Regeling vervallen per 01-01-2024

Verordening geldelijke voorzieningen commissieleden

Geldend van 11-09-2013 t/m 12-01-2018

Intitulé

Verordening geldelijke voorzieningen commissieleden

Verordening geldelijke voorzieningen commissieleden voor Almere

De gemeenteraad van Almere,

gelet op de artikelen 96, lid 1 en lid 4, en artikel 97 van de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden;

B E S L U I T:

  • I.

    in te trekken de Verordening geldelijke voorzieningen commissieleden voor Almere zoals vastgesteld door de landdrost van de Zuidelijke IJsselmeerpolders bij zijn besluit van 21 september 1978 en sindsdien gewijzigd;

  • II.

    vast te stellen de volgende VERORDENING geldelijke voorzieningen commissieleden.

Artikel 1.

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    commissie: een door de gemeenteraad, een door burgemeester en wethouders of een door de burgemeester ingestelde commissie;

  • b.

    Algemene Maatregel van Bestuur: het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel 2.

  • 1. De leden van een commissie, genoemd onder I, in de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte lijst, die geen raadslid zijn ontvangen voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie een vergoeding ten bedrage van 100% van het bedrag, vermeld in de bij de Algemene Maatregel van Bestuur behorende tabel IV, zoals dat bedrag jaarlijks door de minister van binnenlandse zaken is of wordt vastgesteld voor de gemeenteklasse behoren bij het aantal inwoners dat de gemeente telt op 1 januari van het jaar waarvoor genoemd bedrag is vastgesteld.

  • 2. Het lid van een commissie dat is vermeld onder II van de in lid 1 bedoelde lijst ontvangt een vergoeding ten bedrage van 200% van het in lid 1 bedoelde bedrag.

  • 3. De leden van de commissie kunnen voor hun werkzaamheden ook een vergoeding ontvangen zonder dat een vergadering is bijgewoond en de redelijkheid dit vereist. De vergoeding bedraagt ten hoogste het in tabel IV van de Algemene Maatregel van Bestuur vermelde bedrag.

Artikel 3.

  • 1. De leden van een commissie, als bedoeld in artikel 2, ontvangen een vergoeding van reis en verblijfkosten, gemaakt in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een besluit van het gemeentebestuur of een gemeentelijke commissie.

  • 2. De vergoeding bedoeld in het eerste lid wordt voor wat betreft binnenlandse reizen vastgesteld overeenkomstig het Reisbesluit binnenland, met dien verstande dat voor het gebruik van een eigen motorvoertuig een vergoeding wordt toegekend overeenkomstig het bedrag dat bij of krachtens artikel 7 van het Reisbesluit binnenland is vastgesteld.

  • 3. De vergoeding bedoeld in het eerste lid wordt voor wat betreft buitenlandse reizen vastgesteld overeenkomstig het Reisbesluit buitenland. In afwijking van artikel 6, tweede lid, van het Reisbesluit buitenland komt het reizen per vliegtuig in de businessklasse voor vergoeding in aanmerking indien het een vlucht naar een bestemming buiten Europa betreft.

  • 4. Artikel 3, lid 2, sub a van de Reisregeling buitenland is niet van toepassing.

  • 5. Leden van de commissie, als bedoeld in artikel 2, woonachtig buiten het grondgebied van de gemeente, ontvangen voor iedere bijgewoonde commissievergadering een vergoeding van reiskosten, gemaakt in verband met het reizen tussen de woonplaats en de plaats van vergadering. De vergoeding wordt vastgesteld overeenkomstig het Reisbesluit binnenland, met dien verstande dat voor het gebruik van een eigen motorvoertuig een vergoeding wordt toegekend overeenkomstig het bedrag dat bij of krachtens artikel 7 van het Reisbesluit binnenland is vastgesteld.

Artikel 4.

Het bepaalde in artikel 2 is niet van toepassing op:

  • a.

    ambtenaren, die als zodanig tot lid van een commissie zijn benoemd. Onder ambtenaren zijn begrepen zij, die op overeenkomst naar burgerlijk recht in dienst van de overheid zijn;

  • b.

    diegenen, die op grond van hun functie tot lid van een commissie zijn benoemd en (mede) voor het functioneren in deze commissie reeds een bezoldiging ontvangen.

