Regeling vervallen per 08-04-2017

Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen van de gemeente Barneveld

Geldend van 15-07-2016 t/m 07-04-2017

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen van de gemeente Barneveld

Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen van de gemeente Barneveld

Inhoud

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN.. 3

Artikel 1 Begripsomschrijvingen. 3

Artikel 2 Indiening aanvraag. 4

Artikel 3 Toerekening kosten, bewijsstukken en betaling. 4

Artikel 4 Draagkracht 4

Artikel 5 Draagkrachtperiode. 5

HOOFDSTUK 2 BIJZONDERE BIJSTAND.. 6

Artikel 6 Bijzondere bijstand. 6

Artikel 6a Indienen aanvraag en inkomensgrens bij toepassing artikelen 7 en 8. 6

Artikel 7 Woonkostentoeslag voor woonkosten beneden de huurtoeslaggrens. 6

Artikel 8 Woonkostentoeslag voor woonkosten boven de huurtoeslaggrens. 6

Artikel 8a Duurzame gebruiksgoederen. 6

HOOFDSTUK 3 CATEGORIALE BIJSTAND.. 7

Artikel 9a Computer. 7

Artikel 9b Onderwijskosten. 7

Artikel 10 65 jaar en ouder. 7

Artikel 11 Collectieve ziektekostenverzekering. 7

HOOFDSTUK 4 MINIMAREGELINGEN.. 8

Artikel 12 Duurzame gebruiksgoederen. 8

Artikel 13 Verenigings- en culturele activiteiten meerderjarigen. 8

Artikel 13a Zwemlessen. 8

Artikel 13b Zwemmen. 8

HOOFDSTUK 4a MAATSCHAPPELIJKE PARTICIPATIE SCHOOLGAANDE KINDEREN.. 9

Artikel 15a Maatschappelijke participatie. 9

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN.. 10

Artikel 16 Bevoegdheid college. 10

Artikel 17 Hardheidsclausule. 10

Artikel 18 Inwerkingtreding. 10

Artikel 19 Citeertitel 10

Toelichting beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen Barneveld.. 11

Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen van de gemeente Barneveld

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2.

    Deze regeling verstaat onder:

    • a.

      wet: de Wet werk en bijstand (WWB);

    • b.

      belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;

    • c.

      inkomen: 1. het netto-inkomen; derhalve het bruto-inkomen na aftrek van de verschuldigde loonheffing en premies ingevolge sociale zekerheidswetten, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3, paragraaf 3.4 van de wet. De in artikel 31, tweede lid van de wet genoemde vrijgelaten middelen worden voor de vaststelling van de hoogte van het inkomen vrijgelaten.

    • d.

      woning: een woning, woonwagen of woonboot;

    • e.

      woonkosten:

    • f.

      1. indien een huurwoning wordt bewoond, de per maand geldende huurprijs als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag;

  • 2.

    indien een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten, waarbij onder zakelijke lasten worden verstaan: de rioolrechten, het eigenaaraandeel van de onroerende zaakbelasting, de opstalverzekering, het eigenaaraandeel van de waterschapslasten en een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bedrag voor de kosten van groot onderhoud. Inkomsten verband houdende met het bezit van de eigen woning, waaronder begrepen de fiscale voordelen, worden op de woonlasten in mindering gebracht;

  • 3.

    indien een woonwagen in huur dan wel in eigendom wordt bewoond de tot een bedrag per maand herleide woonkosten, overeenkomstig het bepaalde in de Wet op de huurtoeslag;

    • g.

      bijstandsnorm: de van toepassing zijnde bijstandsnorm, bedoeld in hoofdstuk 3 van de wet, tenzij daarvan in de tekst wordt afgeweken;

    • g.

      verenigingsactiviteiten: sportieve activiteiten, in georganiseerd verband binnen de gemeente Barneveld, uitgezonderd activiteiten welke binnen kerken of binnen instellingen voor verzorging en verpleging voor degenen die daar verblijven, worden georganiseerd. Het gaat daarbij om de sporten voetbal, tennis, tafeltennis, gym (turnen, majorette), hockey, korfbal, volleybal, basketbal, badminton, zwemmen/waterpolo en sportschool/vechtsporten (karate, judo, Jiu Jitsu), fitness, biljarten, jeu de boules, nordic walking, darten, bowlen en kegelen.

    • h.

      culturele activiteiten: activiteiten in georganiseerd verband binnen de gemeente Barneveld, met het oog op het ontwikkelen dan wel onderhouden van kunstzinnige talenten. Het gaat daarbij om de kunstvormen muziek, dans, theater,

    • i.

      verenigingsjaar: het verenigingsjaar loopt van augustus tot en met juli;

    • j

      college: het college van burgemeester en wethouders van Barneveld.

Indien de inhoud van een begrip bij de toepassing van deze regeling niet eenduidig blijkt te zijn, bepaalt het college de nadere invulling of uitleg van dit begrip.

Artikel 2 Indiening aanvraag

Onverminderd het bepaalde elders in deze beleidsregels worden aanvragen op grond van deze beleidsregels uiterlijk drie maanden nadat de kosten zijn gemaakt ingediend bij het college.

Artikel 2a Doelgroep

  • 1. Tot de doelgroep die in aanmerking kan komen voor bijzondere bijstand en bijstand als bedoeld in deze beleidsregels behoort een belanghebbende waarvan het in aanmerking te nemen inkomen lager is dan 110 procent van de in de artikelen 20, 21 en 22 van de Participatiewet vastgestelde bijstandsnormen;

Artikel 3 Toerekening kosten, bewijsstukken en betaling

De kosten waarvoor op grond van deze beleidsregels bijzondere bijstand kan worden verleend worden toegerekend aan het kalenderjaar waarin de kosten verschuldigd zijn.

  • 1.

    Bij de aanvraag dient belanghebbende slechts die bewijsstukken te overleggen die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn om de aanspraak op een bijdrage te kunnen beoordelen.

  • 2.

    Bewijsstukken dienen uiterlijk drie maanden nadat de kosten zijn gemaakt te worden ingeleverd bij het college. Bij inlevering na deze termijn vervalt het recht op betaling.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in lid 1 dient een zelfstandige als bedoeld in artikel 2a, tweede lid van deze beleidsregels in ieder geval de volgende bewijsstukken in te leveren: aangifte inkomstenbelasting en jaarstukken van het voorafgaande jaar.

  • 4.

    De betaling van de in deze beleidsregels genoemde kosten kan op basis van een proforma nota rechtstreeks plaatsvinden aan de leverancier.

  • 5.

    Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot het opvragen van bewijsstukken en het verrichten van betalingen.

Artikel 4 Draagkracht

  • 1.

    Voor de vaststelling van de draagkracht met betrekking tot deze beleidsregels wordt in aanmerking genomen:

    • a.

      100% van de saldi op de lopende rekeningen en spaarrekeningen van de belanghebbende, diens partner en/of minderjarige kinderen, dat uitstijgt boven de vermogensgrens ingevolge het bepaalde in artikel 34 van de wet en/of in geval van een zelfstandige het bepaalde in artikel 3 van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

    • b.

