Regeling vervallen per 28-06-2016

Nadere regels subsidies Peuterwerk en Voorschoolse Educatie augustus tot en met december 2015

Geldend van 07-07-2015 t/m 27-06-2016

Intitulé

Nadere regels subsidies Peuterwerk en Voorschoolse Educatie augustus tot en met december 2015

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere;

gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Almere 2011;

besluit:

vast te stellen de navolgende Nadere regels subsidies Peuterwerk en Voorschoolse Educatie augustus tot en met december 2015met inbegrip van de daarbij behorende bijlagen.

Nadere regels subsidies Peuterwerk en Voorschoolse Educatie augustus tot en met december 2015

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • a.

    Almeerse (doelgroep)peuters: in de gemeente Almere woonachtige kinderen van 2 tot 4 jaar.

  • b.

    Bestuursrechtelijke handhaving: handhaving in de vorm van een genomen besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom, bestuursdwang of een bestuurlijke boete.

  • c.

    College: het college van burgemeester en wethouders

  • d.

    Doelgroeppeuter: kind dat op indicatie van de JeugdGezondheidsZorg (JGZ) in aanmerking komt voor een peuterplek VVE.

  • e.

    DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs, onderdeel van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

  • f.

    HBO-coach: Stedelijk inzetbare professional die tot doel heeft de uitvoeringskwaliteit op de vve-groepen te vergroten.

  • g.

    Houder: de rechtspersoon aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort, waarbij onder ‘onderneming’ wordt begrepen een in Almere gevestigde locatie voor kinderopvang waar peuterwerk wordt uitgevoerd en die in het LRKP staat geregistreerd als kinderdagverblijf.

  • h.

    Inkomensverklaring (voorheen IB 60): een officiële verklaring van de Belastingdienst inzake de inkomensgegevens van een persoon in een bepaald belastingjaar.

  • i.

    Kinderdagverblijf: locatie waar dagopvang voor kinderen tussen de 0 en 4 jaar wordt gerealiseerd, volgens de eisen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

  • j.

    Kinderopvangtoeslag: de tegemoetkoming van het Rijk aan ouders bedoeld als gedeeltelijke bijdrage in de kosten voor in het LRKP geregistreerde kinderopvang.

  • k.

    LRKP: Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen: Register waarin kinderopvangvoorzieningen en peuterspeelzalen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke eisen.

  • l.

    Ouderbijdrage: financiële vergoeding die ouders moeten betalen voor de afname van een peuterplek (hetzij regulier, hetzij VVE) voor hun kind, afgestemd op het verzamelinkomen van het huishouden.

  • m.

    Ouderbijdragentabel: een door het college opgesteld overzicht van de ouderbijdrage per inkomensgroep.

  • n.

    Ouders: ouder(s) of verzorgers van de peuter.

  • o.

    Peuterestafette: het in Almere gebruikte overdrachtsinstrument waarmee pedagogisch medewerkers op een systematische manier hun beeld van de ontwikkeling van een peuter beschrijven. Dit document wordt vervolgens besproken met ouders en overgedragen naar de toekomstige basisschool.

  • p.

    Peutergroep: een peutergroep bestaat uitsluitend uit peuterplekken regulier en peuterplekken VVE.

  • q.

    Peuterplek regulier: plek van twee dagdelen per week, verspreid over minimaal 2 weekdagen, gedurende 40 weken per jaar. Het aantal uren per peuterplek per week is 6. De plek bevindt zich op een peuterwerklocatie die in het LRKP staat geregistreerd als VVE gecertificeerd.

  • r.

    Peuterplek VVE: plek voor doelgroeppeuters vanaf 2,5 jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar de basisschool, van vier dagdelen per week, verspreid over minimaal 2 weekdagen, gedurende 40 weken per jaar. Het aantal uren per week is

    • 12.

      De plek bevindt zich op een peuterwerklocatie die in het LRKP staat geregistreerd als VVE gecertificeerd.

  • s.

    Peuterwerk: educatieve opvang voor kinderen vanaf 2 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool en die voldoet aan de eisen uit de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen met het daarbij behorende Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. Peuterwerk wordt uitgevoerd op peuterwerklocaties in groepen van maximaal 16 peuters per groep. De ontwikkeling van alle peuters wordt gevolgd middels een observatiesysteem.

  • t.