Artikel 5.

De in deze verordening bedoelde vergoedingen worden na afloop van elk kalenderkwartaal aan de rechthebbende uitbetaald.

Artikel 6.

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als de "Verordening geldelijke voorzieningen commissieleden".

  • 2. Zij treedt in werking met terugwerkende kracht vanaf op 10 mei 1990.

Ondertekening

Almere, 20 september 1990
De raad voornoemd,
de secretaris, de voorzitter,

Bijlage

LIJST, als bedoeld in artikel 2, van de Verordening geldelijke voorzieningen commissieleden.

  • I.

    Commissies, als bedoeld in artikel 2, lid 1, van genoemde verordening:

    • 1.

      de bezwaarschriftencommissie

    • 2.

      de naamgevingscommissie openbare ruimte Almere

    • 3.

      de Wmo-raad

    • 4.

      de urgentiecommissie

    • 5.

      (vervallen)

    • 6.

      (vervallen)

    • 7.

      (vervallen)

    • 8.

      (vervallen)

  • II.

    Commissieleden, als bedoeld in artikel 2, lid 2, van genoemde verordening:

    commissie:

    functie/naam:

    1. de bezwaarschriftencommissie

    *voorzitter dan wel het lid dat

    als zodanig optreedt, in geval van meervoudige zittingen

    *lid, onder wie de voorzitter (in geval van enkelvoudige zittingen als bedoeld in artikel 7:13, lid 3 van de Algemene wet bestuursrecht)

    2. de commissie bezwaarschriften

    woonruimtezaken

    *voorzitter

Toelichting

Artikelsgewijze toelichting.

Artikel 1.

  • 1.

    Het begrip "commissie" moet ruim worden opgevat. Alle door de gemeentelijke bestuursorganen ingestelde commissies vallen hieronder.Voor alle duidelijkheid zij opgemerkt dat commissies, waarvoor bij of krachtens een bijzondere wet een eigen vergoedingsregeling geldt c.q. moet worden vastgesteld, buiten de werkingssfeer van deze verordening vallen.

Artikel 2.

  • 1.

    Deze bepaling is een uitwerking van artikel 64g, eerste lid, van de Gemeentewet en artikel 6 van hetRechtspositiebesluit raads- en commissieleden. De maximale bedragen die de gemeenteraad mag toekennen zijn vermeld in tabel IV, behorend bij het Rechtspositiebesluit. De bedragen worden jaarlijks door de minister van binnenlandse zaken vastgesteld.

  • 2.

    Dit artikel behoeft geen toelichting.

  • 3.

    Dit lid is toegevoegd om in de Verordening een grondslag te bieden voor een vergoeding voor werkzaamheden van commissieleden zonder dat feitelijk een vergadering is bijgewoond. Aanleiding is het mee adviseren door leden van de bezwaarschriftencommissie in geval van enkelvoudig horen. Deze commissieleden bestuderen het dossier, beraadslagen over het uit te brengen advies en beoordelen het conceptadvies zonder dat hier een vergoeding tegenover stond. Een vergoeding tot maximaal het in Tabel IV van het Rechtspositiebesluit vermelde bedrag voor commissieleden wordt geacht in redelijke verhouding te staan tot de te verrichten werkzaamheden.

Artikel 3.

Zie artikel 64i van de gemeentewet.

Artikel 4.

Uit artikel 64g, vierde lid, van de gemeentewet volgt dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest diegenen voor een vergoeding/tegemoetkoming in aanmerking te laten komen voor wie het bijwonen van de betreffende commissievergaderingen voortvloeit uit hun functie, voor de uitoefening waarvan zij reeds een bezoldiging ontvangen. Te denken valt bijvoorbeeld aan de vakbondsvertegenwoordigers, die in de commissie voor het georganiseerd overleg zitting hebben.

Artikel 5.

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 6.

Behoeft geen nadere toelichting.