Instellingsbesluit van de gemeenteraden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Beemster, Diemen, Edam-Volendam, Landsmeer, Ouder-Amstel, Oostzaan, Purmerend, Uithoorn, Waterland, Wormerland en Zaanstad houdende regels omtrent een gemeenschappelijke regeling Gemeenschappelijke regeling Vervoerregio Amsterdam

Geldend van 14-09-2018 t/m 20-10-2021

Intitulé

Instellingsbesluit van de gemeenteraden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Beemster, Diemen, Edam-Volendam, Landsmeer, Ouder-Amstel, Oostzaan, Purmerend, Uithoorn, Waterland, Wormerland en Zaanstad houdende regels omtrent een gemeenschappelijke regeling Gemeenschappelijke regeling Vervoerregio Amsterdam

Deze bekendmaking is slechts een tekstplaatsing. De oorspronkelijke bekendmaking is op 12 juli, met kenmerk Staatscourant 2018, nr. 39846, geplaatst .

HOOFDSTUK I BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      de regeling: de Gemeenschappelijke regeling Vervoerregio Amsterdam;

    • b.

      de Vervoerregio Amsterdam: de gemeenschappelijke regeling bedoeld in hoofdstuk van de Wet gemeenschappelijke regelingen, dat ziet op regelingen tussen gemeenten;

    • c.

      gedeputeerde staten: gedeputeerde staten Noord-Holland;

    • d.

      de wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • e.

      de deelnemende gemeenten: de gemeenten, gelegen in het samenwerkingsgebied;

    • f.

      Zaanstreek – Waterland: de gemeenten Beemster, Edam-Volendam, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Waterland, Wormerland en Zaanstad;

    • g.

      Amstelland – Meerlanden: de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Diemen, Haarlemmermeer, Ouder-Amstel, Uithoorn;

    • h.

      Besluit Vervoerregio: de algemene maatregel van bestuur (Staatsblad 2014, nummer 559) die op grond van artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000, zoals dit artikel gewijzigd is bij de Wet afschaffing plusregio’s, geldt.

  • 2. Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van "de gemeente", "de raad", "het college", en "de burgemeester", onderscheidenlijk: de Vervoerregio Amsterdam, de regioraad, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

HOOFDSTUK II DE VERVOERREGIO AMSTERDAM

Artikel 2

Er is een gemeenschappelijk openbaar lichaam, genaamd: Vervoerregio Amsterdam.

Artikel 3

  • 1. De Vervoerregio Amsterdam is gevestigd te Amsterdam.

  • 2. Het gebied waarvoor deze regeling geldt, omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten.

  • 3. De Vervoerregio Amsterdam is een samenwerkingsverband van 15 gemeenten in de regio Amsterdam en wordt gevormd door de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Beemster, Diemen, Edam-Volendam, Haarlemmermeer, Landsmeer, Oostzaan, Ouder-Amstel, Purmerend, Uithoorn, Waterland, Wormerland en Zaanstad.

HOOFDSTUK III TE BEHARTIGEN BELANGEN

Artikel 4

  • 1. De Vervoerregio Amsterdam heeft tot taak, met inachtneming van hetgeen in deze regeling is bepaald, die belangen te behartigen, welke verband houden met de verkeers- en vervoerstaak die voortvloeit uit het Besluit Vervoerregio, de Wet personenvervoer 2000 en de Wet lokaal spoor.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde belang betreft ‘verkeer en vervoer’.

HOOFDSTUK IV BEVOEGDHEDEN

Artikel 5

Ter behartiging van het in artikel 4 genoemde belang, alsmede ter uitvoering van de wet en daarop berustende wettelijke (uitvoerings-)maatregelen, is de Vervoerregio Amsterdam bevoegd tot:

  • a.

    het aangeven van hoofdlijnen van de gewenste ontwikkeling van het gebied door middel van planning, sturing en coördinatie,

  • b.

    uitvoering van gemeentelijke taken, die aan de Vervoerregio Amsterdam zijn overgedragen,

  • c.

    het verlenen van diensten,

  • d.

    uitoefening van taken van rijk en/of provincie(s), wanneer de Vervoerregio Amsterdam daartoe in staat wordt gesteld.

Artikel 6

De taken, als bedoeld in artikel 5, onder a, houden het volgende in:

Verkeer en vervoer

  • a.

    De regioraad stelt een regionaal verkeers- en vervoersplan vast, dat met het oog op de bevordering van de bereikbaarheid en de leefbaarheid richting geeft aan de door het dagelijks bestuur te nemen beslissingen inzake verkeer en vervoer en op grond waarvan het dagelijks bestuur aan de deelnemende gemeenten aanwijzingen kan geven met betrekking tot het door die gemeenten ter zake te voeren beleid.

  • b.

    De deelnemende gemeenten dragen, voor zover zij daarover beschikken, hun bevoegdheden inzake lokaal openbaar vervoer over aan de Vervoerregio Amsterdam.

  • c.

    De Vervoerregio Amsterdam draagt ter uitvoering van het regionaal verkeers- en vervoersplan zorg voor de verwerving en verdeling van rijksmiddelen op grond van de wet, de Wet personenvervoer 2000 en de Wet en het Besluit Infrastructuurfonds en andere wettelijke regelingen, zoals bepaald in het Besluit Vervoerregio.

