Regeling vervallen per 29-04-2016

Archeologieverordening

Geldend van 12-07-2009 t/m 28-04-2016

Intitulé

Archeologieverordening

De gemeenteraad van Almere,

Overwegende dat het wenselijk en noodzakelijk is behoudenswaardige archeologische waarden te beschermen,

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 38 van de Monumentenwet 1988,

Besluit:

vast te stellen de navolgende Archeologieverordening.

Artikel 1 Archeologisch waardevol terrein

Het college wijst archeologisch waardevolle terreinen aan waarbinnen zich behoudenswaardige archeologische waarden bevinden.

Artikel 2 Selectiegebied

Het college wijst selectiegebieden aan waarbinnen behoudenswaardige archeologische waarden worden verwacht.

Artikel 3 Archeologische Beleidskaart Almere (ABA)

  • 1. De door het college aangewezen archeologisch waardevolle terreinen en selectiegebieden worden opgenomen op de Archeologische Beleidskaart Almere (ABA).

  • 2. De onder lid 1 samengestelde ABA dient integraal in alle toekomstige ruimtelijke plannen en juridisch-planologische kaders te worden overgenomen, met een met deze verordening overeenkomende bescherming.

Artikel 4 Archeologievergunning

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college of in strijd met bij zodanige vergunning verbonden voorschriften een archeologisch waardevol terrein of selectiegebied te verstoren of in enig opzicht te wijzigen.

  • 2. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing in de volgende situaties:

    • a.

      Projecten met een oppervlakte kleiner dan 100 m2 in selectiegebieden;

    • b.

      Bodemingrepen niet dieper dan 50 cm beneden maaiveld in selectiegebieden.

    • c.

      Bij door het college in nadere regels vastgestelde situaties.

Artikel 5 Aanvraag archeologievergunning

  • 1. Een aanvraag om vergunning wordt met de daarbij behorende bescheiden in drievoud ingediend bij het college.

  • 2. Het college stelt de indieningsvereisten vast voor de aanvraag om vergunning.

  • 3. Het college is bevoegd nadere gegevens van de aanvrager te verlangen. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan worden bepaald dat de aanvrager van een vergunning een rapport overlegt waarin de archeologische waarde van het archeologisch waardevol terrein of het selectiegebied dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgelegd.

Artikel 6 Archeologisch onderzoek in het kader van de vergunningaanvraag

  • 1. Indien in het kader van vergunningverlening een rapport moet worden overgelegd waarvoor archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd, voldoet dit onderzoek aan de meest recente versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).

  • 2. In het kader van het onderzoek als bedoeld in het eerste lid

    • a.

      dient het plan van aanpak en het programma van eisen door het college te worden goedgekeurd;

    • b.

      dient toezicht en handhaving op de uitvoering van het plan van aanpak en het programma van eisen te worden georganiseerd op aanwijzing van het college;

    • c.

      dienen aanwijzingen van het college tijdens het onderzoek in acht te worden genomen.

Artikel 7 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist binnen 12 weken nadat de aanvraag om vergunning is ontvangen.

  • 2. Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn van 12 weken met ten hoogste 6weken verlengen mits het de aanvrager daarvan in kennis stelt binnen de in het eerste lid genoemde termijn.

  • 3. Indien het college niet voldoet aan het eerste of tweede lid wordt de vergunning geacht te zijn verleend.

  • 4. Van een verleende vergunning, al dan niet van rechtswege, wordt binnen twee weken na vergunningverlening door het college kennis gegeven in een van gemeentewege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huis blad.

Artikel 8 Voorschriften vergunning

  • 1. Het college kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een vergunning voorschriften verbinden.

  • 2. Het college kan aan de vergunning een bepaalde geldigheidsduur verbinden.

Artikel 9 Toetsingscriteria

De vergunning wordt geweigerd indien de activiteiten of het object waarvoor vergunning wordt gevraagd leidt tot aantasting van archeologische waarden.

Artikel 10 Intrekken vergunning

Het college kan de vergunning intrekken indien

  • 1.

    de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • 2.

    de vergunninghouder de aan de vergunning verbonden voorschriften niet naleeft;

  • 3.

    niet binnen 26 weken na het onherroepelijk worden van de vergunning daarvan gebruik is gemaakt;

  • 4.

    de vergunninghouder daartoe verzoekt.

Artikel 11 Niet van toepassing zijn van verordening en ver

  • 1. Deze verordening is niet van toepassing op terreinen of gebieden voorzover in het geldende bestemmingsplan dat op die terreinen en gebieden betrekking heeft, bepalingen zijn opgenomen omtrent de archeologische monumentenzorg aangaande die terreinen of gebieden.

  • 2. Deze verordening is eveneens niet van toepassing indien

      • a.

        het een verstoring of wijziging betreft van een wettelijk beschermd archeologisch monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988;

      • b.

        het een verstoring of wijziging betreft van een terrein of gebied waarvoor, na de inwerkingtreding van deze verordening, een nieuw bestemmingsplan is vastgesteld en inwerking is getreden.

Artikel 12 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening is belast de stadsarcheoloog en overige door het college aangewezen personen.

Artikel 13 Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met artikel 4 van deze verordening, kan worden gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking na de dag van bekendmaking er van.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Archeologieverordening.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de gemeente Almere.

Almere, 18 juni 2009

de griffier, de voorzitter,