      100% van de draagkrachtruimte van het inkomen, voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm als omschreven in artikel 21 en 22 van de Participatiewet verhoogd met 10 procent.

  • 2.

    Bij verstrekking van een vergoeding op grond van de bijzondere bijstand of minimaregeling wordt de draagkracht vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanvraag om bijzondere bijstand is ingediend, vastgesteld en dient de aanwezige draagkracht direct volledig verrekend te worden.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid vindt geen berekening plaats van de draagkrachtruimte bij aanvragen op grond van artikel 11.

  • 4.

    Indien belanghebbende, op de datum van aanvraag van het bedrag genoemd in artikel 10, beschikt over draagkracht, dan wordt deze draagkracht op het vaste bedrag in mindering gebracht.

  • 5.

    De draagkracht kan worden gecorrigeerd in verband met bijzondere kosten en worden slechts in uitzonderlijke omstandigheden betrokken bij het vaststellen van de draagkracht, indien omstandigheden daartoe aanleiding geven en deze omstandigheden door belanghebbende bij de aanvraag expliciet als zodanig zijn aangegeven.

  • 6.

    Het college kan nadere regels vaststellen voor het in aanmerking nemen van buitengewone kosten en wijziging van de vastgestelde draagkracht bij gewijzigde omstandigheden.

Artikel 5 Draagkrachtperiode

  • 1.

    De draagkrachtperiode wordt als volgt vastgesteld:

    • a.

      Voor een belanghebbende vanaf de pensioengerechtigde leeftijd: tot het moment waarop er een wijziging is in de persoonlijke en/of financiële omstandigheden die van invloed kunnen zijn op het recht op bijzondere bijstand;

    • b.

      voor specifiek aangewezen groepen: tot het moment waarop er een wijziging is in de persoonlijke en/of financiële omstandigheden die van invloed kunnen zijn op het recht op bijzondere bijstand;

    • c.

      voor een belanghebbende met een uitkering op grond van de WWB: gedurende de volledige uitkeringsduur;

    • d.

      voor een overige belanghebbende: 24 maanden.

  • 3.

    Bij verstrekking van bijzondere bijstand voor periodieke kosten wordt de draagkracht voor de periode van één jaar, ingaande de eerste dag van de maand waarin de aanvraag om bijzondere bijstand is ingediend, dan wel de eerste dag van de maand waarin de bijstandsverlening ingaat, vastgesteld en dient de aanwezige draagkracht naar evenredigheid van de periode waarover bijstand wordt verstrekt te worden verrekend.

  • 4.

    In afwijking van het eerste en tweede lid kan de begindatum van het draagkrachtjaar op een eerder tijdstip worden vastgesteld als op het moment van de aanvraag reeds andere noodzakelijke kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking had kunnen komen.

  • 5.

    De begindatum van het draagkrachtjaar zoals genoemd in het vierde lid, kan niet eerder worden vastgesteld dan de maand januari van het kalenderjaar waarin de aanvraag is ingediend.

HOOFDSTUK 2 BIJZONDERE BIJSTAND

Artikel 6 Bijzondere bijstand

  • 1.

    Bijzondere bijstand wordt verstrekt indien bijzondere omstandigheden in het individuele geval leiden tot noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet uit de bijstandsnorm kunnen worden voldaan en die de aanwezige draagkracht te boven gaan.

  • 2.

    De bijstand ingevolge het eerste lid wordt verleend met inachtneming van de bepalingen inzake de financiële draagkracht, zoals deze volgens deze beleidsregels worden bepaald.

Artikel 6a Indienen aanvraag en inkomensgrens bij toepassing artikelen 7 en 8

  • 1.

    Een aanvraag voor woonkostentoeslag dient vooraf te worden ingediend.

  • 2.

    Voor de toepassing van aanvragen om deze periodieke bijzondere bijstand wordt de in aanmerking te nemen draagkracht van belanghebbende bepaald door:

    • a.

      100% van het vermogen, dat uitstijgt boven de vermogensgrens ingevolge het bepaalde in artikel 34 van de wet;

    • b.

      het inkomen, voor zover dit meer bedraagt dan de toepasselijke bijstandsnorm.

  • 3.

    De in het tweede lid genoemde draagkracht wordt berekend per maand.

Artikel 7 Woonkostentoeslag voor woonkosten beneden de huurtoeslaggrens

Indien een woning wordt bewoond waarvan de woonkosten niet hoger zijn dan het van toepassing zijnde bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 van de Wet op de huurtoeslag, en nog geen aanspraak op huurtoeslag bestaat, wordt een toeslag verleend.

De toeslag bedoeld in het eerste lid is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag ingevolge de Wet op de huurtoeslag, die in de laagste inkomenscategorie voor de woonkosten per maand zou worden ontvangen.

Het college kan nadere regels vaststellen voor de vaststelling van de woonkostentoeslag ingeval er sprake is van inwonende verdienende medebewoners dan wel onderhuur.

Artikel 8 Woonkostentoeslag voor woonkosten boven de huurtoeslaggrens

Indien een woning wordt bewoond waarvan de woonkosten hoger zijn dan het bedrag genoemd in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag, wordt een toeslag verleend.

De toeslag bedoeld in het eerste lid is gelijk aan het bedrag van de woonkosten, verminderd met het bedrag dat maximaal voor eigen rekening van de belanghebbende zou blijven indien zijn woonkosten de maximale huurgrens in het kader van de Wet op de huurtoeslag zouden bedragen.

Aan de verlening van de toeslag als bedoeld in dit artikel wordt de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende actief omziet naar huisvesting waarvan de woonkosten niet meer bedragen dan de maximale huurgrens volgens de Wet op de huurtoeslag.

De toeslag ingevolge dit artikel wordt verstrekt voor de duur van maximaal één jaar.

In bijzondere individuele omstandigheden kan worden afgezien van de voorwaarde als bedoeld in het derde lid, dan wel de termijn genoemd in het vierde lid worden verlengd.

Artikel 8a Duurzame gebruiksgoederen

De kosten die gemoeid zijn met de aanschaf en de vervanging van duurzame gebruiksgoederen, behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en moeten uit de uitkering of het inkomen betaald worden.

Wanneer er sprake is van bijzondere omstandigheden kan voor deze kosten bijzondere bijstand in de vorm van leenbijstand worden verstrekt.

Indien er sprake is van dringende redenen kan bijzondere bijstand om niet worden verstrekt.

HOOFDSTUK 3 CATEGORIALE BIJSTAND

Artikel 9a oud

Artikel 9a Computer

  • 1.

    Aan een gezin met schoolgaande, ten laste komende kinderen, in de leeftijd van 8 tot 16 jaar, kan een computer inclusief printer worden verstrekt.

  • 2.

    Eenmaal per 60 maanden kan maximaal één computer per gezin worden verstrekt.

  • 3.

    De verstrekking vindt uitsluitend plaats in natura.

  • 4.