    Peuterwerklocatie: de locatie, geregistreerd als kinderdagverblijf in Almere in het LRKP, waar de houder peuterwerk uitvoert. De locatie is tenminste vier dagdelen per week geopend voor peuterwerk.

  • u.

    Startgroep: een groep waarin gedurende 12,5 uur per week peuterwerk met VVE wordt gerealiseerd voor doelgroeppeuters en niet-doelgroeppeuters, onder regie van de basisschool. Eén van de pedagogisch medewerkers is een leerkracht met een Pabo-opleiding. In Almere zijn 4 groepen als Startgroep aangemerkt: Samenspel/Pierewiet, Wierwinde/Windekind, Tjasker/Speelmolen en Kompas/Precious kids. De locatie Wierwinde/Windekind heeft een openstelling van 15 uur per week.

  • v.

    Vereiste taalniveaus: de landelijk gehanteerde eisen aan de taalniveaus van pedagogisch medewerkers op de peuterwerklocaties, te weten 2F voor schrijfvaardigheid en 3F voor spreek- en luistervaardigheid. Deze eisen zijn afkomstig uit de Referentieniveaus taal van de commissie Meijerink.

  • w.

    Verzamelinkomen: Door de Belastingdienst gehanteerde term voor het jaarinkomen uit box 1, box 2 en box 3 verminderd met de aftrekposten. Het betreft hier het jaarinkomen van het hele gezin.

  • x.

    VVE (voor- en vroegschoolse educatie): hier opgevat als peuterwerk voor kinderen vanaf 2,5 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, waarin via een VVE-programma op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

  • y.

    VVE-programma: één van de volgende programma’s voor voorschoolse educatie, gericht op de vier ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek, sociaal- emotionele ontwikkeling: Piramide, Ko-totaal, Startblokken, Peuterplein en Kleuterplein, Kaleidoscoop, Schatkist, Sporen, Doe meer met Bas, Speelplezier.

Artikel 2 Doel

Deze nadere regels hebben als doelstelling het mogelijk maken van de uitvoering van gesubsidieerd peuterwerk, inclusief VVE, voor de periode augustus tot en met december 2015.

Artikel 3 De aanvrager

Een subsidieaanvraag kan enkel worden ingediend door een houder.

Artikel 4 De aanvraag

  • 1.

    De aanvraag van een houder moet door de gemeente zijn ontvangen op of na 11 juni 2015 en vóór 23 juni 2015.

  • 2.

    Alleen tijdig ingediende en complete subsidieaanvragen, inclusief alle gevraagde bijlagen, worden in behandeling genomen.

Artikel 5 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

Voor het aanvragen van subsidie dienen de volgende gegevens en stukken overgelegd te worden:

  • 1.

    Het algemeen formulier aanvragen subsidie 2015 van de Gemeente Almere.

  • 2.

    Het Format subsidieaanvraag peuterwerk augustus tot en met december 2015 Gemeente Almere.

  • 3.

    Houders die in de voorafgaande subsidieperiode geen subsidie voor peuterwerk hebben ontvangen, dienen daarnaast aan te leveren: de meest recente versie van het jaarverslag, de jaarrekening en de balans.

  • 4.

    Conform het gestelde in artikel 9 lid 1 sub a: de VVE-certificaten van de pedagogisch medewerkers van de peuterwerklocaties waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Deze voorwaarde geldt alleen:

    • -

      voor elke in deze subsidieperiode nieuw te starten peuterwerklocatie waarvoor subsidie wordt aangevraagd, en/of

    • -

      voor een in deze subsidieperiode nieuw aan te stellen pedagogisch medewerker op een peuterwerklocatie waarvoor subsidie wordt aangevraagd en waarvoor in de voorafgaande subsidieperiode subsidie voor peuterwerk is verstrekt.

  • 5.

    Conform het gestelde in artikel 9 lid 1 sub b: bewijzen van de taalniveaus van de pedagogisch medewerkers van de peuterwerklocaties waarvoor subsidie wordt aangevraagd, dan wel bewijzen van lopende deelname aan taalscholing die tot doel heeft de vereiste taalniveaus te bereiken. Deze voorwaarde geldt alleen:

    • -

      voor elke in deze subsidieperiode nieuw te starten peuterwerklocatie waarvoor subsidie wordt aangevraagd, en/of;

    • -

      voor elke in deze subsidieperiode nieuw aan te stellen pedagogisch medewerker op een peuterwerklocatie waarvoor subsidie wordt aangevraagd en waarvoor in de voorafgaande subsidieperiode subsidie voor peuterwerk is verstrekt.

