Regeling vervallen per 30-09-2015

Subsidiebeleidsregels Welzijn gemeente Aalten 2011-2014

Geldend van 20-10-2011 t/m 29-09-2015

Intitulé

Subsidiebeleidsregels Welzijn gemeente Aalten 2011-2014

Subsidiebeleidsregels Welzijn gemeente Aalten 2011-2014

1. Inleiding    

1.1. Juridisch kader 

1.1.1. Awb

1.1.2. De Algemene Subsidieverordening Gemeente Aalten 2011

1.1.3. Subsidiebeleidsregels 

1.1.4. Subsidiebeschikkingen

1.2. Algemeen beleidskader 

1.2.1. Nieuw subsidiebeleid vanaf de gemeentelijke herindeling 

1.2.2. Bezuinigingstaakstelling

1.2.3. Welzijn Nieuwe Stijl

1.2.4. Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG)

2. Algemene uitgangspunten subsidiebeleidsregels welzijn 2011-2014 

2.1. De te onderscheiden subsidiebeleidsvelden op het brede welzijnsterrein 

2.2. De te onderscheiden subsidievormen 

2.3. Algemeen geldende subsidiecriteria voor alle te onderscheiden beleidsterreinen

2.4. Algemene opzet per beleidsregel

3. Subsidiebeleidsregels 2011-2014 

3.1. Samen leven in dorp, buurt(schap) en wijk 

3.1.1. Opbouwwerk 

3.1.2. Speeltuinen en openbare speelplaatsen 

3.1.3. Ontwikkelingssamenwerking 

3.2. Opgroeien en ontwikkelen 

3.2.1. Peuterspeelzaalwerk en speel-o-theekwerk 

3.2.2. Kinder- en jeugdwerk 

3.2.3. Jeugdgezondheidszorg

3.2.4. Overlast van (hang)jongeren en jeugdcriminaliteit 

3.3. Informeren, signaleren en ondersteunen 

3.3.1. Professioneel welzijnswerk

3.3.2. Belangenbehartiging, ondersteuning, advisering van kwetsbare groepen

3.4. Meedoen makkelijker maken, sociale en culturele beleving

3.4.1. Sport

3.4.1.1. Sportaccommodaties 

3.4.1.2. Sportbeoefening, -stimulering en –ondersteuning

3.4.2. Bibliotheekwerk

3.4.3. Kunst, cultuur en recreatie

3.4.3.1. Kunsteducatie en culturele vorming

3.4.3.2. (Amateur)kunst en kunst- en cultuurbeleving

3.4.3.3. Cultuurbehoud en volkscultuur

3.4.3.4. Recreatie en toerisme 

3.5. Preventie, zorg en opvang 

3.5.1. Algemeen Maatschappelijk Werk

3.5.2. Informele zorg 

3.5.3. Maatschappelijke opvang, OGGZ en ambulante verslavingszorg

3.5.4. Overige zorg

4. Incidentele projectsubsidies

5. Incidentele investeringsubsidies

Hoofdstuk 1 Inleiding

Afdeling 1.1 Juridisch kader

Op de gemeentelijke subsidieverstrekking is het volgende juridisch kader van toepassing:1. de Algemene wet bestuursrecht (Awb);2. de Algemene Subsidieverordening gemeente Aalten 2011;3. de meerjarige Subsidiebeleidsregels;4. de individueel te verstrekken subsidiebeschikkingen.

Paragraaf 1.1.1 Awb

De Awb is als algemene wetgeving rechtstreeks van toepassing op en daarmee het fundament onder de subsidieverstrekking door de gemeente. In de Awb staat onder meer dat subsidieverstrekking bij de gemeente moet zijn gebaseerd op een verordening, vastgesteld door de raad. De gemeentelijke subsidieverordening dient daarbij uiteraard aan te sluiten op de Awb (dwingende regels) en laat alleen mogelijkheden nadere lokale regels vast te stellen indien de Awb daartoe de ruimte laat (bij gangbare, aanvullende of facultatieve regels). Door in de verordening duidelijkheid te geven over de rechten en plichten van enerzijds de gemeente en anderzijds de subsidieontvanger wordt bijgedragen aan de noodzakelijke rechtszekerheid en doelmatigheid binnen het gemeentelijk subsidiebeleid.

Paragraaf 1.1.2 De Algemene Subsidieverordening gemeente Aalten 2011

De Algemene Subsidieverordening Gemeente Aalten 2011 (ASV 2011) voorziet in deze wettelijke verplichting uit de Awb. De nieuw geformuleerde verordening is op 15 februari 2011 door de gemeenteraad vastgesteld en na afkondiging op 24 februari 2011 in werking getreden. De ASV 2011 definieert de te onderscheiden beleidsterreinen en subsidievormen en omschrijft de daaraan verbonden randvoorwaarden voor aanvraag, toekenning, uitbetaling en verantwoording, kortom de subsidieprocedures. Deze randvoorwaarden zijn mede van belang in verband met de rechtmatigheidtoets van de gemeentelijke jaarrekening door de accountant. De bepalingen in deze verordening dienen uiteraard inhoudelijk aan te sluiten op de inhoud van de hogere regelgeving op basis van de Awb.

De oude verordening uit 2005 is op een aantal punten herzien. De nieuwe ASV 2011:

  • 1.

    kent nog slechts vier subsidievormen, te weten budgetsubsidie en waarderingsubsidie (structureel) en projectsubsidie en investeringssubsidie (incidenteel);

  • 2.

    gaat in principe uit van een eenmalige aanvraag voor een structureel waarderingsubsidie voor een periode van vier jaar;

  • 3.

    regelt dat jaarlijkse waarderingsubsidies gelijktijdig worden verleend en vastgesteld en hierbij dus geen verantwoordingsplicht meer vereist is;

  • 4.

    maakt de procedure voor het aanvragen en verantwoorden van subsidies eenvoudiger en brengt daarmee de administratieve lasten voor aanvraag en verantwoording in een betere verhouding tot de omvang van het gevraagde subsidie;

  • 5.

    maakt het mogelijk dat het college van B&W zelfstandig budgetsubsidie-overeenkomsten af kan sluiten, gebaseerd op de door de raad op dat werkterrein vastgestelde beleidsuitgangspunten en financiële kaders;

  • 6.

    hanteert aanvraag- en afhandelingtermijnen die enerzijds op grond van de Awb als redelijk worden beschouwd, maar daarnaast de gemeente voldoende tijd c.q. mogelijkheid geeft om niet geconfronteerd te hoeven worden met een dwangsomclaim op grond van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen.

De subsidiewetgeving in de Awb biedt gemeenten de vrijheid aanvullend op de verplichting tot het vaststellen van een algemene subsidieverordening verdere nadere regels te stellen bij de invulling van hun lokale subsidiebeleid in de vorm van bijzondere verordeningen (bijv. m.b.t. het monumentensubsidie) en/of beleidsregels (bijv. de subsidiebeleidsregels welzijn). In de gemeente Aalten is er dus voor gekozen de procedure rondom aanvraag, verlening, verantwoording, vaststelling en afrekening van subsidies vast te leggen in de Algemene Subsidieverordening Gemeente Aalten. Het feit dat het hier een ‘algemene’ verordening betreft, houdt in dat deze regelgeving in principe voor subsidies op alle beleidsterreinen van de gemeente van kracht is. Bij het benoemen van de reikwijdte van de verordening is daarom in artikel 2.1. de functie-indeling van de gemeentebegroting aangehouden. Om de verordening organisatiebreed te kunnen toepassen is deze dus zo algemeen mogelijk gehouden. Wij kiezen er daarom ook voor specifiek per beleidsterrein toe te passen subsidiecriteria desgewenst op te nemen in subsidiebeleidsregels.

Paragraaf 1.1.3 Subsidiebeleidsregels

In de subsidiebeleidsregels wordt vervolgens inhoudelijk geformuleerd:

  • 1.

    welke doelstellingen de gemeente met subsidieverstrekking beoogd te realiseren;

  • 2.

    welke instellingen/verenigingen voor subsidie in aanmerking komen;

  • 3.

    hoe het betreffende subsidie wordt berekend;

  • 4.

    aan welke voorwaarden moet, aanvullend op de algemene voorwaarden uit de Awb en de ASV 2011, worden voldaan om voor subsidie in aanmerking te komen;

  • 5.

    op welke wijze en onder welke voorwaarden verenigingen/instellingen in aanmerking kunnen komen voor incidentele vormen van subsidie.

De definitieve subsidietoekenning en vaststelling op grond van deze criteria vindt vervolgens plaats middels individuele beschikkingen.

Paragraaf 1.1.4 Subsidiebeschikkingen

De individueel te verstrekken subsidieverleningbeschikkingen of -vaststellingbeschikkingen zijn de definitieve, voor bezwaar en beroep vatbare, beslissingen van het college naar aanleiding van de beoordeling van de ingediende subsidieaanvragen op basis van de door de gemeenteraad in de verordening, beleidsregels en begroting geformuleerde subsidiecriteria. De te verstrekken beschikkingen zullen moeten voldoen aan titel 4.1. van de Awb.

In de onderhavige notitie treft u nu een uitwerking aan van de nieuwe Subsidiebeleidsregels op het brede welzijnsterrein voor de periode 2011 tot en met 2014.

Afdeling 1.2 Algemeen beleidskader

Paragraaf 1.2.1 Nieuw subsidiebeleid vanaf de gemeentelijke herindeling

In december 2006 heeft de gemeenteraad ingestemd met het nieuwe geharmoniseerde gemeentelijk subsidiebeleid op het brede welzijnsterrein. Hiervoor is de Notitie “Subsidiebeleid in Aalten“ vastgesteld, waaraan een uitgebreide inspraakprocedure vooraf is gegaan. Belangrijkste uitgangspunten voor het herziene subsidiebeleid waren:

  • -

    kleine, bestedings- en verantwoordingsvrije, waarderingsubsidies voor vrijwel alle lokale   vrijwilligersorganisaties op het brede welzijnsterrein;

  • -

    sterk vereenvoudigde aanvraagprocedure;

  • -

    stimuleringsubsidie voor jeugddeelname aan sport en cultuur;

  • -

    budgetsubsidie op basis van meerjarige overeenkomsten voor grote professionele welzijnsinstellingen;

  • -

    flexibiliteit door middel van incidenteel toe te kennen projectsubsidies.

Bij besluit van 10 juli 2007 heeft vervolgens de gemeenteraad de “Subsidiebeleidsregels Welzijn Gemeente Aalten 2007-2010” vastgesteld, waarin al deze uitgangspunten een concrete praktische vertaling hebben gekregen. Medio 2008 zijn deze subsidiebeleidsregels op een aantal punten geactualiseerd, waarbij met name de nieuwe incidentele investeringsubsidieregeling is (her)ingevoerd. Deze vierjarige periode is inmiddels verstreken, waardoor er nu nieuwe meerjarige subsidiebeleidsregels vastgesteld dienen te worden. De ervaringen met de nieuwe subsidiesystematiek over de afgelopen vier jaar geven geen aanleiding om dit richtinggevende kader substantieel te wijzigen.

Paragraaf 1.2.2 Bezuinigingstaakstelling

Net als in 2007 is door de gemeenteraad, middels vaststelling van de Programmabegroting 2011-2014, aan de formulering van de meerjarige subsidiebeleidsregels een taakstellende bezuinigingsopdracht gekoppeld. De omvangrijke korting van het rijk op de algemene uitkering in het gemeentefonds noodzaakt de gemeente tot het nemen van omvangrijke financiële maatregelen. Alhoewel men het subsidiebeleid hierbij zoveel mogelijk heeft willen ontzien is opdracht gegeven, onder handhaving van de eerder geformuleerde algemene beleidsuitgangspunten, te streven naar een verlaging van het subsidiebudget met € 25.000,00 in 2012, oplopend tot € 50.000,00 structureel ingaande 2013. Daarbij zouden de kleinere waarderingsubsidies zoveel mogelijk ontzien moeten worden.

Paragraaf 1.2.3 Welzijn Nieuwe Stijl

Een andere bestuurlijk maatschappelijke ontwikkeling die invloed heeft op de vormgeving van de nieuwe meerjarige subsidiebeleidsregel is de inwerkingtreding van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), onder meer als vervanger van de Welzijnswet.

De Wmo kent vier doelen (maatschappelijke participatie, zelfredzaamheid, sociale samenhang, actief burgerschap) die kunnen worden teruggebracht tot twee centrale maatschappelijke doelstellingen: “Meedoen’ en ‘verbinden’.

1. Bevorderen van de maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid van burgers:

De Wmo heeft als hoofddoelstelling om te bevorderen dat iedereen (jong, oud, autochtoon, allochtoon, met of zonder beperkingen) kan participeren (‘meedoen’) in de samenleving. Het uitgangspunt hierbij is dat mensen in eerste instantie zelf verantwoordelijkheid dragen om mee te doen aan de samenleving en indien nodig hiervoor een beroep doen op hun omgeving (buren, familie, enz.). Als iemand onvoldoende zelfredzaam is en/of onvoldoende een beroep kan doen op zijn of haar omgeving, kunnen gemeenten gevraagd of ongevraagd maatschappelijke ondersteuning (laten) bieden. Uitgangspunt is dat participatie zoveel mogelijk van “onderop” plaatsvindt, dus door (kleinschalige) initiatieven van en door burgers.

2. Bevorderen van de sociale samenhang en actief burgerschap:

Naast de doelstelling ‘meedoen’ - of anders gezegd, maatschappelijke participatie- heeft de Wmo als tweede centrale doelstelling om de sociale samenhang en het actief burgerschap op lokaal niveau te versterken. Het gaat om het verbinden van groepen burgers. Deze onderlinge verbondenheid is een doel op zichzelf, maar grotere onderlinge betrokkenheid kan er ook toe leiden dat mensen meer een beroep op elkaar doen voor hulp of ondersteuning. Niet alleen wat de gemeente voor haar burgers kan doen is belangrijk, maar ook wat burgers zelf actief kunnen bijdragen aan de samenleving.

Deze doelen zijn ook de kerncompetenties van welzijn. Gemeenten, instellingen en burgers moeten nu samen aan de slag om de maatschappelijke ondersteuning anders en beter te organiseren; beter beantwoordend aan de vraag, meer gericht op het behalen van resultaten en efficiënter in de aanpak. Het brede welzijnswerk komt hierin (weer) sterk in beeld.Juist de welzijnsorganisaties, waarmee de gemeente al sinds jaar en dag een subsidierelatie onderhoudt, kunnen de (ver)bindende functie vervullen die nodig is om de Wmo te realiseren en aan vernieuwing in het voormalige ‘zorgdenken’ bij te dragen. Daarvoor dient echter ook de (sturings)relatie van de gemeente met deze welzijnsinstellingen te worden verbeterd en de kwaliteit en professionaliteit van het welzijnswerk een extra impuls te krijgen. Dit proces staat inmiddels bekend als “Welzijn Nieuwe Stijl”.

Binnen “Welzijn Nieuwe Stijl” staan acht kenmerken (bakens) centraal, die richting geven aan de kwaliteitsontwikkeling van de welzijnssector en daarmee ook voor gemeenten in de rol van opdrachtgever relevant zijn. De acht bakens zijn:

1. De vraag achter de vraag:

Richt je samen met de cliënt op de werkelijke vraag in plaats van dat het aanbod de vraag stuurt;

2. De eigen kracht van de burger:

Ga eerst na wat de burger zelf kan (met hulp van de directe omgeving) en bepaal daarna of verdere ondersteuning nodig is;

3. Direct er op af:

Benader ook mensen die niet om ondersteuning kunnen, durven of willen vragen;

4. Formeel en informeel in optimale verhouding:

Zoek naar de ideale verhouding voor de toekomst tussen formele hulp (en afhankelijkheid daarvan) en ondersteuning vanuit het sociale netwerk van de burger. Rekening houdend met de kostbaarheid van professionele inzet wordt met maatschappelijke ondersteuning allereerst ingestoken op faciliteren, desnoods in zwaarte oplopend van resp. ondersteunen en interveniëren tot beschermen.

5. Doordachte balans van collectief en individueel:

Ga uit van het stepped-care principe: doe collectief wat collectief kan, en biedt individuele hulp als dit nodig is;

6. Integraal werken:

Werk samen met de keten- (en netwerk-) partners om tot een samenhangend en volledig pakket van ondersteuning te komen, waarin de regie duidelijk is geregeld.Een goede keten en netwerkaanpak met afspraken over de coördinatie vraagt van de professionele ondersteuners dat zij elkaars competenties en kerntaken goed kennen en erkennen;

7. Niet vrijblijvend, maar resultaatgericht:

Definieer duidelijke doelen voor de korte en lange termijn en ga na hoe die te halen;

8. Gebaseerd op ruimte voor de professional:

Creëer ruimte voor de goed opgeleide professional om te werken en te handelen volgens zijn of haar kennis, ervaring en vaardigheden. Van de beroepsbeoefenaren mag je verwachten dat ze hun vak bijhouden en van hun werkgevers dat ze gepast tijd en geld voor bijscholing beschikbaar stellen. Van gemeenten mag je daarbij verwachten dat zij investeren in de kwaliteit van het welzijnswerk.

De eerste twee bakens zijn gericht op de vraaganalyse. Baken 3, 4 en 5 hebben te maken met de organisatie van het aanbod. Baken 6 en 7 geven richting aan de werkwijze. Het laatste baken is een randvoorwaardelijke.

