Regeling vervallen per 01-01-2018

Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren gemeente Barneveld

Geldend van 06-10-2016 t/m 31-12-2017

Intitulé

Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren gemeente Barneveld

Nummer 16-97

De raad van de gemeente Barneveld;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, nummer 16-97;

gelet op gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 5.4, vierde lid, van de Telecommunicatiewet;

besluit:

vast te stellen de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren gemeente Barneveld

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a)

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • b)

    aanbieder: degene die een openbaar elektronisch communicatienetwerk aanbiedt als bedoeld in artikel 1.1, onder i van de wet en degene bedoeld in artikel 5.1 van de wet;

  • c)

    wet: Telecommunicatiewet;

  • d)

    huisaansluiting: niet met andere kabels of leidingen samengebonden delen van kabels of leidingen die een verbinding vormen tussen een net dat naar zijn aard voor aansluiting van huishoudens wordt opengesteld en één onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onder a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken;

  • e)

    kabels en leidingen: één of meer kabels of leidingen, daaronder in ieder geval begrepen dat wat onder kabels wordt verstaan in artikel 1.1, onder z, van de wet en daaronder mede begrepen lege buizen, ondergrondse en bovengrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken, bestemd voor transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie;

  • f)

    voorzieningen: ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken als bedoeld in artikel 5.15, van de wet;

  • g)

    openbare gronden: dat wat daaronder wordt verstaan in artikel 1.1, onder aa, van de Telecommunicatiewet, alsmede toekomstige openbare gronden;

  • h)

    toekomstige openbare gronden: gronden die door het college zijn aangewezen op basis van artikel 14 van deze verordening;

  • i)

    melding: melding als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, onder a, van de wet;

  • j)

    instemmingsbesluit: besluit van het college als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, onder b, van de wet;

  • k)

    werkzaamheden van niet ingrijpende aard:

    • -

      het aanbrengen of verwijderen van kabels in reeds aangebrachte voorzieningen;

    • -

      reparaties met een lengte van minder dan 30 m en niet vallend onder artikel 11 of 22;

    • -

      het maken van één enkele huisaansluiting, waarbij geen onder- of bovengrondse kasten worden geplaatst;

Artikel 2. Coördinatie van werkzaamheden

  • 1. Het college is belast met de coördinatie van werkzaamheden in, op of boven openbare gronden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en leidingen.

  • 2. Hierbij worden mede betrokken andere werkzaamheden in, op of boven openbare gronden.

  • 3. Het college bevordert het medegebruik van voorzieningen, waarbij in ieder geval de technische mogelijkheden in acht worden genomen.

Artikel 3. Nadere regels

Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot:

  • a.

    de eisen aan de uitvoering van werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en leidingen;

  • b.

    ordening, planning en coördinatie van werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en leidingen;

  • c.

    de omgang met kabels en leidingen in verontreinigde gronden, rond watergangen en stedelijk groen, en op verhardingen boven kabels en leidingen;

  • d.

    informatie-uitwisseling tussen de gemeente en beheerders van netten.

Artikel 4. Reikwijdte hoofdstukken 2 en 3

  • 1. Hoofdstuk 2 van deze verordening is van toepassing op (werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van) kabels en leidingen in, op of boven openbare gronden, met uitzondering van (werkzaamheden aan) kabels die onder de reikwijdte van hoofdstuk 3 vallen.

  • 2. Hoofdstuk 3 is van toepassing op werkzaamheden in, op of boven openbare gronden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van:

    • a.

      kabels als bedoeld in artikel 1.1, onder z, van de wet, die ten dienste staan van een openbaar elektronisch communicatienetwerk als bedoeld in artikel 1.1, onder h, van de wet; en

    • b.

      ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken als bedoeld in artikel 5.15 van de wet.

Hoofdstuk 2. Werkzaamheden inzake kabels en leidingen, uitgezonderd kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk

Artikel 5. Vergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het college kabels en leidingen in, op of boven openbare gronden aan te leggen, aanwezig te hebben, te onderhouden, aan te passen, te verleggen of te verwijderen.

Artikel 6. Gegevensverstrekking

  • 1. Bij een aanvraag voor een vergunning wordt een uitvoeringsplan gevoegd.

