Regeling vervallen per 01-01-2022

Bijzondere subsidieverordening peuteropvang gemeente Beemster 2019

Geldend van 01-01-2019 t/m 31-12-2021

Intitulé

Bijzondere subsidieverordening peuteropvang gemeente Beemster 2019

De raad van de gemeente Beemster,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 juli 2018,

gelet op de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat het gewenst is in aanvulling op de Algemene Subsidieverordening Beemster 2014 een bijzondere subsidieverordening vast te stellen die in acht wordt genomen bij het verstrekken van subsidies voor het voorschoolse aanbod in de gemeente;

B E S L U I T :

vast te stellen de Bijzondere subsidieverordening peuteropvang gemeente Beemster 2019

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    ASB 2014: Algemene Subsidieverordening Beemster 2014;

  • -

    bestuur: bestuur van een geregistreerd kindercentrum;

  • -

    bruto-ouderbijdrage: vastgestelde ouderbijdrage waarvan de ouder op basis van het inkomen een deel terugkrijgt via KOT of compensatie via de gemeentetoeslag die wordt verrekend met de subsidie aan het geregistreerd kindercentrum;

  • -

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beemster;

  • -

    gemeentetoeslag: subsidie die aan de aanbieder van peuteropvang wordt toegekend ten behoeve van ouders die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag als tegemoetkoming in de kosten voor het afnemen van peuteropvang of VVE. De hoogte van de gemeentetoeslag is het verschil tussen de ouderbijdrage en de bruto-ouderbijdrage per uur.

  • -

    geregistreerd kindercentrum: in het landelijk register kinderopvang ingeschreven kindercentrum als bedoeld in artikel 1.46, tweede lid van de Wet kinderopvang;

  • -

    inkomensverklaring: Verklaring Geregistreerd Inkomen (VGI, voorheen IB60-verklaring genoemd) van de Belastingdienst met inkomensgegevens over een bepaald belastingjaar. De inkomensverklaring bevat de volgende gegevens:

    • o

      naam en adres;

    • o

      naam- en adresgegevens van de Belastingdienst;

    • o

      het jaar waarover de inkomensverklaring wordt afgegeven;

    • o

      inkomensgegevens.

  • -

    jeugdteam: het jeugdteam vormt het loket voor hulpvragen rondom opvoeden in de breedste zin voor ouders/verzorgers van kinderen in de leeftijd van –9 maanden (prenataal) tot 18 jaar.

  • -

    koptarief: verschil tussen de kostprijs per uur en de vastgestelde bruto-ouderbijdrage per uur;

  • -

    kostprijs: de maximaal te subsidiëren prijs voor een uur peuteropvang, maatwerk of VVE.

  • -

    KOT: kinderopvangtoeslag, de toeslag die kinderopvangtoeslaggerechtigden ontvangen van de Belastingdienst voor kinderopvang;

  • -

    LRK: landelijk register kinderopvang, register als bedoeld in artikel 1.47b, eerste lid van de Wet kinderopvang;

  • -

    maatwerk: extra opvang in aanvulling op de peuteropvang ten behoeve van de ontwikkeling van de peuter;

  • -

    maatwerk-indicatie: door de jeugdgezondheidszorg (consultatiebureau) afgegeven verklaring dat maatwerk geïndiceerd is;

  • -

    ouder: ouder als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang;

  • -

    ouderbijdrage: eigen bijdrage die ouders betalen voor peuteropvang en VVE en die afhankelijk is van de hoogte van het gezinsinkomen;

  • -

    peuteropvang: standaardaanbod voorschoolse educatie van een door het college vast te stellen omvang in aantal uren per jaar voor peuters vanaf 2 jaar tot het moment dat ze uitstromen naar het basisonderwijs, gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool;

  • -

    VVE (voor- en vroegschoolse educatie): opvang waarbij peuters een gecertificeerd VVE-programma krijgen aangeboden gericht op taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling;

  • -

    VVE-indicatie: door de jeugdgezondheidszorg (consultatiebureau) afgegeven verklaring dat deelname aan VVE geïndiceerd is.

Artikel 2 Doel

Met deze subsidieverordening wordt beoogd het voor ouders mogelijk te maken om hun peuter een geregistreerd kindercentrum te laten bezoeken en te laten deelnemen aan peuteropvang, maatwerk of VVE.