Artikel 7 Overgedragen taken

  • 1. De bevoegdheid, als bedoeld in artikel 5, onder b, van de regeling houdt in, dat het dagelijks bestuur taken en bevoegdheden uitoefent, welke door de deelnemende gemeenten zijn overgedragen met toepassing van artikel 50 van de regeling.

  • 2. Aan de bestuursorganen van de Vervoerregio Amsterdam behoren, met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde taken, alle aan de gemeentebesturen toekomende bevoegdheden, voor zover niet bij de regeling of de wet uitgezonderd.

  • 3. Voor zover een op grond van dit artikel vastgestelde verordening voorziet in hetzelfde onderwerp als een verordening van een deelnemende gemeente, regelt eerstbedoelde verordening de onderlinge verhouding. De regioraad kan daarbij bepalen, dat de verordening van een deelnemende gemeente voor het hele gebied, dan wel voor een gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk ophoudt te gelden.

Artikel 8 Dienstverlening

  • 1. De bevoegdheid, als bedoeld in artikel 5, onder c, van de regeling houdt in dat de Vervoerregio Amsterdam desgevraagd en wanneer de regioraad daarmee instemt, diensten kan verlenen ten behoeve van één of meer deelnemende gemeenten.

  • 2. Een besluit tot dienstverlening vermeldt de wijze van kostenverrekening en de overige voorwaarden, waaronder tot de gevraagde dienstverlening wordt overgegaan.

  • 3. Een afschrift van dit besluit wordt ter kennis van de deelnemende gemeente gebracht.

Artikel 9

  • 1. Bevoegdheden, als bedoeld in artikel 5, onder d, van de regeling zijn bevoegdheden van rijk en/of provincie, die hetzij in medebewind, hetzij door overdracht, hetzij door aanvaarding op basis van overeenkomst of gemeenschappelijke regeling, aan de Vervoerregio Amsterdam worden toegekend.

  • 2. Artikel 50 van de regeling is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10

Voor de behartiging van het in artikel 4 genoemde belang is het dagelijks bestuur bevoegd tot:

  • a.

    het reageren op rijks- en provinciale nota's en plannen, die voor het samenwerkingsgebied van belang zijn,

  • b.

    het vertegenwoordigen van het samenwerkingsgebied,

  • c.

    het organiseren van overleg en het uitbrengen van advies.

Artikel 11

  • 1. De bestuursorganen van de Vervoerregio Amsterdam komen alle bevoegdheden toe, die het gemeenschappelijk openbaar lichaam van rechtswege bezit om als rechtspersoon aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen.

  • 2. De bestuursorganen van de Vervoerregio Amsterdam kunnen de uitoefening van bevoegdheden als bedoeld in hoofdstuk IV, paragraaf 2 van de regeling voor het gebied van een of meer gemeenten opdragen aan de bestuursorganen van een of meer deelnemende gemeenten, indien dit in het belang is van een verbetering van de praktijk van de uitoefening van die bevoegdheden en voor zover die bevoegdheden zich naar hun aard en schaal daartoe lenen en die bestuursorganen daarmee instemmen.

Artikel 12

Vervallen

Artikel 13

De Vervoerregio Amsterdam kan deelnemen aan gemeenschappelijke regelingen, als bedoeld in de artikelen 93 en 96 van de wet.

Artikel 14

Vervallen

Artikel 15

Ter uitvoering van de taken en bevoegdheden, die bij of krachtens de wet, algemene maatregel van bestuur, dan wel deze regeling aan de Vervoerregio Amsterdam zijn opgedragen, heeft het Dagelijks Bestuur de bevoegdheid tot toepassing van handhaving overeenkomstig Titel III, hoofdstuk VIII, paragraaf 4, van de Gemeentewet en hoofdstuk 5 Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 15a

  • 1. Bij het opstellen van een ontwerp van een plan pleegt het dagelijks bestuur, voor zover daarvoor geen andere wettelijke voorschriften gelden, overleg met de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten en met daarvoor in aanmerking komende besturen, instellingen, diensten en personen en doet hiervan in een bijlage bij dit ontwerp verantwoording.

  • 2.

    • a.

      Het dagelijks bestuur stelt het ontwerp van een plan voorlopig vast.

    • b.

      Het dagelijks bestuur zendt het ontwerp van een plan na de voorlopige vaststelling aan de raden van de deelnemende gemeenten, die hun beschouwingen binnen drie maanden ter kennis van de regioraad brengen.

    • c.

      Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de informatievoorziening en het maken van afspraken ten behoeve van de inspraak over een ontwerpplan. De regioraad kan daartoe algemene regels stellen.

  • 3.

    • a.

      Binnen drie maanden na het verstrijken van de in het vorige lid vermelde termijn beslist de regioraad omtrent de vaststelling van het plan.

    • b.

      Indien tegen het ontwerp van een plan bezwaren zijn ingediend of de regioraad bij de vaststelling van het plan afwijkt van het ontwerp, wordt het besluit tot vaststelling met redenen omkleed.

    • c.

      Een plan wordt terstond na de vaststelling door de regioraad medegedeeld aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan gedeputeerde staten.

Hoofdstuk V HET BESTUUR

Artikel 16

Het bestuur van de Vervoerregio Amsterdam bestaat uit:

  • a.

    het algemeen bestuur, zijnde de regioraad;

  • b.

    het dagelijks bestuur;

  • c.

    de voorzitter.