  • 2. Het uitvoeringsplan omvat in ieder geval:

    • a.

      een omschrijving van de kabels en leidingen die worden aangelegd, in stand gehouden, onderhouden, aangepast, verlegd of verwijderd, alsmede een omschrijving van de voorzieningen die worden medegebruikt of voor medegebruik worden aangelegd;

    • b.

      een omschrijving van de werkzaamheden die worden uitgevoerd;

    • c.

      de contactgegevens van degene onder wiens verantwoordelijkheid de werkzaamheden worden verricht, inclusief een contactgegeven dat gedurende de uitvoering van de werkzaamheden de gehele dag bereikbaar zal zijn;

    • d.

      een opgave van het voorgenomen tijdvak waarbinnen de werkzaamheden zullen plaatsvinden en, indien van toepassing, een opgave van de fasering binnen dit tijdvak;

    • e.

      een aanduiding van de wijze waarop omwonenden en andere belanghebbenden vooraf in kennis worden gesteld van de werkzaamheden;

    • f.

      een omschrijving van de maatregelen die om reden van openbare orde, veiligheid, het voorkomen of beperken van overlast, de bereikbaarheid van gronden of gebouwen, dan wel ondergrondse ordening zijn voorgenomen.

  • 3. Het uitvoeringsplan wordt voorzien van één of meerdere tekeningen waarop in ieder geval de aan te leggen, in stand te houden, te onderhouden, aan te passen, verleggen of de te verwijderen kabels en leidingen en de daartoe te verrichten werkzaamheden staan aangeduid.

  • 4. Een vergunning voor het uitvoeren van werkzaamheden van niet-ingrijpende aard wordt, in afwijking van het eerste lid, aangevraagd met gebruikmaking van een door het college vastgesteld formulier.

Artikel 7. Beslistermijnen

  • 1. Het college beslist op een aanvraag voor een vergunning binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag. Indien een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, deelt het college dit aan de aanvrager mede en noemt het daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

  • 2. Als het werkzaamheden van niet-ingrijpende aard betreft beslist het college, in afwijking van het eerste lid, binnen twee weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 3. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

Artikel 8. Weigeringsgronden

Een vergunning kan worden geweigerd in het belang van onder meer:

  • a.

    de openbare orde;

  • b.

    de veiligheid;

  • c.

    het voorkomen of beperken van overlast;

  • d.

    de bereikbaarheid van gronden en gebouwen;

  • e.

    het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

  • f.

    de ondergrondse ordening.

Artikel 9. Voorschriften en beperkingen

  • 1. Aan een vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

  • 2. Deze voorschriften en beperkingen kunnen betrekking hebben op:

    • a.

      de plaats van de werkzaamheden;

    • b.

      het tijdstip van de werkzaamheden, met dien verstande dat het toegestane tijdstip van aanvang, behoudens zwaarwichtige redenen van publiek belang, niet later mag liggen dan 12 maanden na de datum van verlening van de vergunning;

    • c.

      de wijze van uitvoering van de werkzaamheden;

    • d.

      het bevorderen van medegebruik van voorzieningen;

    • e.

      het afstemmen van de voorgenomen werkzaamheden met beheerders van overige in de grond aanwezige werken;

    • f.

      technische eisen en voorwaarden met betrekking tot de kabel of leiding.

Artikel 10. Verplichtingen vergunninghouder

  • 1. De vergunninghouder is verplicht direct betrokken omwonenden en bedrijven bij de uit te voeren werkzaamheden daarvan tijdig op de hoogte te stellen.

  • 2. De vergunninghouder brengt openbare gronden na beëindiging van de werkzaamheden terug in de oude staat, tenzij het college anders heeft besloten of het toekomstige openbare gronden betreft.

  • 3. De vergunninghouder is vanaf het moment dat de vergunde werkzaamheden zijn voltooid, verplicht om desgevraagd aan het college gegevens omtrent de ligging van zijn kabels te verstrekken en een overzicht te geven van de niet in gebruik zijnde kabels.

