Regeling vervallen per 26-10-2020

Verordening Jeugdhulp Gemeente Beesel

Geldend van 01-01-2019 t/m 25-10-2020

Intitulé

Verordening Jeugdhulp Gemeente Beesel

De raad van de gemeente Beesel,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 september 2018;

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1 derde lid van de Jeugdwet;

overwegende dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

overwegende dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen:

  • over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;

  • over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen;

  • de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget (pgb) wordt vastgesteld;

  • voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een pgb, alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet;

  • ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

overwegende dat het wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een pgb wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;

besluit vast te stellen de Verordening jeugdhulp gemeente Beesel.

HOOFDSTUK 1: Begrippen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • Algemene voorziening: jeugdhulpvoorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn ouders;

  • Andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

  • Budgethouder: de persoon die een pgb ontvangt op grond van de Jeugdwet;

  • Gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouders/ opvoeders;

  • College: college van burgemeester en wethouders;

  • Gezinscoachteam: een team met expertise op gebied van opvoeden en opgroeien dat samen met jeugdigen en/of hun ouders in de gemeente Beesel in kaart brengt wat er nodig is om weer verder te kunnen, indien nodig hulpverlening biedt of zorgt voor de juiste hulp/ ondersteuning;

  • Gezinsplan: het plan waarin de vraag en behoefte van de jeugdige en/ of zijn ouders is vastgelegd, samen met de doelen (beoogde resultaten) en hoe deze te bereiken. Hierin staat ook de bijdragen die zowel de hulpvrager, zijn sociale netwerk als het college hieraan kunnen leveren;

  • Hulpvraag: behoefte van een jeugdige en/of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen. De hulpvraag in kaart brengen, gebeurt op basis van een integrale aanpak, waarbij verschillende leefdomeinen aan de orde komen;

  • Individuele voorziening: op de jeugdige en/of zijn ouders toegesneden voorziening die door het college in natura of in de vorm van een pgb wordt verstrekt;

  • Ouders: ouders en verzorgers;

  • Persoonsgebonden budget (pgb): budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

  • Sociaal netwerk: de persoonlijke contacten die door een persoon (kunnen) worden onderhouden;

  • Veilig Thuis: het regionale advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;

  • Wet: Jeugdwet.

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven,

hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Besluit Jeugdwet en de Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 2: Toegang tot jeugdhulp

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp

  • 1.

    De volgende algemene voorzieningen zijn in ieder geval vrij beschikbaar:

    • a.

      Jeugdgezondheidszorg 0 – 19 jaar;

    • b.

      Het Samenlevingsloket (info en advies);

    • c.

      Het Gezinscoachteam gemeente Beesel;

    • d.

      De kindertelefoon;

    • e.

      Onafhankelijke cliëntondersteuning;

    • f.

      De vertrouwenspersoon;

    • g.

      Veilig Thuis;

    • h.

      De crisisdienst voor spoedeisende jeugdhulp.

  • 2.

    De volgende individuele voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:

    • a.

      Ambulante jeugdhulpverlening:

      • Persoonlijke verzorging

      • Begeleiding: groep en individueel

      • Behandeling jeugdhulp en GGZ: groep en individueel

    • b.

      Verblijf:

      • Logeren

      • Pleegzorg

      • Gezinshuis

      • Beschermd wonen

      • Behandeling met verblijf

      • Gesloten jeugdhulp

    • c.

      Vervoer

    • d.

      Jeugdbescherming

    • e.

      Jeugdreclassering

  • 3.

    Het college kan bij nadere regeling vaststellen welke andere voorzieningen op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn.

Artikel 3 Toegang tot jeugdhulp via de gemeente

Artikel 3.1 Melding hulpvraag

  • 1.

    Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het college.

  • 2.

    Het college bevestigt schriftelijk/telefonisch de ontvangst van de melding.

  • 3.

    Jeugdigen en/of ouders geven het college schriftelijk toestemming om de noodzakelijke persoonsgegevens te verwerken.

  • 4.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

Artikel 3.2 Onderzoek

  • 1.

    De jeugdige en/of zijn ouders verschaffen het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.

  • 2.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie.

  • 3.

