Regeling vervallen per 17-08-2022

Handreiking luchtkwaliteit gevoelige bestemmingen Noord-Brabant

Geldend van 23-09-2015 t/m 16-08-2022

Intitulé

Handreiking luchtkwaliteit gevoelige bestemmingen Noord-Brabant

Uitvoeringsprogramma Lucht 2015-2020

Gemeente Best

Vastgesteld door burgemeester en wethouders van Best op 15 september 2015

In opdracht van

Wethouders P. van de Loo

en M. van Schuppen

Opgesteld door

Edith van Beek

Afdeling

Uitvoering, vakgroep milieu

Datum

26 augustus 2015

Status

Definitief

Inhoud

  • 1.

    Inleiding 5

  • 1.

    1 Sterke verbetering van de luchtkwaliteit in de afgelopen 20 jaren 5

  • 1.

    2 Aandacht voor luchtkwaliteit 5

  • 1.

    3 Doel Uitvoeringsprogramma Lucht 5

  • 1.

    4 Leeswijzer 5

  • 2.

    Wet- en regelgeving en beleid luchtkwaliteit 6

  • 2.

    1 Algemeen 6

  • 2.

    2 Wet milieubeheer (hoofdstuk 5) en Omgevingswet 6

  • 2.

    3 Regeling beoordeling luchtkwaliteit 6

  • 2.

    4 Besluit ‘Niet In Betekenende Mate’ 7

  • 2.

    5 Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) 7

2.5.1 Monitoring 7

2.5.2 Verlenging NSL 8

  • 2.

    6 Provinciaal milieuplan 2016-2021 8

  • 2.

    7 Besluit gevoelige bestemmingen 9

  • 2.

    8 Handreiking luchtkwaliteit gevoelige bestemmingen Noord-Brabant 9

  • 3.

    Overzicht getroffen maatregelen uit het Luchtkwaliteitsplan 2009 10

  • 3.

    1 Inventarisatierapport 2008 en Luchtkwaliteitsplan 2009 10

  • 3.

    2 Uitgevoerde maatregelen tussen 2009 en nu 10

3.2.1 Verkeer 10

3.2.2 Bedrijven, woningbouw en infrastructuur 10

3.2.3 Communicatie 10

  • 4.

    Resultaten opiniepeiling 2014 11

  • 4.

    1 Opiniepeiling 11

  • 4.

    2 Uitkomsten 11

  • 5.

    Rekenen aan en meten van luchtkwaliteit 12

  • 5.

    1 Uitleg over rekenen aan luchtkwaliteit 12

  • 5.

    2 Visualisatie van de luchtkwaliteit 12

  • 5.

    3 Meten van luchtkwaliteit 12

5.3.1 iSPEX 12

5.3.2 AiREAS 13

  • 6.

    Gezondheid en luchtkwaliteit 14

  • 6.1.

    Wettelijke norm is geen gezondheidsnorm 14

  • 6.2.

    Gevolgen gezondheid fijnstof en stikstofdioxide 14

  • 6.3.

    Verkeersgerelateerde luchtverontreiniging 14

  • 6.4.

    Landbouwgerelateerde luchtverontreiniging 15

  • 6.5.

    Roetmaat aanvullend op PM10 en PM2,5 15

  • 6.6.

    Luchtkwaliteit in scholen 15

  • 7.

    Relatie met andere beleidsvelden 16

  • 7.

    1 Inleiding 16

  • 7.

    2 Ruimtelijke en infrastructurele plannen 16

7.2.1 Pan als bron 16

7.2.2 Blootstelling 16

  • 7.

    3 Vergunningverlening en toezicht 16

  • 7.

    4 Beleidsplan energie- en materiaaltransitie 16

  • 7.

    5 Gemeentelijk Verkeer- en VervoersPlan 17

  • 7.

    6 Groenbeleidsplan 17

  • 7.

    7 Gezondheidsbeleid 17

  • 7.

    8 Gebiedsvisie Brainportcity 17

  • 7.

    9 Inkoopbeleid 18

  • 7.

    10 Vliegverkeer 18

  • 7.

    11 Regionale samenwerking 18

  • 8.

    Vervolgaanpak luchtkwaliteit 19

  • 8.

    1 Maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit 19

  • 8.

    2 Aanvullende suggesties uit de opiniepeiling ter verbetering van de luchtkwaliteit 21

  • 8.

    3 Meten 21

  • 8.

    4 Communicatie 21

  • 8.

    5 Financiële consequenties 22

BIJLAGEN 23

Bijlage 1 Handreiking luchtkwaliteit gevoelige bestemmingen Noord-Brabant 25

Bijlage 2 Evaluatierapport Luchtkwaliteitsplan 2009 51

Bijlage 3 Rekenresultaten NSL-monitoringstool 61

Bijlage 4 Resultaten opiniepeiling ‘Samenwerken aan een betere luchtkwaliteit!’ 65

1.Inleiding

1.1 Sterke verbetering van de luchtkwaliteit in de afgelopen 20 jaren

1.Sinds 1993 meet het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De concentraties van fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) zijn sterk gedaald in Nederland sinds het begin van de metingen. In Best wordt nergens de Europese grenswaarde voor concentraties van PM10 en NO2 overschreden (bron: NSL-kaart, www.nsl-monitoring.nl)

1.2 Aandacht voor luchtkwaliteit

1.Er is een directe relatie tussen luchtkwaliteit en gezondheid. Dit heeft internationaal onderzoek aangetoond. Luchtvervuiling veroorzaakt hart- en vaatziekten, longziekten, longkanker en verlies van gezonde levensjaren (Van der Ree, 2010; Hoek, 2012; WHO(World Health Organization), 2013). Het verminderen van luchtvervuiling, heeft een gunstig gezondheidseffect, met name voor (acute en chronische) luchtwegaandoeningen en hart- en vaatziekten. Dit effect treedt ook nog op bij verbetering van de luchtkwaliteit tot onder de wettelijke normen. Schone lucht is een belangrijke voorwaarde voor een gezond leefmilieu.

1.Wet- en regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit is in 2015 nog aangevuld. Ook gaan beleidsmakers verder dan alleen het streven om te voldoen aan de wettelijke normen.

1.Uit de opiniepeiling ‘Samenwerken aan een betere luchtkwaliteit!’ blijkt dat inwoners van Best aandacht voor luchtkwaliteit belangrijk vinden.

1.3 Doel Uitvoeringsprogramma Lucht

1.Dit Uitvoeringsprogramma Lucht 2015-2020 is een vervolg op het Inventarisatierapport Luchtkwaliteit 2008 en het Luchtkwaliteitsplan 2009 en geeft invulling aan de daarin gestelde doelen. Tevens geeft het invulling aan het beleidsakkoord 2014-2018 en het Milieubeleidsplan dat de raad heeft vastgesteld.

1.Voorliggend Uitvoeringsprogramma Lucht schetst het actuele beeld van regelgeving, beleid en getroffen maatregelen omtrent luchtkwaliteit. Daarnaast geeft het een overzicht van de maatregelen voor de komende vijf jaar met een positieve bijdrage op de luchtkwaliteit en een gunstig effect op de gezondheid.

1.Met het Uitvoeringsprogramma Lucht willen we met maatregelen bereiken dat:

  • ·

    de concentratie (ultra)fijnstof (PM10; PM2,5) en stikstofdioxide (NO2) onder de wettelijke norm blijft;

  • ·

    luchtkwaliteit structureel wordt meegenomen in de besluitvorming omtrent ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen ten aanzien van wonen en werken;

  • ·

    kwetsbare groepen niet worden gehuisvest op nieuwe locaties waar sprake is van hogere concentraties luchtverontreinigende stoffen, in casu drukke (snel)wegen;

  • ·

    door communicatie, voorlichting, acties en maatregelen de bijdrage van inwoners, bedrijven en gemeente) aan een verbetering van de luchtkwaliteit toeneemt.

1.Dit sluit aan op het pro-actieve ambitieniveau voor de aanpak van luchtkwaliteit dat de gemeente al jaren op dit gebied heeft.

1.4 Leeswijzer

1.Hoofdstuk 2 beschrijft het wettelijk kader en het aanvullend provinciaal en lokaal beleid. Hoofdstuk 3 en 4 verwijzen naar een overzicht van de getroffen maatregelen uit het Luchtkwaliteitsplan 2009 en de resultaten van de opiniepeiling ‘Samenwerken aan een betere luchtkwaliteit!’. In hoofdstuk 5 staat uitleg over meten versus rekenen aan luchtkwaliteit. Hoofdstuk 6 beschrijft de relatie tussen de uitstoot van fijnstof en stikstofdioxide en de gezondheid. Hoofdstuk 7 geeft de relatie met andere beleidsvelden weer. Hoofdstuk 8 laat de projecten zien die de komende jaren gepland staan.

2.Wet- en regelgeving en beleid luchtkwaliteit

2.1 Algemeen

1.Voor toetsing van de luchtkwaliteit zijn de volgende begrippen en (beleids)regels van belang:

  • ·

    Wet milieubeheer en (toekomstige) Omgevingswet

  • ·

    Regeling beoordeling luchtkwaliteit

  • ·

    Besluit ‘Niet in Betekenende Mate’

  • ·

    Nationaal Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit (NSL)

  • ·

    Provinciaal milieu- en waterplan 2016-2021

  • ·

    Besluit gevoelige bestemmingen

  • ·

    Handreiking luchtkwaliteit gevoelige bestemmingen Noord-Brabant

2.2 Wet milieubeheer (hoofdstuk 5) en Omgevingswet

1.Op 15 november 2007 is de Wet Milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in Algemene Maatregelen van Bestuur en Ministeriële regelingen.

1.Bij het opstellen van ruimtelijke plannen moet, volgens de Nederlandse wetgeving, de verandering van de luchtkwaliteit die door het plan veroorzaakt, worden getoetst. In principe zijn ontwikkelingen niet mogelijk indien deze een overschrijding van grenswaarden laten zien. De grenswaarden gelden voor verschillende stoffen. In Nederland hebben de normen voor NO2, PM10 en PM 2,5 de aandacht. De grenswaarden zijn bestuurlijke normen die rekening houden met diverse belangen. Ook beneden de grenswaarden zijn in studies negatieve gezondheidseffecten waargenomen. Om deze reden blijft het belangrijk aandacht te schenken aan een continue verbetering van de luchtkwaliteit.

1.Getalsmatig wordt de normering voor NO2 en PM10 als volgt weergegeven:

Norm*

Ingangsdatum

Grenswaarde NO2

Jaargemiddelde grenswaarde PM10

Daggemiddelde grenswaarde PM10

40 µg/m3

40 µg/m3

Max. 35 dagen/jaar > 50 µg/m3

1 januari 2015

11 juni 2011

11 juni 2011

Jaargemiddelde concentratie PM2,5

25 µg/m3

1januari 2015

1.*Grenswaarden worden bepaald op 10 m van de wegrand, waar relevante blootstelling is

1.De Wet milieubeheer wordt opgenomen in de Omgevingswet, die naar verwachting in 2018 in werking treedt.Op 24 juli 2015 werd in de Tweede kamer de nieuwe Omgevingswet besproken. Een aantal amendementen van de tweede kamer hebben gezondheid een prominentere plek in deze nieuwe wet gegeven.

2.3 Regeling beoordeling luchtkwaliteit

1.De Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 bevat voorschriften voor het meten en berekenen van de concentratie - en depositie - van luchtverontreinigende stoffen. De regeling legt onder andere de standaardrekenmethoden vast waarmee de gevolgen van ruimtelijke plannen voor de luchtkwaliteit worden berekend. De regeling regelt daarnaast talrijke zaken rondom meten en rekenen die een uitvloeisel zijn van de Europese richtlijn voor luchtkwaliteit van 20 mei 2008 zoals het jaarlijks verstrekken van generieke gegevens door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) (bijvoorbeeld achtergrondconcentraties, emissiefactoren voor weg en dier, dubbeltellingcorrectiegegevens en meteorologische gegevens) die gebruikt worden bij het uitvoeren van berekeningen, de wijze van rapporteren, etcetera.

2.4 Besluit Niet In Betekenende Mate

1.Wat betreft de bijdrage van een ruimtelijk of infrastructureel plan aan de luchtkwaliteit is het ‘Besluit Niet in Betekende Mate’ van belang. Dit is gelijk met hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer van kracht geworden:

1.Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5. Plannen die in elkaars nabijheid liggen moeten gezamenlijk beoordeeld worden.

2.5 Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)

1.Door de Europese Commissie zijn grenswaarden voor luchtkwaliteit opgesteld waaraan alle lidstaten moeten voldoen. Omdat Nederland niet tijdig aan de grenswaarden kon voldoen heeft Nederland in 2008 een verzoek tot uitstel ingediend bij de Europese Commissie. In dit verzoek is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) opgenomen met een onderbouwing hoe Nederland aan de Europese grenswaarden wil gaan voldoen voor fijnstof (PM10) in 2011 en stikstofdioxide (NO2) in 2015.

1.Het NSL vindt zijn wettelijke basis in titel 5.2 van de Wet Milieubeheer en bijlage 2 van die wet. In dit programma werken de Rijksoverheid, provincies en gemeenten samen om te zorgen dat Nederland aan de grenswaarden voor PM10 en NO2 zal voldoen. Voor PM2,5 wordt op dit moment op landelijk niveau nog onderzoek gedaan naar mogelijk aanvullend beleid.

1.In het NSL zijn twee hoofddoelen geformuleerd. Het eerste is “het verbeteren van de luchtkwaliteit ten behoeve van de volksgezondheid” met als concretisering het overal tijdig voldoen aan de grenswaarden. Het tweede hoofddoel is omschreven als “het bieden van ruimte voor en bijdragen aan de onderbouwing van ruimtelijke projecten”.

1.Het NSL omvat een groot aantal IBM projecten en maatregelen. De afkorting IBM staat voor ‘in betekenende mate’ bijdragen aan de luchtverontreiniging (zoals projecten met meer dan 1500 woningen). In het NSL wordt gekozen voor een gebiedsgerichte aanpak waarbij de projecten en maatregelen binnen een programmagebied (de provincie Noord-Brabant bijvoorbeeld) met elkaar in balans moeten zijn. Met andere woorden: de IBM-projecten die in het NSL zijn opgenomen, worden gecompenseerd door maatregelen die de gezamenlijke overheden treffen. Voor Best is het plangebied Aarle/Steegsche Velden Oost/Dijkstraten als IBM project opgenomen in het NSL.

2.5.1 Monitoring

1.In de EU-regelgeving is vastgelegd dat lidstaten jaarlijks aan de Europese Commissie moeten

1.rapporteren over de luchtkwaliteit. Het rijk heeft een landelijke rapportage opgesteld voor de Europese

1.Commissie, waarin ook de gegevens van de gemeente Best jaarlijks worden opgenomen. Op de website www.nsl-monitoring.nl kan iedereen de invoergegevens en de rekenresultaten inzien van meerdere jaren.

1.In bijlage 3 staat een grafische weergave van de rekenresultaten voor de gemeente Best en omgeving.

2.5.2 Verlenging NSL

1.Uit de monitoringsresultaten is gebleken dat Nederland de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit (stikstofdioxide) niet tijdig heeft gehaald. Daarom heeft het ministerie de huidige aanpak voortgezet en is het NSL verlengd tot januari 2017.

2.6 Provinciaal milieuplan 2016-2021

1.In het ontwerp Provinciaal milieu- en waterplan 2016-2021 omschrijft de provincie als vergezicht een duurzaam, gezond en veilig Brabant met een schone en groene economie. Met betrekking tot het onderwerplucht streeft ze naar een schonere lucht en vermeldt daarover onder meer de volgende acties:

1.Binnen het Nationaal en het Brabants Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit werkt de provincie aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Voor fijnstof richt zich dit op het wegnemen van de laatste overschrijdingen bij veehouderijen. Voor stikstofdioxiden concentreert de provincie zich op de resterende overschrijding langs wegen. Ze stimuleert de afname van de stikstofdepositie in Brabant door uitvoering van:

  • a.

    a. het Stikstofconvenant Brabantse Natura 2000;

  • b.

    b. de Provinciale verordening stikstof;

  • c.

    c. Natura 2000;

  • d.

    d. Programmatische Aanpak Stikstof.

1.Ook stimuleert de provincie de veehouderij om nieuwe technieken toe te passen waarbij minder of geen ammoniakuitstoot ontstaat. Ze gaat door met projecten in het kader van de Beleidsregel Verbeteren Luchtkwaliteit. Ze monitort de ontwikkeling van ammoniakemissies en in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) monitort ze de natuurkwaliteit. De provincie voert o.a. de volgende acties uit:

  • ·

    Ze vergroot haar kennis over de schadelijke effecten van roet en ultrafijnstof. Dat doet ze met pilotprojecten. Ze bespreekt de resultaten en eventuele vervolgacties in het landelijk platform Luchtkwaliteit en Gezondheid.

  • ·

    Ze rondt het Brabants Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit af per 1 januari 2017 en bekijkt welke vervolgacties nodig zijn.

  • ·

    Ze blijft samenwerken met de werkgroep Luchtkwaliteit en Gezondheid, in ieder geval tot 1 januari 2017. Samen met gemeenten (‘s-Hertogenbosch, Eindhoven, Helmond, Tilburg, Breda, Valkenswaard, Waalre, Best), de GGD en de regionale omgevingsdiensten voert ze de acties uit die de werkgroep beschrijft in haar plan van aanpak.

  • ·

    Ze evalueert het project AiREAS (zie paragraaf 5.3.2) en bekijkt of ze dit innovatieve luchtmeetsysteem ook elders kan inzetten.

  • ·

    Ze werkt mee aan de evaluatie van de agrarische geurregelgeving en de operationalisering van het endotoxinekader voor veehouderijen. (Endotoxine is een gif dat in sommige bacteriën zit en pas na hun afsterven wordt losgelaten.) Er loopt onderzoek naar de mogelijke gezondheidseffecten van veehouderijen op omwonenden. Ze gebruikt de onderzoeksresultaten om het provinciaal beleid eventueel aan te passen.

  • ·

    Via de cumulatieve normen in de Verordening ruimte 2014 voor geur en fijnstof ondersteunt ze de sanering van overbelaste situaties bij veebedrijven. Ze voorkomt het ontstaan van nieuwe overbelaste situaties.

  • ·

    Jaarlijks brengt ze de geuroverlast in beeld. Daarvoor combineert ze de geurcontouren van bedrijven waarvoor ze bevoegd gezag is met de ingediende klachten. Afhankelijk van de resultaten onderneemt ze actie.

2.7 Besluit gevoelige bestemmingen

1.In januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Dit besluit beperkt de vestiging van zogeheten ‘gevoelige bestemmingen’ langs drukke wegen. Het besluit richt zich op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijnstof en stikstofdioxide, zoals kinderen, ouderen en zieken. Daartoe voorziet het besluit in zones, gemeten vanaf de rand van de weg, waarbinnen luchtkwaliteits-onderzoek nodig is:

  • ·

    300 meter aan weerszijden van rijkswegen;

  • ·

    50 meter langs provinciale wegen.

1.De gemeente Best heeft de rijkswegen A2 en A58 en de provinciale ‘Sonseweg’ in haar wegenstructuur.

1.Waar in een dergelijke onderzoekszone de grenswaarden worden overschreden, mag het totale aantal mensen dat hoort bij een ‘gevoelige bestemming’ niet toenemen. Is normoverschrijding niet aan de orde, dan is er op grond van deze AMvB geen bouwverbod voor gevoelige bestemmingen binnen genoemde onderzoekszones.

1.Gevoelige bestemmingen zijn gebouwen geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik:

  • a.

    bij het basisonderwijs, voortgezet onderwijs of overig onderwijs aan minderjarigen;

  • b.

    ten behoeve van kinderopvang;

  • c.

    als verzorgingstehuis, verpleegtehuis of bejaardentehuis;

  • d.

    ten behoeve van een combinatie van functies

2.8 Handreiking luchtkwaliteit gevoelige bestemmingen Noord-Brabant

1.De provinciale werkgroep Luchtkwaliteit en Gezondheid* heeft de Handreiking luchtkwaliteit gevoelige bestemmingen Noord-Brabant voorbereid. Deze Handreiking gaat verder in de bescherming van kwetsbare groepen mensen dan de hierboven vermelde AMvB gevoelige bestemmingen.

1.De ‘Handreiking luchtkwaliteit gevoelige bestemmingen Noord-Brabant’ is door het college van burgemeester en wethouders van Best in juli 2014 als beleidsregel vastgesteld. De Handreiking streeft gezondheidswinst na voor kwetsbare groepen (kinderen, zieken en senioren). In de Handreiking is geregeld dat binnen 300 meter van de snelweg en 50 meter van een drukke gemeentelijke/provinciale weg geen nieuwe ‘lucht’gevoelige objecten kunnen worden ontwikkeld, zijnde scholen, kinderdagverblijven, verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen, ook al is er geen sprake van een normoverschrijding. Deze Handreiking geeft invulling aan het begrip ‘goede ruimtelijke ordening’, waarbij wordt afgewogen of het aanvaardbaar is om een project op een bepaalde locatie te realiseren. Het is enerzijds een aanscherping van het huidige luchtbeleid zoals vermeld in het luchtkwaliteitsplan 2009, waarin 100 meter als afstand tot de snelweg stond opgenomen. Anderzijds is het ook een vereenvoudiging ten opzichte van de daarin beschreven wijze van toetsing: in tegenstelling tot voorheen -waar bij alle wegen een luchtkwaliteitstoets werd uitgevoerd- gaat de aandacht voor luchtkwaliteit nu alleen nog uit naar drukke wegen (ca. 10.000 motorvoertuigen of meer).

1.De Handreiking luchtkwaliteit gevoelige bestemmingen Noord-Brabant is opgenomen in bijlage 1.

1.* Vanuit het bestuurlijk B5 is een werkgroep Luchtkwaliteit en Gezondheid samengesteld. Hierin zijn vertegenwoordigd: de B5 gemeenten: ’s Hertogenbosch, Tilburg, Eindhoven, Helmond, Breda. Tot die werkgroep behoren ook de gemeente Valkenswaard, Waalre en Best, de Omgevingsdiensten en de GGD. Doel van de werkgroep is het nastreven van een zo goed mogelijke luchtkwaliteit in de provincie Noord-Brabant door het nemen van (stimulerings)maatregelen. Uitgangspunt hierbij is niet het halen van de normen, maar het nemen van maatregelen met positieve gezondheidseffecten.

3.Overzicht getroffen maatregelen uit het Luchtkwaliteitsplan 2009

3.1 Inventarisatierapport 2008 en Luchtkwaliteitsplan 2009

1.In 2006 constateerde de gemeenteraad knelpunten op het gebied van de slechte luchtkwaliteit en beperkingen van ruimtelijke ordeningsplannen en gaf het toenmalige college de opdracht om dat aan te pakken. Daarna stelde de raad het Inventarisatierapport Luchtkwaliteitsplan (2008) en het Luchtkwaliteitsplan (2009) vast. Dit resulteerde in het treffen van maatregelen en het uitvoeren van acties om de luchtkwaliteit in de gemeente Best te verbeteren.

3.2Uitgevoerde maatregelen tussen 2009 en nu

1.De evaluatie van het Luchtkwaliteitsplan is uitgevoerd aan de hand van de doelstellingen, acties en maatregelen zoals omschreven in het Luchtkwaliteitsplan over de periode 2009 tot heden.

3.2.1 Verkeer

1.Uit het Inventarisatierapport Luchtkwaliteitsplan 2008, opgesteld voorafgaand aan het Luchtkwaliteitsplan 2009, bleek dat het spoor, de scheepvaart en het vliegveld maar een kleine invloed hebben op de lokale luchtkwaliteit. De belangrijkste bron voor luchtverontreiniging in de gemeente Best is het autoverkeer. De gemeente heeft diverse (verkeers)maatregelen getroffen die een bijdrage hebben geleverd aan de verbetering van de luchtkwaliteit, onder andere:

  • ·

    De maximum toegestane snelheid is verlaagd op enkele wegen in het centrum.

  • ·

    Kruispunten zijn verbeterd om de doorstroming te bevorderen.

  • ·

    De fietsinfrastructuur is verbeterd.

  • ·

    De huisvuilwagens rijden op biogas en er zijn laadpalen gerealiseerd voor elektrische voertuigen.

  • ·

    Een deel van het gemeentelijk wagenpark is verschoond door vervanging met schonere voertuigen.

  • ·

    De gemeente heeft haar medewerkers gefaciliteerd om de emissie ten gevolge van woon-werkverkeer en dienstreizen terug te dringen.

3.2.2 Bedrijven, woningbouw en infrastructuur

1.Bij vergunningverlening en toezicht worden zowel industriële als agrarische bedrijven getoetst aan luchtkwaliteitseisen. Luchtkwaliteit wordt meegewogen bij ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen, waarbij met name aandacht is voor de gezondheid van kwetsbare groepen door toekomstige huisvesting daarvan in de nabijheid van drukke wegen te voorkomen.

3.2.3 Communicatie

1.We kunnen als gemeente veel doen om luchtkwaliteit te verbeteren, maar we kunnen het zeker niet alleen. Inwoners en bedrijven spelen hierbij een belangrijke rol, met name wanneer het gaat om het kiezen van een schonere vorm van vervoer. Er zijn diverse publicaties gedaan en communicatiecampagnes gevoerd om luchtkwaliteit onder de aandacht van inwoners en bedrijven te brengen.

1.Het volledige overzicht van de getroffen maatregelen uit het Luchtkwaliteitsplan is opgenomen in bijlage 2.

4.Resultaten opiniepeiling 2014

4.1 Opiniepeiling

1.De gemeente was erg benieuwd naar de bekendheid van de inspanningen die de gemeente heeft gedaan op het gebied van luchtkwaliteit en naar nieuwe ideeën vanuit de samenleving. Daarom hebben we een opiniepeiling gehouden onder de inwoners van Best. Deze is eind 2014 uitgezet. In totaal ontvingen we 380 ingevulde vragenlijsten uit de diverse woonwijken. De antwoorden geven ons een indruk van wat er hierover leeft onder de inwoners van Best.

4.2 Uitkomsten

1.Uit de opiniepeiling is een aantal zaken naar voren gekomen:

  • ·

    De overgrote meerderheid van de respondenten vindt luchtkwaliteit belangrijk.

  • ·

    Ongeveer de helft van de respondenten is in enige mate bekend met de acties die de gemeente heeft ondernomen op het gebied van luchtkwaliteit. Een vijfde geeft aan dat dit hen stimuleerde ook een bijdrage te leveren aan een betere luchtkwaliteit. Veertig procent nam al maatregelen.

  • ·

    De meeste respondenten zijn bereid een bijdrage te leveren door de auto vaker te laten staan en te voet, per fiets of met openbaar vervoer te gaan. Voor het ‘delen’ van de auto met anderen is het animo een stuk lager.

  • ·

    Over de vraag of de gemeente geld moet besteden aan het meten van luchtkwaliteit zijn de meningen verdeeld. Er zijn evenveel voor- als tegenstanders en een kwart van de respondenten geeft aan hierover geen mening te hebben.

1.Daarnaast ontvingen we veel concrete voorstellen en suggesties voor maatregelen. Deze zijn verwerkt in hoofdstuk 8.

1.Het complete resultatenoverzicht van de opiniepeiling is opgenomen in bijlage 4.

5.Rekenen aan- en meten van luchtkwaliteit

5.1 Uitleg over rekenen aan luchtkwaliteit

1.Het berekenen van de luchtkwaliteit gebeurt met computermodellen. Deze bevatten een groot aantal wetenschappelijk onderbouwde formules met betrekking tot de wijze waarop luchtverontreiniging ontstaat en zich verspreidt. Daarnaast worden jaarlijks de meest recente inzichten over optredende achtergrondconcentraties, emissiefactoren van verschillende typen voertuigen en meteorologische gegevens in de modellen meegenomen. Voor het berekenen van de luchtkwaliteit langs de gemeentelijke doorgaande wegen worden aanvullende gegevens ingevoerd over:

  • ·

    de (verwachte) hoeveelheid verkeer, met onderscheid tussen lichte, middelzware en zware voertuigen.

  • ·

    de snelheid van het verkeer en de mate van filevorming

  • ·

    een aantal omgevingskenmerken met invloed op de verspreiding van luchtverontreiniging, zoals de breedte van de weg en de afstand van de weg tot de bebouwing.

5.2 Visualisatie van de luchtkwaliteit

1.Invoergegevens en rekenresultaten van de monitoringsronde 2010 tot en met 2014 zijn te bekijken op een interactieve kaart op www.nsl-monitoring.nl. U komt bij de kaart door in de bovenbalk op kaart NSL te klikken. Kaart NSL in het menu aan de linkerkant geeft enige achtergrondinformatie over deze kaart. In bijlage 3 staan de rekenresultaten voor relevante wegen.

5.3 Meten van luchtkwaliteit

1.In dit hoofdstuk staat een toelichting op de meetsystemen iSPEX en AiREAS.

5.3.1iSPEX

1.Eind 2012 is iSPEX, een nieuwe meettechniek voor fijnstof geïntroduceerd. Het is een wetenschappelijk experiment van Universiteit Leiden, SRON (het Nederlands instituut voor ruimteonderzoek), RIVM en KNMI. In 2013 zijn nationale meetdagen georganiseerd. Met behulp van een opzetstukje op je smart Phone en een app kon je zelf de luchtvervuiling meten. 10.000 iSPEX-opzetstukjes zijn gedistribueerd in Nederland (ook in Best). Met de metingen van alle deelnemers samen is een fijnstofkaart van Nederland gemaakt. De hoeveelheid, de deeltjesgrootte en het soort schadelijke fijnstof in de lucht is hiermee in kaart gebracht, zodat we beter weten wat we inademen: bijvoorbeeld vooral zeezout of ook veel dieselroet. Deze revolutionaire techniek is nog experimenteel, maar veelbelovend. (www.iSPEX.nl)

1.Met iSPEX wil men de kennis over fijnstof vergroten bij:

  • ·

    het grote publiek, door ze bij het onderzoek naar fijnstof te betrekken,

  • ·

    wetenschappers, door met deze nieuwe meetmethode fijnstof eigenschappen te verstrekken die ze in hun onderzoek kunnen gebruiken.

1.Op 8 juli 2013 is de eerste Nationale iSPEX-Meetdag georganiseerd, waarop alle iSPEX-gebruikers verzocht werden metingen uit te voeren. Deze metingen worden gecombineerd met metingen van professionele apparatuur (waaronder het SPEX-instrument dat binnen de onderzoeksgroep ontwikkeld is). De data zijn verwerkt tot een kaart van fijnstofeigenschappen boven Nederland. Een tweede nationale meetdag vond plaats op 5 september 2013.

1.Het iSPEX project gaat ook (najaar 2015) Europa in. De meetcampage wordt nu gepromoot in Athene, Barcelona, Belgrado, Berlijn, Kopenhagen, Londen, Manchester Milaan en Rome. Ook daar gaan ‘burger’wetenschappers de straat op om de lucht in hun stad te meten met iSPEX.

1.Het RIVM bekijkt of er in de toekomst een meetnetwerk voor Nederland kan worden opgezet. Het is voor het RIVM namelijk te kostbaar om zelf overal metingen te doen. Daarom kijkt ze of alle publieksmetingen samen een betrouwbaar resultaat opleveren, zodat het publiek vaker ingeschakeld kan worden om metingen te doen. Burgers kunnen een nuttige bijdrage leveren aan de wetenschap. Wetenschappers kunnen dan met al die extra meetgegevens aan de slag.

5.3.2AiREAS

1.In Eindhoven is in het najaar van 2013 het Innovatief Luchtmeetsysteem (ILM) geïnstalleerd. De 35 Airboxen die AiREAS in Eindhoven heeft geplaatst, meten fijnstof, ultrafijnstof, NO2 en ozon. Dertig van deze kastjes hebben een vaste plek aan lantaarnpalen verspreid over de stad, vijf worden mobiel ingezet. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij evenementen of calamiteiten.

1.Breda en Helmond hebben onlangs ook dergelijke kastjes geplaatst die de luchtkwaliteit gaan monitoren.

1.De provincie evalueert het project AiREAS en bekijkt of ze dit innovatieve luchtmeetsysteem ook elders kan inzetten’. Best volgt deze ontwikkelingen via de werkgroepLuchtkwaliteit en Gezondheid.

1.Het innovatief meetsysteem levert een beeld op van de luchtkwaliteit boven de stad. De resultaten zijn online te zien via de site www.aireas.com. Per wijk wordt zichtbaar hoe groot de concentraties verontreinigende deeltjes zijn. Door de fijnmazigheid van het netwerk wordt ook zichtbaar hoe bijvoorbeeld verkeersstromen in een wijk de luchtkwaliteit beïnvloeden.

1.AiREAS ontwikkelt veel meer activiteiten en draagt tevens bij aan de bewustwording over het bereiken van een betere luchtkwaliteit www.eindhoven.aireas.com/initiatieven

6.Gezondheid en luchtkwaliteit

6.1. Wettelijke norm is geen gezondheidsnorm

1.Een groot aantal studies heeft aangetoond dat verontreiniging van de buitenlucht effecten heeft op de volksgezondheid (World Health Organization 2006 en 2013 Air quality guidelines).

1.Fijnstof is niet alleen schadelijk bij blootstelling aan hoge concentraties. Ook bij lage concentraties is door het WHO aangegeven dat fijnstof gezondheidsschade kan veroorzaken. Voor fijnstof bestaat daarom geen gezondheidskundige grenswaarde waaronder geen gezondheidseffecten optreden. De WHO heeft om deze reden lange tijd geen enkele advieswaarde voor fijnstof willen noemen. In 2005 heeft de WHO wel gezondheidskundige advieswaarden opgesteld voor fijnstof. Deze liggen beduidend lager dan de huidige wettelijke grenswaarden die in hoge mate door economische en politieke drijfveren zijn bepaald. In dit hoofdstuk wordt een korte toelichting gegeven van de onderzochte gezondheidseffecten van N02 en PM10, met de nadruk op verkeersgerelateerde en landbouwgerelateerde luchtverontreiniging.

6.2. Gevolgen gezondheid fijnstof en stikstofdioxide

1.Fijnstof is een verzamelnaam voor deeltjes in de lucht met verschillende grootte en verschillende samenstelling. De grootte van de deeltjes bepaalt waar ze in de longen terecht komen. In combinatie met de samenstelling bepaalt het tot welke effecten dat kan leiden. Hierbij geldt dat hoe kleiner de stofdeeltjes, hoe dieper zij kunnen doordringen in de longen en hoe schadelijker ze zijn.

1.De mate waarin stofdeeltjes kunnen doordringen in longen en luchtwegen is afhankelijk van de grootte van de deeltjes. Grove stofdeeltjes, die groter zijn dan 10 µm, worden grotendeels afgevangen in de neus-keelholte. De neus werkt dus als een soort filter, waardoor niet al deze stofdeeltjes de longen in komen. Bij de grove fractie van PM10 (met een diameter tussen de 2,5 en 10 µm) is dat anders: deze deeltjes zijn kleiner en bereiken via de luchtpijp de bronchiën. De nog fijnere deeltjes, gekarakteriseerd als PM2,5 (diameter kleiner dan 2,5 µm) of PM1 (diameter kleiner dan 1 µm) dringen dieper in de longen door tot in de longblaasjes. Deeltjes met een diameter kleiner dan 2,5 µm bestaat vooral uit deeltjes die het gevolg zijn van verbrandingsprocessen, bijvoorbeeld roet van benzine en diesel.

1.Uit onderzoek (Laden, Neas et al. 2000; Lanki, de Hartog et al. 2006) is gebleken dat vooral deeltjes uit verbrandingsprocessen schadelijk kunnen zijn. Mede op basis van deze studies heeft de WHO vastgesteld dat deeltjes afkomstig van verbrandingsprocessen het meest schadelijk zijn (WHO 2006 en 2013).

1.Stikstofdioxide

1.De oxiderende eigenschappen van stikstofdioxide (NO2) kunnen effecten in de luchtwegen en longen veroorzaken in de vorm van vermindering van de longfunctie en afname van de weerstand tegen infecties van het longweefsel. Dit kan luchtwegklachten veroorzaken (RIVM: Belanger et al., 2006; Van Strien et al., 2004) en ziekenhuisopnames tot gevolg hebben. Ook is aangetoond dat blootstelling aan NO2 kan leiden tot versterkte reactie op allergenen (RIVM: Barck, 2005; Attenden et al., 2006; Svartengren et a., 2000).

6.3. Verkeersgerelateerde luchtverontreiniging

1.Sinds begin jaren ’90 zijn een groot aantal studies uitgevoerd naar de invloed van luchtverontreiniging uit het verkeer en gezondheid van mensen die wonen of naar school gaan nabij drukke wegen. Diverse studies hebben aangetoond dat wonen of naar school gaan nabij drukke wegen geassocieerd is met negatieve effecten op de gezondheid (WHO, 2006; HEI, 2010).

1.Emissies uit het verkeer dragen ook bij aan achtergrondconcentraties van luchtverontreinigende stoffen.

6.4. Landbouwgerelateerde luchtverontreiniging

1.Omwonenden van intensieve veehouderijen (IVH) kunnen bloot gesteld worden aan verhoogde concentraties van ammoniak, fijnstof en grof stof, en micro-organismen. Ook kan geuroverlast optreden.

1.Van 2009 tot 2011 heeft het RIVM samen met Institute for Risk Assessment Sciences (IRAS) en het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (NIVEL) voor het eerst een oriënterend onderzoek gedaan naar de relatie tussen intensieve veehouderij en gezondheid van omwonenden. De resultaten van dit onderzoek lieten zien dat omwonenden van veehouderijbedrijven potentieel zijn blootgesteld aan fijnstof en aan bepaalde micro-organismen en endotoxinen (celwandbestanddelen van bepaalde bacteriën). Deze stoffen kunnen op kortere afstand van veehouderijbedrijven mogelijk effecten op de gezondheid, voornamelijk de luchtwegen, hebben. Het RIVM geeft sinds 2014 vervolg aan het onderzoek naar de gezondheidseffecten van de intensieve veehouderij (IVG). Binnen dit onderzoek werkt het RIVM nauw samen met het IRAS van de Universiteit Utrecht, het NIVEL en Wageningen UR, waaronder Central Veterinary Institute (CVI) en Livestock Research. De ministeries van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) en Economische Zaken (EZ) financieren het onderzoek.

1.Op 1 augustus 2015 is de regelgeving voor veehouderijen gewijzigd. Op die datum is het Besluit emissiearme huisvesting in werking getreden. De maximale emissiewaarden voor veehouderijen zijn hiermee aangescherpt. Het Besluit vervangt het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij, waarin ook maximale emissiewaarden voor veehouderijen waren gesteld. Waar het oude Besluit slechts zag op de emissie van ammoniak (zoals de naam al doet vermoeden), regelt het nieuwe Besluit ook de emissie van zwevende deeltjes (fijnstof) in bepaalde gevallen. Deze gelden alleen voor de diercategorieën kippen, kalkoenen en eenden. De aanleiding voor het opnemen van deze maximale emissiewaarden is dat de pluimveehouderij de meeste fijnstof uitstoot in gebieden met veel intensieve veehouderijen. Echter, de maximale emissiewaarden voor fijnstof gelden niet alleen voor gebieden met veel intensieve veehouderijen, maar ook daarbuiten. Dit houdt verband met de positieve gezondheidseffecten die uitgaan van het reduceren van fijnstof in de lucht.

6.5. Roetmaat aanvullend op PM10 en PM2,5

1.In 2007 stelde de WHO dat het niet eenvoudig is om gezondheidseffecten van specifieke componenten van fijnstof dan wel verschillende bronnen van fijnstof te kwantificeren (WHO 2007). Inschatting van de risico’s van fijnstof gebeurt daarom nog vaak met behulp van de concentraties PM10 of PM2,5. Dit is een redelijke benadering als een gemiddelde situatie wordt beoordeeld.

1.In een recentere internationale publicatie (2011) van het RIVM, IRAS en TNO wordt voorgesteld om naast de indicatoren PM10 of PM2,5 ook een roetmaat (elementair koolstof (EC)) te hanteren voor situaties die gedomineerd worden door verbrandingsemissies zoals bijvoorbeeld nabij drukke wegen (Janssen e.a. 2011). Wettelijk wordt op dit moment de stoffen PM10 en PM2,5 als toetsingskader genomen.

6.6. Luchtkwaliteit in scholen

1.Verschillende onderzoeken wijzen uit dat onvoldoende kwaliteit van het binnenmilieu op scholen kan leiden tot hoofdpijn, verkoudheid, verergering van astmaklachten, concentratieproblemen, vermoeidheid en allergieën. Deze klachten kunnen tot verminderde leerprestaties leiden. De scholen in Best m.u.v. De Schakel, zijn (na het project ‘frisse scholen’ in 2011) inmiddels voorzien van een goed functionerend, meer comfortabel, gebruikersvriendelijk ventilatiesysteem waarbij de grenswaarde niet meer wordt overschreden en welk in de zomerperiode door het toepassen van nachtventilatie c.q. vrije koeling de binnentemperatuur aangenaam weet te houden.

7.Relatie met andere beleidsvelden

7.1 Inleiding

1.Binnen meerdere beleidsvelden vinden acties plaats waar luchtkwaliteit een rol speelt en/of die ten gunste komen van de luchtkwaliteit.

7.2 Ruimtelijke- en infrastructurele plannen

7.2.1 Plan als bron

1.Iedere ruimtelijke en infrastructurele ontwikkeling wordt getoetst aan de wet- en regelgeving met behulp van de Handreiking NIBM (zie paragraaf 2.4). Bij het bepalen van wat ‘niet in betekenende mate’ (NIBM)” is, gaat het uitsluitend om een toename van de concentraties als gevolg van het plan en niet om de blootstelling aan luchtverontreinigende stoffen. Mogelijke blootstelling aan luchtverontreiniging wordt betrokken bij de ruimtelijke afweging.

7.2.2 Blootstelling

1.Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, zoals bedoeld in de Wet ruimtelijk ordening, moet worden afgewogen of het wenselijk is om een project op een bepaalde locatie te realiseren. Daarbij spelen zowel de mate van blootstelling aan luchtverontreiniging als de gevoeligheid van bepaalde groepen mensen een rol. Omdat wij veel waarde hechten aan de gezondheid van onze burgers, worden ruimtelijke plannen uitdrukkelijk getoetst aan het begrip ‘goede ruimtelijke ordening’. Hiervoor volgen we het stappenplan uit bijlage 3 van de Handreiking luchtkwaliteit gevoelige objecten Noord-Brabant (zie bijlage 1).

7.3 Vergunningverlening en toezicht

1.Van iedere aanvraag om omgevingsvergunning voor industriële en agrarische bedrijven wordt getoetst of de aanvraag voldoet aan de luchtkwaliteitsnormen zoals is voorgeschreven in de Wet milieubeheer, het Besluit emissiearme huisvesting en de Verordening Ruimte. Bij bedrijfsbezoeken wordt gecontroleerd of de maatregelen uit de omgevingsvergunning zijn uitgevoerd. Bij veehouderijen valt hierbij te denken aan intern gerichte maatregelen die zijn gericht op het voorkomen van het ontstaan van fijnstof en endotoxines (bv. hygiënemaatregelen, stalsystemen, filtersystemen en dergelijke).

7.4 Beleidsplan energie- en materiaaltransitie

1.De gemeente wil naar een energieneutrale en afvalloze samenleving in 2030. Voor het bereiken van deze doelstelling worden gefaseerd concrete projecten uitgevoerd door de gemeente én de samenleving. Een aantal projecten hebben tot doel het verminderen van het verbruik van fossiele brandstoffen. De uitvoering van deze projecten zorgt daardoor automatisch voor een bijdrage aan een betere luchtkwaliteit. Het beleidsplan energie- en materiaaltransitie staat op www.gemeentebest.nl

7.5 Gemeentelijk Verkeers- en VervoersPlan

1.Beleidsdoelen van het Gemeentelijk Verkeers- en VervoersPlan (GVVP) dragen deels bij aan de verbetering van de luchtkwaliteit:

1.• Onnodige mobiliteit moet voorkomen worden. Ingezet wordt op het stimuleren van het fietsverkeer en in beperktere mate het openbaar vervoer. Ook bedrijven die hiermee aan de slag gaan, worden gestimuleerd. Daarnaast is thuis werken en flexibel werken mogelijk gemaakt door een open glasvezelnetwerk op de Bestse bedrijventerreinen.

1.• Gezonde en goedkope vervoerswijzen, zoals fietsen en lopen, worden gestimuleerd door goede en veilige voorzieningen voor deze weggebruikers aan te bieden: fietsroutenetwerk, fietsparkeervoorzieningen en fietsbewegwijzering.

·Autoverkeer gebruikt de daarvoor bedoelde wegen. Dit kan lokale knelpunten oplossen.

1.In de uitvoeringsnota van het verkeer- en vervoerplan, te vinden op www.gemeentebest.nl, staan concrete maatregelen.

1.De coalitie heeft in haar beleidsakkoord 2014-2018 het volgende opgenomen:

1.“Fietsen willen we aantrekkelijker maken. Het Aktieplan Veilig Fietsen kan hier een belangrijke rol bij

1.spelen. We zetten in op het verbeteren van fietsroutes en fietsvoorzieningen, zoals extra stallingsmogelijkheden. Er komt meer aandacht voor recreatief fietsen (bv. laadpunten e-bike, fietspaden door bos).”

7.6 Groenbeleidsplan

1.In 2012 is het groenbeleidsplan van de gemeente Best geactualiseerd en staat op www.gemeentebest.nl. Uit diverse onderzoeken blijkt dat het effect van ‘groen’ op de concentratie van verontreinigende stoffen niet bewezen of vrij laag is. (Bron: “Effecten van groen op de luchtkwaliteit, status 2008 en update 2011” van de RIVM). Het aanplanten van groen kan wel een positief effect hebben op de leefbaarheid.

1.In het Groenbeleidsplan is, aansluitend op het inkoop- en energiebeleid, het reduceren van emissies opgenomen bij het gebruik van vervoermiddelen en machines in het beheer van het openbaar groen.

7.7 Gezondheidsbeleid

1.In 2016 wordt in samenwerking met inwoners en andere partijen beleid opgesteld met betrekking tot 'Maatschappelijke Ondersteuning en Zorg'. Gezondheid maakt hier onderdeel vanuit. Het gaat hierbij vooral om gezondheidsbevordering (leefstijl en gedrag). De nota richt zich dus niet zozeer op gezondheid in relatie tot luchtkwaliteit. Dit gezondheidsaspect wordt voldoende geborgd door uitvoering te geven aan wet- en regelgeving en luchtbeleid en de overige beleidsvelden genoemd in dit hoofdstuk.

7.8 Gebiedsvisie BrainportCity

1.In het kader van de gebiedsvisie BrainportCity zijn de ambities voor een tweede intercitystation aan de noordwestzijde van de regio Eindhoven beschouwd. Op korte termijn wordt een tweede intercitystation niet realistisch geacht. Er wordt ingezet op een multimodaal (= verschillende vervoerswijzen) transferpunt. Dit transferpunt heeft de potentie alle modaliteiten te verknopen met economische toplocaties en stedelijke locaties. Vanuit de regio wordt de komende jaren nader onderzoek naar dit transferpunt gedaan.

7.9 Inkoopbeleid

1.In het klimaatakkoord 2007-2011 tussen het rijk en de gemeenten (VNG) staat vermeld dat gemeenten er naar streven te komen tot 100% duurzaam inkopen vanaf 2015. Het college heeft deze ambitie eind 2010 bekrachtigd door het ondertekenen van de ‘deelnameverklaring duurzaam inkopen’. Bij inkoop gebruikt de gemeente criteriadocumenten per productgroep waarin het overgrote deel van de in te kopen werken, leveringen en diensten zijn opgenomen. In de criteriadocumenten zijn per product milieucriteria opgenomen. Dit betreffen zowel minimumeisen als gunningscriteria. Er zijn zowel criteria opgenomen die betrekking hebben op het leveren van een bijdrage aan een betere luchtkwaliteit als op het gebied van bijvoorbeeld energiebesparing, geluidsreductie, etc.

7.10 Vliegverkeer

1.Bij het tot stand komen van het nieuwe luchthavenbesluit voor Eindhoven Airport is een Milieu effectrapportage (MER) opgesteld. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit zijn hierin de immissies (concentraties op leefmilieu) berekend van verschillende luchtverontreinigende stoffen. De immissies zijn berekend op basis van de achtergrondconcentraties en de bijdragen aan de immissies van de emissies (uitstoot van stoffen en deeltjes) van het luchtverkeer, de belangrijkste grondgebonden bronnen en wegverkeer op de luchthaven en het wegverkeer op de toegangswegen naar de luchthaven. Uit de berekeningen blijkt dat de emissies van NO2, PM10 en PM2,5 onder de normwaarden liggen.

1.Vorig jaar constateerde TNO in een meetonderzoek dat het vliegverkeer op Schiphol een aanzienlijke bron van ultrafijn stof is dat na langjarige blootstelling nadelige effecten heeft op gezondheid van omwonenden. Betrokken gemeenten rondom Eindhoven Airport vragen via de Alderstafel bij het Rijk ook om een nader onderzoek dat een gebiedsdekkend beeld geeft van de luchtkwaliteit rondom de luchthaven in Eindhoven.

1.In het beleidsakkoord 2014-2018 staat hierover het volgende:

1.“Best maakt deel uit van een economisch sterke regio. Een goede bereikbaarheid en toegankelijkheid

1.met passende mobiliteitsvoorzieningen is essentieel. Wel blijven we een goede balans met milieu en

1.leefbaarheid bewaken. De overlast door Eindhoven Airport mag niet toenemen, dus zetten we in op

1.geen reguliere vluchten na 23.00 uur.”

1.7.11 Regionale samenwerking

1.Het voormalige SRE programma ‘Gezonde Leefomgeving’ is voortgezet. Taken op dit vlak, ook op gebied van luchtgerelateerde onderwerpen die elders in dit Uitvoeringsprogramma zijn beschreven, worden voortgezet door alle 21 regionale gemeenten. Dit zijn taken zoals het verstrekken van gegevens en het maken van berekeningen voor de NSL monitoringstool, informatievoorziening aan burgers en overheden inzake Eindhoven Airport, en het opvolgen van- en anticiperen op agrarische ontwikkelingen.

8.Vervolgaanpak luchtkwaliteit

8.1 Maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit

1.In 2009 was het luchtkwaliteitsplan grotendeels een nog op zichzelf staand stuk. Aandacht voor het verbeteren van de luchtkwaliteit is inmiddels verankerd in diverse beleidsvelden.

1.Onderstaande tabel laat het overzicht van de maatregelen zien uit diverse beleidsplannen of overlegorganen die ten gunste komen van de luchtkwaliteit. Ook zijn de voorstellen van inwoners, genoemd op pagina 72 in bijlage 4 ‘de opiniepeiling’, in deze tabel specifiek vermeld. Ook bij die onderwerpen is vermeld bij welk beleidsplan of overlegorgaan deze aanhaken.

Maatregel

Wat doen we/gaan we doen?

Regel/beleidsplan/overleg

Ruimtelijk beleid en wetgeving

1

Toetsing ruimtelijke- en infrastructurele plannen

Toetsen aan wettelijke regels en afweging maken over ‘goede ruimtelijke ordening’ volgens de Wet Ruimtelijke ordening met behulp van het stappenplan in de Handreiking

Besluit en regeling NIBM

Handreiking luchtkwaliteit gevoelige bestemmingen Noord-Brabant (met stappenplan RO procedure)

2

Toetsing van industriële en agrarische bedrijven

Toetsen van de aanvragen om omgevingsvergunning aan wettelijke regels, toezicht op de regels

Wet milieubeheer

Besluit emissiearme huisvesting

Verordening ruimte Bestemmingsplan buitengebied

Mobiliteit

3

Verder verschonen gemeentelijk wagenpark

Aanschaf elektrische auto’s, deelauto en schone vrachtwagens

Beleidsplan energie- en materiaaltransitie

4

Uitbreiding aantal elektrische laadpalen

Aantal elektrische laadpalen uitbreiden van 4 naar 8

Beleidsplan energie- en materiaaltransitie

5

Bevorderen (elektrische)fietsgebruik

Optimaliseren fietsroute netwerk (zoals de slowlane), fietsparkeer-voorzieningen en fietsbeweg-wijzering, een dialoog aangaan over oplaadpunten voor e-bikes

Beleidsplan energie- en materiaaltransitie Gemeentelijk Verkeers- en VervoerPlan

Beleidsakkoord

6

Bevorderen van gebruik Openbaar vervoer

HOV-ontsluiting van Best op regionale agenda, schonere bussen, bushalten toegankelijk maken

Gemeentelijk Verkeers- en VervoerPlan

Beleidsakkoord

7

Doorstroming autoverkeer verbeteren/optimaliseren

Monitoring intensiteits-ontwikkeling Ringweg, capaciteitsuitbreidingen van div. kruispunten, onderhoud (VRI’s)

Gemeentelijk Verkeers- en VervoerPlan

8

Auto- en vrachtverkeer in- en naar het centrum ontmoedigen

Meer straten afwaarderen voor verkeer, een voorbeeld is de Hoofdstraat

Gemeentelijk Verkeers- en VervoerPlan

9

Sluipverkeer tegengaan en omrijden in wijken terugdringen

Maatregelen zodat het autoverkeer de daarvoor bedoelde (snel)wegen gebuikt

Gemeentelijk Verkeers- en VervoerPlan

10

Vliegverkeer monitoren

Regiogemeenten trekken samen op aangaande de ontwikkelingen op Eindhoven Airport en de effecten daarvan.

Luchthavenbesluit

Bestuurlijk overleg 1e en 2e ring Eindhoven Airport, Beleidsakkoord

11

Overlast van zwaar militair lesverkeer tegengaan op bepaalde wegen

Opvolgen afspraken dat militair verkeer niet is toegestaan in 30 km zones

Convenant zwaar militair lesverkeer

12

Vervoersmanagement bij bedrijven incl. thuiswerken

Stimuleren, ideeën aanreiken

Landelijk beleid ‘tegengaan filevorming’

Communicatie

13

Diverse acties om schoner vervoer te promoten

Carpoolen, autodelen, Schone (vracht) auto’s Zuiniger rijden

Beleidsplan energie- en materiaaltransitie

14

Communicatiecampagnes voor stimuleren fietsgebruik

Groene voetstappen: een actie van 1 week, waarbij kinderen stickertjes verdienen als ze te voet, steppend of fietsend naar school gaan.

Winkel op de fiets: een actie van enkele weken, als stimulans om de dagelijkse boodschappen met de fiets te doen.

Beleidsplan energie- en materiaaltransitie

Gemeentelijk Verkeers- en VervoerPlan

Overige suggesties

15

Investeren in schonere energie en LED verlichting

Uitbreiding van LED-verlichting bv. toepassen bij sportvelden

Beleidsplan energie- en materiaaltransitie

16

Duurzaam inkopen

Opvolgen dat gewerkt wordt volgens milieucriteria in inkoopbeleid (duurzaam inkopen)

Inkoopbeleid

17

Zorgen voor meer groen langs wegen en scholen

Uitvoering geven aan groenbeleidsplan

Groenbeleidsplan

18

Samenwerken met duurzaamheidsinitiatieven, regio gemeenten en andere overheden

Uitwisseling van kennis, kunde en ervaring, acties gezamenlijk oppakken

Samenwerking met Coöperatie Best Duurzaam

Deelname Werkgroep Gezonde Luchtkwaliteit (provincie)

19

Voetpaden verbeteren

Dialoog over mogelijke knelpunten

Projectgroep Verkeer en Vervoer

20

Vervoer per schip promoten

Samen met de regiogemeenten onderzoekt de gemeente de mogelijkheid om voor transport van brandbaar afval naar de eindverwerker gebruik te maken van transport per schip.

Ambtelijk werkoverleg materiaaltransitie

21

Inzetten van elektrische bladblazers

Het apparaat heeft in het centrum gebied een toegevoegde waarde. Het betreffen echter wel additionele inspanningen en niet volledig ter vervanging van de (diesel/benzine) bladblazers.

Kwaliteitsplan openbare ruimte

Groenbeleidsplan

22

Rommel stoken verbieden

Toezicht op art 5.33 van de APV: ‘verbod afvalstoffen te verbranden of anderszins vuur te stoken (m.u.v. huiselijke kring)’

APV

8.2Aanvullende suggesties uit de opiniepeiling ter verbetering van de luchtkwaliteit

1.Er is het idee ingebracht om een autovrije zondag in te voeren. De Europese editie is jaarlijks meestal in de 3e week van september in de ‘week van de mobiliteit’. Een aantal Europese steden doen hieraan mee. Zodra hiervoor buurtinitiatieven worden ingediend, waaruit blijkt dat dit initiatief breder wordt gedragen, kan het initiatief samen met de gemeente worden opgepakt.

1.Voor wat betreft de vraag voor subsidies voor aanschaf van schoon vervoer (zoals fiets, elektrische auto of carpoolen), komt naar verwachting een landelijke subsidiepot. Zodra hierover meer bekend is, brengt de gemeente dit onder de aandacht via de gemeentelijke website en Groeiend Best.

1.Enkele suggesties die zijn geopperd in de opiniepeiling liggen niet in de lijn van het gemeentelijk beleid, zoals het ontmoedigen van gemotoriseerd verkeer in het buitengebied, brommers en scheepvaart controleren op uitstoot. In andere gevallen ligt de beslissingsbevoegdheid niet op gemeentelijk niveau, zoals bij het invoeren van lagere snelheid op de snelwegen. Dit geldt momenteel ook voor de suggestie om het afsteken van vuurwerk verbieden. Het afsteken van vuurwerk is gereguleerd. Bij evenementen gebeurt dit middels voorschriften in een vergunning en voor particulieren tijdens de jaarwisseling middels het vuurwerkbesluit (landelijke regelgeving). Wel bekijkt de gemeente of er draagvlak is om het afsteken van vuurwerk nog nader te reguleren in tijd en/of locatie.

8.3Meten

1.De coalitie heeft in haar beleidsakkoord het volgende opgenomen:

1.“De gemeente Best wil haar inwoners beschermen tegen o.a. luchtvervuiling, maar we realiseren ons dat onze mogelijkheden als individuele gemeente beperkt zijn. Daarom willen we meer optrekken met regiogemeenten. We communiceren actiever met inwoners en belangengroepen over milieuknelpunten. We willen ze ook meer actief betrekken. Daarom willen we, eventueel in regionaal verband, bekijken of de mogelijkheid dat inwoners via de smartPhone zelf fijnstof meten, voor Best haalbaar en bruikbaar is.”

1.In de opiniepeiling (zie hoofdstuk 4) is de vraag gesteld of de gemeente geld moet besteden aan het meten van luchtkwaliteit. Aanhaken op het project AiREAS (zie paragraaf 5.3.2), door bijvoorbeeld op 2 plaatsen in Best een meetkastje te hangen, kost ca. € 20.000,-. De meningen van de respondenten zijn hierover verdeeld. Er zijn evenveel voor- als tegenstanders en een kwart geeft aan hierover geen mening te hebben.

1.Voortbordurend op deze uitkomst kan de gemeente als compromis in ieder geval de wetenschappelijke initiatieven zoals iSPEX (zie paragraaf 5.3.1) volgen. Zodra een landelijke meetdag plaatsvindt kan de gemeente, net zoals in 2013, hierover publiceren.

1.Daarnaast heeft de provincie in haar beleid staan dat ze het project AiREAS evalueert en bekijkt of ze dit innovatieve luchtmeetsysteem ook elders kan inzetten (zie paragraaf 2.6).

1.AiREAS ontwikkelt, naast meten, meer initiatieven onder de naam ‘samen voor schone lucht en gezondheid’, waarbij deelnemers actief zijn in hun eigen leefomgeving. Voorbeelden hiervan staan op www.eindhoven.aireas.com

8.4 Communicatie

1.Communicatie op zich leidt niet tot schonere lucht. Wel ondersteunt communicatie veel van de maatregelen die staan vermeld in dit Uitvoeringsprogramma Lucht en draagt zo indirect bij aan een schonere lucht.

1.De gemeente zet dan ook haar communicatiecampagnes voort en steunt initiatieven van burgers en bedrijven op dit punt. Inwoners en bedrijven spelen namelijk een belangrijke rol in het verbeteren van de luchtkwaliteit, vooral als het gaat om het kiezen van een schonere vorm van vervoer. Uit oogpunt van gezondheid is het ook van belang om kennis te vergroten met betrekking tot het binnenmilieu.

8.5 Financiële consequenties

1.Er is vooralsnog geen extra budget nodig. De communicatie over luchtkwaliteit en het uitvoeren van het beleid in hoofdstuk 7 en de genoemde projecten in hoofdstuk 8 worden uitgevoerd binnen de begroting, programma 9.1 Milieu, of worden gedekt door de bijbehorende beleidsplannen uit andere programma’s, met uitzondering van het inzetten van toezichthouders om vervoersmanagement bij bedrijven te stimuleren.

bijlage