Artikel 11. Ernstige belemmeringen en storingen

  • 1. Het verbod, bedoeld in artikel 5, geldt niet voor spoedeisende werkzaamheden ten gevolge van een ernstige belemmering of storing als de voorgenomen werkzaamheden schriftelijk zijn gemeld aan de burgemeester.

  • 2. Ingeval de openbare orde of gevaar dan wel de vrees voor het ontstaan van gevaar zich verzet tegen de uitvoering van voorgenomen werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid, kan de burgemeester besluiten dat deze werkzaamheden op een ander dan het voorgenomen tijdstip plaatsvinden.

  • 3. Het besluit wordt onverwijld na het tijdstip van ontvangst van de melding genomen.

  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op de door het college aangewezen gebieden.

  • 5. Degene die werkzaamheden overeenkomstig het eerste lid heeft uitgevoerd, verstrekt binnen twee weken na beëindiging van de werkzaamheden een uitvoeringsverslag aan het college.

  • 6. Het uitvoeringsverslag omvat in ieder geval:

    • a.

      een omschrijving van de kabels en leidingen die zijn aangelegd, in stand gehouden of opgeruimd;

    • b.

      een omschrijving van de werkzaamheden die zijn uitgevoerd; en

    • c.

      een aanduiding van de spoedeisende aard van de werkzaamheden.

Artikel 12. Wijziging of intrekking vergunning

Het college kan een vergunning wijzigen of intrekken, onder meer indien:

  • a.

    blijkt dat de vergunning op basis van onjuiste of onvolledige gegevens is verleend;

  • b.

    de vergunning in strijd met enig wettelijk voorschrift is afgegeven;

  • c.

    de vergunninghouder het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de vergunningvoorschriften niet naleeft;

  • d.

    het nodig is de kabels of leidingen te verwijderen of aan te passen in verband met:

    • -

      het bouwrijp maken van een gedeelte van de openbare gronden;

    • -

      het reconstrueren van een weg;

    • -

      het realiseren van een ander werk;

    • -

      het anderszins wijzigen van het gebruik of de bestemming van openbare gronden waarbij het aanwezig blijven van ondergrondse infrastructurele voorzieningen een belemmering vormt;

  • e.

    op grond van onvoorziene externe omstandigheden die optreden na het verlenen van de vergunning, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is vereist;

  • f.

    de vergunninghouder dit verzoekt.

Artikel 13. Verplichting tot verwijdering/aanpassing kabel of leiding

De vergunninghouder is verplicht om na het verlopen, het geheel of gedeeltelijk intrekken of het wijzigen van de vergunning, de kabel of leiding binnen een door het college te bepalen termijn te verwijderen of aan te passen overeenkomstig de gewijzigde vergunning.

Artikel 14. Aanwijzingsbevoegdheid toekomstige openbare gronden

  • 1. Het college kan gronden aanwijzen als toekomstige openbare gronden, indien naar zijn oordeel voldoende aannemelijk is dat die gronden binnen een termijn van vijf jaren zullen kwalificeren als openbare gronden.

  • 2. Het college kan gemotiveerd van de in het eerste lid van dit artikel genoemde termijn afwijken.

  • 3. Het aanwijzingsbesluit vervalt na ommekomst van de in het eerste lid genoemde termijn, tenzij het college heeft besloten om die termijn te verlengen.

Hoofdstuk 3. Werkzaamheden inzake kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk

Artikel 15. Wijze van melding van voorgenomen werkzaamheden

  • 1. Het voornemen, bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, onder a, van de wet, wordt ten minste acht weken voor de voorgenomen aanvang van de werkzaamheden bij het college gemeld met een door hem vastgesteld formulier.

  • 2. Als het werkzaamheden van niet-ingrijpende aard betreft, wordt, in afwijking van het eerste lid, het voornemen ten minste twee werkdagen voor de voorgenomen aanvang van de werkzaamheden bij het college gemeld.

  • 3. Een aanbieder die werkzaamheden wil verrichten, kan hierover vooroverleg voeren met het college teneinde de melding, bedoeld in het eerste lid van dit artikel voor te bereiden. Het vooroverleg is verplicht wanneer de geplande werkzaamheden van de aanbieder naar het oordeel van het college buurtoverstijgend zijn of een grote invloed op de hoofdinfrastructuur inclusief buurtontsluitingswegen en busbanen hebben, opdat tijdens het vooroverleg de geplande werkzaamheden gefaseerd kunnen worden.