  • 6.

    Conform het gestelde in artikel 9 lid 1 sub d: Een plan van aanpak samenwerking basisschool. Deze voorwaarde geldt alleen voor elke in deze subsidieperiode nieuw te starten peuterwerklocatie waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 6 Doelgroepen

Subsidie is beschikbaar voor de volgende peuters:

  • 1.

    Almeerse peuters van 2 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, en doelgroeppeuters van 2 tot 2,5 jaar, die een peuterplek regulier bezetten van twee dagdelen per week, en waarvan de ouders aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag: subsidie beschikbaar voor twee dagdelen per week.

  • 2.

    Almeerse doelgroeppeuters van 2,5 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, die een peuterplek VVE bezetten en waarvan de ouders aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag of een gezamenlijk verzamelinkomen hebben van maximaal € 37.909: subsidie beschikbaar voor vier dagdelen per week.

  • 3.

    Almeerse doelgroeppeuters van 2,5 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, die een peuterplek VVE bezetten, en waarvan de ouders wel recht hebben op kinderopvangtoeslag en het verzamelinkomen van het gezin minimaal € 37.910 bedraagt: subsidie beschikbaar voor het 3e en 4e dagdeel per week.

  • 4.

    Houders zijn verplicht bij plaatsing van een peuter op een beschikbaar gekomen peuterplek doelgroeppeuters voorrang te geven.

Artikel 7 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    Het college subsidieert het door houder werkelijk gehanteerde uurtarief voor peuterwerk, met een maximum van € 7,35 per uur. Voor startgroepen bedraagt het maximaal te subsidiëren bedrag per uur € 5,07.

  • 2.

    Het college subsidieert per maand per bezette peuterplek. Voor de in artikel 6 genoemde doelgroepen gelden de volgende maximale subsidiebedragen:

    • a.

      Voor de in artikel 6 lid 1 genoemde doelgroep bedraagt de maximale subsidie per bezette peuterplek per jaar: 6 uren per week x maximaal € 7,35 per uur x 40 weken / 12 maanden minus de geldende ouderbijdrage op basis van tabel 1 uit Bijlage 1.

    • b.

      Voor de in artikel 6 lid 2 genoemde doelgroep bedraagt de maximale subsidie per bezette peuterplek per jaar: 12 uren per week x maximaal € 7,35 x 40 weken/ 12 maanden minus de geldende ouderbijdrage op basis van tabel 2 uit Bijlage 1.

    • c.

      Voor de in artikel 6 lid 3 genoemde doelgroep bedraagt de maximale subsidie per bezette peuterplek per jaar: 6 uren per week x maximaal € 7,35 per uur x 40 weken / 12 maanden minus de geldende ouderbijdrage op basis van tabel 3 uit Bijlage 1.

    • d.

      Voor peuters in startgroepen bedraagt de maximale subsidie per bezette peuterplek per jaar: 12,5 uren per week x maximaal € 5,07 per uur x 40 weken / 12 maanden minus de geldende ouderbijdrage op basis van de tabellen uit Bijlage 1. Voor locatie Windekind wordt gerekend met 15 uur per week.

  • 3.

    Als de ouderbijdrage minder dan 12 keer per jaar in rekening wordt gebracht, dan vindt op bovenstaande berekeningen uit de tekst sub a t/m d een correctie plaats in de vorm van een aanpassing van de 12 maanden- factor.

  • 4.

    Naast de in lid 2 genoemde subsidiebedragen stelt het college een VVE-toeslag beschikbaar voor doelgroeppeuters van 2,5 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen. Deze subsidie wordt verstrekt voor peuters die een VVE- peuterplek bezetten van vier dagdelen (12 uur) per week, ongeacht of de ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag: Deze VVE-toeslag bedraagt per geplaatste doelgroeppeuter € 407 per jaar. Indien de doelgroeppeuter de VVE-plek niet het gehele jaar bezet, wordt de toeslag naar rato verstrekt.

  • 5.

    De in lid 3 genoemde subsidie geldt niet voor peuters in startgroepen.

  • 6.

    Het definitieve subsidiebedrag wordt na afloop van de subsidieperiode, op basis van de gegevens uit de eindrapportage van de houder, inclusief het ingevulde rapportageformat Eindrapportage Peuterwerk augustus tot en met december 2015, door het college vastgesteld.