Naast de traditionele signaleringsfunctie van het welzijnswerk is de gemeentelijke beleidsvisie (mede-)bepalend voor de aanpak. In deze nieuwe Subsidiebeleidsregels Welzijn Gemeente Aalten 2011-2014 willen wij daarom bij de omschrijving van de deelterreinen en de, met inzet van gemeentelijk subsidie, na te streven doelstellingen en beleidskaders ook meer en beter laten aansluiten op de prestatievelden van de Wmo en de richtinggevende kenmerken (bakens) van het “Welzijn Nieuwe Stijl”.

Samenvattend kunnen die schematisch als volgt worden weergegeven: 

450px

Paragraaf 1.2.4 Centrum voor Jeugd en Gezin

Vanuit en binnen het hiervoor geschetste nieuwe algemene beleidskader neemt het Centrum voor Jeugd en Gezin als netwerkregisseur een belangrijke centrale positie in. Ook in de gemeente Aalten is inmiddels een Centrum voor Jeugd en Gezin operationeel. Het CJG Aalten richt zich op kinderen en jongeren van -9 maanden tot 23 jaar, hun ouders, opvoeders en de vrijwilligers en professionals die zich met opgroeien en opvoeden bezig houden. Het CJG heeft als taak de huidige opvoed- en opgroeiondersteuning (verder) te verbinden, te verbeteren en te versterken. Daartoe voert het CJG op een herkenbare en laagdrempelige wijze functies uit op het gebied van algemene en preventieve (jeugd)gezondheidszorg en het jeugdbeleid.

De taken die in het CJG gebundeld worden zijn:

  • 1.

    de jeugdgezondheidszorg (consultatiebureau en GGD);

  • 2.

    de vijf preventieve WMO-taken op het terrein van opvoed- en opgroeiondersteuning: informatie en advies; signalering, toeleiding naar hulp, licht pedagogische hulp en coördinatie van zorg;

  • 3.

    een schakel met Bureau Jeugdzorg;

  • 4.

    een schakel met het onderwijs.

Het Ministerie van Jeugd & Gezin omschrijft de basisfuncties van een CJG als volgt:

  • 1.

    een inloop bieden voor vragen van ouders en jongeren over opvoeden en opgroeien;

  • 2.

    laagdrempelig advies en ondersteuning geven, zodat de gezinnen zichzelf kunnen redden;

  • 3.

    jeugdigen en gezinnen met risico’s en problemen in beeld brengen;

  • 4.

    op tijd hulp bieden aan gezinnen om het ontstaan (of het escaleren) van problemen te voorkomen;

  • 5.

    de zorg aan een gezin coördineren volgens het principe ‘één gezin, één plan;

  • 6.

    coördineren bij zwaardere problemen of een meer ingewikkelde hulpvraag.

In de gemeente Aalten is gekozen voor een ‘lichte organisatorische bundeling’, waarin samenwerking tussen de zes kernpartners: GGD Gelre IJssel (JGZ 4-19), Sensire en Yunio (JGZ 0-4 en AMW), MEE Oost Gelderland, Bureau Jeugdzorg en Lindenhout (niet geïndiceerd jongerenwerk en EHBS)), wordt geformaliseerd en georganiseerd, echter met behoud van eigen rechtsvormen en organisatiestructuren.

Het CJG onderhoudt vanuit deze structuur een nauwe relatie met een groot aantal ketenpartners, uiteenlopend van onderwijs, welzijnswerk, jeugdwerk, straathoekwerk, peuterspeelzalen en kinderopvang, huisartsen, verslavingszorg, justitie, UWV tot woningcorporaties. De samenstelling van de groep kern- en /of ketenpartners is overigens niet statisch, maar kan, afhankelijk van tijdbeeld of acute omstandigheden, wijzigen.

De bestaande aanbodstructuur van functies, diensten en taken wordt opnieuw vormgegeven in drie themaclusters:

(1) Preventie en signalering;

(2) Opvoed- en opgroeiondersteuning en

(3) Ontwikkeling- en deskundigheidsbevordering.

Deze themaclusters worden gecoördineerd door clustertrekkers (afkomstig uit de kernpartners), die tezamen met de coördinator CJG het CJG Coördinatieteam vormen. CJG Coördinator en Coördinatieteam worden hierin op basis van een beheersdocument gestuurd en getoetst door een Stuurgroep CJG, waarin de kernpartners en de gemeente zijn vertegenwoordigd. De gemeente fungeert formeel als opdrachtgever voor het CJG en legt dit in een overeenkomst vast.

De themaclusters zijn samenvoegingen van (bestaande en nieuwe) diensten, activiteiten en taken die de kernpartners van het CJG afzonderlijk en soms overlappend uitvoeren en waarbij trends worden gesignaleerd, bijeengebracht en vertaald naar diensten. Afhankelijk van de onderwerpen bekijken de kernpartners of en op welke wijze de ketenpartners bij de themaclusters aanhaken.

Bij het CJG komen vragen, signalen en meldingen binnen vanuit cliënten zelf en vanuit verschillende instanties. Het CJG heeft –via Verwijsindex Achterhoek en het Digitaal Dossier Jeugdgezondheidszorg- alle kinderen en jeugdigen uit Aalten in beeld waarover zorg bestaat en/of waar zorg aan verleend moet worden. De vraagverheldering, zorgcoördinatie en toeleiding vormen als het ware het knooppunt in het CJG. Hiervoor neemt het CJG (via haar kern- of ketenpartners) deel in de verschillende (zorg)overleggen. Het CJG coördineert , volgt en bewaakt de zorg in situaties waarbij meerdere hulpverleningsinstanties betrokken zijn (casushouderschap) en verwijst en begeleidt kinderen, jeugdigen en ouders/opvoeders met een hulpvraag naar voorliggende voorzieningen en hulpverlenende instanties.

(Zorg)Netwerken

Aan de voor- en achterkant van het CJG en op verschillende vindplaatsen bestaan overlegstructuren waarin professionals uit verschillende disciplines zorgsignalen op individueel niveau (casuïstiek) bespreken, vooral bij complexe meervoudige zorgbehoeften. Het CJG initieert sommige van deze overlegstructuren en neemt (via kern- of ketenpartners) aan andere deel of wisselt informatie uit. Van belang is er voor te zorgen dat alle rechtstreeks betrokken partijen kwantitatief en kwalitatief vertegenwoordigd zijn in de desbetreffende netwerkstructuren. Naast afstemming en casusoverleg vindt in deze overlegstructuren ook deskundigheidsbevordering en methodiekontwikkeling plaats. Het is van belang dat er een goede verbinding, aansluiting en samenwerking bestaat tussen het CJG en deze zorgnetwerken.

Fysieke en virtuele bezoekadressen

Het CJG zal per themacluster de activiteiten zo veel mogelijk uitvoeren op de natuurlijke vindplaatsen: fysieke locaties, waar de beoogde (doel)groep al gewend is naar toe te gaan of relatief gemakkelijk naar toe zal gaan. Het CJG sluit daarnaast virtueel aan bij bestaande landelijke online initiatieven, zoals jongin als onderdeel van www.achterhoekers.com, maar heeft tevens haar eigen lokale CJG-site: www.cjggemeenteaalten.nl, waarbij het landelijke initiatief ‘opvoedenin’ de basis vormt. Hiermee kan ook een e-consult worden aangevraagd. Websites van kern- en ketenpartners verwijzen door naar deze websites van het CJG en omgekeerd.

Relatie met subsidiebeleidsregels

Als algemeen subsidiecriterium geldt dat, daar waar de subsidiënt aangemerkt kan worden als kern- of ketenpartner van het CJG, zij de benodigde inspanningen levert om de doelstellingen van het CJG te realiseren. Hieraan gerelateerd wordt van de hierbij direct of indirect betrokken organisaties ook verwacht dat zij zich aanmelden voor de Digitale Sociale Kaart (DSK) en de door hen verstrekte gegevens op actieve wijze actueel houden.

Hoofdstuk 2 Alg. uitgangspunten subsidiebeleidsregels welzijn

Afdeling 2.1 Subsidiebeleidsvelden op het brede welzijnsterrein

Rekening houdend met de hiervoor geschetste nieuwe (landelijke) beleidskaders, maar tevens realiserende dat elke indeling arbitrair zal zijn, hebben wij nu gekozen voor de volgende onderverdeling in nieuwe subsidiebeleidsvelden op het brede welzijnsterrein. Deze onderverdeling vormt de nieuwe opbouw van de navolgende subsidiebeleidsregels.

1. Samen leven in dorp, buurt(schap) en wijk (prestatieveld 1 WMO)   

Deelterreinen    

1.1. Opbouwwerk   

1.2. Speeltuinen en openbare speelplaatsen   

1.3. Ontwikkelingssamenwerking

2. Opgroeien en ontwikkelen(prestatieveld 2 WMO)   

Deelterreinen:   

2.1. Peuterspeelzaalwerk en speel-o-theek-werk;   

2.2. Kinder- en jeugdwerk   

2.3. Jeugdgezondheidszorg   

2.4. Overlast van (hang)jongeren en jeugdcriminaliteit

3. Informeren, signaleren en ondersteunen (prestatieveld 3, 4 WMO)   

Deelterreinen  

3.1. Professioneel welzijnswerk   

3.2. Belangenbehartiging, ondersteuning en advisering van kwetsbare groepen

4. Meedoen makkelijker maken, sociale en culturele verrijking (prestatieveld 5 WMO)   

Deelterreinen

4.1. Sport          

4.1.1. Sportaccomodaties;          

4.1.2. Sportbeoefening, -stimulering en –ondersteuning  

4.2. Bibliotheekwerk  

4.3. Kunst, cultuur en recreatie         

4.3.1. Kunsteducatie en culturele vorming         

4.3.2. (Amateur)kunst en kunst- en cultuurbeleving         

4.3.3. Cultuurbehoud en volkscultuur         

4.3.4. Recreatie en toerisme

5. Preventie, zorg en opvang (prestatievelden 7,8 en 9 WMO)   

Deelterreinen

5.1. Algemeen Maatschappelijk Werk   

5.2. Informele zorg   

5.3. Maatschappelijke opvang, OGGZ en ambulante verslavingszorg   

5.4. Overige zorg

Afdeling 2.2 De te onderscheiden subsidievormen

In de nieuwe Algemene Subsidieverordening gemeente Aalten 2011 zijn formeel de volgende subsidievormen opgenomen:

A. Budgetsubsidie (structureel)

Met professionele organisaties, waarbij het overgrote deel van de exploitatiekosten worden bepaald door loonkosten van professionele beroepskrachten, worden afspraken over budgetsubsidies gemaakt. Budgetsubsidies krijgen een meerjarig perspectief door zoveel mogelijk te werken met budgetsubsidieovereenkomsten. Het college sluit dergelijke overeenkomsten met de subsidiënt. Daarbij dient zij wel rekening te houden met en aan te sluiten op de randvoorwaarden die de gemeenteraad heeft vastgesteld middels de gemeentebegroting, subsidiebeleidsregels en op dat beleidsterrein van toepassing zijnde beleidsnota's.

De hieruit voortvloeiende subsidiebudgetten worden bij ongewijzigd beleid in principe jaarlijks geïndexeerd. Uit oogpunt van (gemeentelijk) financieel beheer zou het de voorkeur verdienen de jaarlijkse indexering op de budgetsubsidies toe te passen overeenkomstig het jaarlijks door de gemeenteraad vast te stellen (gewogen) indexpercentage bij de kaderstelling voor de gemeentebegroting van het eerstvolgende boekjaar (op grond van de Financiële verordening). Het voordeel hiervan is dat de budgetsubsidies op deze wijze met hetzelfde percentage groeien als de daarvoor uit te trekken budgetten in de gemeentebegroting. Daarmee kan feitelijk geen overschrijding van de gemeentelijke budgettaire ruimte plaats vinden.Een budgetcontract is echter een overeenkomst tussen twee partijen en daardoor onderhavig aan een onderhandelingstraject. Afspraken over de wijze van indexering van de gemeentelijke financiële vergoeding in relatie tot de overeen te komen prestaties maken daar dan ook onderdeel van uit. Indien de indexering overeenkomstig de begrotingskaderstelling, zoals hiervoor uiteen gezet, uiteindelijk niet haalbaar blijkt, dient nog steeds gestreefd te worden naar een zo eenduidig, maar ook eenvoudig, mogelijke en tijdig beschikbare indexeringsvorm. Een werkbare optie hiervoor kan zijn de zgn. ‘jaarmutatie van het consumentenprijsindexcijfer (CPI) totaal bestedingen’ van de maand september van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar. De hieruit voortvloeiende budgettaire effecten dienen dan meegenomen te worden in de tussentijdse (financiële) rapportage.

Eén van de uitgangspunten van de nieuwe ASV 2011 is, ter realisatie van vermindering van regeldruk, de (administratieve) aanvraag- en verantwoordingsprocedure in redelijke overeenstemming te brengen met de hoogte van het verleende subsidiebedrag. De vorm en omvang van de budgetovereenkomst dient daar dus ook mee overeen te stemmen. Daar alle budgetsubsidies hoger zijn dan € 5.000,00 zal enige vorm van verantwoording door de subsidiënt noodzakelijk blijven. Alleen bij subsidies boven € 100.000,00 is nog een accountantsverklaring op basis van een controleopdracht verplicht gesteld.

B. Waarderingsubsidie (structureel)

Eveneens uit het oogpunt van vereenvoudiging van de regelgeving en vermindering van de administratieve lasten voor de subsidieaanvrager is het systeem van het structurele waarderingssubsidie sinds 2007 drastisch vereenvoudigd. Algemene uitgangspunten van een waarderingsubsidie zijn:

  • a.

    Elke zelfstandig georganiseerde (non-profit) instelling die aantoonbaar in positieve zin bijdraagt aan de zelfredzaamheid en participatie van de Aaltense inwoners en daarmee de leefbaarheid van de Aaltense samenleving positief beïnvloedt, mag ter waardering van deze inzet in principe rekenen op een gemeentelijke financiële bijdrage;

  • b.

    Deze financiële bijdrage kent de volgende algemene eigenschappen: één aanvraag voor vier jaar; bestedingsvrij (niet afhankelijk van de werkelijke kosten van de activiteiten), verantwoordingsvrij, in omvang beperkt en zo eenvoudig en uniform mogelijk (zgn. basissubsidie).

C. Projectsubsidie (incidenteel)

In 2006 heeft de gemeenteraad aangegeven de mogelijkheid te willen hebben om naast de reguliere structurele subsidiëring ook flexibel in te kunnen spelen op verzoeken om medefinanciering van maatschappelijk wenselijke incidentele aanvullende activiteiten.

Over het algemeen dienen de bijzondere activiteiten waarvoor een incidenteel projectsubsidie wordt aangevraagd derhalve een duidelijk aantoonbare meerwaarde te hebben ten opzichte van het met inzet van structureel subsidie reeds mogelijk gemaakte activiteitenpakket. Hiervoor heeft de gemeenteraad een structureel jaarlijks budget van € 20.000,00 in de gemeentelijke meerjarenbegroting uitgetrokken. Deze begrotingspost zal als een subsidieplafond worden afgekondigd, waardoor een aanvraag om een projectsubsidie slechts kan worden gehonoreerd zolang er nog budget beschikbaar is. Zowel reeds gesubsidieerde als (nog) niet gesubsidieerde organisaties kunnen hierop een beroep doen. Deze nieuwe subsidiebeleidsregels kennen in hoofdstuk 4 daarom wederom een specifieke projectsubsidieregeling.

D. Investeringsubsidie (incidenteel)

In 2008 heeft de gemeenteraad besloten de mogelijkheid van een incidenteel investeringsubsidie opnieuw in te voeren. Hiermee maakt de raad het voor een aantal specifiek te benoemen categorieën van subsidiënten mogelijk een eenmalig gemeentelijk subsidie aan te vragen in de kosten van nieuwbouw of verbouw/renovatie van (onderdelen) van eigen clubgebouwen. Het betreft hierbij met name organisaties, die voor de uitoefening van hun hoofdactiviteiten noodgedwongen aangewezen zijn op eigen accommodaties en niet terug kunnen vallen op mede met gemeentelijk subsidie in stand gehouden algemene verenigingsgebouwen c.q. gemeenschapshuizen. Deze laatste categorie vormt uiteraard zelf ook een niet onbelangrijke categorie die voor een investeringssubsidie in aanmerking kan komen. Overeenkomstig het besluit van de raad in 2008 is er voor het toekennen van een investeringsubsidie geen structureel budget in de gemeentelijk meerjarenbegroting opgenomen. Elk individueel verzoek zal derhalve afzonderlijk aan de nieuwe subsidiecriteria worden getoetst en afhankelijk van de financiële ruimte in de algemene reserve door de raad worden beoordeeld. Deze nieuwe subsidiebeleidsregels kennen in hoofdstuk 5 daarom wederom een specifieke investeringsubsidieregeling.