  • 4. Indien de werkzaamheden mede betrekking hebben op gronden van een andere gedoogplichtige dan de gemeente, wordt het college uiterlijk vier weken na ontvangst van de melding in het eerste of tweede lid schriftelijk in kennis gesteld van de resultaten van het overleg tussen de aanbieder en de andere gedoogplichtige.

Artikel 16. Gegevensverstrekking

  • 1. Bij de melding als bedoeld in artikel 15 van deze verordening verstrekt de aanbieder in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      naam, (e-mail)adres en telefoon- en faxnummer van degene die de kabel of het netwerk in eigendom heeft, beheert of exploiteert;

    • b.

      een opgave van het aantal kabels en buizen of kabelgoten dat direct met kabels wordt gevuld of ingeblazen en een opgave van het aantal buizen of kabelgoten dat leeg wordt aangebracht;

    • c.

      een opgave van belanghebbenden en instanties die vooraf in kennis worden gesteld van de voorgenomen datum van aanvang, beëindiging en de aard van de werkzaamheden;

    • d.

      een uitvoeringsplan met daarin opgenomen:

      • 1.

        een opgave van het gewenste tracé met daarbij duidelijke tekeningen en daarop aangegeven wat de te verbinden locaties zijn;

      • 2.

        een opgave van de objecten die ten tijde van de werkzaamheden worden geplaatst, alsmede van de gewenste tijdelijke en definitieve situering daarvan;

      • 3.

        een omschrijving van de opbrekingen van de verharding;

      • 4.

        de doorsnede van de kabel en indien van toepassing de kabelgoot;

      • 5.

        de opgave van ondergrondse (handholes en dergelijke) of bovengrondse kasten, alsmede de situering en afmetingen daarvan;

      • 6.

        naam, (e-mail)adres, telefoon- en faxnummer van de contactpersoon, aannemers of onderaannemers die belast zijn met de werkzaamheden en van een door hen aangewezen contactpersoon die ten tijde van de uitvoering van de werkzaamheden vierentwintig uur per dag bereikbaar is in verband met mogelijke calamiteiten;

      • 7.

        de maatregelen die de bereikbaarheid van de in de openbare grond aanwezige kabels en leidingen waarborgen;

      • 8.

        de bereikbaarheid van percelen en opstallen in de nabijheid van de uit te voeren werkzaamheden;

    • e.

      alle overige van belang zijnde feiten en omstandigheden gelet op de in artikel 5.4 leden 2 en 3 van de wet genoemde belangen;

  • 2. Het college kan nadere regels stellen aan de gegevens die bij de melding worden verstrekt alsook over de wijze waarop deze gegevens worden verstrekt. De gegevens kunnen in overleg ook digitaal worden aangeleverd.

  • 3. De leden 1 en 2 van dit artikel vinden overeenkomstige toepassing op een melding als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van deze verordening en een melding als bedoeld in artikel 5.6, tweede lid, van de wet.

Artikel 17. Beslistermijn en aanhouding

  • 1. Een beslissing op een melding als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van deze verordening wordt genomen uiterlijk acht weken na ontvangst van de melding. Indien een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, deelt het college dit aan de aanvrager mede en noemt het daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel houdt het college de beslissing aan, indien er in verband met werkzaamheden ten behoeve van het openbare elektronische communicatienetwerk een vergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist.

  • 3. Op een beslissing op een melding als bedoeld in deze verordening is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 18. Voorschriften en beperkingen bij instemming

  • 1. Het instemmingsbesluit heeft een maximale werkingsduur van 12 maanden. De werkzaamheden moeten zijn voltooid binnen 3 maanden na aanvang van de werkzaamheden en binnen de werkingsduur van het instemmingsbesluit, tenzij in het instemmingsbesluit anders is bepaald.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen omtrent het tijdstip, de plaats en de wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming van kabels, het bevorderen van medegebruik van voorzieningen en het afstemmen van de voorgenomen werkzaamheden met beheerders van overige in de grond aanwezige werken, alsook over de afmetingen van kasten, handholes en andere toebehoren, behorende bij een openbaar elektronisch communicatienetwerk.