    Er bestaat geen recht op een computer als er in de afgelopen vijf kalenderjaren voorafgaand aan de aanvraag al een computer is verstrekt op basis van deze of een andere gemeentelijke regeling.

Artikel 9b Onderwijskosten

  • 5. Aan een gezin met schoolgaande kinderen wordt voor een kind dat voor de eerste maal het voortgezet onderwijs bezoekt een vergoeding verstrekt. Deze vergoeding bedraagt € 250,-.

  • 6. Vervolgens wordt aansluitend voor het in het eerste lid genoemde kind jaarlijks een vergoeding voor onderwijskosten verstrekt gedurende drie schooljaren. Deze vergoeding bedraagt € 75,- per schooljaar.

  • 7. In afwijking van het bepaalde in de artikelen 2 en 3, tweede lid van deze beleidsregels dienen de aanvragen als bedoeld in het eerste en tweede lid te worden ingediend in de periode van 1 augustus tot 1 oktober van het betreffende schooljaar.

Artikel 10 Pensioengerechtigde leeftijd

(Vervallen.)

Artikel 11 Collectieve ziektekostenverzekering

  • 1.

    De gezinnen, alleenstaande (ouder) of de gehuwden van 18 jaar en ouder, wordt voor 1 januari of zoveel eerder als in de Zorgverzekeringswet is bepaald, in de gelegenheid gesteld om deel te nemen aan de collectieve Optimaal Basis verzekering van Agis Zorgverzekeringen N.V.

  • 2.

    Ten behoeve van degene met een uitkering krachtens de WWB, de Ioaw/Ioaz en of het Bbz 2004 wordt de premie van deze verzekering op de uitkering in mindering gebracht en doorbetaald aan Agis Zorgverzekeringen N.V.

  • 3.

    Degene die geen uitkering van het college geniet, betaalt de verschuldigde premie via een automatische incasso ten name van Agis Zorgverzekeringen N.V. Betalingsachterstanden kunnen leiden tot beëindiging van de verzekering.

  • 4.

    Het college verstrekt een bijdrage van € 10.,- 8,-- per maand aan de volwassen polishouder(s).

  • 5.

    De bijdrage in het vierde lid wordt rechtstreeks aan Agis Zorgverzekeringen N.V. betaald.

HOOFDSTUK 4 MINIMAREGELINGEN

Artikel 12 Duurzame gebruiksgoederen

Dit artikel komt te vervallen.

Artikel 13 Verenigings- en culturele activiteiten meerderjarigen

  • 1.

    Er kan aan meerderjarigen een vergoeding worden verstrekt voor deelname aan een verenigingsactiviteit òf een culturele activiteit van een in de gemeente Barneveld gevestigde vereniging of instelling.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in de artikelen 2 en 3, tweede lid van deze beleidsregels dienen aanvragen met bewijsstukken voor verenigings- en culturele activiteiten vooraf te worden ingediend.

  • 3.

    De vergoeding voor deelname gedurende een verenigingsjaar aan verenigingsactiviteiten is gelijk aan de kosten van de basiscontributie, uitgezonderd de vergoeding voor fitness. Deze laatste vergoeding bedraagt € 215,- per verenigingsjaar

  • 4.

    Voor kleding dan wel sportaccessoires kan een maal per jaar een vergoeding worden verstrekt van maximaal € 25,-.

  • 5.

    De vergoeding voor deelname aan culturele activiteiten bedraagt maximaal € 215,- per verenigingsjaar.

  • 6.

    Voor accessoires bij een culturele activiteit kan een maal per jaar een bijdrage van € 25,- worden verstrekt.

  • 7.

    De vergoeding voor het lesgeld van de Muziekschool bedraagt maximaal € 350,- per verenigingsjaar.

  • 8.

    De vergoedingen voor deelname worden rechtstreeks aan de vereniging dan wel culturele instelling betaald.

Artikel 13a Zwemlessen

  • 1.

    Voor de kosten van zwemlessen tot het behalen van zwemdiploma A wordt eenmalig en aan zwembad de Veluwehal en zwembad De Heuvelrand een vergoeding verstrekt voor de kosten van zwemlessen ten behoeve van belanghebbende en/of gezinsleden. Belanghebbende dient een eigen bijdrage te betalen van € 50,-

  • 2.

    Na het behalen van het zwemdiploma A ontvangt belanghebbende de eigen bijdrage terug.

Artikel 13b Zwemmen

  • 1.

    Afzonderlijk of in combinatie met de vergoedingen bedoeld in artikel 13 of artikel 15a kan een vergoeding worden verstrekt voor de noodzakelijke kosten van een zwemabonnement van het Oosterbosbad in de gemeente Barneveld van belanghebbende en/of diens gezinsleden.

  • 2.

    De vergoeding voor de kosten van een zwemabonnement, waarbij gebruik gemaakt wordt van de voorverkoop wordt verstrekt aan een gemeentelijk zwembad.

  • 3.

    Deze aanvragen kunnen uitsluitend worden ingediend in de periode van 1 april tot en met 31 augustus van het kalenderjaar waarin het abonnement is aangeschaft onder overlegging van de nota.

HOOFDSTUK 4a MAATSCHAPPELIJKE PARTICIPATIE SCHOOLGAANDE KINDEREN

Artikel 15a Maatschappelijke participatie

  • 1.

    Aan een belanghebbende kan een tegemoetkoming worden verstrekt in de kosten in verband met maatschappelijke participatie van zijn ten laste komende kinderen in de leeftijd van 5 tot en met 17 jaar die onderwijs of een beroepsopleiding volgen.

  • 2.

    Met maatschappelijke participatie wordt bedoeld deelname aan een sportieve activiteit of een culturele activiteit.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in de artikelen 2 en 3, tweede lid van deze beleidsregels dienen aanvragen met bewijsstukken voor verenigings- en culturele activiteiten vooraf te worden ingediend.

  • 4.

    De vergoeding voor deelname aan culturele activiteiten bedraagt maximaal € 215,- per verenigingsjaar. Dit maximale bedrag van € 215,- geldt ook voor de kosten van fitness.

  • Het lesgeld van de Muziekschool wordt volledig vergoed.

  • 6.

    De leeftijd van het kind op 1 januari is bepalend voor de vraag of het kind tot de doelgroep behoort.

  • 7.

    De vergoeding van de basiscontributie wordt rechtstreeks overgemaakt aan de aanbieder van de sportieve of culturele activiteit.

  • 8.

    Aan belanghebbende kan een maal per jaar een vergoeding worden verstrekt voor kleding, (sport)accessoires van maximaal € 50,-.

  • 9.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid komen belanghebbenden van wie het inkomen de grens als bedoeld in artikel 2a overschrijdt en van wie de schulden door de gemeente Barneveld zijn geregeld in een minnelijk schuldhulpverleningstraject of in een wettelijk traject op grond van de Wet Schuldsanering Natuurlijke personen, uitsluitend gedurende dit traject, voor vergoeding van de kosten zoals genoemd in hoofdstuk 4 en 4a van deze regeling in aanmerking.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 16 Bevoegdheid college

Het college kan voor de uitvoering nadere regels vaststellen. Deze nadere regels worden opgenomen in het handboek Wet werk en bijstand.