    Een of meerdere gesprekken kunnen deel uitmaken van het onderzoek. Het gesprek wordt gevoerd met de jeugdige en zijn ouders en voor zover mogelijk met hun familie of overige personen uit hun sociale omgeving. Jeugdigen onder de 12 jaar worden door het college in ieder geval gezien. Met jeugdigen boven de 12 jaar voert het college, indien mogelijk, een gesprek.

  • 4.

    Het college informeert de jeugdige en/of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure. Het college wijst hen op de mogelijkheid een of meerdere personen uit het eigen netwerk bij de gesprekken aan te laten sluiten of gebruik te maken onafhankelijke cliëntondersteuning.

  • 5.

    Het college onderzoekt in een of meerdere gesprekken tussen deskundigen en de jeugdige, zijn ouders en voor zover mogelijk hun familie of overige personen uit hun sociale omgeving, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • b.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem van de hulpvraag. Dit wordt in beeld gebracht aan de hand van verschillende leefgebieden, zodat deze in samenhang worden bezien en aangepakt;

    • c.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • d.

      de mogelijkheid om gebruik te maken van een algemene of andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheid om een individuele voorziening te verstrekken;

    • f.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, huisvesting of werk en inkomen;

    • g.

      de mogelijkheid om te kiezen voor een verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige en/of zijn ouders in voor hen begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze en

    • h.

      hoe rekening kan worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders.

  • 6.

    Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een onderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 3.3 Het gezinsplan

  • 1.

    Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek. Dit verslag, ook wel het gezinsplan, wordt, ter ondertekening, verstrekt aan de jeugdige en/of zijn ouders.

  • 2.

    De jeugdige en/of zijn ouders tekenen het verslag voor gezien en/ of akkoord en zorgen ervoor dat een getekend exemplaar wordt gestuurd naar het college.

  • 3.

    Als de jeugdige en zijn ouders enkel tekenen voor gezien, kunnen zij daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom zij niet akkoord zijn.

  • 4.

    Als een individuele voorziening onderdeel is van het gezinsplan, dan geldt de ondertekening van het verslag door de jeugdige en zijn ouders als aanvraag.

  • 5.

    Het gezinsplan betreft een integraal plan. De bijdrage van de jeugdige, ouders, het sociaal netwerk en eventuele andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, huisvesting of werk en inkomen worden in het plan opgenomen.

Artikel 3.4 Advisering

  • 1.

    Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor het onderzoek, de jeugdige en/of zijn ouders en indien nodig diens relevante huisgenoten:

    • a.

      Op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hen te bevragen.

    • b.

      Op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.

  • 2.

    Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen als het college dat noodzakelijk vindt.

Artikel 3.5 Aanvraag

  • 1.

    Jeugdigen en ouders kunnen een aanvraag voor een individuele voorziening schriftelijk bij het college indienen.

  • 2.

    Een ondertekend verslag, zoals bedoeld in artikel 3.3, kan indien de jeugdige en/of zijn ouders dat wensen, als een aanvraag worden beschouwd.

Artikel 4. Toegang tot jeugdhulp niet via de gemeente

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts of medisch specialist of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat de inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp die de gecertificeerde instelling nodig acht ter uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, of die de rechter, het openbaar ministerie, de directeur of de selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting of de gecertificeerde instelling nodig achten ter uitvoering van jeugdreclassering.

  • 3.

    De in het tweede lid van dit artikel genoemde instellingen en functionarissen stellen het college in kennis van hun verwijzing naar een individuele voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid.

  • 4.

    De jeugdhulpaanbieder waar de in het eerste en het tweede lid van dit artikel genoemde instellingen en functionarissen naar verwijzen, stellen het college in kennis van de aanvang van de individuele voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid. Tevens stelt hij het college in kennis van de naar zijn professionele oordeel benodigde vorm, omvang en duur van de jeugdhulp, evenals het oordeel dat de inzet van jeugdhulp niet nodig is.

  • 5.

    Het college kan nadere regels ter uitvoering van lid 1, 2, 3 en 4 vaststellen.

HOOFDSTUK 3: Individuele voorzieningen

Artikel 5. Besluit

  • 1.

    Het college neemt het besluit over het al dan niet verlenen van een individuele voorziening op grond van de aanvraag, het onderzoek en het daaruit volgende gezinsplan als bedoeld in artikel 3.3.

  • 2.

    Het college beoordeelt of vervoer van een jeugdige van en naar de locatie waar jeugdhulp geboden wordt noodzakelijk is. Dit kan nodig zijn in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid.