Afdeling A: De regioraad

Paragraaf 1: De samenstelling van de regioraad

Artikel 17

  • 1. De leden van de regioraad worden door de raden van de deelnemende gemeenten, uit hun midden de voorzitters inbegrepen en uit de wethouders aangewezen. Daarbij wordt de volgende maatstaf in acht genomen:

    voor gemeenten tot 20.000 inwoners 1 lid

    voor gemeenten van 20.000 tot 40.000 inwoners 2 leden

    voor gemeenten van 40.000 tot 60.000 inwoners 3 leden

    voor gemeenten van 60.000 tot 80.000 inwoners 4 leden

    voor gemeenten van 80.000 tot 100.000 inwoners 5 leden

    en voor elke volgende 40.000 inwoners of een gedeelte daarvan 1 lid extra, met dien verstande dat de gemeenteraad van Amsterdam met behoud van het stemgewicht maar de helft van het aantal leden aanwijst op basis van bovenstaande maatstaf.

  • 2. De leden, aangewezen door de raden van gemeenten met minder dan 40.000 inwoners, kunnen zich laten vervangen door een als zodanig door de raad van de desbetreffende gemeente, gelijktijdig aangewezen plaatsvervangend lid. Op plaatsvervangende leden zijn de bepalingen van deze afdeling van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de laatstelijk door het Centraal bureau voor de statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

  • 4. Artikel 8, tweede lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18

Het lidmaatschap van de regioraad is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar door of vanwege het bestuur van de Vervoerregio Amsterdam of van een gemeente aangesteld of daaraan ondergeschikt.

Artikel 19

De raden van de deelnemende gemeenten bevorderen dat de politieke representativiteit van de regioraad zoveel mogelijk overeenkomt met de politieke verhoudingen in het samenwerkingsgebied.

Artikel 20

  • 1. De raad van een deelnemende gemeente beslist in de eerste vergadering van elke zittingsperiode over de aanwijzing van een nieuw lid c.q. nieuwe leden van de regioraad.

  • 2. Zo spoedig mogelijk na de aanwijzing van de leden door de gemeenteraden, doch uiterlijk binnen twee maanden daarna, komt de regioraad in eerste vergadering bijeen.

  • 3. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege, zodra men ophoudt lid of voorzitter te zijn van de raad uit wiens midden men is aangewezen dan wel ophoudt wethouder of secretaris van de desbetreffende deelnemende gemeente te zijn.

Artikel 21

  • 1. Indien tussentijds een plaats van een lid van de regioraad openvalt, wijst de gemeenteraad die het aangaat in zijn eerstvolgende vergadering of indien dit niet mogelijk is, ten spoedigste daarna, een nieuw lid aan.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders van de desbetreffende deelnemende gemeente geeft van een benoeming binnen acht dagen schriftelijk kennis aan de regioraad en aan de benoemde.

Artikel 22

Indien de aanwijzing van een lid van de regioraad tussentijds niet meer in overeenstemming is met artikel 17, eerste lid, van de regeling wijst c.q. wijzen de raad c.q. de raden van de desbetreffende gemeente(n), zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan.

Artikel 23

[vervallen]

Artikel 24

Onverminderd het bepaalde in artikel 20, derde lid, van de regeling eindigt het lidmaatschap van de regioraad eveneens op het moment van uittreding uit de gemeenschappelijke regeling van de gemeente die het lid vertegenwoordigt.

Artikel 25

  • 1. Een lid van de regioraad kan te allen tijde ontslag nemen. Hij deelt dit mede aan de voorzitter. Deze geeft hiervan onverwijld kennis aan de raad van de gemeente, die hem heeft aangewezen.

  • 2. Hij, die zijn ontslag heeft genomen, blijft zijn functie waarnemen, totdat zijn opvolger is benoemd en deze de benoeming heeft aanvaard.

  • 3. Hij, die ophoudt lid of voorzitter te zijn van de raad van een deelnemende gemeente, houdt tevens op lid te zijn van de regioraad, het dagelijks bestuur of een commissie.

  • 4. Een gemeenteraad kan een door hem aangewezen lid tussentijds ontslaan als dit het vertrouwen van de gemeenteraad niet meer bezit. Daarbij wordt gehandeld overeenkomstig de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet.

Paragraaf 2: De werkwijze

Artikel 26

  • 1. Op het houden en de orde van de vergaderingen van de regioraad is het gestelde in artikel 22 van de wet van toepassing.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 22, tweede lid, van de wet vergadert de regioraad voorts zo dikwijls de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, of wanneer tenminste tien leden van de regioraad zulks nodig achten. In het laatste geval wordt de vergadering gehouden binnen een maand nadat de met redenen omklede aanvraag daartoe de voorzitter heeft bereikt.

Artikel 27

Met betrekking tot het opleggen van geheimhouding is artikel 23 van de wet van toepassing.

Artikel 28

  • 1. Elk lid van de regioraad dat door de gemeenteraad van Amsterdam is aangewezen heeft in de vergadering twee stemmen, alle andere leden van de regioraad hebben in de vergadering één stem.

  • 2. In een overdrachtsregeling, als bedoeld in artikel 50 van de regeling, kan worden bepaald dat een lid van de regioraad met betrekking tot de desbetreffende taak c.q. bevoegdheid in de vergadering geen stem heeft.