Artikel 3 Reikwijdte verordening

  • 1. Subsidie wordt uitsluitend verleend voor peuteropvang, maatwerk of VVE in een geregistreerd kindercentrum in de gemeente Beemster.

  • 2. De subsidie wordt verleend aan de desbetreffende aanbieder waar de ouders peuteropvang, maatwerk of VVE afnemen.

  • 3. De subsidie kan bestaan uit:

    • a.

      gemeentetoeslag;

    • b.

      koptarief;

    • c.

      subsidiëring van VVE;

    • d.

      subsidiëring van maatwerk.

  • 4. Voor subsidie van VVE of maatwerk voldoet de aanbieder daarvan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      een VVE-aanbieder staat als zodanig geregistreerd in het LRK;

    • b.

      voor VVE of maatwerk is een VVE-indicatie of maatwerk-indicatie afgegeven.

Artikel 4 Subsidieplafond

  • 1. Het college stelt voor de subsidiabele activiteiten jaarlijks een subsidieplafond vast.

  • 2. Als het subsidieplafond niet toereikend is, wordt het beschikbare bedrag verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen totdat het plafond is bereikt.

Artikel 5 Subsidiehoogte en nadere regels

  • 1. In het kader van het verstrekken van de subsidies, bedoeld in artikel 3, derde lid, onderdelen a tot en met d stelt het college de hoogte vast van:

    • a.

      de kostprijs per peuter voor peuteropvang;

    • b.

      de bruto-ouderbijdrage;

    • c.

      de kostprijs per peuter voor VVE;

    • d.

      de kostprijs per peuter voor maatwerk.

    • e.

      de gemeentetoeslag;

  • 2. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de kwaliteit van VVE of met betrekking tot maatwerk door een geregistreerd kindercentrum.

Artikel 6 Aanvraag en aanvraagtermijn

  • 1. De subsidie wordt aangevraagd door de houder van een geregistreerd kindercentrum dat peuteropvang, maatwerk of VVE aanbiedt.

  • 2. In afwijking van artikel 8, eerste lid, van de ASB 2014 wordt een aanvraag uiterlijk vóór 15 oktober van het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft bij het college ingediend.

  • 3. Onverminderd artikel 8, vierde lid, van de ASB 2014 bevat de subsidieaanvraag:

    • a.

      het nummer waaronder het geregistreerd kindercentrum in het LRK geregistreerd staat;

    • b.

      een prognose van het aantal op te vangen peuters in het volgende kalenderjaar;

    • c.

      een onderverdeling waaruit blijkt:

      • 1º.

        Het aantal peuters waarvan de ouder in aanmerking komt voor KOT;

      • 2º.

        Het aantal peuters waarvan de ouder in aanmerking komt voor gemeentetoeslag;

      • 3º.

        Het aantal peuters met een VVE-indicatie;

      • 4º.

        Het aantal peuters met een maatwerk-indicatie;

    • d.

      een onderbouwing van de behoefte aan het te subsidiëren aanbod;

  • 4. De houder van het geregistreerd kindercentrum vraagt de subsidie aan met een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 7 Weigeringsgronden

  • 1. Het college kan, onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 11 van de ASB 2014, een aanvraag voor subsidieverlening geheel of gedeeltelijk weigeren, indien:

    • a.

      de aanvrager niet alle benodigde vergunningen of ontheffingen ten behoeve van de gesubsidieerde activiteiten heeft of zal kunnen verkrijgen;

    • b.

      niet voldaan wordt aan de wettelijke vereisten voor het te exploiteren voorschoolse aanbod;

    • c.

      de behoefte aan het te subsidiëren aanbod onvoldoende is onderbouwd;

    • d.

      in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 2. Het college kan een subsidie in ieder geval intrekken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 8 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. Het bestuur brengt de subsidie in mindering op de door ouders van peuters te betalen kosten voor het gebruik van peuteropvang, maatwerk of VVE.

  • 2. Peuters die gebruik hebben gemaakt van VVE of maatwerk worden warm overgedragen naar het primair onderwijs; daarbij wordt in ieder geval een gesprek gevoerd tussen aanbieder, ouders en school (leerkracht);

  • 3. Het geregistreerd kindercentrum dat peuteropvang aanbiedt, werkt samen met het jeugdteam, jeugdgezondheidszorg en andere partners om preventie en zorg te bieden aan de peuters die het nodig hebben.