  • 3.

    Een jeugdige en/of zijn ouders kunnen slechts in aanmerking komen voor een individuele voorziening als gemeente Beesel, conform het woonplaatsbeginsel, verantwoordelijk is en voor zover zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag:

    • a.

      binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen, waaronder in ieder geval wordt verstaan:

      • gebruikelijke hulp van ouders en hulp van andere personen uit het sociale netwerk;

      • het aanspreken van een aanvullende verzekering die is afgesloten

    • b.

      door gebruik te maken van een algemene of andere voorziening.

  • 4.

    Indien de aanvraag betrekking heeft op kosten voor jeugdhulp die de jeugdige of ouder voorafgaand aan de aanvraag heeft gemaakt, kan het college hier slechts een voorziening voor verstrekken:

    • a.

      als op het moment van de aanvraag nog steeds sprake is van opgroei- of opvoedproblemen, psychische problemen of stoornissen waarvoor de hulp is ingezet, en;

    • b.

      voor zover het college de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen.

  • 5.

    Het college kan nadere regels stellen ter verdere uitwerking van de criteria, zoals genoemd in het derde en vierde lid.

  • 6.

    Het college legt de beslissing over het al dan niet verlenen van een individuele voorziening vast in een beschikking.

Artikel 6. Inhoud en geldigheidsduur beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt vastgelegd:

    • a.

      welke individuele voorziening verstrekt wordt, wie de jeugdhulp gaat bieden en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      de ingangsdatum, omvang en duur van de verstrekking;

    • c.

      of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt;

    • d.

      de verantwoordelijkheid van ouders/ de jeugdige om het college te informeren als de werkelijke inzet niet overeen komt met de beschikte inzet.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een individuele voorziening in de vorm van pgb vermeldt de beschikking naast de in lid 1 genoemde zaken bovendien:

    • a.

      de hoogte van het pgb en hoe deze is bepaald;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

Artikel 7. Persoonsgebonden budget (pgb)

  • 1.

    Als een jeugdige of zijn ouder in aanmerking komt voor een individuele voorziening, het natura aanbod van de gemeente niet passend is en de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een pgb, kan men in aanmerking komen voor een pgb.

  • 2.

    De hoogte van het tarief is gebaseerd op het daadwerkelijke uurtarief van de uitvoerder met een maximum van het uurtarief dat door de gemeente voor de voorziening in natura wordt gehanteerd. Indien het tarief van de door de cliënt gewenste uitvoerder hoger is dan dit tarief dan komt het deel dat de prijs overstijgt voor rekening van de aanvrager.

  • 3.

    Het college verstrekt geen pgb voor de inzet van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk, van de jeugdige, tenzij dit naar het oordeel van het college, gezien alle relevante omstandigheden, de voorkeur verdient. Als het college besluit een pgb toe te kennen, gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      de uitvoerder voldoet aan de wettelijke kwaliteitscriteria indien en voor zover die van toepassing zijn op de te verlenen zorg of ondersteuning;

    • b.

      de uitvoerder ontvangt voor zijn diensten 75% van het in het tweede lid geldende tarief met een maximum van € 20 per uur;

    • c.

      de uitvoerder heeft aangegeven dat de ondersteuning aan de jeugdige en/ of zijn ouders voor hem niet tot overbelasting leidt.

  • 4.

    De volgende kosten zijn uitgesloten voor vergoeding vanuit een pgb:

    • a.

      Kosten voor bemiddeling

    • b.

      Kosten voor tussenpersonen of belangenbehartigers

    • c.

      Kosten voor het voeren van een pgb-administratie

    • d.

      Reiskosten

    • e.

      Kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb

    • f.

      Kosten voor feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering

  • Gemeente Beesel stelt geen vrij te besteden bedrag beschikbaar.

  • 5.

    Een pgb dient door de cliënt binnen 3 maanden na toekenning te worden aangewend ten behoeve van het resultaat waarvoor het is verstrekt.

  • 6.

    Het college kan nadere regels ter uitvoering van het eerste, tweede en derde lid vaststellen.

HOOFDSTUK 4: Herziening, intrekking, terugvordering en bestrijding misbruik

Artikel 8. Herziening, intrekking en terugvordering

  • 1.