Paragraaf 3: Vergoedingen

Artikel 29

  • 1. De leden van de regioraad kunnen een door de regioraad vast te stellen tegemoetkoming in de kosten en, voor zover zij niet de functie van wethouder, burgemeester, vervullen, een vergoeding voor hun werkzaamheden ontvangen. Bij de vaststelling van deze tegemoetkoming en vergoeding wordt het gestelde in artikel 21 van de wet in acht genomen.

  • 2. De regioraad kan voorts een tegemoetkoming in of vergoeding van bijzondere kosten en andere financiële voorzieningen vaststellen, die verband houden met de vervulling van het lidmaatschap van de regioraad.

Paragraaf 4: Informatie en verantwoording

Artikel 30

De regioraad bepaalt de wijze waarop openbare bekendmakingen als bedoeld in deze regeling plaatsvinden.

Artikel 31

  • 1. Een lid van de regioraad geeft de gemeenteraad, die hem of haar als lid heeft aangewezen, schriftelijk dan wel op nader door die raad te bepalen wijze, de door één of meer leden van die raad verlangde inlichtingen.

  • 2. Een lid van de regioraad is aan de gemeenteraad, die hem of haar als lid heeft aangewezen, verantwoording verschuldigd voor het door hem of haar in de regioraad gevoerde beleid. Het afleggen van verantwoording geschiedt volgens door de betrokken gemeenteraad nader te stellen regels.

  • 3. De regioraad geeft binnen drie maanden aan de raden van de deelnemende gemeenten de door één of meer leden van die raden schriftelijke gevraagde inlichtingen.

Paragraaf 5: Bevoegdheden van de regioraad

Artikel 32

Aan de regioraad behoren alle bevoegdheden die niet bij of krachtens deze regeling en met inachtneming van het bepaalde in artikel 33 van de wet, zijn opgedragen aan het dagelijks bestuur, de voorzitter of een commissie.

Afdeling B: Het dagelijks bestuur

Paragraaf 1: De samenstelling van het dagelijks bestuur

Artikel 33

Het dagelijks bestuur bestaat uit drie door de regioraad uit zijn midden aan te wijzen leden, met dien verstande dat:

  • -

    één lid afkomstig is uit het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;

  • -

    één lid afkomstig is uit een college van burgemeester en wethouders van een gemeente uit Zaanstreek-Waterland;

  • -

    één lid afkomstig is uit een college van burgemeester en wethouders van een gemeente uit Amstelland-Meerlanden.

Artikel 34

  • 1. De in artikel 33 van de regeling genoemde aanwijzing van de leden van het dagelijks bestuur vindt plaats op voordracht van de colleges van de deelnemende gemeenten via de voorzitter van de regioraad, met inachtneming van het bepaalde in artikel 33.

  • 2. Met betrekking tot de leden van het dagelijks bestuur zijn de artikelen 40, 41, 46 en 47 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag waarop de regioraad de leden van het nieuw te vormen dagelijks bestuur aanwijst.

  • 4. Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur beschikbaar komt kiest de regioraad zo spoedig mogelijk een nieuw lid. Artikel 33 van de regeling is daarbij opnieuw van toepassing. Gaat het openvallen van een plaats in het dagelijks bestuur gepaard met het openvallen van een plaats in de regioraad, dan kan deze raad het kiezen van een nieuw lid in het dagelijks bestuur uitstellen totdat de opengevallen plaats in de regioraad weer zal zijn bezet.

  • 5. Degene, die als lid van het dagelijks bestuur tussentijds ontslag neemt, blijft zijn functie waarnemen totdat zijn opvolger zijn benoeming heeft aanvaard.

  • 6. Tussentijds verlies van en schorsing in het lidmaatschap van de regioraad brengt verlies van, onderscheidenlijk schorsing in het lidmaatschap van het dagelijks bestuur mede.

Artikel 35

Indien afwezigheid van een lid van het dagelijks bestuur van langdurige aard wordt verwacht, dan wel de voorzitter gedurende een naar verwachting langdurige termijn wordt vervangen op een wijze, bedoeld in artikel 42, derde lid, van de regeling kan de regioraad in de tijdelijke vervanging van dat lid c.q. van hem die de voorzitter vervangt voorzien.

Paragraaf 2: De werkwijze

Artikel 36

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of tenminste twee leden dit nodig oordelen.

  • 2.

    • a.

      Elk lid van het dagelijks bestuur heeft in de vergadering één stem.

    • b.

      De artikelen 22, 28, en 56 t/m 59 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat bij staking van stemmen anders dan over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen, de voorzitter geen doorslaggevende stem heeft. In dat geval is artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing.

  • 3. Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast, dat aan de regioraad wordt toegezonden.

  • 4. Artikel 60 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 3: Vergoedingen

Artikel 37

Ten aanzien van de leden van het dagelijks bestuur is het gestelde in artikel 29 van de regeling van toepassing.