Deze vaststelling vindt plaats op basis van het werkelijke aantal bezette peuterplekken (daaronder wordt hier begrepen het aantal afgenomen uren per werkelijk bezette peuterplek (regulier en VVE), het werkelijk gehanteerde uurtarief, het aantal doelgroeppeuters waarvoor (naar rato) het VVE-jaarbedrag wordt ontvangen en de totaal in rekening gebrachte ouderbijdragen) en kan een terugvordering tot gevolg hebben als houder minder bezette peuterplekken heeft gerealiseerd dan het aantal waarop de hoogte van de subsidieverlening was gebaseerd.

Artikel 8 Subsidieplafond

  • 1. 1.Het college stelt voor deze nadere regels een subsidieplafond vast van € 1.262.406. De subsidieverlening voor peuterplekken geschiedt volgens een aantal verdeelcriteria. Deze zijn in volgorde van prioriteit:

    • I.

      Aanvragen van houders voor locaties waarvoor deze houder in de periode januari tot en met juli 2015 gemeentelijke subsidie peuterwerk heeft ontvangen en locaties die deze houder per 1 augustus 2015 overneemt van De Schoor en waarvoor De Schoor in de periode januari tot en met juli 2015 gemeentelijke subsidie peuterwerk ontving. Voor deze aanvragen is per organisatie subsidie beschikbaar voor het totaal aantal peuterplekken (regulier en VVE) dat op deze locaties (vallend binnen prioriteit I) werkelijk bezet was op 1 maart 2015. Dit aantal wordt bepaald op basis van de gegevens uit de tussenrapportage peuterwerk januari-juli 2015 van de betreffende locaties. Het is toegestaan de werkelijke invulling van de plekken als reguliere of VVE-plek in de periode augustus tot en met december 2015 aan te passen aan de vraag van ouders. Daarbij geldt dat VVE-doelgroeppeuters voorrang hebben bij plaatsing ten opzichte van niet-doelgroeppeuters.

    • II.

      Aanvragen voor uitbreiding van het aantal peuterplekken op bestaande gesubsidieerde peuterwerklocaties, van houders die in de periode januari tot en met juli 2015 gemeentelijke subsidie hebben ontvangen voor de uitvoering van peuterwerk of die per 1 augustus 2015 peuterwerklocaties van Stichting De Schoor overnemen. Deze aanvragen worden geprioriteerd op basis van het percentage gewichtenleerlingen op 1 oktober 2014 op de basisschool waarmee samengewerkt wordt of gaat worden (zie artikel 9 lid 1 sub d). Dit percentage gewichtenleerlingen wordt vastgesteld door de afdeling Onderzoek en Statistiek van de Gemeente Almere, op basis van gegevens van DUO. Daarbij geldt : hoe hoger het percentage gewichtenleerlingen, hoe hoger de prioriteit. Indien een peuterwerklocatie met meerdere basisscholen samenwerkt, dan is het getal van de school met het hoogste percentage gewichtenleerlingen bepalend.

    • Indien de waarde gelijk uitvalt, en het subsidieplafond is nog niet bereikt, krijgt de aanvraag van een peuterwerklocatie die samenwerkt met een basisschool die op 1 mei 2015 nog niet met een voorschoolse voorziening samenwerkte, prioriteit.

    • Valt de waarde dan nog gelijk uit, dan krijgt de aanvraag van een peuterwerklocatie in of direct geschakeld aan een basisschool de hoogste prioriteit.

    • III.

      Aanvragen van:

      • -

        houders die reeds subsidie hebben ontvangen voor peuterwerk in de periode januari – juli 2015 en

      • -

        houders die per 1 augustus 2015 een peuterwerklocatie van De Schoor overnemen en

      • -

        overige houders

    • voor nieuwe peuterwerklocaties. Deze aanvragen worden geprioriteerd op basis van het percentage gewichtenleerlingen op 1 oktober 2014 op de basisschool waarmee samengewerkt wordt of gaat worden (zie artikel 9 lid 1 sub d). Dit percentage gewichtenleerlingen wordt vastgesteld door de afdeling Onderzoek en Statistiek van de Gemeente Almere, op basis van gegevens van DUO. Daarbij geldt : hoe hoger het percentage gewichtenleerlingen, hoe hoger de prioriteit. Indien een peuterwerklocatie met meerdere basisscholen samenwerkt, dan is het getal van de school met het hoogste percentage gewichtenleerlingen bepalend.