Artikel 9 Verantwoording en vaststelling subsidie

  • 1. Een aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend met een door het college vastgesteld formulier.

  • 2. Het bestuur rapporteert per geplaatste peuter de volgende gegevens:

    • a.

      klantnummer peuter / ouder(s);

    • b.

      aantal contracturen;

    • c.

      toepasselijkheid categorieën als genoemd in artikel 6, derde lid, onder c;

    • d.

      onderbouwing ouderbijdrage;

    • e.

      VVE of maatwerk.

  • 3. De subsidie wordt vastgesteld op basis van het daadwerkelijk aantal opgevangen peuters en opvanguren per peuter aan de hand van de afgesproken subsidiehoogte, de berekende ouderbijdrage en de toepasselijkheid van de categorieën, genoemd in artikel 6, lid 3, onder c.

Artikel 10 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2019.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Bijzondere subsidieverordening peuteropvang gemeente Beemster 2019.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad d.d. 25 september 2018

A.J.M. van Beek

voorzitter

M. Timmerman

griffier

Toelichting bij de Bijzondere subsidieverordening peuteropvang gemeente Beemster 2019

Algemeen

Met de inwerkingtreding van de Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk (Stb. 2017, 309) is het voormalige peuterspeelzaalwerk onder de definitie van kinderopvang gebracht. Het gevolg hiervan is dat de kwaliteitseisen voor kinderopvang ook op het peuterspeelzaalwerk van toepassing worden en de financiering voor ouders die in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag via het Rijk gelijkgeschakeld worden. Het Rijk is per 1 januari 2018 belast met de financiering van kinderopvang voor peuters van ouders die in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag in alle voorschoolse voorzieningen. Daardoor kunnen ouders voortaan ook aanspraak maken op kinderopvangtoeslag als zij gebruik maken van wat voor de harmonisatie behoorde tot het peuterspeelzaalwerk. Het aanbod voor peuters van ouders die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag via het Rijk wordt (evenals de vroeg- en voorschoolse educatie als bedoeld in artikel 166 van de Wet op het primair onderwijs) gefinancierd door gemeenten. Tegen deze achtergrond is deze subsidieverordening opgesteld. Deze heeft tot doel het voorschoolse aanbod peuteropvang financieel toegankelijk te houden.

Vanwege het feit dat de subsidie gekoppeld wordt aan de structuur van de kinderopvang-toeslagregeling en er op enkele punten (o.a. aanvraagtermijn) wordt afgeweken van de ASB 2014 is er voor gekozen om hiervoor een aparte subsidieverordening vast te stellen. Deze is gebaseerd op de modelverordening van de VNG.

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Kostprijs

De maximaal te subsidiëren kostprijs wordt jaarlijks door het college vastgesteld. Als de kostprijs van het geregistreerde kindercentrum hoger is dan de vastgestelde kostprijs, dan worden deze hogere kosten doorberekend aan de ouders. Dit heeft gevolgen voor de hoogte van de ouderbijdrage.

Als de kostprijs van het geregistreerde kindercentrum lager is dan de vastgestelde kostprijs, dan heeft dat gevolgen voor de hoogte van de subsidie (zie ook de voorbeelden bij artikel 5).  

Maatwerk

Maatwerk betreft extra opvang(uren) bovenop de standaard zoals bepaald voor peuteropvang of VVE. Het gaat om een indicatie die in overleg met de jeugdgezondheidszorg (consultatiebureau) en de ouders wordt opgesteld en ook schriftelijk wordt vastgelegd. De ontwikkeling van het kind staat daarbij centraal ter bevordering van een doorlopende leerlijn.

Artikel 2 Doel

De subsidie past in het gemeentelijk streven om voorschoolse voorzieningen voor iedereen financieel bereikbaar te maken. De subsidie draagt er aan bij dat kinderen zonder ontwikkelingsachterstand in groep 1 van het basisonderwijs kunnen beginnen.

Artikel 3 Reikwijdte

De subsidieverordening is van toepassing op het gebruik van een voorschoolse voorziening in de gemeente Beemster.