Paragraaf 4: De taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur

Artikel 38

  • 1. Aan het dagelijks bestuur is opgedragen:

    • a.

      het voorbereiden van alles waarover in de vergadering van de regioraad zal worden beraadslaagd en besloten;

    • b.

      het uitvoeren van de besluiten van de regioraad;

    • c.

      het beheer van de inkomsten en uitgaven van de Vervoerregio Amsterdam;

    • d.

      de zorg, voor zover niet aan anderen opgedragen voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

    • e.

      het nemen van alle conservatoire maatregelen, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding en het doen van alles, wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit; het bezit daartoe de wettelijke bevoegdheden, artikel 160 van de Gemeentewet is van toepassing;

    • f.

      het, binnen het raam van de door de regioraad vastgestelde formatie van het personeel van de Vervoerregio Amsterdam, benoemen c.q. te werk stellen op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht en het schorsen en ontslaan van personeel in dienst van de Vervoerregio Amsterdam, een en ander behoudens het bepaalde in artikel 49 van de regeling en verder voor zover de regioraad zich de desbetreffende bevoegdheden niet heeft voorbehouden;

    • g.

      het houden van een gedurig toezicht op al wat de Vervoerregio Amsterdam aangaat;

    • h.

      het voorstaan van de belangen van de Vervoerregio Amsterdam bij hogere overheden en andere instellingen, diensten of personen, waarmee contact voor de Vervoerregio Amsterdam van belang is.

  • 2. Het dagelijks bestuur oefent, indien de regioraad daartoe besluit en naar door deze te stellen regels, alsmede met inachtneming van het bepaalde in artikel 33 van de wet, de aan de regioraad toekomende bevoegdheden uit, met uitzondering van:

    • a.

      het vaststellen en wijzigen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen van de jaarrekening;

    • c.

      vervallen;

    • d.

      vervallen.

Artikel 39

  • 1. Wanneer medewerking aan de uitvoering van wetten, algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen aan de orde is, wordt deze medewerking verleend door het dagelijks bestuur, tenzij deze uitdrukkelijk van de regioraad of de voorzitter wordt gevraagd.

  • 2. De medewerking bestaande uit het maken van verordeningen, wordt evenwel verleend door de regioraad, tenzij deze uitdrukkelijk van het dagelijks bestuur of van de voorzitter wordt gevorderd.

Paragraaf 5: Informatie en verantwoording

Artikel 40

  • 1. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden geeft de regioraad de door één of meer leden daarvan gevraagde inlichtingen, waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.

  • 2. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden legt op verzoek van de regioraad verantwoording af over het door het dagelijks bestuur of door hem of haar gevoerde bestuur.

  • 3. De regioraad kan een lid van het dagelijks bestuur ontslaan als deze het vertrouwen van de regioraad niet meer bezit. Daarbij wordt gehandeld conform artikel 50 van de Gemeentewet. Artikel 49, tweede volzin, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 41

  • 1. Het dagelijks bestuur biedt de regioraad jaarlijks vóór 15 juli een verslag van de werkzaamheden van de Vervoerregio Amsterdam over het afgelopen jaar ter vaststelling aan.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt het verslag binnen veertien dagen na de vaststelling toe aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan gedeputeerde staten.

Afdeling C: De voorzitter

Paragraaf 1: De verkiezing van de voorzitter

Artikel 42

  • 1. De regioraad wijst uit zijn midden een voorzitter aan van de Vervoerregio Amsterdam.

  • 2. Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter wordt hij vervangen door een door het dagelijks bestuur uit zijn midden aan te wijzen lid.

Artikel 43

De voorzitter van de Vervoerregio Amsterdam is tevens voorzitter van de regioraad en het dagelijks bestuur.

Paragraaf 2: Vergoedingen

Artikel 44

Ten aanzien van de vergoeding van zijn werkzaamheden en het toekennen van een tegemoetkoming in de kosten is het gestelde in artikel 29 van de regeling van toepassing.

Paragraaf 3: De taken en bevoegdheden van de voorzitter

Artikel 45

  • 1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van de regioraad en het dagelijks bestuur.

  • 2. Hij tekent de stukken, die van de regioraad en het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 3. De voorzitter vertegenwoordigt de Vervoerregio Amsterdam in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging aan een door hem aan te wijzen gemachtigde opdragen.

  • 4. Indien hij behoort tot het bestuur van een deelnemende gemeente die partij is in een geding of bij een buitengerechtelijke rechtshandeling, waarbij de Vervoerregio Amsterdam is betrokken, oefent een ander door het dagelijks bestuur aan te wijzen lid van dat bestuur die bevoegdheid uit.

Paragraaf 4: Informatie en verantwoording

Artikel 46

  • 1. De voorzitter geeft aan de regioraad de door één of meer leden daarvan gevraagde inlichtingen, waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang en/of wettelijke bepalingen.

  • 2. De voorzitter legt op verzoek van de regioraad verantwoording af over het door hem gevoerde beleid.

Hoofdstuk VI COMMISSIES EN PORTEFEUILLEHOUDERSOVERLEG

Artikel 47 Commissies

  • 1. De regioraad kan commissies van advies en/of commissies met het oog op de behartiging van bepaalde belangen en/of commissies instellen.

  • 2. Ten aanzien van commissies wordt artikel 24, onderscheidenlijk artikel 25 van de wet toegepast.

Artikel 48 Portefeuillehouder overleg

  • 1. Voor het in artikel 4 van de regeling genoemde belang en voorts voor daartoe door de regioraad te bepalen belangen, kan een overleg bestaan van portefeuillehouders van de deelnemende gemeenten en/of vertegenwoordigers van samenwerkingsverbanden van deelnemende gemeenten, genaamd: portefeuillehouder overleg.

  • 2. Voorzitter van het portefeuillehouder overleg is het dagelijks bestuurslid dat het werkterrein van het portefeuillehouder overleg in dat bestuur behartigt.