Artikel 17 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende afwijken van deze regeling als toepassing daarvan leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2011.

Op die datum worden de beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen Barneveld, zoals vastgesteld op 4 november 2009, ingetrokken.

Artikel 19 Citeertitel

Deze gewijzigde beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen Barneveld.

Vastgesteld in de vergadering van 21 december 2010

burgemeester en wethouders,

D. Bakhuizen J. A.M.L. Houben

secretaris burgemeester

Gewijzigd:

20 december 2011 met ingang van 1 januari 2012

13 juni 2012 met ingang van 1 juli 2012

14 december 2012 met ingang van 1 januari 2013

? juni 2013 met ingang van 1 juli 2013

Toelichting beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen Barneveld

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Algemeen

De beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen geven de kaders aan waaraan het college zich moet houden bij de verstrekkingen binnen dit kaderen zijn gebaseerd op het Beleids- en visieplan WWB en het Plusprogramma gemeentelijk minimabeleid Gemeente Barneveld.

In hoofdstuk 1 zijn algemene bepalingen opgenomen waarin helderheid gegeven wordt over de regels over het indienen van een aanvraag, de draagkracht en de draagkrachtperiode en de doelgroep. Om onduidelijkheid te voorkomen is een apart artikel (2a) toegevoegd waarin staat dat uitsluitend de belanghebbende met een inkomen tot maximaal 110% tot de doelgroep behoort voor zowel bijzondere bijstand in het algemeen als bijzondere bijstand in het kader van deze beleidsregels als ook minimaregelingen.

In hoofdstuk 2 zijn de regels opgenomen over het verstrekken van bijzondere bijstand in het algemeen en in het bijzonder voor een woonkostentoeslag . Overige kosten moeten individueel worden beoordeeld. Er kan sprake zijn van een bijzondere noodzaak die voortvloeit uit de soort kosten (kosten die niet iedereen heeft en die onvermijdelijk zijn en niet voortvloeien uit eigen keuze) of kosten die uit hun aard niet bijzonder zijn maar die (deels) bijzonder worden door de individuele omstandigheden van de belanghebbende.

In hoofdstuk 3 zijn de regels opgenomen voor het verstrekken van categoriale bijstand. Het gaat om schoolkosten, de computerregeling voor schoolgaande kinderen, het vaste bedrag voor personen vanaf de pensioengerechtigde leeftijd en de collectieve ziektekostenverzekering van zorgverzekeraar Agis. In hoofdstuk 4 zijn de regels opgenomen voor de zogenaamde minimaregelingen.

Een minimaregeling is een inkomensondersteunende voorziening voor de belanghebbende met een inkomen, dat niet hoger is dan 110% van het sociaal minimum. Een belanghebbende kan voor meerdere regelingen in aanmerking komen.

Het doel van de regelingen is om de deelname aan het maatschappelijk verkeer te bevorderen.

Minimaregelingen onderscheiden zich van bijzondere bijstand doordat het wettelijk kader niet aanwezig is en daarmee de toetsing van de kosten aan de gestelde regels van het wettelijk kader. Zo hoeft er geen noodzaak te worden vastgesteld, er hoeft geen sprake te zijn van kosten die uit hun aard bijzonder zijn en ook de beoordeling van bijvoorbeeld het reserveringsprincipe is niet noodzakelijk.

Door het opnemen van deze minimaregelingen in een afzonderlijk hoofdstuk is beoogd om het verschil tussen bijzondere bijstand en de minimaregelingen ook visueel tot uitdrukking te brengen.

Een apart hoofdstuk 4a voor maatschappelijke participatie is toegevoegd. Als gevolg van de wijziging van de bijstandswet met ingang van 1 januari 2012 is de gemeenteraad gehouden om een verordening te maken voor de maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen. Deze verordening is op 22 december 2011 door de raad vastgesteld. In de verordening wordt verwezen naar de beleidsregels. In de beleidsregels is in dit hoofdstuk het uitgangspunt van de wetgever dat er zo veel mogelijk in natura moet worden verstrekt uitgewerkt.

Artikel I

A

Dit artikel was toegevoegd om duidelijkheid te geven over de doelgroep, maar de bepaling waar naar verwezen wordt is met de inwerkingtreding van de Participatiewet vervallen.

B

De Participatiewet kent een kostendelersnorm: als er meerdere personen in één huis wonen wordt de hoogte van de toe te kennen bijstand aan het aantal inwoners aangepast. Dat heeft tot gevolg dat er minder bijzondere bijstand verstrekt kan worden. In artikel 35 wordt gesproken van de toepasselijke bijstandsnorm; dat is inclusief de kostendelersnorm, maar de gemeente heeft beleidsvrijheid als het gaat om het bepalen van de draagkracht voor bijzondere bijstand. Met deze wijziging wordt beoogd dat de het inkomen boven de kostendelersnorm, maar lager dan de norm die voor belanghebbende zou gelden zonder toepassing van de kostendelersnorm niet in de draagkracht te betrekken.

De draagkracht wordt nu bepaald op 110% van het inkomen boven de maximaal van toepassing zijnde bijstandsnorm. Dat is voor echtparen 100% van het wettelijk minimumloon en 70% daarvan voor een alleenstaande en/of alleenstaande ouder.

Artikel 2 Indiening aanvraag

In dit artikel wordt een termijn vastgelegd waarbinnen een aanvraag om bijzondere bijstand moet worden ingediend: het uitgangspunt is binnen drie maanden nadat de kosten zijn gemaakt!

Volgens de regels van de WWB moet een aanvraag in beginsel voordat de kosten zijn gemaakt worden ingediend, in dit artikel wordt enige verruiming van die regel geboden. Afwijkingen op deze regel zijn terug te vinden in de desbetreffende artikelen.

Artikel 2a Doelgroep

Dit artikel is toegevoegd om duidelijkheid te geven over de doelgroep: uitsluitend de belanghebbende met een inkomen tot maximaal 110% behoort tot de doelgroep voor zowel bijzondere bijstand in het algemeen als bijzondere bijstand in het kader van deze beleidsregels als ook de minimaregelingen.

Ook bleek er onduidelijkheid te bestaan over de mogelijkheden voor zelfstandigen. Daarom dit nu expliciet aan de doelgroep toegevoegd.

Artikel 3 Toerekening kosten, bewijsstukken en betaling

Omdat de kosten betrekking kunnen hebben op twee kalenderjaren regelt dit artikel o.a. de toekenning over de periode waarin de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Slechts die bewijsstukken worden aan belanghebbende gevraagd, die niet buiten belanghebbende om verkregen kunnen worden.

Bewijsstukken kunnen tot uiterlijk drie maanden nadat de kosten zijn gemaakt worden ingediend bij het college. Het recht op betaling vervalt als de bewijsstukken te laat zijn ingediend. De overlegde bewijsstukken die betrekking hebben over de periode van toekenning kunnen worden vergoed.