Voor een toelichting op de verschillende onderdelen waaruit de subsidie kan bestaan, wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 5.

Artikel 4  Subsidieplafond

Het college stelt voor de subsidiabele activiteiten jaarlijks een plafond vast. Indien het vastgestelde subsidieplafond wordt overschreden, geldt het principe ‘wie het eerst komt, die het eerst maalt’.

Artikel 5  Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidiebijdrage wordt jaarlijks vastgesteld door het college en betreft een subsidiebijdrage in de kosten die ten laste komen van ouders om zo de peuteropvang (financieel) mogelijk te maken voor ouders en de geregistreerde kindercentra. De subsidie bestaat uit het koptarief voor alle uren peuteropvang en de gemeentetoeslag voor peuters waarvan de ouders niet in aanmerking komen voor KOT.

De berekening van het koptarief per peuter per uur bestaat uit het verschil tussen de volgende twee onderdelen:

  • 1.

    Een kostprijs (voor VVE geldt een ander tarief);

  • 2.

    Een bruto-ouderbijdrage;

 

De hoogte van de gemeentetoeslag is het verschil tussen de ouderbijdrage en de bruto-ouderbijdrage per uur.

 

In het volgende overzicht is de bekostiging per uur schematisch weergegeven:

afbeelding binnen de regeling

Voorbeelden ter illustratie (op basis van de regeling 2019):

 

Peuter A heeft twee werkende ouders. Doordat de ouders van Peuter A in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag, betalen ze de volledige bruto-ouderbijdrage van € 8,12 voor maximaal 7 uur per week peuteropvang. Via de kinderopvangtoeslag ontvangen de ouders op basis van hun inkomen een deel terug, waardoor de ouderbijdrage netto een stuk lager uitvalt. De gemeente vult de bruto-ouderbijdrage aan met het koptarief van € 0,20. Het geregistreerde kindercentrum ontvangt voor een uur peuteropvang van Peuter A in totaal € 8,32, waarvan € 8,12 van de ouders en € 0,20 van de gemeente.

 

Peuter B komt uit een kostwinnersgezin. De ouders van Peuter B komen niet in aanmerking voor kinderopvangtoeslag en kunnen daarom gebruik maken van de gemeentetoeslag voor maximaal 7 uur per week peuteropvang. Op basis van de inkomensverklaring wordt het inkomen vastgesteld op € 35.000,- op basis waarvan de ouders een ouderbijdrage van € 0,96 per uur peuteropvang moeten betalen voor Peuter B. De gemeentetoeslag bedraagt voor Peuter B (€ 8,12 - € 0,96 =) € 7,16 per uur en daarbovenop vult de gemeente de bruto-ouderbijdrage aan met het koptarief van € 0,20. Het geregistreerde kindercentrum ontvangt voor een uur peuteropvang van Peuter B in totaal € 8,32, waarvan € 0,96 van de ouders en € 7,36 van de gemeente.

 

Peuteropvang Z heeft een kostprijs van € 8,40. Deze kostprijs is hoger dan de maximaal te subsidiëren kostprijs per uur van € 8,32. Deze extra kosten (€ 0,08) worden doorberekend aan de ouders. In geval van Peuter A betalen de ouders € 8,20 per uur en de gemeente het koptarief van € 0,20. In geval van Peuter B betalen de ouders € 1,04 per uur en de gemeente betaalt € 7,28 per uur.

 

Peuteropvang Y heeft een kostprijs van € 8,15. Deze kostprijs is lager dan de maximaal te subsidiëren kostprijs per uur van € 8,32. Deze lagere kostprijs wordt in mindering gebracht op de subsidie. In geval van Peuter A betalen de ouders € 8,12 per uur en de gemeente een koptarief van € 0,03. In geval van Peuter B betalen de ouders € 0,96 per uur en de gemeente betaalt € 7,19.

 

Naast peuteropvang kan een peuter een indicatie voor VVE of maatwerk krijgen van de jeugdgezondheidszorg. Hiervan is de bekostiging als volgt:

 

Peuter C heeft twee werkende ouders en een indicatie voor VVE, op basis waarvan hij 10 uur per week VVE krijgt aangeboden. Omdat VVE vraagt om een andere scholing voor het gecertificeerde VVE-programma, geldt voor VVE een andere kostprijs, namelijk € 9,28 per uur.