Afdeling 2.3 Subsidiecriteria voor alle te onderscheiden beleidsterreinen

Om ook voor de komende vier jaar voor gemeentelijk subsidie in aanmerking te komen zal vastgesteld moeten kunnen worden dat de subsidiënt:

  • 1.

    rechtspersoonlijkheid bezit, dan wel naar het oordeel van de gemeente een daarmee vergelijkbare organisatiegraad heeft;

  • 2.

    activiteiten organiseert die in ieder geval de zelfredzaamheid, leefbaarheid en/of de participatie van de Aaltense burgers binnen één of meer van de in deze beleidsregels opgenomen beleidsterreinen bevordert;

  • 3.

    activiteiten organiseert die in enige vorm bijdragen aan de door de gemeenteraad geformuleerde (algemene) beleidsdoelstellingen;

  • 4.

    kan aantonen dat er behoefte bestaat aan de te organiseren activiteiten;

  • 5.

    bij een eerste aanvraag tot subsidie kan aantonen dat er binnen het beoogde activiteitenpakket sprake is van een meerwaarde ten opzichte van door reeds gesubsidieerde organisaties georganiseerde activiteiten;

  • 6.

    activiteiten organiseert waaraan geen winstoogmerk zit, dan wel in andere zin van commerciële aard te beschouwen zijn;

  • 7.

    géén activiteiten organiseert die zuiver van godsdienstige, levensbeschouwelijke of politieke aard zijn;

  • 8.

    minimaal één jaar actief is;

  • 9.

    kan aantonen dat er, naar het oordeel van de gemeente, sprake is van een redelijke eigen bijdrage van deelnemers of leden aan de activiteiten van de instelling;

  • 10.

    kan aantonen een actief ledenbestand te hebben van minimaal 20 personen, dan wel aannemelijk kan maken dat er door minimaal 20 personen wordt deelgenomen aan de beoogde activiteit, tenzij hiervoor in bijzondere situaties van gemeentewege vrijstelling is verleend;

  • 11.

    de tot haar beschikking staande middelen zorgvuldig beheert, haar (on)roerende zaken voldoende verzekert, het bij haar in dienst zijnde personeel en de voor haar werkzame vrijwilligers, voor zover deze vrijwilligers niet al verzekerd zijn via de collectieve vrijwilligersverzekering van de gemeente, voldoende verzekert tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid;

  • 12.

    indien het een niet-lokale vereniging betreft op aanvraag alleen een subsidie wordt toegekend indien: a. zij aan kan tonen dat er sprake is van een activiteitenaanbod dat in geen vergelijkbare vorm binnen de gemeentegrenzen al wordt aangeboden; b. minimaal 30% van het ledenbestand afkomstig moet zijn uit de gemeente Aalten, waarbij, eensluidend aan punt 10, in principe een minimum geldt van 20 leden, woonachtig in onze gemeente;

  • 13.

    indien er sprake is van een omni-vereniging, die meerdere zelfstandig georganiseerde onderdelen binnen haar organisatieverband herbergt, kan deze rechtspersoon in aanmerking komen voor een, op deze categorie van toepassing zijnde, basissubsidie voor elk van deze onderdelen indien: a. dit onderdeel volgens de bestaande subsidiecriteria en –voorschriften zelfstandig ook voor subsidie in aanmerking zou kunnen komen; b. zij, indien daartoe de mogelijkheid bestaat, voor die onderdelen is aangesloten bij een regionale of landelijke koepelorganisatie;

  • 14.

    overigens voldoet aan de algemene voorwaarden van de subsidieverordening.

Niet subsidiabele kosten

Op grond van het gemeentelijk subsidiebeleid wordt geen bijdrage verstrekt in kosten voor feestelijke vieringen van jubilea, (besloten) feesten en partijen, consumpties, geschenken en attenties, leges, gemeentelijke belastingen en heffingen, notariële aktes, geldinzamelingsacties (incl. verzoeken om donaties of sponsoring gericht aan de gemeente), materiële en financiële ondersteuning van derden en barexploitatie.

Jaarschijven

De nieuwe subsidiebeleidsregels 2011-2014 wordt uitgewerkt in vier aparte jaarschijven. Er zijn hiervoor twee redenen:

  • 1.

    De taakstellende bezuinigingsopdracht van de raad: Zoals in hoofdstuk 1 al aangehaald heeft de raad, vanwege de rijksbezuinigingen, het college ook de opdracht gegeven een bezuiniging op de structurele subsidie-uitgaven na te streven. De raad heeft daarbij aangegeven dat zij een substantiële vermindering van de uitgavenposten voor de waarderingsubsidies geleidelijk gerealiseerd wil zien. In 2011 behoeft niets bezuinigd te worden, in 2012 een totaal van € 25.000,00 en vanaf 2013 structureel € 50.000,00. Middels vaststelling van deze nieuwe subsidiebeleidsregels wordt hiertoe een concreet voorstel gedaan, waarbij overigens de algemene uitgangspunten van het in 2007 ingezette subsidiebeleid zoveel mogelijk blijven gehandhaafd.

  • 2.

    Met de vaststelling van de nieuwe Algemene Subsidieverordening Gemeente Aalten 2011 heeft de gemeenteraad ervoor gekozen om voor de eenmalige meerjarige aanvraag voor waarderingsubsidie als finale datum 1 oktober van het eerste jaar van de nieuwe subsidieperiode op te nemen. Dit biedt de volgende praktische voordelen:

    • in deze periode kan uitgegaan worden van de definitieve budgetten zoals de raad die in de meerjarenbegroting voor de subsidieverstrekking in november/december van het voorafgaande jaar heeft opgenomen;

    • in het eerste kwartaal van de nieuwe (in principe vierjarige) subsidieperiode kan dan, rekening houdend met de nieuwe financiële randvoorwaarden, een nieuw voorstel voor meerjarige subsidiebeleidsregels worden voorbereid;

    • in het tweede en derde kwartaal kunnen de nieuwe meerjarige subsidiebeleidsregels in de inspraak- en besluitvormingsprocedure worden gebracht;

    • uitvoering van en besluitvorming over opeenvolgende subsidietermijnen lopen zo in principe ook niet door elkaar.Voorwaarde is dan wel dat het eerste jaar van de nieuwe periode nog aansluit bij de inhoud van het laatste jaar van de oude subsidieperiode en wijzigingen in de subsidieverstrekking pas in de tweede jaarschijf worden geëffectueerd. Voordeel hiervan is dat dan, vooral bij bezuinigingsmaatregelen, tijdig vermindering of beëindiging van een subsidie kenbaar wordt gemaakt en aan inspraak onderhevig is.

Tussentijdse aanpassing

In principe worden de waarderingsubsidies vastgesteld voor de gehele periode van de beleidsregels en tussendoor niet gewijzigd. Zo is er ook geen sprake van indexering. Om echter de stimulerende werking van het specifieke jeugdledensubsidie overeind te houden, wordt hiervoor een uitzondering gemaakt. Een tussentijdse herberekening van het specifieke (jeugd-)ledensubsidie is mogelijk zodra de subsidiënt eigener beweging aantoont dat het (jeugd-)ledenaantal met minimaal 15% is gewijzigd of de gemeente op haar beurt aan kan tonen dat er sprake is van een (jeugd-)ledendaling van minimaal 15%.

Afdeling 2.4 Algemene opzet per beleidsregel

In het volgende hoofdstuk 3 zijn de beleidsterreinen, en de daaronder opgenomen deelterreinen/werksoorten, zoals omschreven in paragraaf 2.1., specifiek per beleidsregel uiteen gezet. Eén en ander is nader omschreven aan de hand van de volgende indeling:

  • 1.

    doelstellingen;

  • 2.

    activiteiten/beleidskader;

  • 3.

    voorkomende subsidievormen;

  • 4.

    subsidiabele organisaties;

  • 5.

    specifieke voorschriften en beleidsontwikkelingen: bijv. beleidsinhoudelijke criteria, de eventuele hantering van een subsidieplafond, aanvullende regels voor de verdeling van het beschikbare subsidiebudget, eventuele algemene ontheffingen van algemene subsidiecriteria, nieuwe beleidsontwikkelingen met een mogelijke invloed op het subsidiebeleid.

De beleidsregels worden in hoofdstuk 6 afgesloten met een concrete lijst van subsidiënten per beleids(deel)terrein, voorzien van de subsidienorm en voorlopig subsidiebedragen per jaarschijf. Deze jaaroverzichten vormen daarmee een meerjaren subsidieprogramma. Tussentijdse wijzigingen, voor zover daarvan op basis van subsidieverordening en beleidsregels sprake kan zijn, zullen in dit subsidieprogramma worden opgenomen.

Hoofdstuk 3 Subsidiebeleidsregels 2011-2014

Afdeling 3.1 Samen leven in dorp, buurt(schap) en wijk

Artikel 3.1.1 Opbouwwerk

  • 1 Doelstelling

    Het, bij voorkeur door of via zelforganisatie en zelfwerkzaamheid,

    • a.

      versterken van de sociale cohesie in en de sociale kwaliteit van: 

      1. straat, wijk ,buurt(schap) en dorp in zijn algemeenheid en 

      2. tussen de eventueel te onderscheiden bevolkingsgroepen in het bijzonder;

    • b.

      bevorderen van de eigen invloed van bewoners(groepen) op hun woon- en leefomgeving;

    • c.

      versterken en verbreden van de mogelijkheden voor (met name kwetsbare) burgers om volwaardig deel te nemen aan de samenleving en zo maatschappelijke achterstand te voorkomen dan wel te bestrijden. 

  • 2 Beleidskader/producten/activiteiten:

    • a.

      het organiseren van activiteiten met een ontmoetend en/of recreatief karakter, gericht op de bevordering van het sociaal contact, de gemeenschapszin en het leefklimaat op wijk-  en dorpsniveau;

    • b.

      belangenbehartiging van bewoners en bevordering van de betrokkenheid en eigen verantwoordelijkheid van bewoners met betrekking tot de leefbaarheid en de kwaliteit van de directe woon- en leefomgeving in wijken, buurtschap- en dorpskernen;

    • c.

      het signaleren van en inspelen op (latente) vragen bij bewoners en de beleving daarvan, het gezamenlijk vertalen van deze vragen naar concrete wensen en voor realisatie van deze wensen, daar waar dit zelfstandig niet lukt, benaderen van professionele organisaties;

    • d.

      door middel van het beheren, exploiteren en voor brede welzijnsactiviteiten ter beschikking stellen van verenigingsgebouwen en dorpshuizen. 

  • 3 Subsidiabele organisaties:

    1) Buurtverenigingen

    2) Dorpsbelangenverenigingen

    3) Beheerorganisaties van verenigingsgebouwen en dorpshuizen

    4) Emancipatieorganisaties

  • 4 Subsidievormen:

    1) Budgetsubsidie

    2) Waarderingsubsidie

    3) Investeringsubsidie

  • 5 Specifieke voorschriften en beleidsontwikkelingen:

    • -

      Vaste subsidienorm van € 75,00 voor buurt- en belangenorganisaties;

    • -

      Voor de Vereniging Kleine Kernen geldt een vaste subsidienorm van € 200,00 per kleine dorpskern. Op basis van zes kleine kernen betekent dit een totaalsubsidie van € 1.200,00;

    • -

      Daar waar noodzakelijk en mogelijk is sprake van samenwerking met collega-organisaties, keten- of netwerkpartners;

    • -

      Algemene verenigingsgebouwen en dorpshuizen kunnen voor renovatie- en uitbreidingsplannen sinds 2008 (weer) een beroep doen op een gemeentelijk investeringsubsidie. Op deze wijze erkent de gemeente in subsidietechnische zin de waarde en het belang van instandhouding van een goede kwaliteit aan brede welzijnsaccommodaties in de diverse woonkernen van onze gemeente. Beleidsuitgangspunt daarbij is echter ook dat de beheersorganisaties vervolgens zelf verantwoordelijk zijn voor een sluitende exploitatie en daarop hun (financiële) beleid ook hebben afgestemd. Een structureel waarderingsubsidie past niet meer binnen dit kader en draagt hieraan, gelet op de zeer beperkte omvang, ook niets extra’s bij. Voorgesteld wordt dan ook de  waarderingsubsidies voor verenigingsgebouwen/ dorpshuizen ingaande 2012 te laten vervallen.

    • -

      Met de fusieoverdracht van de sectie sociaal cultureel werk aan de nieuwe Stichting Figulus Welzijn Aalten-Dinxperlo is de hoofddoelstelling van de Stichting voor Maatschappelijk Welzijn te Dinxperlo feitelijk versmald tot het beheer en de exploitatie van Ontmoetingscentrum “Ons Huis”. In het kader van de financiële afwikkeling van deze ontvlechting zullen, in de lijn van de beleidsuitgangspunten bij buurt- en dorpshuizen, nadere afspraken gemaakt moeten worden over een beëindiging van de bestaande budgetsubsidierelatie met deze stichting met betrekking tot deze hoofdactiviteit. De (gezamenlijke) visie op de toekomst van het centrale ontmoetingscentrum in Dinxperlo, te beoordelen overeenkomstig de richtlijnen volgens de investeringsubsidieregeling, zal hierop van invloed zijn. Het gemeentelijk beleid zal hiernaast gericht zijn op een gehele (financiële) verzelfstandiging van beheer en exploitatie van “Ons Huis”, vergelijkbaar met de recente besluitvorming rondom de verzelfstandiging en daarmee subsidiebeëindiging van “De Pol”. Gelet op het proces dat hiervoor eerst nog doorlopen moet worden wordt effectuering hiervan op zijn vroegst mogelijk geacht ingaande 2013. 

Artikel 3.1.2 Speeltuinen en openbare speelplaatsen

  • 1 Doelstelling

    Het bieden van een gevarieerd, toegankelijk en kwalitatief goed aanbod aan buitenspeelmogelijkheden, waarmee bijgedragen wordt aan:

    • a.

      een aantrekkelijk vestigingsklimaat en een veilige woon- en leefomgeving voor gezinnen met (jonge) kinderen;

    • b.

      de persoonlijke en sociale ontwikkeling en de gezondheid van de jeugd. 

  • 2 Beleidskader/producten/activiteiten

    • a.

      het bijdragen aan de instandhouding van een moderne en veilige inrichting van in verenigingsverband beheerde en geëxploiteerde buitenspeelruimten, alsmede de daarbij behorende slecht weer accommodatie;

    • b.

      het ondersteunen van organisaties die het in hun eigendom zijnde terrein beschikbaar stellen en speciaal onderhouden als openbare speelplaats c.q. trapveld.

  • 3 Subsidievormen

    • 1.

      Waarderingsubsidie.

    • 2.

      Investeringsubsidie.

  • 4 Subsidiabele organisaties

    • 1.

      Speeltuinorganisaties.

    • 2.

      Rechtspersoonlijkheid bezittende organisaties die hun terrein, niet zijnde een schoolplein, beschikbaar stellen als openbaar speel- en trapveldje en daar voor eigen rekening, dus zonder overheidsvergoeding, onderhoudskosten voor maken.

  • 5 Specifieke voorschriften en beleidsontwikkelingen

    ● Vaste subsidienorm van € 250,00 voor onderhoud aan niet onder gemeentelijk eigendom vallende openbare trap- en speelveldjes;

    ● Formele speeltuinorganisaties kunnen voor renovatie, nieuwbouw en    uitbreiding van in hun eigendom zijnde slecht weer accommodatie een beroep doen op de investeringsubsidieregeling;

    ● De huidige vaste subsidienormen voor de speeltuinverenigingen zijn in 2007 op historische gronden bepaald op resp. € 6.400,00 (Robbedoes) en € 3.900,00(Ossenkop en Spölhuuksken). Deze bedragen waren gebaseerd op enerzijds een vaste bijdrage in de algemene exploitatiekosten van € 1.430,00 met daarnaast een bijdrage in onderhoud en afschrijving van de speeltoestellen (resp. € 5.000,00 en € 2.500,00). De speeltuinverenigingen zijn dus bij de grote    bezuinigingsoperatie in 2007 buiten schot gebleven. Met de hernieuwd    opgelegde taakstellende bezuinigingsopdracht ontkomen we er niet aan dat nu ook kritisch naar deze organisaties gekeken wordt. Twee van de drie speeltuinverenigingen hebben een eigen accommodatie enkunnen naast het waarderingsubsidie tevens, via de investeringsubsidieregeling, al een beroep doen op een aanvullende gemeentelijke financiële impuls. Omdat zij daarnaast ook inkomsten verwerven door verhuur van hun accommodatie aan derden, achten wij het reëel en verdedigbaar de waarderingsubsidie van deze twee speeltuinen naar beneden bij te stellen.’t Spölhuuksken (Aalten Zuid) huurt echter hun onderkomen    van de gemeente en zijn daarnaast beperkt in hun onderverhuurmogelijkheden. Omdat zij dus geen beroep kunnen doen op alternatieve inkomstenbronnen zou korting op hun subsidie in onze ogen onredelijk zijn. Daar sinds 2007 feitelijk geen sprake meer is van exploitatiesubsidies en bij de harmonisatie van het subsidiebeleid bepaald is dat de organisaties zelf verantwoordelijk zijn voor het sluitend krijgen en houden van hun jaarlijkse exploitatie stellen wij voor het voormalige exploitatiedeel in mindering te brengen op de voormalige vaste subsidienorm van 2007. Omdat dit aandeel bij De Ossenkop procentueel een groter deel van de vaste subsidienorm uitmaakt, zou het onverkort doorvoeren hiervan voor deze speeltuin echter negatiever uitvallen dan voor Robbedoes. Rechtsgelijke behandeling noopt ons er dan ook toe daarom deze speeltuin procentueel gelijk te korten als de afname van de subsidie voor Robbedoes. Robbedoes gaat van € 6.400,00 naar € 5.000,00 (-/- 1.400,00, minus 22%). Dit percentage loslatende op de andere speeltuin (€ 3.900,00) levert een nieuwe subsidienorm op van afgerond € 3.000,00. Wij stellen voor deze nieuwe norm in te voeren ingaande 2013. Een andere, meer procedurele dan inhoudelijke, aanleiding voor het neerwaarts bijstellen van het hoogste vaste subsidienorm voor speeltuinen naar maximaal  € 5.000,00 is gelegen in de uitgangspunten van de in februari vastgestelde nieuwe  Algemene Subsidieverordening Gemeente Aalten 2011. Om daadwerkelijk te kunnen spreken van een verantwoording- en bestedingsvrij waarderingsubsidie mag deze volgens de nieuwe ASV 2011 jaarlijks niet hoger zijn dan € 5.000,00. Het neerwaarts bijstellen van de voor Robbedoes van toepassing zijnde subsidienorm is dus overeenkomstig de nieuwe ASV 2011 en de subsidieverlaging wordt in ieder geval deels gecompenseerd door het achterwege kunnen blijven van het jaarlijks verplicht opstellen en indienen van een financiële verantwoording aan de gemeente. Daarmee wordt nu het subsidie ook volledig bestedingsvrij.