      Indien de waarde gelijk uitvalt, en het subsidieplafond is nog niet bereikt, krijgt de aanvraag van een peuterwerklocatie die samenwerkt met een basisschool die in mei 2015 nog niet met een voorschoolse voorziening samenwerkt, prioriteit.

      Valt de waarde dan nog gelijk uit, dan krijgt de aanvraag van een peuterwerklocatie in of direct geschakeld aan een basisschool de hoogste prioriteit.

      Indien ook dan de waarde gelijk uitvalt, wordt het beschikbare budget gelijkelijk verdeeld over de betreffende aanvragen.

Artikel 9 Voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen

    • 1.

      Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan houders die voldoen aan de volgende voorwaarden:

      • a.

        De pedagogisch medewerkers op de betreffende peuterwerklocatie zijn gecertificeerd voor het VVE-programma waarmee op die locatie wordt gewerkt; als gevolg van personeelsverloop of het opstarten van een nieuwe groep mag worden volstaan met 1 gecertificeerde pedagogisch medewerker en 1 pedagogisch medewerker in opleiding per groep.

      • b.

        De pedagogisch medewerkers beschikken op het moment van de start van de subsidieperiode over de vereiste taalniveaus. Als gevolg van personeelsverloop, het opstarten van een nieuwe groep of het nog niet afgerond hebben van de taalscholing, mag per peutergroep worden volstaan met één pedagogisch medewerker die beschikt over de vereiste taalniveaus en één pedagogisch medewerker die aantoonbaar op het moment van de subsidieaanvraag scholing volgt die tot doel heeft de vereiste taalniveaus te bereiken.

      • c.

        De houder maakt voor alle peuters gebruik van Peuterestafette en er is sprake van een warme overdracht van doelgroeppeuters naar de basisschool;

      • d.

        De houder werkt voor elke peuterwerklocatie aantoonbaar samen met één of meer basisscholen. Deze samenwerking blijkt uit een gezamenlijk plan van aanpak van de peuterwerklocatie en de basisschool (of basisscholen) voor de realisatie van een doorgaande lijn. Het plan is ondertekend door beide partijen en bevat minimaal afspraken over i) de samenwerking op het gebied van de inhoudelijke thema’s waarmee in de groepen wordt gewerkt; ii) ouderbetrokkenheid en iii) de overdracht van peuters naar de basisschool;

    • 2.

      De te subsidiëren activiteiten starten op zijn vroegst op 1 augustus 2015 en lopen na de start tenminste door tot en met 31 december 2015.

    • 3.

      Onverminderd de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 9 van de Algemene subsidieverordening Almere 2011 en de subsidievoorwaarden als opgenomen in deze Nadere regels, kan de subsidie in ieder geval worden geweigerd indien:

      • a.

        voor één van Almeerse vestigingen van de houder vanaf het moment van subsidieaanvraag tot het moment van subsidieverlening bestuursrechtelijke handhaving van kracht is of wordt;

      • b.

        het uurtarief voor ouders die een beroep doen op kinderopvangtoeslag lager is dan het uurtarief voor de door het college te subsidiëren peuterplekken, als het aanbod in uren per week en weken per jaar voor deze ouders gelijk is.

Artikel 10 Toetsing recht op een gesubsidieerde peuterplek

    • 1.

      Voor het toetsen of een peuter in aanmerking komt voor een gesubsidieerde peuterplek dient de houder vast te stellen of ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. Dit doet de houder aan de hand van de Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag (zie Bijlage 2). Voor ouders die een VVE-plek aanvragen en een inkomen onder de € 37.910 hebben geldt dat zij een Inkomensverklaring over 2014 overleggen aan de houder.

    • 2.

      Indien het verwachte verzamelinkomen over 2015 gewijzigd is ten opzichte van het verzamelinkomen dat is aangegeven op de Inkomensverklaring(en) over 2014, dient deze verklaring aangevuld te worden met documenten waaruit de hoogte van het verwachte verzamelinkomen over 2015 blijkt. Dit kunnen zijn: salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, verklaring van schuldsanering etc. Uit de documenten dient te blijken dat de inkomenswijziging structureel is, en in ieder geval geldt voor de maand voorafgaand aan plaatsing op een peuterplek.

    • 3.

      De houder houdt een administratie bij van de documenten aan de hand waarvan de toetsing recht op een gesubsidieerde plek is gedaan, en van bevindingen van deze toetsing.