Doordat de ouders van Peuter C in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag, betalen ze de volledige bruto-ouderbijdrage van € 8,12 voor 7 uur per week peuteropvang. Via de kinderopvangtoeslag ontvangen de ouders op basis van hun inkomen een deel terug, waardoor de ouderbijdrage netto een stuk lager uitvalt. De gemeente vult de bruto-ouderbijdrage aan met het koptarief van € 0,20 en daarbij nog € 0,96 om de kostprijs voor VVE te compenseren. Het geregistreerde kindercentrum ontvangt voor een uur peuteropvang VVE van Peuter C in totaal € 9,28, waarvan € 8,12 van de ouders en € 1,16 van de gemeente. Peuter C gaat 10 uur per week naar de peuteropvang, daarvan  betalen de ouders over 7 uur een ouderbijdrage (7 x € 8,12=) € 56,84 en de gemeente bekostigt 10 uur VVE en daar gaat de ouderbijdrage af (€ 9,28 x 10 - € 56,84=) € 35,96.  

 

Peuter D is net 3 jaar en komt uit een vluchtelinggezin. Zijn ouders zijn getraumatiseerd van alles wat ze hebben meegemaakt. Gezien de thuissituatie en de leeftijd van de peuter, besluit de jeugdgezondheidzorg om een maatwerk-indicatie te geven voor 5 ochtenden VVE. Omdat VVE vraagt om een andere scholing voor het gecertificeerde VVE-programma, geldt voor VVE een andere kostprijs, namelijk € 9,28 per uur.

Doordat de ouders van Peuter D geen inkomen hebben, komen ze niet in aanmerking voor kinderopvangtoeslag en komen daarom in aanmerking voor gemeentetoeslag. De ouders hebben beide een uitkering en behoren tot de laagste inkomensgroep. Voor minima is peuteropvang gratis, dus de gemeente bekostigt de opvang van Peuter D: 5 ochtenden van 3,5 uur VVE-opvang is (17,5 uren x kostprijs € 9,28=) €162,40 in totaal per week.

Artikel 6  Aanvraag en aanvraagtermijn

De subsidiebijdrage in het voorschoolse aanbod voor peuters wordt aangevraagd door het bestuur van een houder met een wettelijk geregistreerd aanbod in de gemeente en wordt aangevraagd met een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

In afwijking van de ASB 2014 wordt de aanvraag ingediend na het begin van het schooljaar, zodat de aanvraag gebaseerd wordt op het actuele gebruik.

Het college moet over alle relevante gegevens beschikken om een besluit tot subsidieverlening te kunnen nemen. De aanvrager verstrekt daarom gegevens over:

  • a.

    het kostendekkend uurtarief;

  • b.

    het aantal peuters waarvoor subsidie wordt aangevraagd onder verdeeld naar:

    • a.

      peuters met of zonder VVE of maatwerk-indicatie;

    • b.

      peuters met of zonder aanspraak op kinderopvangtoeslag.

  • c.

    het nummer waaronder het kindercentrum in het landelijk register kinderopvang geregistreerd staat;

Om te bevorderen dat alle benodigde gegevens bij de aanvraag overlegd worden, dient deze te worden ingediend met behulp van het daartoe door het college vastgestelde formulier.

 

Artikel 7 Weigeringsgronden

In de Algemene wet bestuursrecht is geregeld dat de subsidie geweigerd kan worden als er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan de uitvoering van de te subsidiëren activiteiten of als subsidieaanvragen het subsidieplafond overschrijden.

In artikel 11 van de ASB 2014 zijn aanvullende weigeringsgronden opgenomen en is in het derde lid geregeld dat het college nadere regels ten aanzien van de weigeringsgronden kan vaststellen.

Dit artikel van deze verordening geeft het college de bevoegdheid de subsidieaanvraag te weigeren, indien de behoefte aan subsidie door de aanvrager onvoldoende is onderbouwd.

 

Artikel 9 Verantwoording en vaststelling subsidie

De subsidie wordt vastgesteld op basis van het daadwerkelijke aantal contracturen per categorie peuters (zie onderverdeling artikel 6, derde lid, onder c) en de daadwerkelijk in rekening gebrachte ouderbijdrage. Voor de subsidieverantwoording wordt door het college een formulier vastgesteld.