    ● Van de gesubsidieerde speeltuinverenigingen wordt verder wel verwacht dat zij: 

    * voldoende geopend zijn, gerelateerd aan schooltijden en vakantieperiodes; 

    * gedurende openstellingtijden zorg dragen voor voldoende gekwalificeerd toezicht;

    * het tot de speeltuinaccommodatie behorende terrein beveiligd houden en voor een pedagogisch verantwoorde inrichting met, overeenkomstig de daarvoor geldende normen, veilige speelvoorzieningen zorgen.

Artikel 3.1.3 Ontwikkelingssamenwerking

  • 1 Doelstelling

    Het door plaatselijk initiatief middels gerichte voorlichting, educatie en activiteiten bijdragen aan:

    • a.

      een grotere bewustwording en beter begrip bij de Aaltense inwoners van mondiale vraagstukken, zoals de problematiek in derde wereldlanden, ontwikkelingssamenwerking, armoedebestrijding en solidariteit;

    • b.

      het vergroten van het inzicht in, begrip van en respect voor de culturele verschillenbinnen de lokale gemeenschap als onderdeel van de multiculturele samenleving.

  • 2 Beleidskader/producten/activiteiten

    Het inrichten en in stand houden van een infrastructuur c.q. platform, welke:

    • 1.

      fungeert als aanspreekpunt en coördinator voor vragen en initiatieven uit de lokale samenleving op het gebied van de (traditionele) ontwikkelingssamenwerking;

    • 2.

      voorlichting geeft over mondiale vraagstukken aan de Aaltense bevolking;

    • 3.

      tijdelijke en/of blijvende koppelingen legt met andere gemeenten of samenlevingsverbanden om zo te komen tot uitwisselingen ter wederzijdse verrijking;

    • 4.

      ontwikkelingsprojecten start of steunt;

    • 5.

      de gemeente gevraagd en ongevraagd in algemene zin adviseert op het beleidsterrein van de ontwikkelingssamenwerking;

    • 6.

      financiële steun biedt aan uit het lokaal initiatief voortkomende projecten met inzet van een jaarlijks van gemeentewege te bepalen budget, voortkomend uit de voorheen beschikbare begrotingsruimte voor internationale samenwerking.

  • 3 Subsidievormen

    1) Budgetsubsidie

  • 4 Subsidiabele organisaties

    1) Stichting Mondiaalten en vervolgens middels tussenkomst en ter beoordeling van deze stichting:

    2) lokale organisaties en initiatieven op het gebied van ontwikkelingssamenwerking.

  • 5 Specifieke voorschriften en beleidsontwikkelingen

    ● In zijn vergadering van 19 april 2011 heeft de gemeenteraad de Beleidsnota internationale samenwerking vastgesteld. Hieruit zijn met betrekking tot het subsidiebeleid een aantal belangrijke wijzigingen voortgevloeid die in deze nieuwe beleidsregel zijn vertaald. Met betrekking tot de zgn. traditionele ontwikkelingssamenwerking zal de Stichting Mondiaalten uitvoering geven aan dit beleidskader volgens de met de gemeente gemaakte afspraken, zoals vastgelegd in een concrete samenwerkingsovereenkomst, ingaande 2012. Onderdelen daarvan zijn:     

    * minimaal 10% van het van gemeentelijke subsidiebudget dient te worden ingezet voor de ontwikkeling van activiteiten gericht op educatie, bevordering van bewustwording en creëren van draagvlak;    * Mondiaalten kan alleen een financiële bijdrage toekennen aan mondiale projecten die voortkomen uit lokaal initiatief of anderszins sterk verbonden zijn met de Aaltense gemeenschap, zodat sprake is van een specifiek Aaltens draagvlak; 

    * Er worden geen structurele verplichtingen tot financiële ondersteuning aangegaan; 

    * Toegekende financiële bijdragen bedragen per project/aanvraag minstens € 150,00 en maximaal € 2.000,00; 

    * Er mag op jaarbasis een beroep gedaan worden op ambtelijke ondersteuning, waaronder deelname aan een coördinerende en adviserende werkgroep;

    ● Deze nieuwe subsidierelatie wordt gefinancierd uit de op overige begrotingsposten op het gebied van internationale samenwerking vrijvallende financiële middelen, waardoor de oorspronkelijke budgetruimte voor de subsidies binnen deze beleidsregel als onderdeel van de te realiseren taakstellende bezuiniging op de subsidiebeleidsregels kunnenworden aangemerkt;

    ● Daar waar noodzakelijk en mogelijk is sprake van samenwerking met collega-organisaties, keten- of netwerkpartners, op lokaal, regionaal, landelijk en evt. internationaal niveau;

    ● De structurele vorm van subsidie ter instandhouding van de Wereldwinkels in Aalten en Dinxperlo komt met ingang van 2012 te vervallen. De landelijke keten van Wereldwinkels functioneert inmiddels binnen het ‘commerciële’ marktsegment van de ‘cadeaushops’, zodanig dat zij niet afhankelijk meer (hoeven te) zijn van financiële    overheidssteun.

Afdeling 3.2 Opgroeien en ontwikkelen

Artikel 3.2.1 Peuterspeelzaalwerk en Speel-o-theekwerk

  • 1 Doelstelling

    • a.

      Het stimuleren van de cognitieve, sociale, emotionele, motorische en creatieve ontwikkeling van peuters van 2½ tot 4 jaar;

    • b.

      Het bieden van stimulerende speelgelegenheid aan peuters in aanvulling op de speelmogelijkheden thuis;

    • c.

      Het bieden van de mogelijkheid tot onderlinge ontmoeting en contact aan peuters en ouders;

    • d.

      Het naast de hiervoor genoemde algemene basisfuncties aanvullend bijdragen aan een gerichte herkenning, signalering en aanpak van ontwikkelingsachterstanden en het op die wijze als voorschoolse voorziening bijdragen aan een sluitende aanpak voor 0-6 jarigen.

  • 2 Activiteiten/beleidskader

    • a.

      Het aanbieden van regulier peuterspeelzaalwerk;

    • b.

      Het ontwikkelen en uitvoeren van activiteiten die beogen de taalontwikkeling vanpeuters extra te stimuleren, één en ander in overeenstemming met het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (OAB);

    • c.

      Het ontwikkelen en uitvoeren van activiteiten die beogen op een zo preventief mogelijke wijze ontwikkelingsachterstanden bij peuters te herkennen en te bestrijden, één en ander in overeenstemming met het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (OAB);

    • d.

      Het uitlenen van spel- en ontwikkelingsmateriaal aan kinderen en/of instellingen, alsmede het adviseren van ouders/begeleiders.

  • 3 Subsidievormen

    1) Budgetsubsidie

    2) Waarderingsubsidie

  • 4 Subsidiabele organisaties

    1) Peuterspeelzaalorganisaties

    2) Zelfstandige organisaties voor speel-o-theekwerk

  • 5 Specifieke voorschriften

    ● De ingezette harmonisatie van het subsidiebeleid ten aanzien van de drie peuterspeelzaalorganisaties in onze gemeente zal moeten worden vertaald in nieuwe meerjarige budgetsubsidieovereenkomsten;

    ● Het toewerken naar een verdere schaalvergroting blijft hierbij beleidsmatig uitgangspunt;

    ● De Wet OKE (Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie) is gericht op het creëren van een veilige en stimulerende omgeving voor jonge kinderen in peuterspeelzalen en kinderdagverblijven, waarbij de medewerkers in staat zijn om een risico op een ontwikkelingachterstand te signaleren en effectief aan te pakken. Inmiddels heeft dit geleid tot een wijziging van de Wet kinderopvang in de “Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen”. Zodra de op peuterspeelzalen van toepassing zijnde artikelen in werking treden zal er voor de    peuterspeelzalen een gelijkluidend traject van registratie, toezicht en handhaving op basis van een landelijke kader van kwaliteitseisen gaan gelden als nu reeds voor de kinderopvang het geval is. Afhankelijk van de financieringswijze welke van rijkswege hieraan wordt gekoppeld, kan dit mogelijk dus ook gevolgen hebben voor het gemeentelijk subsidiebeleid;

    ● Bij de financiering van het peuterspeelzaalwerk zal een goede afstemming plaats moeten vinden tussen de reguliere subsidieverstrekking op basis van deze subsidiebeleidsregels en de budgetovereenkomsten en de periodiek van het rijkontvangen VVE-gelden;

    ● Vereisten waaraan de peuterspeelzalen op grond van de Wet OKE (en het gemeentelijk Uitvoeringsplan Onderwijsachterstanden 2011-2014) in ieder geval moeten voldoen zijn: 

    * Maximale groepsgrootte van 16 peuters; 

    * Eén leidster op maximaal acht kinderen; 

    * Minimaal één beroepskracht met opleidingsniveau PW-3 of equivalent, conform CAO; 

    * Minimaal twee professionele beroepskrachten op een VVEpeutergroep met (na)scholing in het werken met VVE-programma’s;

    * Doelgroepkinderen worden minimaal 4 dagdelen of 10 uur per week voorschoolse educatie aangeboden; 

    * Deelname aan OAB overleg- en netwerkstructuren in het kader van de organisatie van de doorlopende lijn van voor- naar naschoolse educatie;

    ● Waarderingsubsidie aan speel-o-theekorganisaties wordt verstrekt in de vorm vaneen vast bedrag van € 856,00. De speel-o-theek Bambi beoogt haar huisvesting te realiseren in de centraal gelegen       accommodatie van de Bibliotheek De Achterhoekse Poort in Aalten- dorp. Met de gemeente zijn deze twee samenwerkingspartners nog in overleg over het ontbrekende deel van de dekking van de inrichting- en verhuiskosten. Het is mogelijk dat ter financiering van deze kosten ook een deel van het waarderingssubsidie van de speel-o-theek voor de nieuwe subsidieperiode wordt ingezet.

Artikel 3.2.2 Kinder- en jeugdwerk

  • 1 Doelstelling

    Het vanuit het georganiseerd vrijwillig jeugdwerk middels een structureel, algemeen toegankelijk, aanbod aan activiteiten, gericht op ontspanning, ontmoeting, ontwikkeling en ontplooiing van kinderen en jongeren van 6 tot ca. 19 jaar, bijdragen aan:

    • a.

      de totstandkoming en instandhouding van een gezonde, stimulerende, pedagogische en sociaal stabiele omgeving, waarin jongeren opgroeien;

    • b.

      het, zowel op individueel als collectief niveau, omgevingsbewust en sociaalvaardig maken van jongeren.

  • 2 Activiteiten/beleidskadera)

    • a.

      Laagdrempelige activiteiten op het gebied van informatie en voorlichting, recreatie,  sport, spel en sociaal cultureel werk, opvang en ontmoeting, uitgaande van de wensen en behoeften van de jeugd zelf;

    • b.

      Het bevorderen van vrijwilligerswerk voor jongeren in het algemeen en door jongeren in het bijzonder;

    • c.

      Het in groepsverband uitvoeren van activiteiten voor kinderen in de basisschoolleeftijd tijdens de schoolvakanties.

  • 3 Subsidievormen

    1) Waarderingsubsidie

    2) Investeringsubsidie (zie hoofdstuk 5)

  • 4 Subsidiabele organisaties

    1) Jongerencentra

    2) Organisaties voor jeugd(club)werk

  • 5 Specifieke voorschriften

    ● Daar waar vanzelfsprekend, gevraagd of noodzakelijk geacht wordt afstemming en samenwerking gezocht en met collega-organisaties, keten- of netwerkpartners;

    ● Waarderingsubsidie wordt verstrekt in de vorm van een vaste bijdrage van € 1.000,00; Tot en met 2010 werden nog verschillende normen op basis van historische subsidieafspraken van voor de gemeentelijke herindeling gehanteerd. De uitgangspunten van de    nieuwe subsidiesystematiek (besteding- en verantwoordingsvrij subsidie losstaand van de exploitatieomvang) geeft aanleiding tot verdere harmonisatie van deze normen. Jeugdinstuif De Boemerang in Bredevoort blijft op het huidige subsidiebedrag van € 150,00gehandhaafd;

    ● De activiteiten worden verricht onder deskundige leiding in groep- en/of clubverband.

Artikel 3.2.3 Jeugdgezondheidszorg

  • 1 Doelstelling

    Het beschermen en bevorderen van de lichamelijke, cognitieve, sociale en geestelijke gezondheid van de jeugd van 0 tot 19 jaar.

  • 2 Activiteiten/beleidskadera)

    • a.

      Basistakenpakket 0 tot 4 jarigen: 

      De jeugdverpleegkundige brengt een huisbezoek aan elk pasgeboren kind tussen de 10de en 14de dag na de geboorte. In de vier jaren daarna bezoekt ieder kind minimaal 15 keer het consultatiebureau, waar de groei, lichamelijke, psychomotorische en sociaal-emotionele ontwikkeling wordt gevolgd. De gehoortest wordt afgenomen en het vaccinatieprogramma wordt uitgevoerd.De ouders ontvangen voorlichting, advies en begeleiding wat betreft voeding, verzorging, opvoeding en ontwikkeling. Er bestaat daarnaast voor ouders de mogelijkheid gebruik te maken van een inloopspreekuur bij de jeugdverpleegkundige, de opvoedtelefoon en opvoedingsondersteuning via bijvoorbeeld kortdurende Home-Start, algemene ouderinformatie-avonden en (opvoed)cursussen. Indien extra zorg noodzakelijk wordt geacht kan een indicatiehuisbezoek plaatsvinden. Desgewenst wordt daarbij samengewerkt of doorverwezen naar andere voorliggende voorzieningen (huisarts, diëtist, logopedist, AMW, kinderfysiotherapie, AMK, Bureau Jeugdzorg, VVE-programma’s, etc);

    • b.

      Basistakenpakket 4 tot 19-jarigen:  

      Alle kinderen worden gedurende hun schoolloopbaan uitgenodigd voor vier standaardonderzoeken: logopedische screening (5 jaar); Periodiek Geneeskundig  Onderzoek (PGO) (op 5, 11 en 14-jarige leeftijd), desnoods gevolgd door een vervolgonderzoek en eventueel doorverwijzing naar externe hulpverleners;

    • c.

      Maatwerk:  

      Op basis van specifieke lokale wensen en behoeften c.q. gesignaleerde problemen kunnen, naast het voor elk kind en elke ouder beschikbare pakket, met dejeugdgezondheidsorganisaties aanvullende activiteiten afgesproken worden.

  • 3 Subsidievormen

    Budgetsubsidie

  • 4 Subsidiabele organisaties

    1) Thuiszorgorganisatie (m.n. consultatiebureau) (0 tot 4-jarigen)

    2) GGD (5 tot 19-jarigen)

  • 5 Specifieke voorschriften

    ● Jeugdgezondheidszorg moet aansluiten op het algemene jeugdbeleid, gezondheidsbeleid  en de jeugdzorg (horizontale integratie). De basis voor de uitvoering van de JGZ is samenwerking met andere partners in het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Het CJG heeft, onder meer middels het gestructureerde overleg in het clustertrekkerteam (CTT),    als taak de huidige opvoed- en opgroeiondersteuning (verder) te verbinden, te verbeteren en te versterken. De JGZ-organisaties vormen hierin twee van de zes kernpartners.

    ● De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van de meerjarenbegroting 2011-2014 bepaald dat er op het budget voor het maatwerkpakket binnen de jeugdgezondheidszorg ingaande 2011 een structurele bezuiniging gerealiseerd dient te worden van € 10.000,00. Deze    bezuiniging is al in de begrotingscijfers verwerkt. Door ingaande 2012 het maatwerkpakket van zowel Yunio als de GGD-Gelre IJssel resp. af te slanken en te beëindigen en de financiële bijdrage aan de deelname van de jeugdarts van de GGD aan het Zorg Advies Team in het (voortgezet) onderwijs stop te zetten is deze bezuiniging volledig    gerealiseerd.

Artikel 3.2.4 Overlast van (hang)jongeren en jeugdcriminaliteit

  • 1 Doelstelling

    Het zo preventief mogelijk op een outreachende, deskundige en vasthoudende wijze , en in samenspraak , overleg en afstemming met netwerkpartners, verlenen van ambulante hulpverlening voor jongeren van 12-18 jaar met hinderlijk en/of zorgwekkend gedrag, door:

    • -

      hinderlijk en normoverschrijdend gedrag van (groepen) jongeren in allerlei maatschappelijke verbanden en in de openbare ruimte te beperken;

    • -

      de jongere(n) maatschappelijk geaccepteerd gedrag in gezin, school en vrije tijd aante leren;

    • -

      te bevorderen dat jongeren kansen krijgen en grijpen om zich adequaat te bewegen in de maatschappij;

    • -

      te voorkomen dat jongeren ‘afglijden’;

    • -

      daar waar nodig jongeren en ouders/opvoeders te motiveren voor en toe te leiden naar (geïndiceerde) vervolghulp;

    • -

      opvoedingsvaardigheden van ouders/opvoeders te versterken en de gezinshiërarchie te helpen herstellen.