Om de duidelijkheid te vergroten is ook hier specifiek aangewezen welke bewijsstukken een zelfstandige in ieder geval moet inleveren wil hij voor bijzondere bijstand dan wel minimaregelingen in aanmerking kunnen komen.

De betaling kan daarnaast plaatsvinden op basis van een pro forma nota voor zover er sprake is van een rechtstreekse betaling aan de leverancier. Het is in het kader van administratieve lastenverlichting in principe niet noodzakelijk om belanghebbende te verplichten om een factuur te overleggen. Dit is slechts anders als er voldoende aanleiding bestaat om deze factuur te vragen.

Artikel 4 Draagkracht

Dit artikel regelt de toepassing van de draagkrachtsystematiek bij de kosten die vallen onder de deze beleidsregels.

Eerste lid:

Het college heeft beleidsvrijheid om te bepalen welke inkomens- en vermogensbestanddelen als middelen in aanmerking worden genomen. Voor wat betreft de vermogensvaststelling en het vaststellen van de draagkracht heeft het college bepaald om bij de vaststelling van het vermogen enkel de saldi op de lopende rekeningen en spaarrekeningen van de belanghebbende, diens partner en/of kinderen in aanmerking te nemen voor zover het totaalsaldi uitstijgt boven de vermogensgrens zoals bedoeld in artikel 34 van de wet. Bij zelfstandigen die over een ‘privévermogen beschikken geldt de genoemde vermogensgrens, maar indien het vermogen vervlochten is met het bedrijf worden ook de vermogensgrenzen zoals vastgesteld in het Bbz gehanteerd

Tweede lid:

De periode waarbinnen de draagkracht wordt vastgesteld kan per aanvraag verschillen.

Derde lid:

In het genoemde artikel is de maximale inkomensgrens vastgesteld op 110%. Bij een inkomen boven deze grens bestaat er geen recht op de in dit artikel genoemde verstrekking, zodat het niet noodzakelijk is om de draagkrachtruimte te berekenen.

Vierde lid:

In dit lid wordt geregeld dat als er bij de belanghebbende van 65 jaar en ouder een draagkracht is berekend, dit in mindering moet worden gebracht op het vast bedrag. Het verschil tussen de berekende draagkracht en het vast bedrag kan aan belanghebbende worden uitbetaald.

vijfde lid:

Het zesde lid bepaalt dat met bijzondere kosten rekening kan worden gehouden. In de praktijk komt het slechts zelden voor dat er aanleiding bestaat om rekening te houden met buitengewone kosten waarmee de hoogte van de draagkracht kan worden verlaagd. Bij iedere aanvraag wordt wel om deze specifieke gegevens gevraagd.

In het kader van administratieve lastenverlichting voor zowel de aanvrager als ook de gemeente is om die reden gekozen voor de optie, dat op verzoek van de aanvrager met deze buitengewone kosten rekening wordt gehouden voor het corrigeren van de draagkracht.

Artikel 5 Draagkrachtperiode

De draagkrachtperiode wordt overeenkomstig de in het tweede lid genoemde categorieën vastgesteld.

Opgemerkt wordt dat een belanghebbende vanaf de pensioengerechtigde leeftijd zowel in categorie a als ook in categorie b van het genoemde lid kan vallen. In een dergelijk geval verdient het aanbeveling de draagkrachtperiode vast te stellen voor de volledige uitkeringsduur.

HOOFDSTUK 2 BIJZONDERE BIJSTAND

Artikel 6 Bijzondere bijstand

Dit artikel geeft aan wanneer bijzondere bijstand kan worden verstrekt, gelet op noodzaak en middelen.

Op grond van artikel 35 WWB heeft het college de beleidsvrijheid om vast te stellen welke kosten van het bestaan niet uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag of het vermogen kunnen worden voldaan. Alle kosten die onder het collectieve contract van zorgverzekeraar Agis vallen worden niet als bijzondere kosten beschouwd. Dat geldt voor alle inwoners, ongeacht de wijze waarop zij verzekerd zijn. Het college heeft dat al eerder besloten (besluit van 27 maart 2006 nr. 237979). Dit besluit wordt hierbij als ingevoegd beschouwd.

Nadere uitwerking:

  • a Afhankelijk van het aanbod van de zorgverzekeraar kan de uitkeringsgerechtigde kiezen voor al of niet een eigen risico . Met een eigen risico moeten de zorgkosten tot dit bedrag zelf worden betaald. Daar staat tegenover dat minder premie wordt betaald, wat extra bestedingsmogelijkheden geeft. Het geld kan ook gereserveerd worden als zich hoge ziektekosten aandienen en het hoge eigen risico inderdaad moet worden opgebracht. Bij de hoogte van een bijstandsinkomen is deze keuze een schijnvrijheid. Vandaar dat de gemeente Barneveld in de collectieve verzekering bij Agis uitgaat van een eigen risico van nul euro voor de uitkeringsgerechtigde. Dit betekent dat als de uitkeringsgerechtigde kiest voor een ander verzekeraar met een eigen risico hoger dan nul euro, het risico geheel voor rekening van de uitkeringsgerechtigde blijft;

  • b Kosten die door de aanvullende verzekering (AV) in het collectieve contract van Agis wel worden vergoed, maar niet door de AV van de andere gekozen verzekeraar, komen in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. Als bewust gekozen is voor het afsluiten van een andere (aanvullende) zorgverzekering omwille van de persoonlijke en/of medische omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde kan dit aanleiding geven wel bijzondere bijstand te verstrekken.

  • c Indien de uitkeringsgerechtigde zich helemaal niet aanvullend heeft verzekerd wordt alleen bijzondere bijstand verstrekt voor zover dit in de van toepassing zijnde richtlijn is opgenomen. Als de aanvullende verzekering tot een bepaald maximum vergoedt, dan worden de meerkosten niet via de bijzondere bijstand vergoed, tenzij er sprake is van bijzondere of medische omstandigheden.

  • Het niet kiezen betekent in feite dat men de resterende (bijzondere) kosten voor eigen rekening neemt. Ten opzichte van degene die kiest voor de collectieve verzekering is dit standpunt te verdedigen, omdat die persoon een aanvullende premie betaalt en geen bijzondere bijstand aanvraagt.

  • Door Agis wordt ook een extra aanvullende tandartsverzekering aangeboden: de TandExtra. Deze extra aanvullende verzekering wordt niet als een voorliggende voorziening beschouwd.

  • Vanuit de Wet werk en bijstand (WWB) is het niet afsluiten van een zorgverzekering aan te merken als een tekortschietend besef voor de verantwoordelijkheid van het bestaan. Het is niet mogelijk om bijzondere bijstand te verlenen voor medische kosten aan personen die geen ziektekostenverzekering hebben afgesloten. Dit geldt zowel voor Nederlanders als in Nederland verblijvende vreemdelingen. Het behoort uit oogpunt van toepassing van de WWB in beginsel tot ieders eigen verantwoordelijkheid om zich deugdelijk te verzekeren tegen ziektekosten. De financiële gevolgen van het behandelen van onverzekerde personen komen voor rekening en risico van de betrokkene (en dus per saldo voor rekening van het desbetreffende ziekenhuis, de desbetreffende inrichting of de desbetreffende arts). Het is niet mogelijk om deze kosten af te wentelen op de bijzondere bijstand.