  • 3. De regioraad regelt de samenstelling, de werkwijze en de openbaarheid van vergaderingen van een portefeuillehouder overleg, met in achtneming van het bepaalde in dit artikel.

  • 4. Een portefeuillehouder overleg bespreekt desgewenst de ontwikkelingen op zijn werkterrein en kan gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de bestuursorganen van de Vervoerregio Amsterdam.

  • 5. Adviezen aan de deelnemende gemeentebesturen worden door tussenkomst van het dagelijks bestuur uitgebracht.

HOOFDSTUK VII PERSONEEL EN ORGANISATIE

Artikel 49

  • 1. de Vervoerregio Amsterdam heeft een ambtelijk apparaat, aan het hoofd waarvan een secretaris staat.

  • 2. De regioraad beslist omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de secretaris.

  • 3. De regioraad kan voor de secretaris een instructie vaststellen.

  • 4. De secretaris staat de regioraad, het dagelijks bestuur en de voorzitter, alsmede de door hen ingestelde commissies en de portefeuillehouders overleggen bij de uitoefening van hun taak terzijde. Hij is in de vergaderingen van de regioraad en het dagelijks bestuur aanwezig.

  • 5. De regioraad regelt de vervanging van de secretaris.

  • 6. Alle stukken uitgaande van de regioraad en het dagelijks bestuur worden door de secretaris mede ondertekend.

  • 7. De regioraad regelt de bezoldiging van de secretaris.

  • 8. Hoofdstuk VII van de Gemeentewet is op de secretaris van overeenkomstige toepassing, voor zover de voorgaande bepalingen niet reeds voorzien in het in dat hoofdstuk geregelde.

  • 9. De overige ambtenaren, alsmede het personeel, werkzaam op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, worden benoemd, geschorst en ontslagen door het dagelijks bestuur.

  • 10. De regioraad stelt een verordening vast omtrent de ambtelijke organisatie.

  • 11. De regioraad regelt overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 125 en 134 van de Ambtenarenwet de rechtspositie van de ambtenaren en van het personeel, werkzaam op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

  • 12. Voor de in het vorige lid bedoelde rechtspositie, gelden zolang de regioraad daarin niet zelf heeft voorzien, de rechtspositieregels van de gemeente Amsterdam.

HOOFDSTUK VIII UITBREIDING BELANGEN / VERANDERING BESTAANDE BEVOEGDHEDEN/ OVERDRACHT NIEUWE GEMEENTELIJKE BEVOEGDHEDEN

Artikel 50

  • 1. Op initiatief van een van de bestuursorganen van een gemeente of van de Vervoerregio Amsterdam kan:

    • a.

      uitbreiding van het belang als bedoeld in artikel 4 van de regeling;

    • b.

      verandering in bevoegdheden als bedoeld in artikel 6 van de regeling;

    • c.

      overdracht van nieuwe gemeentelijke bevoegdheden als bedoeld in artikel 7 van de regeling plaatsvinden.

  • 2. Het dagelijks bestuur pleegt daartoe overleg met alle colleges en eventueel met andere daarvoor in aanmerking komende besturen, instellingen, diensten en personen.

  • 3. Het dagelijks bestuur legt de in het eerste lid bedoelde uitbreiding van het belang dan wel verandering in bevoegdheden vast in een ontwerp-wijziging van de regeling. Artikel 66 van de regeling vindt daarbij toepassing.

  • 4. Ingeval van overdracht van een nieuwe gemeentelijke bevoegdheid met daarbij behorende overige bevoegdheden wordt deze opgenomen in een overdrachtsregeling welke aan de betrokken bestuursorganen van de deelnemende gemeenten wordt voorgelegd.

  • 5. De voorstellen vermelden in elk geval voor welke gemeenten de overdrachtsregeling zal gelden, alsmede de wijze van kostenverdeling en bevat een bepaling over het al dan niet deelnemen aan stemmingen, voortvloeiende uit de overdrachtsregeling voor leden, afkomstig uit niet aan de overdrachtsregeling deelnemende gemeente(n).

  • 6. De regioraad beslist over aanvaarding van een door gemeenten overgedragen bevoegdheid en regelt de daaruit voortvloeiende gevolgen, de financiële en personele daaronder begrepen.

  • 7. Indien de bestuursorganen van een deelnemende gemeente van mening zijn dat een overdracht als bedoeld in dit artikel voor hun gemeente ongedaan moet worden gemaakt, wenden zij zich met een gemotiveerd verzoek tot de regioraad.

  • 8. De regioraad beslist omtrent dit verzoek. Deze beslissing wordt met redenen omkleed ter kennis gebracht van de betrokken gemeente.

  • 9. Bij inwilliging van het verzoek, regelt de regioraad, de gevolgen van het in het vorige lid bedoelde besluit, de financiële gevolgen daaronder begrepen.

  • 10. Bij wijziging van een overdrachtsregeling vindt artikel 67 van de regeling toepassing.

HOOFDSTUK IX MEDEDELINGSPLICHT VAN DE BESTUREN VAN DE DEELNEMENDE GEMEENTEN

Artikel 51

  • 1. De raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de deelnemende gemeenten doen het dagelijks bestuur mededeling van bij hen in voorbereiding zijnde maatregelen en plannen, die voor de taakvervulling van de Vervoerregio Amsterdam van belang zijn.