  • 2 Activiteiten/beleidskader

    Het JEKK (Jeugd en kleine kriminaliteit) van Lindenhout organiseert methodisch, en in samenwerking met en aanvullend op bestaande voorzieningen, de volgende activiteiten:

    • a.

      preventieprojecten en overlastbemiddeling;

    • b.

      ongeïndiceerde hulpverlening van maximaal 6 weken onder de verantwoordelijkheid van het CJG, indien noodzakelijk gericht op motivatie voor en toeleiding naar een geschikte vorm van vervolghulpverlening ;

    • c.

      afstemmingsoverleg met het lokale professionele en vrijwillige jongerenwerk;

    • d.

      deelname aan de (interne) zorgteams binnen het (voortgezet) onderwijs;

    • e.

      integrale samenwerking met de netwerkpartners (school, leerplicht, jongerenwerk en politie) via het zogenaamde ‘preventieoverleg’;

    • f.

      Lindenhout maakt als kernpartner deel uti van het Aaltens CJG, partcipeert binnen het clustertrekkerteam (CTT) en levert hiervoor vanuit haar organisatie een clustertrekker. Middels de HALT-afdoening (het alternatief) wordt ook de mogelijkheid geboden aan de jeugdige, om in plaats van een strafrechtelijke vervolging (en derhalve zonder registratie in het justitiële circuit), de schade die hij/zij teweeg heeft gebracht te vergoeden door middel van een (gedeeltelijke) financiële vergoeding en/of het verrichten van herstelwerkzaamheden. Tevens worden ook preventieve voorlichtingsactiviteiten voor maatschappelijke organisaties (met name scholen) georganiseerd. Ook wordt aansluiting gezocht bij de jeugdzorg, als onderdeel van de algemene zorg voor leefbaarheid en veiligheid, zoals ontwikkeld door de politie. 

  • 3 Subsidievormen

    1) Budgetsubsidie

  • 4 Subsidiabele organisaties

    1) Lindenhout, JEKK

    2) HALT Gelderland

  • 5 Specifieke voorschriften

    ● De gemeente Aalten beschikt over een structurele JEKK-formatie van 36 uur, waarvan zij zelf 14,4 uur financiert.

    ● De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van de meerjarenbegroting 2011-2014 bepaald dat er op het budget voor HALT ingaande 2012 een structurele bezuiniging gerealiseerd dient te worden van € 5.000,00. Als hiervoor geen alternatieve financiering gevonden kan worden, zal dit een versobering van het activiteitenpakket betekenen.

    ● JEKK en HALT moet aansluiten op het algemene jeugdbeleid, gezondheidsbeleid en de jeugdzorg (horizontale integratie). De basis voor de uitvoering van het JEKK en HALT is samenwerking met andere partners in het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Het CJG heeft als taak de huidige opvoed- en opgroeiondersteuning (verder) te verbinden, te verbeteren en te versterken. Lindenhout vormt hierin één van de zes kernpartners.

Afdeling 3.3 Informeren, signaleren en ondersteunen

Artikel 3.3.1 Professioneel welzijnswerk

  • 1 Doelstelling

    Via ontwikkeling en uitvoering van de diverse te onderscheiden werksoorten binnen het professioneel welzijnswerk (w.o. sociaal cultureel werk, opbouwwerk, jeugd- en jongerenwerk, straathoekwerk, vrijwilligerswerk) op een professionele, initiatiefrijke, creatieve, flexibele, stimulerende, doelgerichte en vraagverhelderende wijze bijdragen aan:

    • a.

      het versterken en verbreden van de mogelijkheden voor burgers om, zo veel mogelijk op eigen kracht, volwaardig deel te nemen aan de samenleving, zich te ontplooien en zo maatschappelijke achterstand te voorkomen dan wel te bestrijden;

    • b.

      het versterken van sociale samenhang, onderlinge betrokkenheid en actiefburgerschap van individuele burgers als van te onderscheiden groepen van inwoners en daarmee vergroten van het zelforganiserend vermogen;

    • c.

      het bevorderen van de bewustwording rond de verantwoordelijkheid van individuele personen en groepen van personen voor medebewoners en samenleving, waardoor zij in staat zijn zorg te dragen voor elkaar en voor het woon-, leef- en werkklimaat;

    • d.

      het tijdig signaleren en zo veel mogelijk voorkomen van (dreigende) sociale uitsluiting.

  • 2 Activiteiten/beleidskader

    Dit dient te worden bereikt door:

    • a.

      vanuit een preventief oogpunt, zorg te dragen voor de instandhouding en bereikbaarheid van elementaire basisfuncties als opvang, ontmoeting, ontspanning en ontplooiing voor individuele of groepen van personen op het terrein van het brede welzijnswerk;

    • b.

      indien daarvoor noodzakelijk het instandhouden en exploiteren van (eigen) accommodaties;

    • c.

      acute en/of nieuwe problemen m.b.t. maatschappelijke participatie van groepen of individuen tijdig te signaleren en deze op een creatieve wijze aan te pakken;

    • d.

      vrijwilligerswerk te helpen organiseren en te promoten;

    • e.

      het ondersteunen en begeleiden van vraag en aanbod ten behoeve van mantelzorg en vrijwillige inzet in de lokale samenleving;

    • f.

      geven van informatie , advies en hulp aan individuen, groepen en instanties.Daarbij staat dan centraal:

      1) de vraag en behoefte van de burgers , met speciale aandacht voor de vraag achter de vraag;

      2) een vraaggestuurde in plaats van een aanbodgerichte werkwijze;

      3) de betrokkenheid van de burgers bij de totstandkoming en uitvoering van het beleid: zoveel mogelijk inzet van vrijwilligers onder coördinatie van de beroepskracht;

      4) outreachende en vindplaatsgerichte aanpak;

      5) de samenwerking met en tussen de betrokken relevante (vrijwillige) organisaties;

      6) een integrale aansturing door de gemeente; en

      7) het verkrijgen van meer en beter meetbare resultaten bij de uitvoering van het beleid;

      8) hierbij in eerste instantie zoveel mogelijk speciale aandacht uit te laten gaan naar de specifieke doelgroepen: jeugd en jongeren, senioren en vrijwilligers. 

  • 3 Subsidievormen

    1) Budgetsubsidie

  • 4 Subsidiabele organisaties

    1) Stichting Figulus Welzijn Aalten-Dinxperlo

  • 5 Specifieke voorschriften

    ● Sinds begin maart 2011 is de sectie sociaal cultureel werk van de Stichting voor Maatschappelijk Welzijn te Dinxperlo overgedragen aan de Stichting voor Sociaal Cultureel Werk in de gemeente Aalten. Laatstgenoemde stichting gaat als brede welzijnsinstelling verder onder de nieuwe statutaire naam: “Stichting Figulus Welzijn Aalten – Dinxperlo”. Hiermee is op organisatorisch niveau een duidelijke en    belangrijke eerste stap gezet naar een verdere professionalisering van het sociaal culturele werk in onze gemeente. Met de benoeming van een (24-uurs) directeur en een geleidelijke uitbreiding van de totale beroepsformatie (naar in principe 2 fulltime formatieplaatsen per kern (Aalten en Dinxperlo) wordt de stichting ook in staat gesteldzich voor te bereiden en toe te werken naar haar nieuwe doel- en taakstellingen;

    ● Op basis van een (gezamenlijke) analyse van de lokale sociale structuur zal duidelijk moeten worden welke prestaties en activiteiten, zowel preventief als curatief, de Stichting Figulus Welzijn Aalten-Dinxperlo vanuit de gemeentelijke beleidsdoelstellingen met inzet van gemeentelijke subsidiegelden zal moeten realiseren in de komende periode. Er zal overeenstemming moeten worden bereikt over het hiervoor beschikbaar te stellen subsidiebudget. Dit betekent dus dat met deze stichting een nieuwe concrete budgetovereenkomst dient te worden afgesloten. Zowel de stichting als de gemeente is zich op dit moment hierop aan het oriënteren, hetgeen in een gezamenlijk proces zal moetenleiden tot een soort ‘welzijnsbestek’;

    ● De innovatie van (zo veel mogelijk laagdrempelige en algemeen toegankelijke) voorzieningen en activiteiten moet voor een belangrijk deel in samenwerking met de betrokken aanbieders tot stand komen. Figulus Welzijn heeft, mede als belangrijke ketenpartner (en mogelijk toekomstig kernpartner) binnen het Centrum voor Jeugd en gezin, een centrale rol in de totstandkoming en instandhouding van de contacten tussen de betrokken organisaties en hun doelgroep en met name de organisaties onderling. Hieruit voortvloeiende signalen moeten gezamenlijk kunnen worden vertaald naar passende en    desgewenst nieuwe oplossingen.

Artikel 3.3.2 Belangenbehartiging, ondersteuning, advisering van kwetsbare groepen

  • 1 Doelstelling

    Het, middels een samenhangend geheel van activiteiten, ondersteuning, algemene collectieve en individuele voorzieningen, aangeboden door met name vrijwilligersorganisaties, bevorderen van de zelfredzaamheid van inwoners, met name die met verstandelijke, psychische of fysieke beperkingen (van chronische of acute aard), waardoor:

    • a.

      zij in staat zijn de regie en verantwoordelijkheid over hun eigen leven en maatschappelijk functioneren te dragen;

    • b.

      zij zo lang en zo zelfstandig mogelijk in hun vertrouwde omgeving kunnen (blijven) functioneren;

    • c.

      hun gezondheid wordt bestendigd en zo mogelijk verbetert;

    • d.

      hun kansen op een zo gelijkwaardige mogelijke deelname aan de sociale en maatschappelijke samenleving in stand wordt gehouden of daar waar nodig vergroot.

  • 2 Activiteiten/beleidskader

    • 1.

      Sociaal-culturele activiteiten gericht op ontspanning en ontmoeting;

    • 2.

      Educatieve en culturele activiteiten gericht op persoonlijke en sociale ontplooiing;

    • 3.

      Belangenbehartiging en advisering;

    • 4.

      Signaleren en bestrijden van sociaal isolement;

    • 5.

      Het vorm geven aan burger- en bestuurlijke participatie in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), door middel van het uitbrengen van gevraagd en ongevraagd advies over het beleid op de diverse prestatievelden binnen de Wmo.

  • 3 Subsidievormen

    1) Waarderingsubsidie

  • 4 Subsidiabele organisaties

    1) Ouderbonden/ouderenorganisaties

    2) Senioren- en zorgsoos

    3) Adviesraden en belangenorganisaties

  • 5 Specifieke voorschriften

    ● Waarderingsubsidie wordt verstrekt volgens de volgende normen:

    * een vast bedrag van € 250,00;

    * een vast bedrag, gebaseerd op historische exploitatieresultaten.

    ● Het subsidie dat voorheen naar de (inmiddels) Stichting Figulus Welzijn Aalten-Dinxperlo ging voor het organiseren van het avondonderwijs voor bewoners van de gezinsvervangende tehuizen, maakt nu integraal onderdeel uit van het budgetsubsidie en de daaraan ten grondslag liggende onderhandelingen over een budgetsubsidiecontract.

    ● Daar waar mogelijk zal bij de dekking van deze structurele subsidiebedragen zo veel gebruik gemaakt worden van overige voorliggende financiële mogelijkheden. Hierbij dient met name gedacht te worden aan de compensatie-uitkering die de gemeente op grond van de Wmo in het kader van de pakketmaatregelen AWBZ met name voor de uitvoering van de functie psychosociale begeleiding in het gemeentefonds gestort krijgt.

Afdeling 3.4 Meedoen makkelijker maken, sociale en culturele beleving

Paragraaf 3.4.1 Sport

Artikel 3.4.1.1 Sportaccommodaties
  • 1 Doelstelling

    De persoonlijke en collectieve fysieke en psychische gezondheid verbeteren en participatie aan en integratie binnen de lokale samenleving van de inwoners bevorderen door middel van het randvoorwaardelijk mogelijk maken van een gevarieerd, toegankelijk en kwalitatief goed aanbod aan accommodaties voor binnen- en buitensportactiviteiten.

  • 2 Activiteiten/beleidskader

    Het beheren, exploiteren en onderhouden van sportaccommodaties in de gemeente Aalten door andere partijen dan de gemeente zelf, waarbij geen sprake is van (gehele of gedeeltelijke) privatisering.

  • 3 Subsidievormen

    • 1)

      Budgetsubsidie

    • 2)

      Investeringsubsidie

  • 4 Subsidiabele organisaties

    • 1)

      (Boven-)Lokale marktpartijen op het gebied van exploitatie en beheer van sportfaciliteiten;

    • 2)

      Onderwijsorganisaties indien er sprake is van gecombineerd school- en verenigingsgebruik van een sporthal of –zaal geïntegreerd in de onderwijsvoorziening;

    • 3)

      Buitensportverenigingen met eigen kleed- en doucheruimten.

  • 5 Specifieke voorschriften

    ● Gemeentelijke financiering vindt in principe plaats via gezamenlijk af te sluiten (meerjarige) overeenkomsten met betrekking tot huur en/of exploitatie en subsidiëring.

    ● Er is met betrekking tot het gemeentelijk zwembad ’t Walfort een huur-, exploitatie- en subsidieovereenkomst afgesloten met Optisport Exploitaties B.V. tot uiterlijk eind 2011. De gemeenteraad heeft zijn voorkeur uitgesproken voor het overdragen van het eigendom van het gemeentelijk zwembad ’t Walfort aan een externe marktpartij, waarbij    vervolgens in de vorm van een budgetovereenkomst afspraken worden gemaakt over het inkopen van een maatschappelijk zwempakket. Deze maatregelen zouden ingaande 2012 een bezuiniging op moeten leveren van ca. € 209.000,00, hetgeen reeds in de meerjarenbegroting is verwerkt. Er wordt gewerkt aan een hiervoor noodzakelijke    aanbestedingsprocedure. De uitkomst hiervan is nog onbekend.

    ● Met de vaststelling van de sportnota ‘Sport leeft’ heeft de gemeenteraad besloten dat de taken van de Sport- en Recreatiestichting Dinxperlo met betrekking tot het beheer en    onderhoud van de gemeentelijke binnen- en buitensportaccommodaties in Dinxperlo  dienen te worden overgeheveld naar de gemeente zelf, waarna de stichting formeelingaande 1 januari 2012 opgeheven kan worden. Tegelijkertijd dient van gemeentewege de oprichting van een zelfstandige gemeentebrede sportraad te worden geïnitieerd. Beoogde ingangsdatum is september 2011.

    ● Afgevraagd kan worden of de gemeentelijke financiële bijdragen aan de onderwijsorganisaties ter vergoeding van het door hen verzorgde beheer van een sportaccommodatie voor verenigingen formeel volledig aan de wettelijke definitie van een subsidie voldoen. Toch hebben wij besloten de uit deze afspraken voortvloeiende geldstromen in de beleidsregels te benoemen.Naast inzicht in de hieruit voortvloeiende    financiële consequenties geldt hiervoor als reden dat daarmee een overzichtelijke aanvraag- en verantwoordingsprocedure ontstaat;

    ● Buitensportverenigingen die op van de gemeente gehuurde buitensportcomplexen een eigen club- en kleedaccommodatie bezitten betalen overeenkomstig de nota huurtarieven in de sport een aangepast huurtarief (korting 55%). Daarnaast komen zij in aanmerking    voor een investeringsubsidie volgens de incidentele investeringsubsidieregeling voor de kosten van renovatie en uitbreiding van kleed- en doucheruimten (incl. sanitair).

Artikel 3.4.1.2 Sportbeoefening, -stimulering en -ondersteuning
  • 1 Doelstelling

    De persoonlijke en collectieve fysieke en psychische gezondheid verbeteren en participatie aan en integratie binnen de lokale samenleving van de inwoners bevorderen door middel van het subsidietechnisch waarderen van een gevarieerd, toegankelijk en kwalitatief goed aanbod aan sportactiviteiten in verenigingsverband, waarbij sprake is van een goede en breed gedragen structurele vorm van verenigingsondersteuning.

  • 2 Activiteiten/beleidskader

    • 1)

      Het ontwikkelen, organiseren en uitvoeren van een zo variabel mogelijk aanbod aan (recreatieve) sportieve activiteiten, waarbij de gemeente het van belang acht dat verenigingen met name aandacht hebben voor de stimulering van sportbeoefening door de doelgroepen (school)jeugd, ouderen en gehandicapten.

    • 2)

      Verenigingsondersteuning en deskundigheidsbevorderingen, het geven van gevraagd en ongevraagd advies aan de gemeente over sportgerelateerde onderwerpen, sportstimulering en bevordering van lokale, regionale en internationale samenwerking op het gebied van bewegingsactiviteiten.