  • Op 1 januari 2008 is een wettelijk eigen risico ingevoerd. Het eigen risico komt niet voor bijzondere bijstand in aanmerking – er is geen sprake van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten. Het staat de aanvrager vrij te kiezen voor een verhoogd eigen risico met betrekking tot het afsluiten van een Zorgverzekering. De kosten die als gevolg van dit verhoogd eigen risico kunnen ontstaan komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. Er is geen sprake van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten.

  • Artikel 6a Indienen aanvraag en inkomensgrens bij toepassing artikelen 7 en 8

  • Eerste lid:

  • In afwijking van de algemene regel van artikel 2 moeten aanvragen voor woonkostentoeslag vooraf worden ingediend. Met “vooraf” wordt bedoeld: voorafgaand aan het tijdstip dat de kosten opkomen.

  • Tweede lid:

  • Dit lid geeft de draagkrachtsystematiek aan van de verstrekkingen in het kader van periodieke bijzondere bijstand voor woonkostentoeslag.

  • Deze verstrekkingen zijn bijzonder omdat zij niet zijn begrepen in de algemene bijstandsuitkering. Anderzijds zijn het in feite verstrekkingen die zeer nauw aansluiten bij de algemene bijstand.

  • In verband met de bijzondere aard van deze verstrekkingen is een afwijking van de draagkrachtmethode gerechtvaardigd.

  • Uitgangspunt is hierbij dat het inkomen boven de bijstandsnorm volledig als draagkracht moet worden aangemerkt. Als voor deze kosten de reguliere draagkrachtberekening zou worden gehanteerd zou dit tot onwenselijke situaties leiden, bijvoorbeeld dat iemand met een woonkostentoeslag beter af is dan met huurtoeslag. Omdat het vaak gaat om periodieke kosten wordt de draagkracht per maand berekend

Artikel 7 en 8 Woonkostentoeslag

Voor de genoemde verstrekkingen gelden de draagkrachtregels zoals omschreven in artikel 4.

Artikel 8a Duurzame gebruiksgoederen

Tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook de aanschaf, vervanging of reparatie van gebruiksgoederen met een duurzaam karakter. Indien men tenminste beschikt over een inkomen op het niveau van het sociaal minimum, dus ook indien men een algemene bijstandsuitkering ontvangt, wordt in principe voldoende ruimte in het inkomen aanwezig geacht om hiervoor te reserveren, dan wel achteraf gespreid te betalen.

Via de algemene normbijstand wordt dus tevens reeds bijstand verstrekt voor duurzame gebruiksgoederen. Doet zich echter de bijzondere situatie voor dat een dergelijk goed bijvoorbeeld aan vervanging toe is, terwijl belanghebbende nog niet voldoende heeft gereserveerd, dan ligt het voor de hand dat de alsdan te verstrekken bijzondere bijstand, mede gezien het duurzame karakter van het goed, de vorm van een geldlening heeft. Voordat leenbijstand kan worden verstrekt, moet vast staan dat de belanghebbende de benodigde geldlening niet kan verkrijgen via de normale kredietverlenende instanties.

HOOFDSTUK 3 CATEGORIALE BIJSTAND

Artikel 9a vervangen door:

Artikel 9a Computer

Dit artikel met de voorwaarden waaronder iemand in aanmerking kan komen voor een computer is weer toegevoegd omdat deze voorwaarden uit de per 1 december 2012 gewijzigde Verordening maatschappelijke participatie zijn weggehaald. Uitsluitend de mogelijkheid van verstrekking staat nog genoemd in de Verordening.

De achtergronden van het invoeren van de computerregeling zijn drieledig:

De WWB is per 1 januari 2009 gewijzigd. Artikel 35 is in die zin gewijzigd dat er een lid is toegevoegd (artikel 35, vijfde lid) die het mogelijk maakt categoriaal bijzondere bijstand te geven voor een andere groep dan de 65 plussers.

De staatssecretaris op 10 december 2007 in een brief aan de Tweede Kamer aangekondigd in 2008 en 2009 jaarlijks 40 miljoen euro extra aan gemeenten beschikbaar te stellen voor de bestrijding van armoede bij kinderen. Met dat geld wil hij bereiken dat meer kinderen uit arme gezinnen deelnemen aan sport, cultuur of andere activiteiten. Het is zijn ambitie het aantal kinderen dat maatschappelijk niet meedoet om redenen van armoede deze kabinetsperiode met de helft terug te brengen.

In de oktoberraad van 2008 is door Pro ’98 een amendement ingediend. De letterlijke tekst van dit amendement was: “mensen die in aanmerking komen voor bijzondere bijstand, ook alleenstaanden en gezinnen zonder kinderen kunnen in 2009 een p.c. aanvragen in het kader van de bijzondere bijstand”. De gemeenteraad heeft dit amendement op 30 oktober 2008 aangenomen.

Eerste lid:

De computerregeling is ingevoerd voor schoolgaande kinderen in de leeftijd van 8 tot 16 jaar. Volgens een onderzoek van het Nibud heeft op 8-jarige leeftijd een kwart van de kinderen een computer op zijn eigen kamer staan. Het percentage bij 13-jarigen is zelfs 48%. Om deze reden is aansluiting gezocht bij de leeftijdsgrens vanaf 8 jaar. Vanaf 16 jarige leeftijd kunnen scholieren door het nemen van een bijbaantje gemakkelijker zelf een computer bij elkaar sparen.

De middelentoets (inkomen en vermogen) vindt plaats op het moment van aanvragen.

De inkomensgrens is een maximale grens. Als het inkomen boven de 120% van de toepasselijke bijstandsnorm ligt moet de aanvraag worden afgewezen.

Ook de vermogenstoets is van toepassing. Als het vermogen uitstijgt boven de van toepassing zijnde vrij te laten vermogensgrens zoals bepaald in de wet moet de aanvraag worden afgewezen.

Voor de toepassing van de middelentoets is er dus geen sprake van het berekenen van draagkracht.

Omdat er geen eigen bijdrage wordt gerekend is een vergoeding voor de kosten van een internetabonnement uitgesloten.

Onder een computer wordt een desktop of laptop verstaan. Ook een printer kan hierbij worden verstrekt.

Tweede lid:

Voor de toepassing van de 60 maanden termijn wordt uitgegaan van de aanvraagdatum.

Derde lid:

Van overheidswege is bepaald dat de voorziening in natura en niet als geldbedrag worden verstrekt. De achterliggende gedachte hiervan dat de verstrekking zoveel mogelijk ten goede zal komen aan de kinderen zelf.