    Degene aan wie volgens deze verordening een individuele voorziening is verstrekt, is verplicht op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden, waarvan hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing over een individuele voorziening.

  • 2.

    Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, beëindigen, wijzigen, herzien of intrekken als het college vaststelt dat:

    • 1.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • 2.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;

    • 3.

      de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb niet meer toereikend is te achten;

    • 4.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb, of

    • 5.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3.

    Als het college een besluit op grond van het tweede lid, onder a, heeft herzien of ingetrokken, kan het college de geldswaarde vorderen van de teveel of ten onrechte genoten individuele voorziening of het teveel of ten onrechte genoten pgb.

Artikel 9. Bestrijding oneigenlijk gebruik, misbruik en niet-gebruik

  • 1.

    Het college informeert jeugdigen en ouders in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een jeugdhulpvoorziening zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Het college wijst een toezichthouder aan die belast is met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van de wet.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen over de bevoegdheden van de toezichthouder.

HOOFDSTUK 5: Afstemming met andere voorzieningen

Artikel 10. Afstemming met voorschoolse voorzieningen, onderwijs en leerplicht

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat alle locaties voor kinderopvang, primair en voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs een contactpersoon hebben bij het gezinscoachteam.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor een goede afstemming tussen de in lid 1 genoemde contactpersonen en de leerplichtconsulent. De leerplichtconsulent maakt onderdeel uit van het gezinscoachteam.

  • 3.

    Afspraken over de afstemming van jeugdhulpvoorzieningen, onderwijszorg en leerplichtzaken worden vastgelegd in het ondersteuningsplan van de jeugdige en/of zijn ouders.

Artikel 11. Afstemming met gezondheidszorg

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat de jeugdgezondheidszorg en huisartsen een contactpersoon hebben bij het gezinscoachteam.

  • 2.

    Het college maakt afspraken met de huisartsen, medisch specialisten, jeugdartsen en de zorgverzekeraars over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de verwijzing, als bedoeld in artikel 2.6 eerste lid, onderdeel g van de wet en artikel 4 lid 1 van deze verordening, plaatsvindt.

  • 3.

    Het college draagt zorg dat de jeugdige en/of zijn ouders ondersteund worden richting het CIZ, indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de jeugdige in aanmerking kan komen voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg.

Artikel 12. Afstemming over huisvesting

Afstemming over huisvesting loopt via het lokaal zorgnetwerk van gemeente Beesel, waarin de woningbouwvereniging vertegenwoordigd is. Eventuele ontruiming in geval van gezinnen met kinderen wordt zoveel mogelijk voorkomen.

Artikel 13. Afstemming met voorzieningen werk en inkomen

Het college draagt zorg dat het gezinscoachteam, jeugdhulpaanbieders en de gecertificeerde instellingen financiële belemmeringen voor het slagen van preventie en jeugdhulp vroegtijdig signaleren en waar nodig jeugdigen en hun ouders helpen de juiste ondersteuning vanuit de gemeentelijke voorzieningen –zoals schuldhulpverlening, inkomensvoorzieningen, re-integratievoorzieningen en armoedevoorzieningen - te krijgen om deze belemmeringen weg te nemen.

Artikel 14. Afstemming met Veilig Thuis

Het college maakt samenwerkingsafspraken met Veilig Thuis over de werkwijze en afstemming.

Artikel 15. Afstemming met gecertificeerde instellingen

  • 1.

    Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over de aansluiting tussen de algemene voorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 2 en de gecertificeerde instellingen.

  • 2.

    Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over:

    • a.

      het overleg over de aangewezen jeugdhulp in het kader van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, zoals bedoeld in artikel 3.5 lid 1 van de wet,

    • b.

      het overleg over de eventueel gewenste jeugdhulp na beëindiging van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering,

    • c.

      de vorm en inhoud van het besluit tot inzet van jeugdhulp van de gecertificeerde instelling en hoe het college daarvan op de hoogte gesteld wordt,

    • d.

      wanneer en onder welke voorwaarden de gecertificeerde instelling budgethouder van een persoonsgebonden budget kan zijn namens de jeugdige en zijn ouders,

    • e.

      hoe te handelen wanneer de gecertificeerde instelling meent dat niet gecontracteerde jeugdhulp ingezet dient te worden,

    • f.

      de samenwerking met pleegzorgaanbieders en de gemeentelijke toegang in het geval van pleegzorg.