  • 3 Subsidievormen

    • 1)

      Waarderingsubsidie

    • 2)

      Budgetsubsidie

  • 4 Subsidiabele organisaties

    • 1)

      Sportverenigingen

    • 2)

      Lokale organisaties ter bevordering van schoolsport

    • 3)

      Meer Bewegen voor Ouderen

    • 4)

      Sport(advies)raad

  • 5 Specifieke voorschriften

    ● Waarderingsubsidie wordt verstrekt aan verenigingen, die aan kunnen tonen dat zij een landelijk erkende officiële tak van sport uitoefenen, door middel van een vast bedrag van € 250,00 vermeerderd met € 5,00 per actief jeugdlid.

    ● Waarderingsubsidie wordt verstrekt voor gehandicaptensportverenigingen door middel van: een bijdrage van € 40,00 per uit de gemeente Aalten afkomstig lid. Voor de gehandicaptensportverenigingen geldt een vrijstelling van de verplichting dat een niet lokale vereniging minimaal 30% uit Aaltense leden dient te bestaan om voor subsidie in aanmerking te komen.

    ● Verenigingen komen in principe slechts voor één van deze vormen in aanmerking. Om die reden komt het vaste basisbedrag van € 250,00 dat DOK Juliana Gehandicaptensport naast de bijdrage per lid als plaatselijke vereniging ontving per 2012 te vervallen.

    ● Algemene sportverenigingen die aan kunnen tonen dat zij specifieke sportactiviteiten organiseren voor gehandicapte leden in de vorm van een op zich zelf staand zelfstandig onderdeel van de vereniging, kunnen ook in aanmerking komen voor een bijdrage van € 40,00 per lid van dit specifieke onderdeel. Voor zover het daarbij jeugdleden betreft vervalt alsdan het onderdeel jeugdlidsubsidie.

    ● Voor sportverenigingen gelden de algemene subsidiecriteria bij zogenaamde omni-verenigingen.

    ● De sportverenigingen dienen bij voorkeur aangesloten te zijn bij een landelijke    of regionale (koepel)organisatie op het terrein van de sport.

    ● De structurele activiteiten van de Sportcommissies Basisscholen in Aalten en Dinxperlo worden gesubsidieerd via een vast bedrag van resp. € 1.200,00 en € 600,00; overige aanvragen voor subsidiëring van schoolsportactiviteiten zullen worden beoordeeld volgens de normen van het incidentele projectsubsidie.

    ● IJsverenigingen komen, mede gelet op het grote ledenaantal gerelateerd aan de lage lidmaatschapkosten en de beperkte openstelling en onderhoudskosten, ingaande 2012 alleen nog in aanmerking voor het algemene basissubsidie van maximaal € 250,00. De subsidievoorwaarde dat er daarvoor op hun ijsbaan per seizoen    minimaal twee dagen geschaatst moet kunnen worden komt daarbij te vervallen.

    ● De verenigingen zijn verantwoordelijk voor het aanwezig zijn van deskundige leiding.

    ● Het subsidie dat voorheen naar de (inmiddels) Stichting Figulus Welzijn Aalten-Dinxperlo) ging voor het organiseren van het MBvO (en het daarbij behorende werkgeverschap van de betrokken leidsters), maakt nu integraal onderdeel uit van het budgetsubsidie, en de    daaraan ten grondslag liggende onderhandelingen over een budgetsubsidiecontract (zie 3.3.1).

    ● Met de vaststelling van de Sportnota “Sport leeft” heeft de gemeenteraad besloten dat de gemeente het initiatief neemt tot de oprichting van een gemeentebrede sportraad. Deze dient in overleg met alle direct betrokken verenigingen en instellingen, in 2011 nader vorm    te krijgen. In dat kader zullen ook afspraken gemaakt worden over het van gemeentewege beschikbaar te stellen subsidiebudget. In de aanloop- en startfase kunnen deze kosten nog worden opgevangen met een incidentele bijdrage van € 22.500,00 op grond van deRegeling “Sport lokaal samen” van de Vereniging Sport en Gemeenten.

Paragraaf 3.4.2 Bibliotheekwerk

Artikel 3.4.2.1 Bibliotheek
  • 1 Doelstelling

    Het door middel van de uitvoering van de kernfuncties ‘leesbevordering’ en ‘informatieverwerking’ op een meetbare wijze in een duidelijke netwerkomgeving bijdragen aan:

    • a)

      de bestrijding van taalachterstanden en laaggeletterdheid, met bijzondere aandacht voor de verbetering van de leesvaardigheid en woordenschat bij kinderen in de voorschoolse en basisschoolleeftijd;

    • b)

      bevorderen van het cultureel en literair bewustzijn en de mediawijsheid van de  burgers, waarmee:

      * de zelfredzaamheid en participatie van burgers wordt bevorderd door het uitgebreid beschikbaar stellen van informatie en ondersteuning bij het vaardig,  bewust en veilig omgaan met digitale informatiebronnen en ict die burgers gebruiken bij vrijetijdsbesteding, maatschappelijke oriëntatie, participatie en       bewustwording, hulpvragen en zelfstudie;

      * de leefbaarheid, zoals die door burgers wordt ervaren, ook in de dorpskernen,  wordt bevorderd middels deelname binnen vormen van multifunctionele accommodaties.

  • 2 Activiteiten/beleidskader

    • 1)

      Onderhouden en ter beschikking stellen van een (basis)collectie van literatuur, lectuur, fysieke en digitale informatie, afgestemd op het verzorgingsgebied en die in aard en omvang voldoet aan de eisen en wensen van de gebruikers;

      Het in samenwerking met andere organisaties toegang bieden tot en bemiddelen bij het verkrijgen van literatuur en overige fysieke en digitale overheid- en maatschappelijke informatie;

    • 3)

      Beschikbaar stellen van specifieke collecties literatuur, lectuur en informatie voor specifiek doelgroepen (jongeren, leesgehandicapten en laaggeletterden);

    • 4)

      Organiseren van leesbevorderingsactiviteiten en tentoonstellingen;

    • 5)

      Ondersteunen van voorschoolse voorzieningen, basis- en voortgezet onderwijs op het gebied van taalontwikkeling, technisch en begrijpend lezen en jeugdliteratuur;

    • 6)

      Onderhouden en ter beschikking stellen van thema- en projectcollecties;

    • 7)

      Mediacollecties voor 0-4 jaar en opvoeders en ‘doorlopende leeslijn’ voor jeugd van 0-18 jaar;

    • 8)

      Mediacollecties ter ondersteuning van de bestrijding van laaggeletterdheid enbevorderen van inburgering;

    • 9)

      Bieden van toegang tot digitale informatie en zoekmachines voor het onderwijs;

    • 10)

      Studiefaciliteiten en –ruimte, collectie voor volwassenen;

    • 11)

      Ontwikkelen zoekvaardigheden en media-educatie.

    • 12)

      7x24 uurs digitale (selfservice) diensten via internet en bibliotheekportal.

  • 3 Subsidievormen

    • 1)

      Budgetsubsidie

    • 2)

      Waarderingsubsidie

  • 4 Subsidiabele organisaties

    • 1)

      Basisbibliotheek

    • 2)

      Buurtschapbibliotheekvoorzieningen

  • 5 Specifieke voorschriften

    ● Subsidiëring vindt plaats overeenkomstig een meerjarig af te sluiten    convenant (2012-2015).

    ● De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van de meerjarenbegroting 2011-2014 bepaald dat er op het budget voor het bibliotheekwerk een structurele bezuiniging gerealiseerd dient te worden van € 25.000,00.

    ● De bibliotheekvoorziening vervult geen solitaire lokale functie meer, maar wordt uitgeoefend door de bibliotheek in samenwerking met collega-organisaties, onderwijs en andere (netwerk)partners op lokaal, regionaal, provinciaal niveau en binnen een landelijk stelsel. De rol van de bibliotheek verschuift van een algemene bibliotheekvoorziening met nadruk op gebouwen naar een voorziening met de nadruk op specifieke doelgroep- en vindplaatsgerichte diensten (bijv. basisscholen en internet).

    ● Waarderingsubsidie voor bibliotheekvoorzieningen in de buurtschappen wordt verstrekt middels een vast bedrag van € 250,00.

Paragraaf 3.4.3 Kunst, cultuur en recreatie

Artikel 3.4.3.1 Kunsteducatie en culturele vorming
  • 1 Doelstelling

    Het bijdragen aan de sociaal-maatschappelijke en culturele vorming van de jeugd middels:

    • a)

      het verzorgen van erkend onderwijs in muziek, dans en overige uitingen van kunst en cultuur;

    • b)

      binnen- en buitenschoolse kunstzinnige vorming in het primair onderwijs in de vorm van actieve, receptieve en reflectieve cultuureducatie;

    • c)

      het stimuleren van samenwerking tussen het onderwijs en de (lokale) kunst- en cultuurinstellingen en individuele kunstenaars.

  • 2 Activiteiten/beleidskader

    • a)

      Het verzorgen van algemene muzikale vorming, oriëntatiejaar, ballet, instrumentaal en vocaal onderwijs;

    • b)

      Eén en ander overeenkomstig het Raamleerplan van het Ministerie van VWS;

    • c)

      Vraaggerichte kostendekkende (korte) cursussen en workshops, w.o. GRID;

    • d)

      Het organiseren van programmatische activiteiten gericht op kunstzinnige vorming binnen het (basis- en speciaal)onderwijs met als doel kennismaking van de schooljeugd met de diverse te onderscheiden kunstdisciplines: beeldend, audiovisueel, muziek, dans, drama, literair en cultureel erfgoed.

  • 3 Subsidievormen

    • 1)

      Budgetsubsidie

    • 2)

      Waarderingsubsidie

  • 4 Subsidiabele organisaties

    • 1)

      Kunsteducatie-instellingen/muziekscholen

    • 2)

      Commissies Culturele Vorming Schooljeugd

  • 5 Specifieke voorschriften

    ● De subsidiëring vindt plaats op grond van budgetsubsidieovereenkomsten. De huidige budgetafspraken eindigen per 31 december 2011.

    ● De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van de meerjarenbegroting 2011-2014 bepaald dat er op het budget voor het muziekonderwijs een structurele bezuiniging gerealiseerd dient te worden van € 5.000,00 in 2012, oplopend tot € 15.000 in 2013 en € 25.000,00 in 2014.

    ● Om ondanks deze noodzakelijke bezuinigingen muziekonderwijs in stand te houden wordt het belangrijk geacht dat muziekscholen en muziekverenigingen een gezamenlijke visie en ideeën voor de toekomstige jaren ontwikkelen. Mede aanleiding hiertoe was een initiatief voor een interne hafa-opleiding bij (enkele)    muziekverenigingen zelf via inhuur van zzp-muziekdocenten op locatie. Voor het gezamenlijk overleg zal van gemeentewege in eerste instantie onder de muziekverenigingen, die leerlingen hebben bij de muziekscholen, worden geïnventariseerd wat er volgens hen binnen het huidige muziekonderwijsaanbod dient te veranderen. De uitkomsten van deze inventarisatieronde zal in een gezamenlijke bijeenkomst in het najaar van 2011 worden besproken.

    ● Waarderingssubsidie voor de Commissies Culturele Vorming Basisscholen in Aalten en Dinxperlo vindt plaats in de vorm van een vast bedrag van resp. € 4.750,00 en € 2.300,00.

    ● Er wordt in de loop van dit jaar toegewerkt naar fusie van de beide commissies culturele vorming in een nieuwe stichting “Cultuureducatie Dinxperlo-Aalten (SCEDA). Eén van de redenen hiervoor is dat de provinciale organisatie Edu-art in 2012 stopt met het aanbieden van lespakketten en de scholen vanaf dat moment zelf, in samenwerking met de culturele instellingen, een cultureel aanbod moeten    ontwikkelen. In de gemeente Aalten is hiermee in het schooljaar 2010-2011 voor een periode van drie jaar reeds een eigen aanbod aan cultuureducatie ontwikkeld, dat nu zowel op de scholen in Aalten als Dinxperlo wordt aangeboden. Schaalvergroting maakt het daarnaast ook beter mogelijk externe financiële middelen te verwerven en vanwege de grotere kwantitatieve afname de kostprijs van in te kopen producten of diensten te drukken. Op grond van de doelstellingen van de door de gemeenteraad vastgestelde Kadernota Kunst en Cultuur 2010-2013 verwacht deze stichting in deze nieuwe    subsidiebeleidsperiode in ieder geval over het huidige subsidieniveau te kunnen blijven beschikken (€ 7.000,00). 

Artikel 3.4.3.2 (Amateur)kunst en kunst- en cultuurbeleving
  • 1 Doelstelling

    Het versterken van de gemeenschapszin en –vorming en het bevorderen van de persoonlijke sociale ontwikkeling van de inwoners door:

    • a)

      a) het in stand houden van een gevarieerd, toegankelijk en kwalitatief goed aanbod aan kunstzinnige uitingen, in actieve en passieve zin, onder meer in verenigingsverband;

    • b)

      b) het bevorderen en ondersteunen van actieve kunstbeoefening en het op een integrale manier organiseren van activiteiten ter kennismaking met de hieruit voortvloeiende producten;

    • c)

      c. Het bevorderen van een verantwoord en op de samenstelling van de lokale samenleving afgestemd programma-aanbod op radio en televisie.

  • 2 Activiteiten/beleidskader

    • 1)

      Het mogelijk maken van instrumentale en vocale muziekbeoefening, toneelkunst en (folkloristische) dans door middel van het ondersteunen van organisaties op het terrein van de amateurkunst;

    • 2)

      Het randvoorwaardelijk stimuleren van exposities, concerten, kunstuitleen, kunstprijsuitreiking en culturele evenementen;

    • 3)

      Adviseren en klankborden over, samenwerken bij en vertegenwoordigen van de doelgroep ten behoeve van de praktische uitwerking van de gemeentelijke beleidsdoelstellingen uit de Kunst en Cultuurnota 2011-2013;

    • 4)

      Het verzorgen van lokale radio-uitzendingen voor de Aaltense inwoners;

    • 5)

      Het uitbrengen van advies omtrent de samenstelling van het basispakket radio en televisie aan de aanbieder van het omroepnetwerk in het verspreidingsgebied.

  • 3 Subsidievormen

    • 1)

      Waarderingsubsidie

    • 2)

      Budgetsubsidie

  • 4 Subsidiabele organisaties

    • 1)

      Verenigingen op het terrein van de amateuristische kunstbeoefening;

    • 2)

      Stichting Kunstmanifestaties Bredevoort

    • 3)

      Stichting ART Aalten

    • 4)

      Programmaraad

    • 5)

      Lokale omroep

  • 5 Specifieke voorschriften

    ● Waarderingsubsidie wordt verstrekt op grond van één van de volgende subsidienormen:

    * een vast bedrag van € 1.750,00 + € 5,00 per jeugdlid voor harmonie- en fanfarekorpsen; 

    * een vast bedrag van € 750,00 + € 5,00 per jeugdlid voor kleinere      muziekverenigingen; 

    * een vast bedrag van € 250,00 + € 5,00 per jeugdlid voor overige kleinere amateurkunstorganisaties; 

    * een vast bedrag van € 500,00 voor de kunstondersteuningorganisaties;  

    * een vast bedrag van € 1.321,00 ten behoeve van de Programmaraad, gebaseerd op regionaal gemaakt afspraken tussen 14 gemeenten.

    ● Er bestaat voor de periode na 2011 nog onduidelijkheid over het voortbestaan van de Programmaraad. Landelijk zijn er ontwikkelingen die mogelijk tot wijzigingen leiden in de consumenteninvloed (marktonderzoeken en klantenraden). Indien een Programmaraad blijft bestaan zal overigens uitspraak gedaan moet worden of deze programmaraad ook adviezen gaat geven voor de kabelexploitant van het nieuwe glasvezelnetwerk.

    ● Voor de aanwijzing van de lokale omroep op grond van de Mediawet hebben zich voorde gemeente Aalten twee kandidaten gemeld. Op basis van een concrete afweging op diverse belangrijke componenten is uiteindelijk gekozen de aanvraag voor toewijzing van zendtijd van de Stichting Lokale Omroep Aalten (Aladna FM) bij het Commissariaat van de Media aan te bevelen. Met deze organisatie zal de gemeente een budgetsubsidierelatie aangaan. De gemeente kent op basis van de Mediawet ook een bekostigingsplicht. Daarbij wordt financieel uitgegaan van het in het verleden beschikbaar gestelde bedrag (€ 7.399,00).

    ● Bij de lokale omroepinstelling heeft het programmabeleidbepalend orgaan (PBO) van een zodanige samenstelling dat het representatief beschouwd kan worden voor de belangrijkste in de gemeente voorkomende maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke stromingen en is met haar programma-aanbod voldoende gericht op de Aaltense samenleving.

    ● Organisaties die voor subsidie in aanmerking willen komen moeten aan kunnen tonen dat hun activiteiten verricht worden onder verantwoorde deskundige leiding.

    ● Met de Stichting Kunstmanifestaties Bredevoort en Stichting ART Aalten bestaan nog geen structurele subsidieafspraken. Toch bestaat er met deze twee (nieuwe) organisaties een intensieve samenwerking als het gaat om de verdere praktische uitwerking vandebeleidsuitgangspunten uit de Kunst- en Cultuurnota 2011-2013. Wij willen met een in omvang bescheiden waarderingsubsidie deze twee organisaties in dit meedenk- en advieswerk ondersteunen. Daarnaast organiseren deze organisaties jaarlijks uiteenlopende activiteiten en evenementen. Voor vernieuwende projecten kan men een beroep    doen op de incidentele projectsubsidie, of eventueel eenmalig aanspraak maken op de tijdelijk voor de uitwerking van het nieuw geformuleerde cultuurbeleid in de gemeentebegroting beschikbare middelen.