Vierde lid:

Als er in de afgelopen drie kalenderjaren voorafgaand aan de aanvraag al een computer is verstrekt bestaat er geen recht op een computer. Dit is het geval als er op basis van deze of een andere gemeentelijke regeling heeft plaatsgevonden. Onder de andere gemeentelijke regelingen worden verstaan: de langdurigheidstoeslag, de regeling duurzame gebruiksgoederen, het inrichtingskrediet, via de individuele bijzonder bijstand of in het kader van een verplicht re-ïntegratie en/of inburgeringstraject,

Artikel 9b Onderwijskosten

Eerste lid:

Aan een gezin met schoolgaande kinderen wordt voor een kind dat voor de eerste maal het voortgezet onderwijs bezoekt een vergoeding verstrekt, omdat de overgang van lagere naar middelbare school extra kosten oplevert. Deze vergoeding bedraagt met ingang van 1 juli 2013 € 250,-. De oorspronkelijke regeling stond in artikel 14, maar omdat het nu in de vorm van categoriale bijstand wordt verstrekt is het gewijzigde artikel naar deze plek verplaatst. Om in aanmerking te komen voor deze regeling dient een ouder een bewijs van inschrijving van het vervolgonderwijs over te leggen. Het is een forfaitair bedrag.

Tweede lid:

Omdat uit een door het NIBU uitgebracht rapport naar voren komt dat met name ouders met oudere kinderen in de middelbare school leeftijd de minste bestedingsruimte hebben is een van de adviezen van het Nibud om een jaarlijkse bijdrage in de schoolkosten te geven voor deze groep. Daarom wordt een vergoeding toegevoegd van drie maal een jaarlijkse vergoeding van 75 euro. In principe geldt deze vergoeding tot en met de leeftijd van 15 jaar. Deze leeftijdsgrens is gekozen, om werk te stimuleren. Een jongere van 16 jaar heeft de mogelijkheid voor een bijbaantje (bijvoorbeeld een krantenwijk) om een schoolexcursie te bekostigen. Het gaat om drie jaar, na de overgang vanaf de basisschool. Om problemen in de uitvoering te voorkomen (klas overgeslagen, blijven zitten) is gekozen voor de drie (volgende) schooljaren.

Derde lid:

Deze onderwijskosten moeten vooraf worden aangevraagd, aan het begin van het schooljaar (vanaf 1 augustus) en uiterlijk voor 1 oktober van het betreffende schooljaar.

Artikel 10 Pensioengerechtigde leeftijd (vervallen)

Omdat als gevolg van de invoering van de Participatiewet er geen mogelijkheden meer zijn om categoriale bijzondere bijstand te verstrekken anders dan in de vorm van ziektekosten vervalt de mogelijkheid om aan 65plussers een vast bedrag te verstrekken.

Aan de belanghebbende vanaf de pensioengerechtigde leeftijd kan onder de genoemde voorwaarden een vast bedrag worden verstrekt voor het bestrijden van noodzakelijke verborgen kosten die samenhangen met deze leeftijdsfase. Hierbij kan worden gedacht extra telefoonkosten, extra energiekosten, het lidmaatschap van belangenorganisaties of overige verborgen kosten zoals bijvoorbeeld een klussendienst of boodschappendienst. Deze lijst is niet limitatief.

De verstrekking kan plaatsvinden per kalenderjaar en wordt ineens betaald zonder overlegging van nota's.

Het verstrekken van categoriale bijstand aan deze doelgroep sluit het recht op individuele bijzondere bijstand en de aanspraak op de verstrekkingen zoals genoemd in deze beleidsregels niet uit.

Voor kosten die vallen onder dit vaste bedrag kan geen vergoeding worden verstrekt voor dezelfde kosten op basis van een andere gemeentelijke regeling.

Artikel 11 Collectieve ziektekostenverzekering

Vanaf 1 januari 2006 wordt de collectieve ziektekostenverzekering voor uitkeringsgerechtigden WWB, Ioaw en Ioaz voortgezet met toepassing van de Zorgverzekeringswet. Vanaf 1 januari 2007 kunnen ook de overige minima tot (nu) 110% van het netto minimumloon deelnemen.

Het aanbieden van een collectieve verzekering heeft voor drie partijen voordelen:

uitkeringsgerechtigden zijn beter verzekerd; het verbeteren van de verzekeringspositie is een hoofddoelstelling voor de gemeente.

de gemeente krijgt minder bijzondere bijstandsaanvragen, waardoor de uitvoeringslasten dalen;

omdat de gemeente de premie rechtstreeks op de uitkering inhouden, heeft Agis een veel lager debiteurenrisico.

Voorwaarde is dat de premie op de uitkering ingehouden wordt en vervolgens wordt doorbetaald aan Agis.

Degene die geen uitkering van de gemeente ontvangt, kan alleen meedoen als voor de betaling een automatische incasso wordt afgegeven. Dat is geen volledige garantie op stipte betaling als er een roodstand is. Betalingsachterstanden worden door Agis geïncasseerd en leiden in het uiterste geval tot beëindiging van de verzekering.

Omdat de gemeente bespaart op uitvoeringskosten (er worden minder bijzondere bijstandsaanvragen ingediend) krijgt de deelnemer een bijdrage vanuit de bijzondere bijstand tot een bedrag van € 10,-8,-- per maand per volwassen polishouder. Dit bedrag kan jaarlijks worden aangepast. Deze premie voor de deelnemer wordt met € 8,-- per maand verlaagd en deze bijdrage wordt vervolgens door de gemeente rechtstreeks aan Agis betaald.

De inkomensgrenzen ten behoeve van de overige minima zijn vastgesteld op basis van het bruto minimumloon en volgen het Besluit maatschappelijke ondersteuning.

Aan de hand van de belastingaanslag wordt getoetst of de belanghebbende in aanmerking komt voor deelname.

Het college kan nadere regels stellen voor zaken die in de uitvoering moeten worden opgelost.

HOOFDSTUK 4 MINIMAREGELINGEN

Artikel 12 Duurzame gebruiksgoederen

Vervallen.

Artikel 13 Verenigings- en culturele activiteiten

Het gaat hierbij om de maatschappelijke participatie van meerderjarigen. Dezelfde regeling als voor de kinderen (zie bij artikel 15a) wordt gehanteerd voor meerderjarigen voor zowel sport als cultuur, met uitsluiting van de tussenkomst van de combinatiefunctionaris. Deze regeling bestaat nu al voor een aantal fitnesscentra.

Het gaat om jaarlijkse bijdragen; tussentijdse wisselingen worden niet gehonoreerd.

Eerste lid:

Er moet een keuze gemaakt worden tussen een sportieve dan wel een culturele activiteit. Deze regeling geldt uitsluitend voor meerderjarigen

Tweede lid:

Aanvragen op basis van deze regeling moeten (in strijd met de algemene regel van artikel 2) van te voren worden ingediend. Gezien het feit dat er in natura – betaling aan de aanbieder van de activiteit – wordt verstrekt moeten aanvragen volledig voorzien van bewijsstukken vooraf worden ingediend.

Derde lid:

Bij sportieve activiteiten geldt geen maximum meer voor de contributie. De vergoeding bedraagt de daadwerkelijk gemaakte kosten voor contributie. Wel is een beperking aangebracht in het aantal sporten. Het gaat om de sporten: voetbal, tennis, tafeltennis, gym (turnen, majorette), hockey, korfbal, volleybal, basketbal, badminton, zwemmen/waterpolo en sportschool/vechtsporten (karate, judo, Jiu Jitsu), fitness, biljarten, jeu de boules, nordic walking, darten, bowlen en kegelen in de gemeente Barneveld.