Artikel 11 De ouderbijdrage

    • 1.

      De hoogte van de ouderbijdrage wordt door de houder bepaald op basis van het verwachte verzamelinkomen over 2015. Dit verwachte inkomen wordt bepaald aan de hand van het door ouders te overleggen Inkomensverklaring over 2014 en eventueel aanvullende documenten zoals genoemd in artikel 10 lid 2.

    • 2.

      Na bepaling van het verwachte verzamelinkomen over 2015 stelt houder de hoogte van de ouderbijdrage vast aan de hand van de tabellen in Bijlage 1.

Artikel 12 De subsidieverlening

    • 1.

      Het college beslist op een tijdig en compleet ingediende subsidieaanvraag binnen zes weken na 19 juni 2015.

    • 2.

      Indien gedurende de periode waarop de subsidieverlening betrekking heeft voor de betreffende peuterwerklocatie bestuursrechtelijke handhaving van kracht wordt, kan dat het herzien of intrekken van het besluit tot subsidieverlening tot gevolg hebben en kan de subsidie geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.

Artikel 13 Verantwoording subsidie

    • 1.

      In afwijking van het gestelde in artikel 13 van de Algemene subsidieverordening Almere 2011 rapporteert houder uiterlijk op 1 oktober 2015 tussentijds aan het college middels het Format Tussenrapportage Peuterwerk augustus tot en met december 2015.

    • 2.

      In afwijking van het gestelde in de artikelen 17 en 18 van de Algemene subsidieverordening Almere 2011 levert houder op uiterlijk 15 maart 2016 een eindrapportage aan het college aan, middels het Format Eindrapportage Peuterwerk augustus tot en met december 2015.

    • 3.

      Voor subsidies van € 125.000 - en hoger dient de eindrapportage voorzien te zijn van een accountantsverklaring.

    • 4.

      Voor subsidies tot € 125.000 geldt dat het college bij houder nadere gegevens kan opvragen om de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie conform de opgelegde voorwaarden te controleren. Daartoe is houder is verplicht de het college desgewenst inzage te geven in diens administratie betreffende onder meer:

      • o

        Inkomensverklaringen of andere bewijzen hoogte gezinsinkomen;

      • o

        verklaringen Geen recht op kinderopvangtoeslag (zie Bijlage 2) van ouders;

      • o

        plaatsingsovereenkomst peuter waaruit aantal uren, soort peuterplek, ouderbijdrage en start- en (verwachte) einddatum blijken.

      • o

        VVE-indicaties, afgegeven door de JGZ, voor plaatsingen van doelgroeppeuters.

Artikel 14 Vaststelling subsidie

    • 1.

      De vaststelling van de subsidie vindt plaats door toepassing van de formules uit artikel 7 lid 2 op de informatie uit de eindrapportage zoals genoemd in artikel 13 lid 2.

    • 2.

      Indien gedurende of na afloop van de subsidieperiode blijkt dat het werkelijk gehanteerde uurtarief voor ouders die een beroep doen op de kinderopvangtoeslag lager is dan het werkelijk gehanteerde uurtarief voor de door het college gesubsidieerde peuterplekken, heeft het college het recht de subsidie te herzien of lager vast te stellen en de subsidie geheel of gedeeltelijk terug te vorderen.

Artikel 15 Hardheidsclausule

  • Het college beslist in alle voorkomende gevallen waarin deze nadere regels niet voorzien. Daarnaast is het college bevoegd om in bijzondere gevallen van hardheid gemotiveerd van deze regeling af te wijken.

Artikel 16 Citeertitel

  • Deze nadere regels worden aangehaald als ‘Nadere regels subsidies Peuterwerk augustus tot en met december 2015’.

Artikel 17 Reikwijdte van de nadere regels

  • Deze nadere regels zijn van toepassing op alle subsidies die het college in de periode augustus tot en met december 2015 verstrekt voor peuterwerk.

Artikel 18 Duur van de nadere regels

  • Deze nadere regels treden in werking op de dag na bekendmaking van het besluit tot vaststelling ervan door het college en blijven gelden voor zover dat voor de uitvoering van deze nadere regels nodig is.

    Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van Almere d.d. 10 juni 2015,

    de secretaris, de burgemeester,

    A.J. Grootoonk A. Jorritsma - Lebbink

Bijlage 1. Ouderbijdragetabellen

Tabel 1. Ouderbijdrage bij twee dagdelen per week

gezinsinkomen 2015

ouderbijdrage per uur

als uurtarief ≤ € 6,84

als uurtarief > € 6,84

€ 0

€ 17.918

9,3%

€ 0,64 + (deel uurprijs boven € 6,84)

€ 17.919

€ 27.549

13,8%

€ 0,94 + (deel uurprijs boven € 6,84)

€ 27.550

€ 37.909

20,5%

€ 1,40 + (deel uurprijs boven € 6,84)

€ 37.910

€ 51.562

27,7%

€ 1,89 + (deel uurprijs boven € 6,84)

€ 51.563

€ 74.117

42,3%

€ 2,90 + (deel uurprijs boven € 6,84)

€ 74.118

€ 102.705

66,6%

€ 4,55 + (deel uurprijs boven € 6,84)

€ 102.706

en hoger

82,0%

€ 5,61 + (deel uurprijs boven € 6,84)

Deze tabel geldt voor ouders die aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag.

Tabel 2. Ouderbijdrage bij vier dagdelen per week voor inkomens tot en met

€ 37.909

gezinsinkomen 2015

ouderbijdrage per jaar

€ 0

€ 17.918

€ 120 per jaar

€ 17.919

€ 27.549

€ 180 per jaar

€ 27.550

€ 37.909

€ 180 per jaar

Deze tabel geldt voor alle ouders waarvan de peuter als doelgroeppeuter geïndiceerd is, tenminste 2,5 jaar oud is en vier dagdelen per week komt. Deze ouders hoeven geen kinderopvangtoeslag aan te vragen.

Tabel 3. Ouderbijdrage bij vier dagdelen per week voor inkomens vanaf € 37.910

gezinsinkomen 2015

ouderbijdrage per uur over twee dagdelen

als uurtarief ≤ € 6,84

als uurtarief > € 6,84

€ 37.910

€ 51.562

27,7%

€ 1,89 + (deel uurprijs boven € 6,84)

€ 51.563

€ 74.117

42,3%

€ 2,90 + (deel uurprijs boven € 6,84)

€ 74.118

€ 102.705

66,6%

€ 4,55 + (deel uurprijs boven € 6,84)

€ 102.706

en hoger

82,0%

€ 5,61 + (deel uurprijs boven € 6,84)

Deze tabel geldt voor ouders die aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag en waarvan de peuter als doelgroeppeuter geïndiceerd is, tenminste 2,5 jaar oud is en vier dagdelen per week komt. De ouderbijdrage wordt berekend over de eerste twee dagdelen, over het 3de en 4de dagdeel wordt geen ouderbijdrage in rekening gebracht.

Ouders die wel recht op kinderopvangtoeslag hebben, vragen kinderopvangtoeslag aan over de eerste twee dagdelen. Over het 3e en 4e dagdeel wordt geen ouderbijdrage in rekening gebracht.

Bijlage 2 Verklaring Geen recht op kinderopvangtoeslag

De gegevens in deze aanvraag op naam van de ouder/verzorger die geen inkomen heeft.

Voorletters en achternaam:

Burgerservicenummer (BSN):

Straatnaam, huisnummer + toevoeging:

Postcode en woonplaats:

Gegevens kind

U hoeft alleen de gegevens in te vullen van het kind dat gaat deelnemen aan peuteropvang

Voorletters en achternaam:

Geboortedatum:

BSN-nummer:

Hierbij verklaar ik geen recht te hebben op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in artikel 1.1. van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk. Dit verklaar ik door het bijgevoegde Inkomensverklaring (voorheen IB60-formulier). (Dit formulier kunt u gratis aanvragen via de belastingtelefoon: 0800-0543.)

Tevens verklaar ik hierbij (maak uw keuze door het juiste vakje aan te kruisen):

  • 0

    in geval van 2 ouders/verzorgers, dat er sprake is van 1 ouder/verzorger met inkomen en de andere ouder/verzorger geen inkomen heeft en ook niet in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag op grond van de omschrijvingen in de toelichting

  • 0

    bij een alleenstaande ouder/verzorger dat er geen inkomen is en ik ook niet in aanmerking kom voor kinderopvangtoeslag op grond van de omschrijvingen in de toelichting (U hebt bijstand en werk, uitkering als kunstenaar en volgt een traject gericht op arbeidsinschakeling (WWIK), u bent jonger dan 18 jaar, hebt bijstand en studeert, u volgt een reintegratietraject en hebt geen uitkering of werkgever, u volgt een inburgeringtraject op grond van de Wet inburgering, u volgt een reintegratietraject via UWV of gemeente, of u bent student)

  • 0

    op een andere wijze aan te tonen dat ik geen recht heb op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk. Bewijsstukken bijvoegen.