    ● Streektheater “De Pol” (voorheen Stichting Culturele Kring) heeft gevraagd om harmonisatie  van de subsidiëring van het theaterprogramma in Dinxperlo en Aalten. Met waarderingsubsidies van resp. € 2.400,00 en € 6.750,00 valt hier wat voor te zeggen. Vanwege de bezuinigingsopdracht achten wij het niet haalbaar beide organisaties naar het hoogste subsidieniveau te brengen. Waar in Dinxperlo ook sprake lijkt van versobering van het programma, werkt men in Aalten aan een nieuw elan en opzet van het culturele programma, waarin men de streekcultuur een centrale plaats geeft. Vanuit dat oogpunt achten wij het verdedigbaar dat beide organisaties voortaan in aanmerking    komen voor de helft van het bestaande totaalbudget, derhalve 50% van € 9.150 = € 4.575. Dit kan geëffectueerd worden ingaande 2012. Klein Theater Dinxperlo geeft aan dat zij inderdaad voorzichtig zijn geweest  met hun programmering omdat zij niet weten welke    gevolgen de recent gestarte renovatieplannen voor  “Ons Huis” Dinxperlo gebouw-technisch hebben voor de optredens in de komende periode. Zodra  meer duidelijkheid bestaat over de toekomst van “Ons Huis” kan men weer overgaan tot een volledige programmering. Over de toekomstige verdeling van het totaalbudget wil men graag met    gemeente en Streektheater “De Pol” in overleg treden. Daartoe  kan worden overgegaan zodra duidelijk is wanneer er in Dinxperlo weer sprake kan zijn van een volledige programmering. Onderwerpen van overleg zullen dan kunnen zijn: financiering, afstemming programmering en organisatorische vormgeving. Gelet op de bezuinigingsopdracht van de raad zal van budgetverruiming voorshands geen sprake kunnen zijn.

Artikel 3.4.3.3 Cultuurbehoud en volkscultuur
  • 1 Doelstelling

    • a)

      Het instandhouden en stimuleren van activiteiten gericht op het behoud en de overdracht van het cultuurhistorische erfgoed;

    • b)

      Het bevorderen van cultuurhistorisch bewustzijn door middel van behoud en overdracht van het cultureel erfgoed.

  • 2 Activiteiten/beleidskader

    • a)

      Het beheren en exploiteren van de musea in Aalten en Dinxperlo;

    • b)

      Het organiseren van plaatselijke (folkloristische of cultuurhistorische) evenementen;

    • c)

      Het organiseren en vieren van nationale feest- en gedenkdagen;

    • d)

      Onderzoek naar, documenteren, archiveren en beschikbaar stellen vanspecifieke informatie over de streektaal en streekcultuur.

  • 3 Subsidievormen

    • 1)

      Budgetsubsidie

    • 2)

      Waarderingsubsidie

  • 4 Subsidiabele organisaties

    • 1)

      Musea

    • 2)

      Oranjeverenigingen en volksfeesten

  • 5 Specifieke voorschriften

    ● De Stichting Aalten Dagen is opgeheven. De Stichting Aalten Promotie (SAP),samengesteld en gedragen door en vanuit de Aaltense middenstand, is sindsdien de organisatie van de Aalten Dagen letterlijk en figuurlijk voor zijn rekening gaan nemen. Een financiële relatie met de gemeente is er enkel nog in de vorm van mede-sponsoring vanuit het oogpunt van de promotionele waarde voor de gemeente.Dit past ook binnen de commerciëlere opzet met een onmiskenbare bedrijfs-   economische achtergrond van het geheel. Van een formele subsidierelatie is om die reden ook geen sprake meer.

    ● Eenzelfde benadering willen wij ingaande 2012 loslaten op de Ondernemersvereniging Bredevoort (BREM). Daar ook deze wordt gerund en gefinancierd door het Bredevoortse bedrijfsleven en daarmee een bedrijfseconomische achtergrond heeft, achten wij voortzetting van een subsidierelatie in deze niet meer op zijn plaats. Dit strookt ook weer met het besluit van het college om geen financiële bijdrage te leveren in de organisatie van de intocht van Sinterklaas in Dinxperlo, tevens één van de structurele activiteiten van de BREM in Bredevoort en de FAM in Aalten.

    ● Waarderingsubsidie wordt beschikbaar gesteld in de vorm van een vaste bijdrage van resp. € 750,00 of € 250,00.

    ● Met het bestuur van de Vereniging Aaltense Musea moeten nieuwe meerjaren budgetsubsidie-afspraken gemaakt worden, vast te leggen in een overeenkomst. De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van de meerjarenbegroting 2011-2014 bepaald dat er op het budget voor de Aaltense musea een structurele bezuiniging gerealiseerd    dient te worden van € 7.500,00 ingaande 2012.

    ● Met de Stichting “Bewaar ’t Olde” zijn met betrekking tot het Grenslandmuseum in Dinxperlo alleen voor 2011 nieuwe budgetsubsidie-afspraken gemaakt. Gestreefd wordt naar een meerjarige budgetsubsidieovereenkomst ingaande 2012.

    ● Het Staring Instituut gaat hoogstwaarschijnlijk een fusie aan met het Achterhoeks Archief tot de Gemeenschappelijke Regeling Erfgoedcentrum (Regio Achterhoek en de Liemerse gemeenten Doesburg, Lochem en Zutphen). Bij de financiering van een gemeen-   schappelijke regeling is volgens de wettelijke definitie vanaf dat moment geen sprake meer van een subsidie.

Artikel 3.4.3.4 Recreatie en toerisme
  • 1 Doelstelling

    Het bevorderen van het toerisme en de recreatie in de regio Achterhoek en in de gemeente Aalten in het bijzonder en daarmee een bijdrage te leveren aan de economische groei en werkgelegenheid.

  • 2 Activiteiten/beleidskader

    • a)

      Het in standhouden, ondersteunen en professioneel coördineren van drie VVV-agentschappen in Aalten, Bredevoort en Dinxperlo;

    • b)

      Mondelinge, fysieke en digitale toeristisch-recreatieve informatieverstrekking en bemiddeling;

    • c)

      Faciliteren, stimuleren, ondersteunen en eventueel uitvoeren van     productontwikkeling;

    • d)

      Stimuleren en faciliteren van samenwerking tussen aanbieders van lokale toeristisch/recreatieve producten en diensten;

    • e)

      Ondersteunen en uitdragen van door de gemeente geïnitieerde projecten.

  • 3 Subsidievormen

    • 1)

      Budgetsubsidie

  • 4 Subsidiabele organisaties

    • 1)

      Stichting VVV Achterhoek

  • 5 Specifieke voorschriften

    ● De voormalige individuele financiële ondersteuning van de twee zelfstandige VVV's Aalten, Bredevoort en buurtschappen en de VVV Dinxperlo is omgezet in een budgetsubsidieovereenkomst met de Stichting VVV Achterhoek. De Stichting zorgt ervoor dat drie VVV-agentschappen in respectievelijk Aalten, Bredevoort en Dinxperlo    door derden wordt geëxploiteerd, biedt professionele coördinatie en zorgt voor uitvoering van backoffice taken.

    ● De Stichting VVV Achterhoek werkt daarbij, waar nodig of wenselijk, samen met het Achterhoeks Bureau voor Toerisme en vertegenwoordigt de VVV in het lokale Toeristisch Platform Aalten.

    ● Nu het Achterhoeks Bureau voor Toerisme niet meer rechtstreeks maar via een genormeerde gemeentelijke bijdrage aan de regio wordt bekostigd is hierbij geen sprake meer van een subsidie volgens de Awb, en behoeft dan ook niet meer opgenomen te worden in de subsidiebeleidsregels.

    ● De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van de meerjarenbegroting 2011-2014 bepaald dat er op het budget voor de organisaties voor recreatie en toerisme een structurele bezuiniging dient te worden gerealiseerd van € 20.000,00 in 2011, oplopend tot € 25.000,00 ingaande 2012.

Afdeling 3.5 Preventie, zorg en opvang

Artikel 3.5.1 Algemeen Maatschappelijk Werk

  • 1 Doelstelling

    Het op een laagdrempelige, direct en algemeen toegankelijke, ambulante wijze verlenen van hulp en bemiddeling bij en ondersteuning en advisering van individuele mensen bij het oplossen van en omgaan met (psychosociale) problemen en verstoringen in hun functioneren in wisselwerking met hun sociale omgeving.

  • 2 Activiteiten/beleidskader

    Dit dient te worden bereikt door het uitvoeren van een overeengekomen modulenpakket. Deze modulen zijn in hoofdlijnen gericht op de volgende te onderscheiden activiteiten:

    • a)

      psychosociale hulpverlening:  het via procesmatige hulpverlening bevorderen, versterken, herstellen en instandhouden van de psychosociale zelfredzaamheid bij cliënten;

    • b)

      informatie en advieswerk: het vervullen van een intermediaire rol bij de beantwoording van vragen, veelal in de vorm van een enkelvoudig contact;

    • c)

      preventie: het leveren van een bijdrage aan het voorkomen of verergeren van gezondheids- en welzijnsproblemen door (veelal groepsgewijze) voorlichting en training;

    • d)

      dienstverlening en consultatie: zakelijke dienstverlening (intakes, casemanagement, advisering) aan andere professionele organisaties op basis van de expertise van het AMW;

    • e)

      participatie binnen netwerken:  o.m. geformaliseerd in convenanten: OGGZ, huiselijk geweld, multi-probleemgezinnen en JAT zowel op bestuurlijk/managementniveau als op (lokaal) uitvoerend niveau, zoals ZAT Schaersvoorde, Het Bruggetje (0-4) en Signaleringsnetwerk de Brug;

    • f)

      signalering: probleemsituaties herkennen, bij andere maatschappelijke organisaties kenbaar maken en meedenken over mogelijkheden tot verbetering. 

  • 3 Subsidievormen

    • 1)

      Budgetsubsidie

  • 4 Subsidiabele organisaties

    • 1)

      Sensire Maatschappelijk Werk

  • 5 Specifieke voorschriften

    ● De coördinator Centrum voor Jeugd en Gezin en de coördinator Lokaal Zorgnetwerk hebben een belangrijke taak in de afstemming van het lokale aanbod op de inzet van het maatschappelijk werk. Het AMW draagt hieraan concreet bij door voor het herstellen van verbroken verbindingen van kwetsbare burgers volgens de richtlijnen van Welzijn Nieuwe Stijl waar mogelijk in te zetten op vroegtijdige, lichte en gerichte hulp.

    ● De basis voor de uitvoering van het AMW is samenwerking met andere partners in het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Het CJG heeft, onder meer middels het gestructureerde overleg in het clustertrekkerteam (CTT), als taak de huidige opvoed- en opgroeiondersteuning (verder) te verbinden, te verbeteren en te versterken. Het AMW vormt hierin een van de zes kernpartners.

    ● Het AMW stemt als samenwerkingspartner in een netwerkomgeving zijn    dienstverlening bij complexe probleemsituaties goed af op andere dienstverleners en betreft zo mogelijk bij ondersteunende taken ook non-professionele (vrijwillige) medewerkers.

    ● Budgetsubsidiëring geschiedt voorshands overeenkomstig de ‘uitvoeringsovereenkomst bij subsidieverstrekking Sensire Maatschappelijk Werk 2010’ van januari 2010. Basis wordt hiervoor gevormd door het modulenboek van Sensire Maatschappelijk Werk en het daaraan gekoppelde activiteitenplan.

    ● Er wordt inmiddels onderhandeld over een nieuwe tweejarige budget-overeenkomst. Hierbij dient rekening gehouden te worden met een taakstellende   bezuinigingsopdracht van de gemeenteraad van € 13.000,00 in 2011 en 2012, oplopend tot € 26.000,00 vanaf 2013.

Artikel 3.5.2 Informele zorg

  • 1 Doelstelling

    • a)

      Het bevorderen en ondersteunen van de informele zorg, in de vorm van vrijwillige (thuis)hulp, mantelzorg en lotgenotenhulp, gericht op versterking van de zelfredzaamheid van hulpvragers met een psychische of psychiatrische aandoening, chronische ziekte of een handicap, alsmede de ontlasting van mantelzorgers;

    • b)

      Het ondersteunen van vrijwilligers en mantelzorgers door middel van informatie, advies, cursussen, begeleiding en praktische ondersteuning;

    • c)

      Mantelzorgers helpen een balans te vinden tussen zorgen voor de ander en zorgen voor zichzelf;

    • d)

      Het vergroten van de bekendheid en de betekenis van mantelzorg, mantelzorg-ondersteuning en vrijwillige thuishulp;

    • e)

      Dankzij de informele zorg verbeteren van de kwaliteit van leven van kwetsbare mensen, waardoor zij ook minder snel een beroep doen op de professionele zorg.

  • 2 Activiteiten/beleidskader:

    • a)

      Mantelzorgondersteuning door middel van uitvoering van de basisfuncties: 

      1. Advies en begeleiding; 

      2. Emotionele steun; 

      3. Educatie en deskundigheidsbevordering; 

      4. Respijtzorg;

      5. Mantelzorgmakelaar;

    • b)

      Laagdrempelige en toegankelijke publiciteit en voorlichting over informele hulp en de mogelijkheden van informele hulp bij alle ondersteuningsactiviteiten;

    • c)

      Daarnaast spelen netwerkontwikkeling en informatie, advies en ondersteuning  van lokale organisaties op het gebied van pr, werving van vrijwilligers, eskundigheids-bevordering, administratie, registratie e.d. een belangrijke rol.

  • 3 Subsidievormen

    • 1)

      Budgetsubsidie

  • 4 Subsidiabele organisaties

    • 1)

      Vrijwillige Intensieve Thuiszorg (VIT) Oost Gelderland

    • 2)

      Vrijwillige thuiszorgorganisaties

    • 3)

      Vrijwilligersondersteuningsorganisaties

  • 5 Specifieke voorschriften

    ● Speciale aandacht wordt gevraagd in samenwerking en afstemming    met de professionele ondersteuningsorganisaties en andere organisaties op het gebied van informele hulp gericht op het realiseren van een    naadloos ondersteuningsaanbod met voldoende diversiteit, flexibiliteit en maatwerk. Het cliëntperspectief staat hierbij centraal.

    ● Zolang de gemeente een structurele budgetsubsidierelatie onderhoudt met de VIT Oost Gelderland wordt van andere gesubsidieerde organisaties die op het gebied van de mantelzorg, vrijwillige thuiszorg en vrijwilligerswerk actief zijn verwacht dat zij zo veel mogelijk gebruik maken van het professionele ondersteuningsaanbod van de VIT, waardoor er sprake is van een zo optimaal mogelijke afstemming tussen de diverse organisaties.

    ● VIT Oost Gelderland vraagt ook als financieel intermediair subsidies aan voor andere organisaties op het gebied van vrijwillige hulpverlening, mantelzorg en vrijwillige thuiszorg. In onze gemeente betreft dit tot op heden alleen de Stichting Vrijwillige Zorgverlening Oost Achterhoek.

    ● Daar waar mogelijk zal bij de dekking van uit deze beleidsregels voortvloeiende subsidiebedragen gemaakt worden van overige voorliggende financiële mogelijkheden. Hierbij dient met name gedacht te worden aan de compensatie-uitkering die de gemeente op grond van de Wmo in het kader van de pakketmaatregelen AWBZ met name voor de uitvoering van de functie psychosociale begeleiding in het    gemeentefonds gestort krijgt. Ook nieuwe initiatieven zullen zoveel mogelijk hieruit bekostigd worden.

Artikel 3.5.3 Maatschappelijke opvang, OGGZ en ambulante verslavingszorg

  • 1 Doelstelling

    • 1)

      Het zo vroeg mogelijk signaleren en toeleiden naar hulpverlening van personen wiens bestaan bedreigd of belemmerd wordt door: 

      * verslaving aan alcohol, drugs of gokken; 

      * complexe meervoudige psychische en/of sociale problemen die veelal hulp ontwijken of afwijzen, maar wel overlast en/of zorgen veroorzaken bij naasten, buren of instellingen;

      * het niet kunnen beschikken over eigen woonruimte.

    • 2)

      De individuele problemen van deze doelgroep zodanig terug te dringen en beheersbaar te maken of de cliënt zodanig weerbaar te maken, dat hij of zij (weer) in staat is zich zelfstandig te handhaven in de samenleving al dan niet gebruik makend van eerstelijns-    voorzieningen.

  • 2 Activiteiten/beleidskader

    De kerntaak voor de centrumgemeente Doetinchem ligt bij:

    • a)

      a) Bovenlokale c.q. regionale voorzieningen voor de maatschappelijke opvang gericht op de doelgroepen feitelijk, residentiële en potentiële daklozen. Het gaat hierbij om het bieden van het noodzakelijke samenhangende pakket aan regionale opvangvoorzieningen op een kwalitatief basaal verantwoord niveau. Dit zijn de volgende voorzieningen: de crisisopvang, nachtopvang daklozen, dagopvang/annex gebruikersruimte, dagbesteding daklozen en sociaal pensionplaatsen.