Vierde en zesde lid

Volwassenen ontvangen een vergoeding voor kleding dan wel accessoires één maal per jaar.

Vijfde lid

Het is een maximumbedrag voor culturele activiteiten, iets verhoogd vanwege de uniformiteit, het gaat eenzelfde vergoeding als voor fitness.

Zevende lid

Datzelfde geldt voor de vergoeding van de lessen bij de muziekschool; maximaal € 350,- wordt vergoed. Het is nu ook mogelijk om muzieklessen bij derden te volgen als culturele activiteit, zie vierde lid.

Achtste lid:

Na melding bij de gemeente wordt de contributie overgemaakt naar de sportvereniging, dan wel de culturele activiteit.

Artikel 13a Zwemlessen

Volgen van zwemlessen – we hebben een afspraak gemaakt met het zwembad de Veluwehal. Zij ontvangen eenmalig van de gemeente een budget op basis waarvan zij zorgen dat een kind dan wel oudere het zwemdiploma A haalt. Het zwembad bewaakt de voortgang en bij veelvuldig verzuim worden de zwemlessen gestaakt. Om te stimuleren dat kinderen/ouderen ook daadwerkelijk tijdig hun diploma behalen moet een eigen bijdrage van € 50,- betaald worden die na het behalen van het diploma terugbetaald wordt.

De afspraak bestaat alleen met de Veluwehal, geldt voor alle gemeentelijke zwembaden, Dat betekent dat ook alleen daar de mogelijkheid bestaat om zwemlessen te volgen die vergoed worden in het kader van deze minimaregeling.

Het zwembad garandeert het behalen van het diploma niet als:

• de bijzonderheden die van invloed kunnen zijn op de zwemles niet tijdig, onvolledig of onjuist aan de kassamedewerkers wordt doorgegeven;

• minder dan 90% van de lessen gevolgd zijn.

Voor een kind dat langere tijd afwezig is wegens ziekte wordt apart een regeling getroffen.

Bij misbruik en niet voldoende aanwezig zijn bij de zwemlessen worden de lessen in rekening gebracht bij de verantwoordelijke ouder.

Het zinsdeel ‘binnen de afgesproken termijn’ is verwijderd omdat deze abusievelijk in de beleidsregels is opgenomen.

In artikel 13a werd verwezen naar ‘gemeentelijke’ zwembaden, maar door de overdracht van de – onder andere – gemeentelijke zwembaden aan Optisport zijn er geen ‘gemeentelijke’ zwembaden meer. Daarom wordt nu expliciet naar de betreffende zwembaden verwezen.

Artikel 13b Zwemmen

De vergoeding is gebaseerd op de tarieven van de Veluwehal in Barneveld en bedraagt maximaal de vergoeding van een zwemabonnement in de voorverkoop. Het tarief voor dit abonnement is leeftijdsafhankelijk. De maximumvergoeding wordt daarom afgestemd op het voor de aanvrager geldend tarief van de Veluwehal. De periode is aangepast aan het begin van de voorverkoop en eindigt op het moment van sluiting van de buitenbaden.

Als een abonnement in de voorverkoop wordt aangeschaft betaalt de gemeente de kosten rechtstreeks aan het zwembad. Op basis van de toekenningsbeschikking ontvangt belanghebbende en’/of zijn gezinsleden een abonnement..

In artikel 13b werd verwezen naar ‘gemeentelijke’ zwembaden, maar door de overdracht van de – onder andere – gemeentelijke zwembaden aan Optisport zijn er geen ‘gemeentelijke’ zwembaden meer. Daarom wordt nu expliciet naar de betreffende zwembaden verwezen.

Hoofdstuk 4a Maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen

Artikel 15a

Participatie schoolgaande kinderen - sport

We sluiten ons aan bij het project van de Meerwaarde – kinderen kunnen gratis sporten bij de Meerwaarde in blokken van ongeveer acht weken. Na afloop van die periode kan een kind kiezen voor een sportvereniging waarna de RABObank een half jaar de contributie betaalt. De combinatiefunctionaris regelt voor kinderen van ‘onze’ doelgroep doorbetaling van het tweede half jaar van de contributie. Betalingen gaan rechtstreeks naar de sportverenigingen.

N.B. gebruik maken van de RABObankroute is geen verplichting – een kind/ouder die niet daarvoor kiest ontvangt een jaar contributie

Vervolgbetalingen van de basiscontributie komen ten laste van de gemeente.

We beperken de keuze voor de meest voorkomende sporten: voetbal, tennis, tafeltennis, gym (turnen, majorette), hockey, korfbal, volleybal, basketbal, badminton, zwemmen/waterpolo en sportschool/vechtsporten (karate, judo, Jiu Jitsu), fitness, biljarten, jeu de boules, nordic walking, darten, bowlen en kegelen.

Er wordt geen maximum meer gesteld aan de te vergoeden contributie, met uitzondering van fitness: het maximumbedrag blijft ongewijzigd vastgesteld op € 215,-.

Kleding wordt apart vergoed. Kinderen krijgen jaarlijks een tegemoetkoming voor hun sportkleding tot een bedrag van € 50,-. Uit ingewonnen informatie bij de sportverenigingen in Barneveld blijkt dat dit een redelijk bedrag is.

Participatie schoolgaande kinderen – cultuur:

Kinderen die in plaats van sporten muzieklessen willen ontvangen of aan dans of toneel willen doen krijgen ook daar de mogelijkheid voor. Betaling van lesgelden gaat hierbij ook rechtstreeks naar de lesgever. Dat hoeft niet per definitie de Muziekschool te zijn, maar wel een erkende leraar, ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. De Muziekschool wordt volledig vergoed en de overige culturele activiteiten is het maximum € 215,- per jaar.

Accessoires worden vergoed tot een maximum van € 50,- per jaar en aan belanghebbende overgemaakt.

Ook deze aanvragen moeten vooraf en voorzien van bewijsstukken worden ingeleverd.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 16 Bevoegdheid college

De WWB geeft het kader aan, waaraan het college is gehouden. Binnen dat kader heeft het college op bepaalde terreinen beleidsvrijheid. Die beleidsvrijheid wordt bijv. op het gebied van de bijzondere bijstand beschreven in deze regeling. Nadere uitvoeringsregels (niet alleen op het gebied van de bijzondere bijstand) neemt het college op in het handboek Wet werk en bijstand.

Artikel 17 Hardheidsclausule

De hardheidsclausule wordt in zeer bijzondere omstandigheden toegepast ten gunste van belanghebbende. Van deze mogelijkheid wordt sporadisch en in incidentele gevallen gebruik gemaakt ter voorkoming van precedentwerking.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2011. Op die datum worden de oude beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen ingetrokken.

Artikel 19 Citeertitel

Deze gewijzigde beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen Barneveld.