  • 3. Indien binnen 5 jaar na groot onderhoud of herinrichting van de openbare gronden de aanbieder werkzaamheden moet uitvoeren, kan het college bijzondere voorwaarden stellen aan het herstel. De hiermee gepaard gaande kosten zijn voor rekening van de aanbieder.

  • 4. Aan het herstel van bijzondere verharding kan het college nadere voorwaarden stellen.

  • 5. De wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming van kabels en medegebruik van voorzieningen geschiedt conform de door het college vastgestelde of nader vast te stellen beleidsregels.

Artikel 19. (Mede)gebruik van voorzieningen en vooroverleg

  • 1. Een aanbieder is verplicht om bij de aanleg van kabels in openbare gronden zoveel mogelijk (mede)gebruik te maken van bestaande, hetzij door andere aanbieders dan wel door of in opdracht van het college aangelegde voorzieningen.

  • 2. Het vooroverleg als bedoeld in artikel 15, derde lid, dan wel een door het college geëntameerd overleg naar aanleiding van een melding als bedoeld in artikel 15, eerste lid, is er mede op gericht te bepalen of en zo ja langs welke delen van het tracé gebruik kan worden gemaakt van bestaande voorzieningen als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Indien de aanbieder een redelijk aanbod wordt gedaan om gebruik te maken van de vooraangelegde voorzieningen, zoals mantelbuizen, kabelgoten, of kabel- en leidingentunnels, is de aanbieder verplicht om voor de aanleg of uitbreiding van zijn netwerk van deze voorzieningen gebruik te maken.

  • 4. Indien de openbare gronden geen ruimte bieden voor de aanleg van nieuwe kabels, dient de aanbieder een alternatief tracé te kiezen, of aan andere aanbieders een billijk verzoek tot medegebruik van kabels te doen, op grond van artikel 5.12, van de wet.

Artikel 20. Herstel openbare gronden na beëindiging werkzaamheden

Openbare gronden worden na beëindiging van de werkzaamheden in de oude staat teruggebracht, tenzij het college anders heeft besloten.

Artikel 21. Melding wijziging voorzieningen en kabels

De aanbieder stelt het college onverwijld schriftelijk in kennis van het feit dat de eigendom, de exploitatie of het beheer van de voorzieningen of kabels verandert of dat de voorzieningen of kabels niet langer ten dienste staat van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk in of op openbare gronden.

Artikel 22. Ernstige belemmeringen en storingen

  • 1. Artikel 5.6 van de wet is niet van toepassing op de door het college aangewezen gebieden.

  • 2. Degene die spoedeisende werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.6, eerste lid, van de wet heeft uitgevoerd verstrekt binnen acht weken na beëindiging van de werkzaamheden een uitvoeringsverslag aan het college.

  • 3. Het uitvoeringsverslag omvat in ieder geval:

    • a.

      een omschrijving van de kabels die zijn aangelegd, in stand gehouden of opgeruimd;

    • b.

      een omschrijving van de werkzaamheden die zijn uitgevoerd; en

    • c.

      een aanduiding van de spoedeisende aard van de werkzaamheden.

Hoofdstuk 4. Handhaving

Artikel 23. Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de door het college aangewezen personen.

Artikel 24. Strafbepaling

Overtreding van artikel 5 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Hoofdstuk 5. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 25. Intrekken oude regeling en overgangsrecht

  • 1. Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een melding is gedaan op grond van de wet of een vergunning is aangevraagd op grond van artikel 136 van de Algemene plaatselijke verordening en waarop nog niet is besloten, dan wordt daarop de onderhavige verordening toegepast. Hetzelfde geldt voor wat betreft de beslissing op een eventueel bezwaar.

  • 2. Voor kabels en leidingen in de zin van hoofdstuk 2 van deze verordening, die op de datum van inwerkingtreding van deze verordening aanwezig én in gebruik zijn, geldt de vergunning op basis waarvan zij aangebracht zijn, als een vergunning als bedoeld in artikel 5.

Artikel 26. Inwerkingtreding en citeertitel

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 28 september 2016.

De raad voornoemd,
de griffier,
de voorzitter,