Regeling vervallen per 04-06-2020

Algemene subsidieverordening gemeente Barneveld

Geldend van 01-02-2012 t/m 03-06-2020

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Barneveld

Nr 94-11

De raad van de gemeente Barneveld;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, nr 94-11;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;•

besluit :

vast te stellen de volgende Algemene subsidieverordening gemeente Barneveld:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. wet: Algemene wet bestuursrecht;

b. college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld;

c. raad: raad van de gemeente Barneveld;

d. éénmalige subsidie: subsidie voor bijzondere incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager en waarvoor het college slechts voor een van tevoren bepaalde tijd van maximaal vier jaar subsidie wil verstrekken;

e. (meer)jaarlijkse subsidie: subsidie die per (boek)jaar of voor een bepaald aantal boekjaren voor een periode van maximaal vier jaar wordt verstrekt;

f. instelling: een organisatie of groepering van personen, die zich de behartiging van belangen van ideële of materiële aard ten doel stelt of mede ten doel stelt en die de subsidiabele activiteiten zonder winstoogmerk uitvoert.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

1. Er kan uitsluitend subsidie worden verstrekt voor beleidsdoelen zoals die zijn opgenomen in de door de raad vastgestelde programmabegroting.

2. Het college kan nadere regels stellen, waarin de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de verdeling van de subsidie per beleidsterrein zoals bedoeld in het eerste lid worden omschreven.

Artikel 3. Bevoegdheid college

1. Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met in achtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en - indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

2. Het college is bevoegd om voorwaarden aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

Artikel 4. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

1. Het college kan jaarlijks bij de vaststelling van de begroting besluiten tot het instellen van een subsidieplafond.

2. Bij de vaststelling van een subsidieplafond wordt aangegeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

3. Het college kan - met inachtneming van de ingevolge artikel 2, door de raad vastgestelde beleidsterreinen en regels, nadere regels stellen omtrent de verdeling van het beschikbare bedrag.

4. Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

5. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

6. Een subsidie of subsidiecomponent kan jaarlijks door het college worden bijgesteld op basis van een vast te stellen compensatiepercentage.

7. Het college kan nadere richtlijnen vaststellen over de te hanteren compensatiemethodiek voor de vaststelling van het in het zesde lid bedoelde percentage.

HOOFDSTUK 3. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 5. Bij aanvraag in te dienen gegevens

1. De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

2. Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

a. een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

b. de doelstellingen en resultaten die worden nagestreefd en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

c. een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

d. indien van toepassing bij een jaarlijkse subsidie, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

3. Indien een aanvrager voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt, voegt hij een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlagen toe aan het aanvraagformulier.

4. Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

Artikel 6. Aanvraagtermijn

1. Aanvragen voor een éénmalige subsidie dienen uiterlijk 13 weken vóór de start van de te subsidiëren activiteit(en) te worden ingediend.

2. Aanvragen voor (meer)jaarlijkse subsidie van instellingen waarmee de gemeente (nog) geen subsidierelatie onderhoudt, dan wel aanvragen voor een nieuwe activiteiten of uitbreiding van bestaande activiteiten door een reeds gesubsidieerde instelling, dienen tot een bedrag van maximaal 5.000 euro uiterlijk 13 weken voor de start van te subsidiëren activiteit te worden ingediend. Aanvragen voor een dergelijke subsidie boven de 5.000 euro dienen uiterlijk 1 februari in het jaar voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft te worden ingediend.

3. Overige aanvragen voor (meer)jaarlijkse subsidie dienen uiterlijk 1 oktober in het jaar voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft te worden ingediend.

4. Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

Artikel 7. Beslistermijn

• 1. Het college beslist op een aanvraag om een eenmalige subsidie binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag, dan wel, indien het college hiertoe regels heeft opgesteld, 13 weken gerekend vanaf de uiterste indieningtermijn voor het aanvragen van de subsidie.