Ondergetekende verklaart dat dit formulier naar waarheid is ingevuld zodat de gemeente kan vaststellen of ik/wij recht hebben op een gesubsidieerde peuterplek. Ik weet dat het onjuist invullen van dit formulier strafbaar is. Ik verklaar ermee bekend te zijn dat mijn gegevens door de gemeente op juistheid worden gecontroleerd bij andere personen en instanties. Ik weet dat wijzigingen die het recht op een gesubsidieerde peuterplek kunnen beïnvloeden, onmiddellijk moeten worden doorgegeven aan de instelling die de gesubsidieerde peuterplek aanbiedt, onder overlegging van

bewijsstukken.

Handtekening: Plaats en datum:

……………......……………......

Toelichting bij verklaring

Kinderopvangtoeslag

Een ouder die geen recht heeft op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk, kan bij gebruik van peuteropvang in aanmerking komen voor ‘de gemeentelijke regeling’. De ouder dient middels de ‘verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag’ en een IB-60 formulier aan de peuteropvangaanbieder en aan gemeente te verklaren dat ze geen recht heeft op kinderopvangtoeslag.

Wat is kinderopvangtoeslag?

Kinderopvangtoeslag is een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang via de Belastingdienst. U komt in aanmerking voor kinderopvangtoeslag wanneer er sprake is van:

  • ·

    twee werkende ouders/verzorgers in 1 gezin, of ouders/verzorgers die een studie of traject volgen;

  • ·

    een alleenstaande ouder/verzorger die werkt, of een studie of traject volgt;

  • ·

    een gemeentelijke doelgroep waar een of beide ouder(s)/verzorger(s) onder vallen, bijvoorbeeld: inburgeringcursus of sociaal/medische indicatie.

Kinderopvangtoeslag vraagt u aan bij de belastingdienst via www.toeslagen.nl. Hier kunt u ook een proefberekening maken.

Tegemoetkoming voor ouder(s)/verzorger(s) met een eigen onderneming

Zelfstandig ondernemers komen ook in aanmerking voor kinderopvangtoeslag volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk. Ook de ouder, die zonder enige vergoeding arbeid verricht in de onderneming van de partner in de zin van art. 3.78 van de Wet Inkomstenbelasting 2001. Dit artikel gaat over de meewerkaftrek, die geldt als de partner meer dan 525 uur per jaar meewerkt.

Als de man dus een onderneming heeft en de vrouw (of andersom) minimaal 525 uur per jaar meewerkt, voldoen ze beiden aan de criteria voor de Wet Kinderopvang, hebben ze dus recht op een tegemoetkoming van de belastingdienst en kan er dus geen gebruikgemaakt worden van de ‘gemeentelijke regeling’.

Hoe kom ik in aanmerking voor ‘de gemeentelijke regeling’?

Een ouder/verzorger dient aan te tonen dat er geen recht is op de kinderopvangtoeslag. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als u geen of niet allebei een inkomen heeft. U kunt dit op een aantal manieren aantonen. Het meest eenvoudige is om een inkomensverklaring IB60 aan te vragen bij de Belastingdienst. Voorwaarde hiervoor is wel dat u een belastingaangifte ingediend heeft.

Wat is een Inkomensverklaring IB60?

Een inkomensverklaring (voorheen IB60-fomulier) is in feite bedoeld om (overheids)instanties, die geen inzage hebben in de inkomensgegevens van burgers, te informeren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een woonstichting die graag wil weten hoeveel inkomen iemand heeft om vast te kunnen stellen of iemand voor een bepaalde huurwoning in aanmerking komt. Indien een belastingplichtige een beroep doet op een dergelijke inkomensafhankelijke regeling van een (overheids)instantie dan wenst zij een overzicht waarop de inkomensgegevens van de belastingplichtige staat. Hij kan zich in dit geval wenden tot de Belastingdienst met het verzoek een inkomensverklaring te ontvangen.

De verklaring moet aangevraagd worden voor de ouder die geen inkomen heeft, maar deze moet dus wel, eventueel via de partner, een aangifte ingediend hebben.