  • 3.

    Het college en de gecertificeerde instelling leggen de afspraken als bedoeld in het tweede lid vast in een protocol als bedoeld in artikel 3.5 lid 3 lid van de wet.

Artikel 16 Afstemming met het justitiedomein

  • 1.

    Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen, de Raad voor de Kinderbescherming en Justitiële Jeugdinrichtingen over het overleg over de inzet van jeugdhulp bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing en jeugdreclassering als bedoeld in artikel 2.4 lid 2 onderdeel b van de wet.

  • 2.

    Het college en de betrokken instellingen nemen de afspraken zoals bedoeld in het eerste lid op in het protocol zoals bedoeld in artikel 15 lid 3 van deze verordening en het protocol bedoeld in artikel 3.1 lid 5 van de wet.

Artikel 17. Afstemming bij overgang naar volwassenheid

  • 1.

    Wanneer de jeugdige die gebruik maakt van een individuele voorziening de leeftijd van 18 jaar bereikt en voortzetting van de voorziening van belang is voor zijn/ haar ontwikkeling, verandert mogelijk de partij die verantwoordelijk is voor inzet van deze voorziening. Het college draagt zorg voor afstemming met deze partij; de gemeente (Wmo), het zorgkantoor (Wet langdurige zorg) of de zorgverzekeraar (Zorgverzekeringswet).

  • 2.

    Het college maakt afspraken met de zorgverzekeraars en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) hoe de continuïteit van zorg te garanderen voor jeugdigen die jeugdhulp ontvangen en de leeftijd van 18 jaar bereiken en daarmee onder de Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg komen te vallen, en hoe te voorkomen dat jeugdigen tussen wal en schip vallen wanneer er discussie is over het wettelijke kader.

  • 3.

    Nadat de jeugdige de leeftijd van 17 jaar heeft bereikt, draagt het college in afstemming met alle betrokken partijen, zorg voor het opstellen van een plan voor de toekomst waarin helder omschreven staat wat de jeugdige na het bereiken van de leeftijd van 18 jaar nodig heeft om zich goed te kunnen blijven ontwikkelen.

  • 4.

    Bij het bereiken van de leeftijd van 18 jaar draagt het college de verantwoordelijkheid over aan de betrokken partij.

HOOFDSTUK 6: Waarborgen verhouding prijs en kwaliteit

Artikel 18. Verhouding prijs en kwaliteit jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg, en

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel.

HOOFDSTUK 7: Klachten en medezeggenschap

Artikel 19. Klachtenregeling

Het college behandelt klachten van de jeugdige of zijn ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van aanvragen als bedoeld in deze verordening volgens de bepalingen van de klachtenverordening gemeente Beesel.

Artikel 20. Betrekken van inwoners bij het beleid

  • 1.

    Het college stelt de adviescommissie sociaal domein vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid over jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen over jeugdhulp, en voorziet de commissie van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2.

    Het college betrekt de inwoners van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid over jeugdhulp volgens de in artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels over de wijze waarop inspraak wordt verleend.

HOOFDSTUK 8: Slotbepalingen

Artikel 21. Evaluatie

De gemeenteraad stelt de verordening voor onbepaalde tijd vast. Als gevolg van ontwikkelingen op inhoud wordt de verordening geëvalueerd.

Artikel 22. Hardheidsclausule

  • 1.

    In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Indien de toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt, kan het college in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening.

Artikel 23. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De verordening jeugdhulp gemeente Beesel, vastgesteld in de openbare vergadering van 20 juni 2016, wordt ingetrokken.

  • 2.

    De in lid 1 genoemde verordening is nader uitgewerkt in het besluit nadere regels jeugdhulp gemeente Beesel en de beleidsregels jeugdhulp gemeente Beesel, beiden vastgesteld in de collegevergadering van 27 juni 2016. Deze uitwerking wordt eveneens ingetrokken.

  • 3.

    Een jeugdige of zijn ouder houdt recht op een lopende voorziening, verstrekt op grond van de verordening in lid 1, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 4.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de verordening genoemd in lid 1 en waarop nog niet is beslist bij het inwerking treden van deze verordening, worden afgehandeld volgens deze verordening.

Artikel 24. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2019.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Beesel.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 17 december 2018.

E. Apeldoorn-Feijts

griffier

P. Dassen-Housen

Voorzitter