    • b)

      b) OGGZ: de toeleiding naar de zorg, zoals bevorderen van samenwerking tussen lokale OGGZ-partners, coördineren van lokale zorgnetwerken en  contracteren van instellingen voor bemoeizorg. Onder toeleidingsactiviteiten wordt verstaan: signaleren, opsporen en melden; contact leggen, contact houden en het toeleiden; ongevraagde nazorg (nadat de cliënt alsnog uit het beoogde reguliere circuit terugvalt). In dit geval gaat het dan weer opnieuw om ‘toeleiding’.

    • c)

      c) Het bieden van preventieve en ambulante voorzieningen voor (alcohol- en drugs) verslaafden. De gemeentelijk taak ligt op het gebied van de ambulanteverslavingszorg. Het gaat daarbij met name om hulpverlening, preventie en consultatie.

  • 3 Subsidievormen

    • 1)

      Budgetsubsidie

  • 4 Subsidiabele organisaties

    • 1)

      Iriszorg

    • 2)

      GGD Gelre-IJssel

    • 3)

      GSJ Lindenhout4) Jeugdzorgorganisaties (o.m. SJOD, Doetinchem, GGNet, Leger des Heils)

  • 5 Specifieke voorschriften

    ● De rijksoverheid heeft de gemeente Doetinchem aangewezen als centrumgemeente voor:  

    • WMO-prestatieveld 7: - maatschappelijke opvang en bestrijding huiselijk geweld  

    • WMO-prestatieveld 8: - OGGz (openbare geestelijke gezondheidszorg)

    • WMO-prestatieveld 9: - verslavingszorgbeleid  

    Doetinchem ontvangt voor de kosten van het regionale beleid en de regionale voorzieningen via het Gemeentefonds een decentralisatieuitkering voor bekostiging van de regionale taken van de centrumgemeente Doetinchem. Formeel is er tussen de gemeente Aalten en de uitvoerende instellingen op dit specifieke terrein dus ook geen sprake van een subsidierelatie. Mochten er met de onderhavige organisaties op dit deelterrein echter toch afspraken gemaakt moeten worden over aanvullende gemeentelijke financiering voor (extra) activiteiten of producten op basis van een specifieke Aaltense behoefte, dan vormt deze beleidsregel hiervoor de basis.

    ● De reden waarom m.n. Iriszorg ook in de vorige subsidiebeleidsregels was opgenomen is gelegen in het feit dat sinds de jaren 90 dragen de Achterhoekse gemeenten met eenbedrag per inwoner aanvullend bijdragen in de bekostiging van de uitvoering van het pakket aan ambulante verslavingszorg. Bij de ambulante verslavingszorg gaat het om alcoholpreventie, alcohol- en drugshulpverlening en consultatie. Deze activiteiten zijn de afgelopen jaren uitgevoerd door de onderlinge rechtsopvolgers resp. CAD Oost- en Zuid-Gelderland, De Grift, De Grift/Arcuris en momenteel door IrisZorg. De aanleiding voor deze gemeentelijke medefinanciering was destijds dat de rijksbijdrage, die toen nog via de centrumgemeente Arnhem werd doorbetaald, niet    helemaal voldoende was om het basispakket aan activiteiten te kunnen uitvoeren. De bijdrage bedroeg de laatste jaren 36 cent per inwoner. Deze bijdrage van de gezamenlijke gemeenten is in totaal circa € 108.000 per jaar, die toegevoegd wordt aan het regionale budget van de centrumgemeente Doetinchem om in te zetten voor de regionale taken op het vlak van de maatschappelijke opvang, OGGz en het verslavingsbeleid. Doetinchem declareerde de bijdrage van 36 cent per inwoner jaarlijks bij de afzonderlijke gemeenten. Inmiddels is in regio-verband besloten dat deze aanvullende financiering vanuit de deelnemende gemeenten wordt beëindigd.

Artikel 3.5.4 Overige zorg

  • 1 Doelstelling

    Bijdragen aan de zelfredzaamheid van onze inwoners door het verbeteren van hun gezondheid, het bevorderen van gelijke kansen op gezondheid en/of een gelijke toegang tot de gezondheidszorg zowel via directe hulpverlening als via recreatieve en educatieve activiteiten.

  • 2 Activiteiten/beleidskader

    • 1)

      Ondersteuning van slachtoffers van misdrijven en verkeersongevallen op juridisch, praktisch en emotioneel gebied;

    • 2)

      Activiteiten gericht op EHBO (onder meer medische zorg bij evenementen);

    • 3)

      Algemene gezondheid(zorg)ondersteunende activiteiten.

  • 3 Subsidievormen

    • 1)

      Budgetsubsidie

    • 2)

      Waarderingsubsidie

  • 4 Subsidiabele organisaties

    • 1)

      Slachtofferhulp

    • 2)

      Rode Kruis

  • 5 Specifieke voorschriften

    ● Tot en met 2008 verloopt de subsidiëring van de Stichting Slachtofferhulp Nederland nog via de Regio Achterhoek. Ingaande 2009 voert de Regio Achterhoek nog slechts de regie over een beperkt aantal programma’s. Dat houdt ook in dat de subsidieverstrekking aan Slachtofferhulp voortaan weer via de individuele regiogemeenten    verloopt. Hiervoor wordt op basis van € 0,25 per inwoner een budget in de gemeentebegroting opgenomen.

    ● Waarderingsubsidie aan het Rode Kruis wordt versterkt op basis van een vaste norm van € 1.000,00.

Hoofdstuk 4 Incidentele projectsubsidies

Artikel 1 Doelstelling

Het nieuwe subsidiebeleid dient voldoende flexibel te zijn. Het dient ruimte te bevatten voor subsidiëring van extra te stimuleren of onvoorziene activiteiten zonder dat een begrotingswijziging noodzakelijk is met de daaruit voortvloeiende, veelal tijdrovende, besluitvormingsprocedure. Daarom is middels vaststelling van de Notitie “Subsidiebeleid in Aalten” door de raad besloten een algemeen subsidiebudget op te nemen voor incidentele projectsubsidies. Met deze eenmalige projectsubsidie wil de raad een stimulans geven voor initiatieven voor nieuwe activiteiten en evenementen binnen onze gemeentegrenzen. Indien beoogt wordt deze nieuwe activiteiten een structureel c.q. periodiek terugkerend karakter te geven, dienen deze na het startjaar zonder gemeentesubsidie gerealiseerd te worden. Het verstrekken van projectsubsidies heeft dus nadrukkelijk geen financiële doorwerking naar volgende jaren.

Artikel 2 Activiteiten/beleidskader

Zowel door reeds gesubsidieerde als (nog) niet gesubsidieerde instellingen kan een beroep gedaan worden op een incidenteel projectsubsidie. Om voor een dergelijk éénmalig subsidie in aanmerking te komen zal men moeten voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen onder het kopje specifieke voorschriften. De gemeenteraad heeft hiervoor een maximaal jaarlijks budget in de gemeentebegroting opgenomen van € 20.000,00.

Incidenteel projectsubsidie kan worden toegekend in de vorm of ten behoeve van:

  • a)

    een éénmalige startsubsidie voor nieuwe instellingen, die in de lopende subsidieperiode nog niet in aanmerking komen voor een structureel subsidie volgens de beleidsregels, maar overigens wel voldoen aan de in deze beleidsregels opgenomen voorwaarden. Het startsubsidie wordt gedurende de lopende subsidieperiode éénmalig ineens toegekend en bevat een bedrag van maximaal € 500,00 per nog niet verstreken jaar van de lopende subsidieperiode (afhankelijk van de reguliere subsidienormen van vergelijkbare organisaties volgens de beleidsregels).

  • b)

    een éénmalig experimentsubsidie voor reeds gesubsidieerde instellingen, die bij wijze van proef een nieuwe activiteit willen organiseren en waarvan een extra wervend of stimulerend effect wordt verwacht.

  • c)

    een éénmalige waarderingsubsidie voor activiteiten die een vernieuwend en bijzonder karakter kennen, waarmee duidelijk sprake is van een meerwaarde ten opzichte van het reeds gesubsidieerde activiteitenpakket.

  • d)

    een éénmalige garantiesubsidie voor activiteiten met een vernieuwend karakter, die naar verwachting kostendekkend plaats kunnen vinden, maar zonder gemeentelijke garantie anders wellicht niet van de grond komen.

Artikel 3 Subsidievormen

  • 1)

    Incidenteel projectsubsidie

Artikel 4 Specifieke voorschriften

► Het te verstrekken projectsubsidie kan worden toegekend in bedragen van minimaal € 100,00, € 250,00, € 500,00, € 750,00 of maximaal € 1.000,00 per aanvraag.

► Aanvragen voor projectsubsidies worden jaarlijks op volgorde van binnenkomst behandeld, waarbij als datum geldt het moment waarop een aanvraag als volledig beschouwd kan worden.

► Het toekennen van een projectsubsidie kan slechts plaatsvinden zolang het daartoe beschikbaar gestelde budget dat toelaat.

► De activiteit waarvoor een projectsubsidie wordt aangevraagd moet een aantoonbare toegevoegde waarde hebben ten aanzien van de volgens de beleidsregels structureel reeds gesubsidieerde activiteiten.

► De activiteit waarvoor een projectsubsidie wordt aangevraagd moet een duidelijke binding hebben met de Aaltense gemeenschap c.q. een duidelijk gemeentelijk belang dienen.

► De activiteit waarvoor een projectsubsidie wordt aangevraagd mag niet ter opluistering dienen van een specifieke godsdienstige of politieke bijeenkomst.

► De activiteit waarvoor een projectsubsidie wordt aangevraagd mag niet het karakter hebben van een feest of receptie.

► De activiteit waarvoor een projectsubsidie wordt aangevraagd mag geen commercieel doel hebben of commercieel belang dienen.

► De aanvrager van een projectsubsidie moet aan kunnen tonen dat het projectsubsidie van essentieel belang is voor het doorgaan van de beoogde activiteit.

► De aanvrager van een projectsubsidie zal desgevraagd aan moeten kunnen tonen dat de te subsidiëren activiteit daadwerkelijk doorgang heeft gevonden en dat het daarvoor verstrekte projectsubsidie overeenkomstig de beoogde doelstelling is besteed.

► De activiteit waarvoor projectsubsidie aangevraagd wordt, zal in principe algemeen toegankelijk moeten zijn en binnen de grenzen van de gemeente Aalten worden uitgevoerd.

► Voor een (vergelijkbare) activiteit waarvoor eerder een projectsubsidie is verstrekt kan niet opnieuw een aanvraag worden ingediend.

► Een projectsubsidie kan niet aangevraagd worden voor investeringskosten.

► Kosten die gemaakt worden ter voorbereiding van de activiteit of die gemaakt worden voor activiteiten noodzakelijk voor het laten plaatsvinden van de activiteit of welke noodzakelijk zijn om aan de algemene voorwaarden van de subsidieverordening te kunnen voldoen zijn niet subsidiabel. Hierbij dient gedacht te worden aan kosten van notariële      akten, leges voor aanvragen voor het verkrijgen van de noodzakelijke vergunningen, portokosten, reclame- c.q. presentatiekosten, automatiseringshardware, e.d.

Hoofdstuk 5 Incidentele investeringsubsidies

Artikel 1 Doelstelling

Met het beleidsinstrument investeringsubsidie wil de gemeente Aalten een aantal onder de subsidiebeleidsregels vallende specifieke categorieën van subsidiënten stimuleren in het stichten, uitbreiden en/of renoveren van eigen accommodaties, die voor een goede uitoefening van de subsidiabel geachte activiteiten van deze subsidiënten noodzakelijk zijn.

Artikel 2 Activiteiten/beleidskader

Door een aantal specifiek te benoemen categorieën van reeds gesubsidieerde lokaal gevestigde instellingen kan een beroep gedaan worden op een investeringsubsidie. Om voor een dergelijk incidenteel subsidie in aanmerking te komen zal men moeten voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen onder het kopje specifieke voorschriften. De gemeenteraad kan hiervoor een maximaal jaarlijks budget, aan te merken als subsidieplafond, in de gemeentebegroting opnemen.

Incidenteel investeringsubsidie kan worden toegekend in de vorm van:

• een bedrag ineens, welke wordt berekend aan de hand van 50% van de,   overeenkomstig de hieraan ten grondslag liggende specifieke voorschriften, als subsidiabel aan te merken investeringskosten, waarvan 1/3 deel in de   vorm van een subsidiebedrag wordt uitgekeerd;  Indien geen voldoende   gespecificeerde (per te onderscheiden onderdeel uitgesplitste) kostenbegroting voor de beoogde investering kan worden ingediend, bestaat de   mogelijkheid voor het college om zelf, bijvoorbeeld op basis van toe te rekenen m², een kostenverdeling subsidiabel / niet-subsidiabel te makenten behoeve van:

• als vrijwilligersorganisatie aan te merken welzijnorganisaties die op basis   van de volgende deelterreinen van beleidsregels reeds voor een structureel waarderingsubsidie in aanmerking komen:  

- beleidsregel sport, deelterrein sportbeoefening/sportstimulering, onderdeel buitensport;  

- beleidsregel jeugd, deelterrein speeltuinen;  

- beleidsregel jeugd, deelterrein kinder- en jeugdwerk;  

- beleidsregel sociaal cultureel werk, deelterrein opbouwwerk, onderdeelverenigingsgebouwen/dorps- of buurtschaphuizen.

Artikel 3 Subsidievormen

  • 1)

    Incidenteel investeringsubsidie

Artikel 4 Specifieke voorschriften

► Het te verstrekken investeringsubsidie is afhankelijk van het aantal actieve leden c.q.deelnemers en bedraagt per aanvraag maximaal € 8.000,00 van 20 tot 50 leden/deelnemers, € 20.000,00 bij 50 tot 100 leden/deelnemers, € 40.000,00 bij 100 tot 150 leden/deelnemers, € 60.000,00 bij 150 tot 200 leden/deelnemers en € 80.000,00 bij 200+leden/deelnemers.

► Aanvragen voor investeringsubsidies worden jaarlijks op volgorde van      binnenkomst behandeld, waarbij als datum geldt het moment waarop een aanvraag als volledig beschouwd kan worden.

► Indien de raad een subsidieplafond heeft ingesteld, kan het toekennen van een investeringsubsidie slechts plaatsvinden zolang het daartoe beschikbaar gestelde budget dat toelaat. Als dit niet het geval is beslist de raad op dat moment of er, naar zijn mening, voldoende financiële middelen beschikbaarzijn om het verzoek te kunnen honoreren.

► Aanvragen die binnenkomen nadat het subsidieplafond, indien als zodanig bepaald, is bereikt, kunnen na overleg, worden doorgeschoven naar het      volgende kalenderjaar.

► De aanvrager zal, naar het oordeel van het college, voldoende aannemelijkmoeten kunnen onderbouwen, dat er een noodzakelijke behoefte bestaat aan de boogde nieuwbouw, uitbreiding of renovatie. Technische en economische levensduur van de te vervangen accommodatie, alsmede aantoonbaar effectief en efficiënt gebruik van (delen van) de beoogde nieuwe bebouwing, zullen bij die beoordeling van belang zijn.

► Het investeringssubsidie voor nieuwe of te vervangen accommodatie wordt beperkt tot maximaal de aan de voor bouw en inrichting landelijk gestelde normen (bijv. normen NOC*NSF), voor zover daarvan bij de aanvraag sprake  zou zijn.

► Als subsidiabele investeringskosten worden alleen die kosten beschouwd die gemaakt worden voor die ruimten, die strikt noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de subsidiabele hoofdactiviteiten van de aanvrager. Ruimten als keukens, kantines, tribunes, bestuur- en vergaderruimtes vallen hier niet onder.

► Bij buitensportverenigingen komen strikt de kosten voor kleed- en doucheruimten (incl. sanitair) voor subsidie in aanmerking.

► Investeringsubsidie wordt alleen toegekend indien de aanvrager concreet aantoont dat er, naast het subsidie, afdoende dekkingsmiddelen beschikbaar zijn voor de financiering van de gehele investering.

► Aan de toekenning van een investeringsubsidie wordt als voorwaarde een bepaling verbonden dat indien blijkt dat het gebouw (of de voorziening) niet behoorlijk wordt onderhouden, niet overeenkomstig zijn bestemming wordt gebruikt of zonder voorafgaande toestemming geregeld wordt gebruikt voor andere doeleinden dan waarvoor het is opgericht, de bijdrage geheel of gedeeltelijk kan worden teruggevorderd; Daarnaast komen de op het gebouw rustende zakelijke belastingen (onroerende zaak-belasting en waterschapslasten) voor rekening van de vereniging.

► Met het uitvoeren van de werkzaamheden, voortvloeiend uit de beoogde investering, mag niet eerder worden gestart dan na het vallen van een definitief besluit van het college omtrent het toekennen van een investeringsubsidie.

► Een vereniging kan slechts één aanvraag voor een investeringsubsidie per boekjaar indienen. Hiermee wordt mede bedoeld dat daar waar naar de mening van het college van Burgemeester en Wethouders duidelijk sprake is van een samenhangend geheel van renovatie-, ver- of nieuwbouwwerkzaamheden slechts eenmalig een investeringsubsidieaanvraag kan worden ingediend en subsidietechnisch geen sprake kan zijn van het opknippen en over meerdere boekjaren verspreid uitvoeren van een samenhangend investeringswerk.

► Geen investeringsubsidie kan worden aangevraagd voor vervanging, uitbreiding of renovatie van verenigingsgebouwen, waarvoor op basis van een privatiseringsbesluit de exploitatie en het beheer expliciet aan de vereniging/instelling is overgedragen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Aalten d.d. 18 oktober 2011.