Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening rioolheffing 2019 Woudrichem

Geldend van 31-12-2018 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening rioolheffing 2019 Woudrichem

De raad van de gemeente Woudrichem;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de:

Verordening rioolheffing 2019 Woudrichem

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

perceel: een roerende of onroerende zaak;

voor de toepassing van deze verordening wordt als één onroerende zaak aangemerkt:

een gebouwd eigendom;

een ongebouwd eigendom;

een gedeelte van een in onderdeel 1 of onderdeel 2 bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

een samenstel van twee of meer van de in onderdeel 1 of onderdeel 2 bedoelde eigendommen of in onderdeel 3 bedoelde gedeelten daarvan, die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar horen;

een geheel van twee of meer van de in onderdeel 1 of onderdeel 2 bedoelde eigendommen of in onderdeel 3 bedoelde gedeelten daarvan of in onderdeel 4 bedoelde samenstellen, dat naar de omstandigheden beoordeeld één terrein vormt bestemd voor verblijfsrecreatie en dat als zodanig wordt geëxploiteerd;

het binnen de gemeente gelegen deel van een in onderdeel 1 of onderdeel 2 bedoeld eigendom, van een in onderdeel 3 bedoeld gedeelte daarvan, van een in onderdeel 4 bedoeld samenstel of van een in onderdeel 5 bedoeld geheel;

een roerende zaak is gelijk aan een onroerende zaak in de zin van onderdeel b;

gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente waaronder mede het voor de openbare dienst bestemde gemeentewater;

verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater.

Artikel 2. Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3. Belastbaar feit en belastingplicht

De belasting wordt geheven:

van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel; en

van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.

Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Met betrekking tot het gebruikersdeel wordt als gebruiker aangemerkt:

degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

ingeval een gedeelte van een perceel voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

Artikel 4. Maatstaf van heffing

Het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

Het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater, grondwater en oppervlaktewater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd en opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd.

Artikel 5. Belastingtarieven

Het eigenarendeel bedraagt per perceel € 126,27.

Het gebruikersdeel bedraagt bij een afvoer van water van:

a.

0 m³

tot en met

500 m³

€ 144,39

b.

501 m³

tot en met

1.000 m³

€ 144,39

Verhoogd met

€ 2,00

Per m³ boven een afvoer van 500 m³

c.

1.001 m³

tot en met

1.500 m³

€ 1.146,63

verhoogd met

€ 1,32

per m³ boven een afvoer van 1.000 m³

d.

1.501 m³

tot en met

2.000 m³

€ 1.804,35

verhoogd met

€ 1,01

per m³ boven een afvoer van 1.500 m³

e.

2.001 m³

tot en met

2.500 m³

€ 2.310,69

verhoogd met

€ 0,80

per m³ boven een afvoer van 2.000 m³

f.

2.501 m³

tot en met

3.000 m³

€ 2.712,63

verhoogd met

€ 0,65

per m³ boven een

afvoer van 2.500 m³

g.

3.001 m³

en meer

€ 3.036,27

verhoogd met

€ 0,53

per m³ boven een

afvoer van 3.000 m³

Artikel 6. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7. Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

De belasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 9,-.

Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

Belastingbedragen van minder dan € 9,- worden niet geheven.

Voor de toepassing van het bepaalde in het derde lid en het vijfde lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen rioolheffing of andere heffingen aangemerkt als één belastingaanslag.

Artikel 9. Termijnen van betaling

In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk drie maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

Artikel 10. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.

Artikel 11. Overgangsrecht

De Verordening rioolheffing 2018 van 28 november 2017 wordt ingetrokken met ingang van de artikel 13, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 12. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

De datum van ingang van de heffing is 31 december 2018.

Artikel 13. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening rioolheffing 2019 Woudrichem'.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Woudrichem van

10 december 2018.

De griffier, De voorzitter,

P.A. Paulides-Ruitenberg A. Noordergraaf

Ondertekening