroerende-zaakbelastingen en rioolheffingen (eigenarendeel)

Met betrekking tot de gemeentelijke onroerende-zaakbelastingen en rioolheffingen (eigenarendeel) die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt, indien er met betrekking tot één roerende of onroerende zaak verschillende categorieën genothebbenden zijn, de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

  • a.

    de beperkt gerechtigde, waarbij de volgende voorkeursvolgorde geldt:

    1◦ de vruchtgebruiker c.q. gerechtigde krachtens recht van gebruik en bewoning;

    2◦ de opstaller, met uitzondering van degene die een afhankelijk opstalrecht, dan wel een opstalrecht ten behoeve van de aanleg en het onderhoud van onder- of bovengrondse leidingen heeft;

    3◦ de erfpachter;

  • b.

    de eigenaar of de appartementsgerechtigde;

  • c.

    degene die op andere wijze als genothebbende naar voren komt, daaronder begrepen de bezitter.

Artikel 3

Met betrekking tot de gemeentelijke belastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

a.indien er binnen één categorie genothebbenden personen zijn die volgens de beschikbare gegevens in Den Haag wonen of gevestigd zijn:

1◦ degene die op grond van deze beleidsregels ook als gebruiker met betrekking tot de afvalstoffenheffing of als belastingplichtige met betrekking tot de gebruikersbelasting (OZB) voor niet-woningen wordt aangemerkt;

2◦ degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;

3◦ een natuurlijk persoon boven een niet-natuurlijk persoon;

4◦ bij gelijke aandelen de oudste in leeftijd;

5◦ de eerstgerechtigde in de volgorde die de basisregistratie kadaster aanhoudt.

b.indien er binnen één categorie genothebbenden geen personen zijn die volgens de beschikbare gegevens in Den Haag wonen of gevestigd zijn, maar wel personen die volgens de beschikbare gegevens elders in Nederland wonen of gevestigd zijn:

1◦ degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;

2◦ een natuurlijk persoon boven een niet-natuurlijk persoon;

3◦ bij gelijke aandelen de oudste in leeftijd;

4◦ de eerstgerechtigde in de volgorde die de basisregistratie kadaster aanhoudt.

c.indien er binnen één categorie genothebbenden geen personen zijn die volgens de beschikbare gegevens in Nederland wonen of gevestigd zijn, maar wel personen die volgens de beschikbare gegevens in het buitenland wonen of gevestigd zijn:

1◦ degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;

2◦ degene die bij de sector Belastingzaken reeds als genothebbende of gebruiker in de administratie voorkomt;

3◦ de eerstgerechtigde in de volgorde die de basisregistratie kadaster aanhoudt.

Artikel 4 voorkeursvolgorde bij onroerende-zaakbelastingen van gebruikers van niet-woningen

Met betrekking tot de onroerende-zaakbelastingen die wordt geheven van gebruikers van niet-woningen wordt de aanslag in onderstaande volgorde ten name gesteld van:

  • a.

    degene die ook als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt aangemerkt;

  • b.

    degene die het huurcontract van het belastingobject op naam heeft;

  • c.

    degene die volgens het handelsregister het langst het adres van het belastingobject als vestigingsadres voert;

  • d.

    degene die de nutsvoorziening van het belastingobject op naam heeft;

  • e.

    degene die op andere wijze als gebruiker naar voren komt.

Artikel 5 voorkeursvolgorde bij de afvalstoffenheffing

Met betrekking tot de afvalstoffenheffing wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

  • a.

    degene die ook als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt aangemerkt;

  • b.

    degene die volgens de basisregistratie personen het langst staat ingeschreven op het adres van het belastingobject;

  • c.

    de oudste in leeftijd in geval van gelijktijdige inschrijving in het belastingobject;

  • d.

    degene die de energievoorziening van het belastingobject op naam heeft;

  • e.

    degene die op andere wijze als gebruiker naar voren komt.

Artikel 6 voorkeursvolgorde bij de hondenbelasting

Met betrekking tot de hondenbelasting wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

  • a.

    de genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht die tevens de gebruiker is van het object waar de hond wordt gehouden;

  • b.

    degene die volgens de basisregistratie personen het langst staat ingeschreven op het adres waar de hond wordt gehouden;

  • c.

    de oudste in leeftijd in geval van gelijktijdige inschrijving op het adres;

  • d.

    degene die op andere wijze als de houder van de hond naar voren komt.

Artikel 7 voorkeursvolgorde bij de rioolheffing van gebruikers (gebruikersdeel)

Met betrekking tot de rioolheffing van gebruikers (gebruikersdeel) wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

  • a.

    degene die de watervoorziening van het belastingobject op naam heeft;

  • b.

    degene die op andere wijze als gebruiker van het belastingobject naar voren komt.

Artikel 8

Indien aanslagen van verschillende gemeentelijke belastingen worden verenigd op één aanslagbiljet, worden deze in onderstaande volgorde ten name gesteld van de belastingplichtige die:

  • a.

    ingevolge artikel 2 en artikel 3 kan worden aangewezen;

  • b.

    ingevolge artikel 4 kan worden aangewezen;

  • c.

    ingevolge artikel 5 kan worden aangewezen.

Artikel 9 Overige criteria

  • 1.

    De artikelen 2 tot en met 8 vinden geen toepassing indien:

    • a.

      de aanslag kan worden opgelegd aan degene die over het voorgaande belastingtijdvak of kalenderjaar de aanslag heeft gekregen, gezorgd heeft dat de aanslag betaald is en nog steeds belastingplichtig is;

    • b.

      bij de sector Belastingzaken bekend is dat één van de belastingplichtigen de desbetreffende aanslag op zijn/haar naam wil hebben en dit er niet toe leidt dat de belasting niet kan worden betaald dan wel ingevorderd. Indien al een aanslag aan een belastingplichtige is opgelegd, kunnen wijzigingen pas plaatsvinden met ingang van het eerstvolgende belastingtijdvak.

  • 2.

    Indien de belasting wordt geheven over een belastingtijdvak, is bij de toepassing van de voorkeursvolgorde beslissend de situatie bij de aanvang van dat tijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

Artikel 10 intrekking

De Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie 2009 wordenop 1 januari 2017 ingetrokken, met dien verstande dat de bepalingen van die beleidsregels van kracht blijven voor het tijdvak waarvoor zij hebben gegolden.

Artikel 11 inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2017.

Artikel 12 citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie Den Haag 2017.

Den Haag, 22 november 2016

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris,

mw. A.W.H. Bertram

de burgemeester,

J.J. van Aartsen

Toelichting

In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich dat meer personen belastingplichtig zijn voor één belastingobject (onroerende zaak, perceel en hond). In de gevallen waarin dat voorkomt, mag de aanslag ten name van één van de belastingplichtigen worden gesteld. In deze gevallen wordt een voorkeursvolgorde gehanteerd bij de aanwijzing van de belastingplichtige die de aanslag op zijn of haar naam krijgt.

Deze voorkeursvolgorde is gebaseerd op doelmatige c.q. doeltreffende heffing en invordering en wordt toegepast voor zover de gegevens voorhanden of te achterhalen zijn.

De in de voorkeursvolgorde neergelegde criteria bevatten geen limitatieve opsomming. Het zijn richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen.