Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer gemeente Groesbeek 2015

Geldend van 15-01-2015 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer gemeente Groesbeek 2015

De raad van de gemeente Groesbeek;

gelezen het voorstel van de stuurgroep/de gezamenlijke colleges van 16 december 2014;

Gelet op de Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat:

deze verordening is opgesteld in verband met de herindeling van de gemeenten Millingen aan de Rijn, Ubbergen en Groesbeek per 1 januari 2015;

de stuurgroep/gezamenlijke colleges van de MUG gemeenten hebben ingestemd met het voorstel;

b e s l u i t :

de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer gemeente Groesbeek 2015 vast te stellen.

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    achterstallig onderhoud: maatregelen aan bestaande elementen met een cyclisch beheer, waarvoor niet eerder subsidie is verkregen en waarvan het gebruikelijke reguliere beheer meer dan 2 maal niet is uitgevoerd;

  • b.

    landschappelijke betekenis: van visuele, cultuurhistorische of ecologische waarde;

  • c.

    natuur- en landschapselementen: elementen in het landschap met natuurwetenschappelijke en/of landschappelijke betekenis. Ook kleine wateren als bijvoorbeeld kolken, poelen, beken, kleine waterlopen, kleine hoogstamfruitboomgaarden en zichtlijnen worden hiertoe gerekend;

  • d.

    landschap: het gebied van de gemeente dat niet behoort tot een bebouwde kom en niet behoort tot een erf bij een gebouw;

  • e.

    landschapsontwikkelingsplan: het door de raad vastgestelde landschapsontwikkelingsplan.

Artikel 2: Reikwijdte

Deze subsidieverordening is van toepassing op activiteiten die worden uitgevoerd in het kader van het natuur- en landschapsbeheer en in overeenstemming zijn met het geformuleerde beleid in het landschapsontwikkelingsplan en de nadere uitwerkingen daarvan.

Paragraaf 2. Subsidie natuur- en landschapselementen.

Artikel 3: Bevoegdheid, vaststellen subsidieplafond

  • 1. Het college kan een subsidie verstrekken in de kosten van het uitvoeren van herstel, achterstallig onderhoud, aanleg en nazorg van natuur- en landschapselementen van particulieren of technische inrichtingsmaatregelen ten behoeve van bedreigde diersoorten.

  • 2. Het college stelt jaarlijks een subsidieplafond vast voor de activiteiten waarvoor op grond van het eerste lid subsidie kan worden verstrekt. Het college is bevoegd het subsidieplafond tussentijds te wijzigen, indien daarvoor gegronde redenen bestaan.

Artikel 4: Rechthebbende

Subsidie als bedoeld in artikel 3.1 kan alleen worden verleend aan de natuurlijke of rechtspersoon die krachtens enig zakelijk recht het genot heeft van het natuur- en landschapselement of technische inrichtingsmaatregel ten behoeve van bedreigde diersoorten.

Artikel 5: Verplichting tot onderhoud

Subsidie als bedoeld in artikel 3.1 kan alleen worden verleend als de zakelijk gerechtigde zich middels een overeenkomst verplicht het betreffende natuur- en landschapselement gedurende ten minste 10 jaar na de uitvoering van de gesubsidieerde activiteit naar behoren te onderhouden.

Artikel 6: Overige eisen

Subsidie als bedoeld in artikel 3.1 kan alleen worden verleend als:

  • a.

    de uit te voeren werkzaamheden passen binnen de doelstellingen van het landschapsontwikkelingsplan;

  • b.

    de beplanting die deel uit maakt van het natuur- en landschapselement streekeigen is; en

  • c.

    het natuur- en landschapselement kan worden aangemerkt als een drager van het landschap.

Artikel 7: De aanvraag en het besluit tot subsidieverlening

  • 1. De subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 3.1 dient vóór 1 september voorafgaand aan het winterseizoen waarin de te subsidiëren activiteiten zullen worden verricht, te worden ingediend.

  • 2. Het besluit tot subsidieverlening vindt plaats vóór 1 december van het betreffende winterseizoen.

  • 3. Het college kan van het in de leden 1 en 2 bepaalde afwijken, indien daarvoor gegronde redenen bestaan.

Artikel 8: Weigeringsgronden

De subsidie als bedoeld in artikel 3.1 kan worden geweigerd:

  • a.

    indien op basis van afweging van de voor het betreffende winterseizoen ingediende subsidieaanvragen en gelet op de doelstellingen van het landschapsontwikkelingsplan aan andere subsidieaanvragen meer prioriteit moet worden toegekend;

  • b.

    indien de provincie Gelderland de gemeente geen of onvoldoende subsidie (cofinanciering) voor de betreffende activiteiten verleent;

  • c.

    indien het subsidieplafond is bereikt.

Artikel 9: Verplichtingen subsidieontvanger

Het college kan met het oog op de voorwaarden die de provincie Gelderland in het kader van de subsidieverlening aan de gemeente (cofinanciering) stelt, nadere voorwaarden aan de subsidieverlening als bedoeld in artikel 3.1 stellen.

Artikel 10: Aanvraag tot vaststelling subsidie

  • 1. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie dient te worden ingediend vóór 1 mei volgend op het winterseizoen waarvoor de subsidie als bedoeld in artikel 3.1 is verleend. Het college kan hiervan afwijken indien daarvoor gegronde redenen bestaan.

  • 2. De aanvraag bestaat uit een schriftelijke mededeling van de subsidieontvanger dat de werkzaamheden geheel zijn voltooid, voorzien van kopieën van facturen en betaalbewijzen.

Paragraaf 3. Subsidie projecten landschapsontwikkelingsplan.

Artikel 11: Bevoegdheid

  • 1. Het college kan een subsidie verstrekken in de kosten van het uitvoeren van projecten die passen binnen de doelstellingen van het landschapsontwikkelingsplan en die niet vallen onder de in artikel 3.1 bedoelde werkzaamheden.

  • 2. Het college stelt jaarlijks een subsidieplafond vast voor de activiteiten waarvoor op grond van het eerste lid subsidie kan worden verstrekt. Het college is bevoegd het subsidieplafond tussentijds te wijzigen, indien daarvoor gegronde redenen bestaan.

Artikel 12: Aanvraag

De aanvrager dient het verzoek om subsidie als bedoeld in artikel 11.1 schriftelijk in. De aanvraag dient voorzien te zijn van een duidelijk beschreven projectplan.

Artikel 13: Weigeringsgronden

  • 1. Het college weigert de subsidieverlening als bedoeld in artikel 11.1 in ieder geval indien:

    • a.

      het project naar zijn oordeel onvoldoende doelmatig is;

    • b.

      de kosten van de werkzaamheden naar zijn oordeel niet in redelijke verhouding staan tot het te verkrijgen resultaat;

    • c.

      de aanvraag in strijd is met het bij of krachtens deze verordening gestelde;

    • d.

      het subsidieplafond is bereikt.

  • 2. Het college kan de subsidieverlening als bedoeld in artikel 11.1 in ieder geval weigeren, indien reeds een begin is gemaakt met de werkzaamheden zonder zijn toestemming.

Artikel 14: De gereedmelding van het project

  • 1. De subsidieontvanger meldt het project zo spoedig mogelijk na voltooiing van de werkzaamheden gereed, doch uiterlijk voor 31 december van het jaar volgend op het jaar waarin de subsidie verleend is.

  • 2. Het college kan op aanvraag van de in het eerste lid genoemde termijn afwijken.

  • 3. De gereedmelding als bedoeld in het eerste lid is tevens een aanvraag om vaststelling van de subsidie.

  • 4. De gereedmelding als bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van:

    • a.

      een verklaring van de subsidieontvanger dat bij het realiseren van het project is voldaan aan de opgelegde verplichtingen; en

    • b.

      een gespecificeerde opgave van de kosten van het project met daarop betrekking hebbende rekeningen en betaalbewijzen.

Artikel 15: De vaststelling van de subsidie

  • 1. Het college kan de subsidie als bedoeld in artikel 11.1 lager vaststellen dan het bedrag uit de subsidieverlening, indien de aanvrager het bij of krachtens deze verordening bepaalde niet heeft nageleefd.

  • 2. Subsidievaststelling vindt plaats op basis van de door het college goedgekeurde werkelijke kosten met als maximum het bij subsidieverlening toegekende bedrag.

Artikel 16: Het geven van voorschotten

Aan de subsidieontvanger kan op aanvraag een voorschot verleend worden van ten hoogste 80 % van de subsidie zoals bedoeld in artikel 11.1. Om hiervoor in aanmerking te komen moet hij facturen voor uitgevoerde werkzaamheden kunnen overleggen.

Paragraaf 4: Slotbepalingen

Artikel 17: Toezicht op naleving

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze subsidieverordening bepaalde worden door het colkege aan te wijzen personen of instanties belast.

Artikel 18 Nadere regels en bijzondere gevallen

  • 1. Het college kan ter uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen.

  • 2. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, treft het college de nodige voorzieningen en/of neemt het de nodige beslissingen, één en ander mede in overleg met de belanghebbende, en onder mededeling aan de raad.

  • 3. Het college is bevoegd, al dan niet onder het stellen van nadere voorwaarden, artikelen buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken, voor zover toepassing gelet op het belang daarvan zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 19 Citeertitel, inwerkingtreding. vervallen voorgaande verordeningen en overgangsrecht

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als “Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer gemeente Groesbeek 2015”.

  • 2. Deze verordening treedt de dag na de bekendmaking in werking en wordt toegepast vanaf 1 januari 2015.

  • 3. Bij de inwerkingtreding van deze verordening vervallen de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer 2010 Gemeente Ubbergen en de Subsidieverordening natuur en landschap gemeente Groesbeek 2005.

  • 4. Rechten en verplichtingen die voortvloeien uit subsidiebeschikkingen die zijn genomen op basis van de in lid 3 genoemde voorgaande verordeningen en die nog gelden op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze verordening, blijven gelden totdat de werking van de subsidiebeschikking is geëxpireerd.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Groesbeek in zijn openbare vergadering van 8 januari 2015.
De raadsgriffier, De voorzitter,