  • 2. De in het eerste lid genoemde bestuursorganen kunnen over bij hen in voorbereiding zijnde maatregelen en plannen, die voor de taakvervulling van de Vervoerregio Amsterdam van belang zijn het gevoelen vragen van het betrokken bestuursorgaan van de Vervoerregio Amsterdam.

  • 3. De bestuursorganen van de Vervoerregio Amsterdam kunnen hun zienswijze omtrent maatregelen en plannen als bedoeld in het eerste lid, ook ongevraagd aan het betrokken gemeentebestuur kenbaar maken.

  • 4. De in het eerste lid genoemde bestuursorganen zijn verplicht te voldoen aan een verzoek van de bestuursorganen van de Vervoerregio Amsterdam inlichtingen te verschaffen omtrent plannen en maatregelen die voor de Vervoerregio Amsterdam van belang zijn.

HOOFDSTUK X FINANCIËLE BEPALINGEN

Paragraaf 1: Financieel beleid en beheer

Artikel 52

  • 1. De regioraad stelt regels vast met betrekking tot de inrichting van de financiële organisatie alsmede met betrekking tot de uitgangspunten van het financieel beleid, het financieel beheer, de financiële administratie en de controle.

  • 2. Deze regels bevatten in elk geval een beschrijving van:

    • a.

      het bestuurlijk begrotings- en verantwoordingsinstrumentarium;

    • b.

      het begrotings- en budgetbeheer;

    • c.

      de wijze waarop de financiering plaatsvindt;

    • d.

      het reservebeleid;

    • e.

      de wijze waarop de waardering en afschrijving van activa plaatsvindt;

    • f.

      de wijze waarop de controle plaatsvindt op de financiële organisatie, het financieel beheer en de financiële administratie.

Paragraaf 2: De begroting

Artikel 53

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt voor 15 april van het jaar voorafgaande aan dat jaar waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2. De regioraad stelt jaarlijks vóór 1 augustus de begroting vast voor het eerstvolgende begrotingsjaar.

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval voor 1 augustus, aan gedeputeerde staten.

Artikel 54

  • 1. De deelnemende gemeenten waarborgen de betaling van rente en aflossing van de geldleningen, aan te gaan door de Vervoerregio Amsterdam voor de uitvoering van zijn taak, in verhouding tot het inwonertal op 1 januari van het dienstjaar waarin de geldlening wordt aangegaan (uitgedrukt in een veelvoud van duizend naar boven afgerond). Zodanige geldleningen mogen de geldgevers geen rendement geven dat hoger is dan het rendement van de geldleningen, welke tegelijkertijd worden aangeboden door de NV. Bank Nederlandse gemeenten.

Artikel 55

Vervallen

Artikel 56

Met betrekking tot wijziging van de begroting zijn de voorgaande artikelen zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing met uitzondering van genoemde data in artikel 53 van de regeling.

Artikel 57

Vervallen

Paragraaf 3: De jaarrekening

Artikel 58

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt de conceptjaarstukken (jaarverslag en jaarrekening) over het afgelopen kalenderjaar voor 15 april van het daaropvolgende jaar aan de raden van de gemeenten.

  • 2. De raden van de gemeenten kunnen binnen twee maanden na toezending hun zienswijzen op het ontwerpjaarrekening kenbaar maken bij het algemeen bestuur.

  • 3. Vaststelling van de jaarrekening strekt het dagelijks bestuur tot décharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrift of andere omstandigheden.

  • 4. Terstond na de vaststelling zendt de regioraad de jaarstukken ter kennisneming aan de raden van de gemeenten.

  • 5. Het dagelijks bestuur zendt de jaarstukken, vergezeld van een accountantsverklaring en een verslag van bevindingen zoals bedoeld in artikel 213 van de Gemeentewet, binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de jaarstukken betrekking hebben, aan gedeputeerde staten.

Artikel 59

Vervallen

Artikel 60

Vervallen

Artikel 61

De regioraad kan besluiten tot vorming van een fonds, strekkende tot het reserveren van andere dan gemeentelijke gelden. De met gelden in het fonds gekweekte rente wordt in dit fonds gestort.

HOOFDSTUK XI GESCHILLEN

Artikel 62

  • 1. De regioraad beslist omtrent geschillen over de toepassing, in de ruimste zin, van de regeling, voor zover zij niet behoren tot die, vermeld in artikel 112, eerste lid, van de Grondwet of tot die, waarvan de beslissing krachtens artikel 112, tweede lid, van de Grondwet is opgedragen hetzij aan de rechterlijke macht, hetzij aan gerechten die niet tot de rechterlijke macht behoren. Artikel 28 van de wet is niet van toepassing.

  • 2. Alvorens een beslissing, als bedoeld in het eerste lid, te nemen legt de regioraad een dergelijk geschil om advies voor aan een daartoe door partijen in te stellen geschillencommissie.

  • 3. De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen en brengt advies aan de regioraad uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen.

  • 4. Hangende het onderzoek van het geschil kan het besluit, dat onderwerp van het geschil uitmaakt, op verzoek van het belanghebbende bestuur door de regioraad worden geschorst op grond dat de uitvoering van het besluit voor dat bestuur een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang. Deze schorsing vervalt, zodra door de regioraad is beslist op het geschil of op een ander tijdstip, door de regioraad aangegeven bij de beslissing van het geschil.

Artikel 63

  • 1. De Vervoerregio Amsterdam kent een klachtenregeling voor klachten over de wijze waarop de Vervoerregio Amsterdam zich in een bepaalde aangelegenheid jegens een klager heeft gedragen.