• 2. Het college beslist op een aanvraag voor een (meer)jaarlijkse subsidie tot een bedrag van maximaal 5.000 euro binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag. Op overige aanvragen voor een (meer)jaarlijkse subsidie beslist het college vóór 1 januari van het jaar of de meerjaarlijkse periode waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

HOOFDSTUK 4. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 8. Weigeringsgronden

Naast de in de artikelen 4:25 en 4:35 van de wet genoemde gevallen kan het college een aanvraag voor subsidie weigeren indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

a. de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan inwoners van de gemeente Barneveld;

b. de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie wordt verleend;

c. de aanvrager ook zonder subsidieverlening over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteit(en) te dekken;

d. de subsidieverlening niet past binnen het beleid van de gemeente.

HOOFDSTUK 5. VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 9. Verlening subsidie

1. Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaats vindt.

2. Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.

Artikel 10. Betaling en bevoorschotting

1. Indien een subsidie direct is vastgesteld, wordt de gehele subsidie in één bedrag uitbetaald.

2. Indien een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel b, wordt gegeven, wordt 100% bevoorschot.

3. Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, wordt in het besluit tot subsidieverlening de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 11. Tussentijdse rapportage

1. Het college kan bij subsidies hoger dan 50.000 euro de verplichting opleggen tot tussentijdse rapportages omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

2. De verplichting tot het indienen van tussentijdse rapportages wordt opgenomen in de beschikking tot subsidieverlening met vermelding van de indientermijn(en) van deze rapportages en de daarbij aan te leveren gegevens.

Artikel 12. Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of geheel niet zullen worden verricht of dat niet of geheel niet aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 13. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

1. De subsidieontvanger verricht de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend.

2. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

a. besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

b. relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

c. ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

d. wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

3. De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 van de wet.

4. Het college beslist binnen acht weken omtrent de toestemming als bedoeld in het derde lid.

5. De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste acht weken worden verdaagd.

Artike14

Artikel 14 Egalisatiereserve

1. De subsidieontvanger van een (meer)jaarlijkse subsidie kan een egalisatiereserve vormen.

2. Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor de subsidie werd verleend, komt ten gunste, onderscheidenlijk ten laste, van de egalisatiereserve.

3. De subsidieontvanger is ter zake van de egalisatiereserve tegenover de gemeente vergoedingsplichtig naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan de egalisatiereserve heeft bijgedragen indien:

a. de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

b. de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

c. de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

4. De vergoeding als bedoeld in het derde lid wordt vastgesteld binnen een jaar nadat het college op de hoogte is gekomen of kon zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, doch in ieder geval binnen vijf jaren na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling.

5. Indien voorafgaand aan de subsidieverlening voorzieningen zijn gevormd, kunnen deze als egalisatiereserve worden opgenomen in de begroting, de jaarrekening en de balans van de subsidieontvanger.

HOOFDSTUK 7. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 15. Verantwoording subsidies tot 5.000 euro

1. Subsidies tot 5.000 euro worden door het college:

a. direct vastgesteld of;

b. ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 16. Verantwoording subsidies vanaf 5.000 tot 50.000 euro

1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan 5.000 euro, maar minder dan 50.000 euro, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

a. bij een eenmalige subsidie uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

b. bij een (meer)jaarlijkse subsidie uiterlijk vóór 1 april in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 13 weken na het subsidietijdvak waarvoor de subsidie is verleend.

2. De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht.

3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder, dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn worden overgelegd.

Artikel 17. Verantwoording subsidies vanaf 50.000 euro

1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan 50.000 euro, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

a. bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

b. bij een (meer)jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 april in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 13 weken na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

a. een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

b. een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

c. een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

d. een accountantsverklaring.

3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

Artikel 18. Vaststelling subsidie

1. Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

2. Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

3. Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen, waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

4. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet vóór het in artikel 16, eerste lid, of artikel 17 eerste lid, genoemde tijdstip is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalig rappel over tot ambtshalve vaststelling.

HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 19. Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3 en 8 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 20. Intrekking

De Algemene subsidieverordening gemeente Barneveld, zoals vastgesteld op 27 juni 2006, wordt ingetrokken.

Artikel 21. Overgangsbepalingen

1. Aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor 1 januari 2012 worden afgedaan volgens de bepalingen van de Algemene subsidieverordening gemeente Barneveld, vastgesteld op 27 juni 2006.

2. De huidige beleidsregels blijven van kracht totdat deze zijn vervangen door nadere regels.

Artikel 22. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 februari 2012.

Artikel 23. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene subsidieverordening gemeente Barneveld.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 20 december 2011.
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,