  • 2. Voor de behandeling van klachten op grond van artikel 9:18, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht is de Ombudsman Metropool Amsterdam aangewezen.

HOOFDSTUK XII HET ARCHIEF

Artikel 64

Ten aanzien van de archiefbescheiden van de Vervoerregio Amsterdam zijn de voorschriften omtrent de zorg, de bewaring en het beheer daarvan, alsmede die omtrent het toezicht daarop, zoals deze voor de gemeente Amsterdam zijn of nader zullen worden vastgesteld, van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK XIII TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING

Artikel 65

  • 1. Toetreding van gemeenten kan plaatsvinden op verzoek van de regioraad en op hun verzoek bij een besluit van de raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de desbetreffende gemeente, indien de raden, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van tenminste twee derden van het aantal deelnemende gemeenten het verzoek inwilligen.

  • 2. Aan de toetreding kunnen door de regioraad voorwaarden worden verbonden.

  • 3. De toetreding gaat in op de eerste dag van de maand nadat de besturen van de deelnemende gemeenten op de gebruikelijke wijze hebben zorg gedragen voor de bekendmaking van de regeling, met inachtneming van de datum van ingang vermeld in het besluit.

  • 4. De raad van de toegetreden gemeente doet zo spoedig mogelijk de nodige benoemingen overeenkomstig artikel 17 en volgende van deze regeling. Behoudens eerdere beëindiging van het lidmaatschap treden de benoemden af op het tijdstip waarop de dan zitting hebbende leden van de regioraad aftreden.

Artikel 66

  • 1. Een deelnemende gemeente kan uittreden door toezending van een daartoe strekkend besluit van de bestuursorganen van die gemeente aan de regioraad.

  • 2. Tenzij de regioraad een kortere termijn bepaalt, kan de uittreding niet eerder plaatsvinden dan tegen 31 december van het tweede kalenderjaar nadat de uittreding door besturen van de deelnemende gemeenten op de gebruikelijke wijze hebben zorg gedragen voor de bekendmaking, met inachtneming van de datum van ingang vermeld in het besluit.

  • 3. De regioraad regelt de gevolgen van de uittreding, de financiële en personele gevolgen daaronder begrepen.

Artikel 67

  • 1. Voorstellen tot wijziging van de regeling kunnen worden gedaan door de regioraad, al dan niet op initiatief van de bestuursorganen van een deelnemende gemeente.

  • 2. Een wijziging is tot stand gekomen zodra de raden, de colleges en de burgemeesters van tenminste twee derden van het aantal deelnemende gemeenten, vertegenwoordigende tenminste twee derden van het aantal inwoners van het verzorgingsgebied op 1 januari van dat jaar, tot deze wijziging hebben besloten.

  • 3. Het gemeentebestuur van Amsterdam maakt de wijziging van de regeling tijdig in alle deelnemende gemeenten bekend door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant. Artikel 140 Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De wijziging van de regeling treedt in werking op de in de regeling aangegeven dag en treedt niet in werking voordat zij is bekendgemaakt.

Artikel 68

  • 1.

    • a.

      De regeling wordt opgeheven zodra de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van tenminste twee derden van het aantal deelnemende gemeenten, vertegenwoordigende tenminste twee derden van het aantal inwoners van het samenwerkingsgebied op 1 januari van dat jaar, tot deze opheffing hebben besloten.

    • b.

      Een besluit, als bedoeld onder a, kan niet eerder worden genomen dan nadat de regioraad daarover zijn mening heeft kenbaar gemaakt.

  • 2. De opheffing gaat niet eerder in dan nadat de besluiten door de besturen van de deelnemende gemeenten op gebruikelijke wijze zijn bekend gemaakt, met inachtneming van de datum van ingang vermeld in het besluit.

  • 3. Ingeval van opheffing van de regeling besluit de regioraad tot liquidatie en stelt hij daarvoor de nodige regelen. Hierbij kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 4. Het liquidatieplan wordt door de regioraad, de bestuursorganen van de deelnemende gemeenten gehoord, vastgesteld.

  • 5. Het liquidatieplan voorziet in ieder geval ook in de financiële en overige gevolgen die de opheffing voor het personeel heeft.

  • 6. Zo nodig blijven de bestuursorganen van de Vervoerregio Amsterdam ook na het tijdstip van de opheffing in functie totdat de liquidatie is beëindigd.

HOOFDSTUK XIV SLOTBEPALINGEN

Artikel 69

  • 1. Het gemeentebestuur van Amsterdam draagt zorg voor de toezending, als bedoeld in artikel 26 van de wet.

  • 2. De besturen van de deelnemende gemeenten dragen zorg voor de opname in het gemeentelijke register, als bedoeld in artikel 27 van de wet binnen 14 dagen na bekendmaking van de regeling met in achtneming van het bepaalde in het derde lid.

  • 3. Het gemeentebestuur van Amsterdam maakt de regeling tijdig in alle deelnemende gemeenten bekend door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant. Artikel 140 Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. de regeling blijft van kracht en terugwerken tot 1 mei 1992, behoudens de onderdelen die op een later moment zijn gewijzigd en in werking getreden.

Artikel 70

Deze regeling kan worden aangehaald onder de titel "Gemeenschappelijke regeling Vervoerregio Amsterdam."

Ondertekening